De aankoop van twee mij onbekende negentiende-eeuwse litho’s van het interieur van de Goudse Sint-Janskerk, was voor mij aanleiding een kort onderzoekje te starten naar de prenten, de maker en de herkomst. Beide identiek ingelijste prenten werden op Marktplaats te koop aangeboden, tezamen met een veel grotere litho van de binnenzijde van dezelfde kerk. Deze grote prent was mij al langer bekend en is van de hand van de Goudse kunstenaar Dirk Johannes van Vreumingen (1818-1897). Bij aanblik van de drie prenten werd meteen duidelijk dat ze alle van dezelfde maker zijn. De verkopers, een moeder en dochter uit Den Haag, vertelden dat de werkjes afkomstig waren uit de nalatenschap van hun overleden vader en grootvader van moeders zijde. Zij hadden geen idee wat de goede man met Gouda van doen had, omdat ze niet anders wisten dan dat hij en zijn ouders Hagenezen waren. Bij het afhalen van de aankoop vertelden ze mij dat ze onderin de lade een stapel papieren hadden gevonden die ook een link met Gouda hadden. Dat betrof een aantal voorgedrukte en met de namen en handtekening van de koper voorziene betalingsbewijzen van graven in de Goudse Sint-Janskerk, daterend uit 1816, en toebehorend aan de Goudse notaris Jeremias van der Grijp, een voorvader van beide Haagse dames.
Familie Van der Grijp
Naslag leert dat het geslacht Van der Grijp afkomstig was Zierikzee en elders in Zeeland, waar ze onder meer apotheker en dominee waren. Jeremias is in de loop van de achttiende eeuw naar Gouda getrokken en vestigde zich daar als notaris en procureur. Hij werkte hier zeker van 1782 tot zijn overlijden in 1819, de roerige tijd van de patriotten, de komst van de Pruisische legers, de Franse bezetting en Bataafse Republiek en tot slot het Koninkrijk Nederland onder Koning Willem I. Jeremias was gehuwd met Johanna Loos en na haar overlijden trouwt hij in 1798 de veel jongere Cornelia de Hor. Hij liet bij zijn overlijden zes kinderen achter. De gereserveerde graven in de Sint-Jan waren voor hen bestemd. Jeremias zelf is nog wel in de kerk begraven, maar kort daarop werd een verbod op begraven in de kerk ingesteld, dus moesten zijn nazaten uiteindelijk kiezen voor begraven op een begraafplaats.
Omdat Jeremias van der Grijp notaris was, worden er in het Goudse archief tientallen akten bewaard met zijn naam en handtekening eronder. Maar er zijn ook tal van andere documenten van en over hem terug te vinden, zoals belastingen die hij moest betalen, bepalingen over zijn nalatenschap en stukken over zijn activiteiten in het Goudse vrijkorps en als regent van het Weeshuis.
Jeremias van der Grijp was een overtuigd patriot en dus fel gekant tegen de Oranjes. Dat bracht hem en zijn familie in de problemen toen de Pruisische troepen hier de Oranjes kwamen helpen. Huizen van patriotten werden toen geplunderd door Orangisten. Ook het huis van een zus van Jeremias, die woonde aan de Zeugstraat, is toen geplunderd.
Uit het contact met de Haagse familie bleek verder dat zij naast de litho’s van de Sint-
Janskerk ook een drietal achttiende-eeuwse miniportretjes op Marktplaats hadden aangeboden, die inmiddels al gekocht waren door een verzamelaar. Die had een van de geportretteerden al geïdentificeerd als de apotheker Cornelis van der Grijp, geboren in het Zeeuwse Noordgouwe en overleden in Zierikzee en oom van Jeremias. De identificatie was mogelijk door een ander portretje van hem, dat bewaard wordt in het Kunsthistorisch Documentatie Centrum in Den Haag (voorheen Iconografisch Bureau). De twee andere miniatuurportretjes zijn qua kledingstijl volgens hem te dateren ca 1795-1800. Gezien de leeftijd van de geportretteerden stellen zij Jeremias en zijn tweede vrouw Cornelia de Hor voor.
Nu er plots toch een verklaring gevonden was voor de aanwezigheid van Goudana in de nalatenschap van hun vader en grootvader, wilden beide Haagse dames bij nader inzien toch graag de grote prent van de Sint-Jan in bezit houden. Aan de afspraak om de twee kleine litho’s aan mij te verkopen wilden ze echter niet meer tornen, dus die keerden terug naar Gouda. Noch in boeken, noch op internet waren beide afbeeldingen te vinden, dus daarmee begon voor mij een zoektocht naar de achtergrond van beide prenten.
Dirk Johannes van Vreumingen
Midden negentiende eeuw, kort voor de uitvinding van de fotografie en voordat het beeld van de stad Gouda ingrijpend veranderde door nieuwe technologische ontwikkelingen, waren schilders, tekenaars en graveurs de enigen die het beeld van de stad voor het
nageslacht vastlegden. Veel van wat we weten over het aangezicht van de stad en haar gebouwen weten we dankzij hen. Daarbij moeten we natuurlijk altijd een slag om de arm houden, want het stond deze kunstenaars natuurlijk vrij af en toe de fantasie te hulp te roepen om minder fraaie details ‘weg te poetsen’ of de werkelijkheid net iets aantrekkelijker te maken dan ze was. Iemand die belangrijk beeldmateriaal van heeft nagelaten is dus Dirk Johannes van Vreumingen, die als jongeman een bijzonder talent voor tekenen en schilderen aan de dag legde en ontdekt werd door A.J. van Wijngaerdt, die hem les gaf in de stadstekenschool Arti Legi aan de Markt.
Dirk van Vreumingen was het derde kind van de gelijknamige koekenbakker en van Alida van der Pompen. Zij hadden hun zaak aan de Kleiweg 9. Zijn oudere broer Teunis zou de oprichter worden van de winkel en sigaren- en tabaksfabriek Van Vreumingen aan de Wijdstraat, inmiddels de oudste tabakswinkel van Nederland, die overigens bijna ophoudt te bestaan omdat de huidige nazaat van Teun, Loet van Vreumingen op het punt staat er tabak aan te geven wegens zijn leeftijd en gebrek aan een opvolger.
.
.
.
.
.
.
.
.
Loets kunstzinnige voorzaat verdiende overigens zijn geld niet met tekenen en schilderen, maar als verzekeringsagent voor de Maagdenburger Brandwaarborg Maatschappij. Kunst bleef voor hem bijzaak.
Toch heeft Dirk van Vreumingen de stad een schat aan aquarellen nagelaten van levensechte scenes uit de stad. Hij tekende diverse historische panden Gouda, zoals de achterzijde van het stadhuis, de situatie Achter de Sint-Janskerk, de Spieringstraat, de Haven en de Tiendewegspoort. Bijzondere aandacht schonk hij aan de kerkgebouwen in de stad en dan niet de uitwendige aanblik, maar het interieur. Anders dan illustere 17de-eeuwse voorgangers als Saenredam en Hendrik van Vliet zijn de meeste van zijn kerkschilderingen geen perfect-wiskundige weergave van de architectonische schoonheid van het Godshuis, meer schetst hij een levendig beeld van een geloofs- of kerkgemeenschap ‘in actie’.
Kerkinterieurs
Die levendigheid komt bijvoorbeeld naar voren in het schilderij dat hij vervaardigde van het interieur van de Gasthuiskapel, waarin hij laat zien hoe daar de Heilige Mis werd opgedragen. De kapel was na een felle campagne van pastoor Sem na lang tegenstribbelen van de stedelijke overheid en ingrijpen van Koning Willem I ontnomen aan de Waals-gereformeerden, die er sinds de zeventiende eeuw kerkdiensten in het Frans hielden, maar verschrompeld waren tot een minuscuul groepje van enkele gelovigen. Het gebouw werd ontdaan van alle aankleding en in 1818 ‘kaal’ overgegeven aan de rooms-katholieken. Katholieken hadden zich sinds twee eeuwen moeten behelpen met kleine schuil- en huiskerken en mochten na de Franse tijd eindelijk weer in vrijheid hun geloof belijden. Van Vreumingen laat beeldend zien hoe overvol de Gasthuiskapel in twintig jaar later alweer was.
Katholieke kerkelijke nieuwbouw kon dan ook niet lang uitblijven, maar tot die tijd moesten de rooms-katholieken zich dus behelpen met de Gasthuiskapel en enkele oude voormalige schuilkerken. Ook van het interieur van zo’n schuilkerk heeft Van Vreumingen een schilderij gemaakt, namelijk van de Sint-Jozefkerk aan de Hoge Gouwe, op de plek waar later (1902) de Gouwekerk met zijn hoge spitse toren gebouwd zou worden. Anders dan bij al zijn andere kerkinterieurs toont Van Vreumingen van deze schuilkerk louter de architectuur en geen gelovigen. Te zien is dat het om een kleine eenbeukige kerk ging met tongewelf, een orgel, een gaanderij en een preekstoel. Als schilder staat hij met de rug naar het altaar, dat in de katholieke geloofsbeleving natuurlijk het belangrijkste deel van de kerk is en dat zal zijn versierd met tabernakel, altaarstukken, communiebanken en kandelaars. Van Vreumingen maakt het gebouw met deze aquarel min of meer tot een ‘protestantse’ kerk.
Een klein protestants kerkgenootschap dat zich ook lange tijd had moeten bedienen van een ver achter de rooilijn gelegen kerkgebouwtje, was de Remonstrantse Broederschap. Het kerkje was gelegen tussen de Raam en de Keizerstraat. Van dit kerkje schilderde Van Vreumingen uitzonderingsgewijs geen interieur, maar een aanblik op het poortgebouwtje (waarvan een gedeelte tot op de dag van vandaag behouden is gebleven). Hier toont hij ook hoe vaardig hij is om menselijke figuren af te beelden, in dit geval een man met hoed en wandelstok, die met een vrouw in de richting van de kerk loopt en een vrouw in een zwierige rok, die voorbij het buitenhek loop.
Zelf was Dirk van Vreumingen lid van de evangelisch-lutherse kerk aan de Lage Gouwe. Natuurlijk legde hij ook het interieur van zijn ‘eigen’ kerkgebouw met de penseel op doek vast. Ook legde hij de afbeeldingen in de gebrandschilderde glazen van deze kerk, vervaardigd door Daniel Thombergius, op het doek vast. Deze kleine Goudse Glazen zijn later verkocht en uit het zicht verdwenen. Alleen dankzij zijn aquarellen weten we hoe deze glazen eruit hebben gezien.
In de lutherse gemeenschap trad hij ook op als organist en was hij – ongetwijfeld wegens zijn financiële inzichten – jarenlang kerkrentmeester. Naast het bespelen van het orgel ontpopte hij zich ook als een kundig orgelontwerper en -restaurateur,. Zo ontwierp hij in 1842 het orgel voor de kerk van Alphen a/d Rijn en hij werd zelfs als adviseur werd ingeschakeld bij de restauratie van het beroemde Moreau-orgel in de Goudse Sint-Janskerk. Van die restauratie maakte hij ook een uitvoerig verslag. Als blijk van waardering voor dit werk kreeg hij van het kerkbestuur een zilveren tabaksdoos en confoort, gekocht bij de goud- en zilverwinkelier De Vooijs, met een waarde van 133 gulden.
Lithograferen
Zijn werk op het vlak van orgelrestauratie laat zien dat Van Vreumingen niet alleen over creatieve, maar ook over technische vaardigheden beschikte. Dat bracht hem er wellicht toe zich naast zijn schilderen ook toe te gaan leggen op lithograferen. Beide vaardigheden wist hij rond 1845 volop uit te buiten in een serie van maar liefst tien scenes uit de grote gereformeerde Sint-Janskerk, die hij eerst in aquarel vervaardigde en daarna op steen bracht. Vervolgens werden ze als litho door C.W. Mieling in Den Haag in steendruk vervaardigd. De reeks werd uitgegeven door de bekende Goudse boekdrukkersfirma B.J. van Goor. Het was een serie van twee grote litho’s (30×40 cm) – één met zicht op het orgel en één met zicht op het koor – en acht kleine litho’s vanuit diverse hoeken van het gebouw.
Van Vreumingen schilderde de diverse hoeken van de kerk, waarbij hij steeds ook diverse personen in beeld bracht. In 1845 schonk hij de kerkvoogden een van de grote litho’s en stelde hij ook enige exemplaren beschikbaar voor de verkoop ten bate van de kerk. De originele aquarellen, die de voorbeelden waren voor de litho’s, zijn nu nog in het bezit van de St. Janskerk en ondergebracht in Museum Gouda. De kleine litho’s (13,5×19 cm) werden door hem verkocht in twee setjes van vier stuks op bladen van 30×40 cm. Voor de verkoop werd zelfs speciaal een poster vervaardigd, waarmee de prenten werden aangeprezen.
De koper kon dus kiezen voor de volgende vier platen (bladen):
1e plaat: met vier onderscheidene gezigten
- Gezigt ter linkerzijde aan den ingang der Noordzijde
- Gezigt langs het Choor aan de Oostzijde
- Gezigt op het Choorhek
- Gezigt aan de ingang der Noordzijde, op het eerste glas naast den toren
2e plaat: Met één hoofdgezigt: gezigt voor het Orgel naar het Choor
3e plaat: met vier onderscheidene gezigten
- Gezigt op den hoofdingang onder het orgel
- Gezigt langs het orgel op den kleinere zijuitgang
- Gezigt aan den kleinere zij-uitgang langs het orgel
- Gezigt aan den kleineren zij-uitgang op den predikstoel
4e plaat: Met één hoofdgezigt: gezigt voor het Choor naar het Orgel
Vier ervan (het volledige derde blad) zijn afgebeeld in het boek van Hennie van Dolder over tekeningen van de Sint-Janskerk, de andere vier zijn bij mijn weten nooit in enig boek gebruikt. De twee door mij aangeschafte litho’s horen tot die ongebruikte prenten van het eerste blad, maar helemaal onbekend zijn ze niet. Navraag bij Ingmar Reesing, conservator van Museum Gouda, leert dat ze wel voorkomen in de museumcollectie.
De eerste prent: rond het koorhek
Wat is er op de twee door mij aangeschafte litho’s te zien? De eerste prent geeft ons een blik op het koorhek uit 1782, met links het Latijnse woord Perfectu[m], wat ‘Voltooid’ betekent, en rechts het jaartal in Latijnse cijfers. In het midden de twee leeuwen met het stadswapen. Wat verder opvalt is dat de zuilen naast het koorhek blanco zijn; de tekst van de Tien Geboden zat toen nog onder een dikke kalklaag en is pas in 1902 weer zichtbaar gemaakt. Links naast het hek is glas 9 te zien, De aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper. De afbeeldingen in de glazen zijn zeker geen scherpe weergave van de werkelijkheid, maar meer een schetsmatige impressionistische kleurenindicatie. Boven het hek is een deel van glas 10 te zien, met De aankondiging van de geboorte van Jezus, die qua kleurstelling en afbeelding minder realistisch is. Nog verder naar rechts is een bovenstuk te zien van glas 11, De geboorte van Johannes de Doper. Helemaal links op de prent is nog een glimp te zien van glas 8, De bestraffing van tempelrover Heliodorus. In de linker bovenhoek van de prent is overduidelijk Jona en de Walvis in glas 30 herkenbaar. Het eerste bovenglas van het koorgedeelte is daarentegen niet eenvoudig terug te brengen tot de huidige situatie. Het meest lijkt de afbeelding in het glas op een grote engel, maar in werkelijkheid moet het glas 45 voorstellen met de apostel Mattheus.
Opvallend is verder dat, links naast het koorhek aan de andere kant van de zuil, er blijkbaar ook bij de kooromgang een scheidingswand heeft gestaan die het schip van het koor scheidde.
Zichtbaar is een deuringang en iets dat op een raampartij lijkt. Voor het eigenlijke koorhek staat ook nog een ander, lager hek. Dit was tegen de zin van maker Jacob Otten Husly – die vooral bekend is als ontwerper van de gevel van Felix Merites in Amsterdam – neergezet ter bescherming van het marmel van de trap voor koorhek. Links voor de zuilenpartij staat een hoge houten kerkbank. Zoals op alle Sint-Jansprenten van Van Vreumingen ontbreken ook hier de mensen niet. Links voor een statige man met hoge zwarte hoed, een zwarte uitstaande halflange jas en een geruiten broek. In zijn hand draagt hij een stok. Wellicht gaat het hier om de van overheidswege aangestelde glazenuitlegger, die desgevraagd aan bezoekers toelichting kon geven op de afbeeldingen in de glazen. Rechts op de prent staat een groepje van drie volwassen vrouwen, een man en een kind. De vrouwen lijken van goede komaf, want zij dragen kleurige wijde rokken en mantels, met op hun hoofd hoofddeksels in modieuze kleren. De man is in het zwart gekleed en ook het kind, een meisje, draagt een donkere rok. De vrouwen zijn druk met elkaar in gesprek, terwijl de man meer aandacht heeft voor de kerk en het kind voor de man.
Perspectivistisch heeft Dirk van Vreumingen ervoor gekozen onze blik vanaf een laag standpunt naar boven te richten. Dat geeft een ruimtelijke werking, die recht doet aan de imposante ruimte die de Sint-Janskerk aan haar bezoekers voorschotelt. Die ruimtelijke werking wordt versterkt door de kerkvloer van grafstenen en andere marmeren platen, die diepte geeft aan de afbeelding. De enorme zuilen die links, rechts en in het midden te zien zijn, versterken dit beeld ook in de hoogte. Met kleurgebruik is Van Vreumingen zeer zuinig; eigenlijk alleen voor de glazen en de kleding van de afgebeelde mensen. De combinatie van de kleurrijke glazen, de imposante architectuur en de nadrukkelijke aanwezigheid van mensen in het gebouw, maakt dat de schilderijen en litho’s van Van Vreumingen een warm en geloofwaardig beeld geven van interieur van de Sint-Jan in het midden van de negentiende eeuw.
De tweede prent: blik in het schip
De tweede litho van Van Vreuningen kent een vergelijkbare opzet als de eerste, maar toont een andere hoek van de kerk. Weer wordt dieptewerking bereikt met behulp van het lage perspectief en de hoog oprijzende zuilen. Dat we hier te maken hebben met de parochiekerk van Gouda wordt aan de beschouwer subtiel duidelijk gemaakt door het in rood en geel weergegeven stadswapen, in het enige raam van de tweede ring van het schip dat is weergegeven. Daaronder zijn grote delen van drie ramen in de zuidwand van het middengedeelte van de kerk zichtbaar. Het meest links is een hogere raam te zien in het transept, waarop onderin Margaretha van Parma is afgebeeld en daarboven De offerande van de profeet Elia en De voetwassing van Petrus. Daarnaast is het glas De prediking van Philippus en De doop van de kamerling zichtbaar. Het laatste glas dat zichtbaar is moet glas 25 voorstellen, Het ontzet van Leiden. De afbeeldingen van de drie glazen zijn niet echt herkenbaar. Van Vreumingen gebruikt alleen de kleuren rood en blauw. Met de royale blauwe lucht die zichtbaar is in al deze glazen wordt de kleurimpressie toch geloofwaardig.
Moeilijk te duiden is het drieluik dat is afgebeeld tussen glas 24 en 25. Het zou een tekstbord kunnen zijn. Op deze prent is ook zichtbaar dat in het schip losse kerkbanken en Heren- of Regeringsbanken stonden. Deze situatie zou in 1853, dus amper tien jaar nadat deze prent is vervaardigd, ingrijpend wijzigen met de installatie van een amfitheatersgewijs opgezet bankenplan. Opvallend op deze prent is verder de lichtinval op de vloer, die de afbeelding een warme uitstraling geeft.
De figuren die Van Vreumingen in deze scene opneemt zijn qua kleding vergelijkbaar met die op de vorige prent. Mannen in het zwart met hoge hoeden en vrouwen in weelderige jurken en met dito hoofddeksel. Het kind heeft dit keer een roze jurkje aan. De met een stok wijzende man zou heel goed een glazenuitlegger kunnen zijn. Vaak worden deze figuurtjes vergeleken met die in de Camera Obscura van Nicolaas Beets. Het lijkt aannemelijk dat de schilder geen herkenbare tijdgenoten heeft willen afbeelden, maar wel lijkt te hebben gekozen voor een realistische weergave van de mode van zijn dagen.
Tot slot
Beide litho’s zijn afkomstig uit de nalatenschap van de familie Van der Grijp. Het is aannemelijk dat zij vrijwel vanaf de vervaardiging van de prenten in het bezit zijn geweest van deze familie. Wel zijn ze kort na 1900 (opnieuw) ingelijst door Kunsthandel Joh. D. Scherft aan de Marconistraat 100 in Den Haag. Ruim een eeuw later zijn ze via Marktplaats dus teruggekeerd in Gouda, dankzij twee vriendelijke Haagse dames.
Post scriptum: een nieuwe Haagse vondst
Enkele maanden nadat ik in Den Haag de hand kon leggen op twee prenten van het eerste blad, trof ik op de boeken- en antiekmarkt op de Lange Voorhout in Den Haag een van de kerkgezichten aan van het derde blad. Het betreft het “Gezigt aan den kleinere zij-uitgang langs het orgel”. Op dit tafereel is het drukker in de kerk dan op andere prenten. In totaal zijn er vijftien figuurtjes te zien; ook weer gekleed in de kenmerkende deftige kleding uit die tijd. De kleuren van de glazen zijn helderder bewaard gebleven. Daar staat tegenover dat de prent de nodige vochtvlekken kent. Rechts is het orgel te zien; de glazen zijn wederom weinig realistisch weergegeven en dus moeilijk herkenbaar. Toch is rechts Glas 27 te zien, ‘De Farizeeër en de tollenaar’, geschonken door de stad Amsterdam. Rechtsonder zijn wel de rode banen van het stadswapen te zien, maar niet de drie Andreaskruisen. De twee ronde bogen in de architectuur boven de tollenaar komen nog het meest overeen met de tekening van het glas. Van de wolk erboven is alleen het blauw van de lucht belangrijk.
Het volgende glas waarvan nog een glimp te zien is, betreft Glas 26, ‘Het ontzet van Samaria’. De wirwar van soldaten die op dit glas te zien is laat geen nadere detaillering toe; het gaat Van Vreumingen louter om een soort impressionistische weergave van het glas, met weer die dominante blauwe lucht. Het glas helemaal links roept de meeste vraagtekens op. Het zou Glas 25 kunnen zijn, ‘Het ontzet van Leiden’. Perspectivistisch zou dat dan niet helemaal perfect weergegeven kunnen zijn.
Ook deze in een zware zwarte lijst vervatte litho – die zonder twijfel 19de-eeuws is – is nu (weer) in Gouda beland. Als ik de verzameling kleine litho’s compleet wil hebben, heb ik nog vijf van deze vondsten te gaan.
Wat correcties: de apotheker Cornelis van der Grijp is in 1806 ongehuwd in Zierikzee overleden en de goudse notaris Jeremias van der Grijp is zijn oomzegger en dus niet zijn zoon.
De twee andere miniatuurportretjes zijn qua kledingstijl te dateren ca 1795-1800. Jeremias, geboren in 1755, trouwt in 1798 als weduwnaar van Johanna Loos met de veel jongere Cornelia de Hor. Gezien de leeftijd van de geportretteerden stellen zij het eerder dit echtpaar voor.
Zeer veel dank voor deze informatie!