Een overgrootvader als kerkenbouwer

Mijn fascinatie voor wat mensen door de eeuwen heen altijd ten diepste heeft beziggehouden, bracht mij nu alweer veertig jaar geleden in de ban van kerkgeschiedenis. Om te beginnen wilde ik weten waarom de bevolking van Twente, de streek waar ik opgroeide, grotendeels trouw was gebleven aan het rooms-katholieke geloof. Onbewust koos ik daarmee voor een thema dat nauw verbonden was met de geschiedenis van mijn eigen familie. Zonder het beklijfde katholicisme waren mijn voorvaderen namelijk niet vanuit het

Hilbert Abels op de voorgrond, met achter hem zijn oudste zoon, Hendrik Abels

Hilbert Abels op de voorgrond, met achter hem zijn oudste zoon, Hendrik Abels

Duitse Emsland uitgerekend naar deze streek in Oost-Nederland getrokken en zonder de grote behoefte aan nieuwe kerkgebouwen en kloosters hadden zij ook geen broodwinning gevonden die het mogelijk maakte een Abelstak in Nederland te laten wortelen.

Stamboomonderzoek naar de familie wees uit dat mijn in in 1861 geboren overgrootvader Hilbert Abels, in januari 1877 als 15-jarige jongen “nach Holland” trok, in gezelschap van zijn uit het Duitse leger gedeserteerde jongere broer Johann. Op 19 maart van dat jaar arriveerde hij in Workum om als metselaarsknecht aan de slag te gaan bij de in 1877 gestarte bouw van de Sint-Werenfriduskerk. Het was zijn eerste kennismaking met de architectuur van Alfred Tepe, die in deze jaren talrijke neogotische kerken zou ontwerpen.

Hilbert Abels vertrok op 25 oktober 1877 naar Hellendoorn, zo blijkt uit de bevolkingsregistratie van Workum. De bouw van de Sint-Sebastianuskerk in dit Sallandse stadje – weer naar een ontwerp van Tepe – werd precies in dat jaar afgerond. De vraag is dan ook of Hilbert nog wel aan de bouw daarvan heeft meegewerkt en hoelang hij precies in Hellendoorn is gebleven.

Dankzij een tip van een achternicht weet ik nu ook dat de tocht vervolgens via het Gooi en Friesland moet zijn gegaan. De firma Peters in Bussum was weer zijn werkgever. De broers N.H. en A. Peters, wonnen op 23 december 1879 de aanbesteding voor de bouw van de rooms-katholieke neogotische Sint Michaëlskerk met toren aan de Zuiderhaven in Harlingen, naar een ontwerp van de in zijn tijd beroemde kerkenarchitect Alfred Tepe uit Utrecht.  Als laagste inschrijvers wisten zij deze klus voor f.118.790,- in de wacht te slepen. Voor deze klus verhuisde Hilbert op 1 juli 1880 van Bussum naar Harlingen.

Tepe was na de beroemde P.J.A. Cuypers de meest productieve bouwer van neogotische kerken in Nederland. Tussen 1871 en 1905 ontwierp hij maar liefst zeventig  kerken. Deze getallen onderstrepen niet alleen zijn productiviteit, maar laten ook zien dat het wederopluikende katholicisme in Nederland juist in dat laatste kwart van de negentiende eeuw op even indrukwekkende als demonstratieve wijze zijn plaats in de Nederlandse samenleving opeiste. In tal van steden verrezen imposante gebedshuizen, die plaats moesten bieden aan de sterk groeiende aantallen gelovigen en met hoge torens de aandacht van de omgeving vroegen. De Michaëlskerk in Harlingen is hier een fraai voorbeeld van.

De vraag naar handwerkslieden die met hun vakmanschap de bouw van deze monumentale kerken mogelijk moesten maken oversteeg op dat moment ver het aanbod van Nederlandse vaklieden. Vanuit de aangrenzende, vaak armlastige, Duitse gebieden beproefden daarom in die jaren talrijke metselaars, timmerlieden, beeldhouwers en andere arbeidskrachten hun geluk in Nederland, zoals Polen dat tegenwoordig doen. Dankzij deze ‘Hollandgängerei’ wisten dus ook vader en zoon Abels – die steeds moeilijker een inkomen konden verdienen als agrariërs – hun weg te vinden naar het buurland. Menna keerde al snel terug naar vrouw en kinderen in het Emsland, maar Hilbert wist daadwerkelijk een broodwinning te vinden als metselaar.

Interieur van de neogotische kerk van Harlingen

Interieur van de neogotische kerk van Harlingen

Bij de bouw van de aan de Zuiderhaven gelegen Harlingse kerk kon Hilbert zich als metselaar zeker uitleven. Hij arriveerde kort na de eerste steenlegging, die op 4 juni 1880 plaatsvond. Al op 20 augustus wapperde de vlag omdat de kap op de kerk was aangebracht. En op 4 september was ook al de spits op de toren aangebracht, alsmede de leien op het dak van de pastorie. Op 18 november werden de laatste gewelven in de kerk afgemetseld. Deze korte opsomming van de bouwgeschiedenis, ontleend aan het dagboek van bouwpastoor J.J. Sletering, laat zien in welk tempo dergelijke nieuwe Godshuizen uit de grond werden gestampt. Voor de afwerking was nog een half jaar nodig, maar toen op 31 mei 1881 het hoofdaltaar werd gewijd, was Hilbert al vertrokken naar zijn nieuwe bouwproject.

Dezelfde combinatie van architect en aannemer die in Harlingen de kerk had gebouwd sleepte namelijk in 1881 ook de opdracht in de wacht voor de bouw van de kerk van de Karmelieten in het Twentse Zenderen. Deze neogotische kerk, in de volksmond ook wel ‘de kapel’ genoemd, was een jaar later gereed en werd op 24 augustus 1882 gewijd door Mgr. Kistemakers.

Kloosterkerk te Zenderen. Hilbert was niet alleen als metselaar betrokken bij de bouw, maar volgens overlevering bezocht hij aan het eind van zijn leven dagelijks de Heilige Mis in deze kerk.

Kloosterkerk te Zenderen. Hilbert was niet alleen als metselaar betrokken bij de bouw, maar volgens overlevering bezocht hij aan het eind van zijn leven dagelijks de Heilige Mis in deze kerk.

Hilbert Abels verhuisde voor die klus op 17 mei 1881 van Harlingen naar Zenderen, waar hij weldra zijn eerste vrouw zou ontmoeten. Zij woonde met haar ouders op de boerderij de Haarboer, waar vader en zoon Abels in de kost gingen. Op 2 juni 1882 trad Hilbert, als 20-jarige metselaar uit Pruissen, in Zenderen (gemeente Borne) in het huwelijk met deze praktisch even oude Hendrika Johanna ter Haar, landbouwster en geboren te Borne op 22 april 1862, dochter van Hendrikus ter Haar en Johanna Wissink. Zij baarde al drie maanden na hun huwelijk een eerste zoon, Hendrikus Abels, die mijn opa zou worden en naar wie ik ben vernoemd in een van mijn vier voornamen.

Het echtpaar verhuisde op 1 mei 1884, toen Hendrika twee maanden zwanger was van haar inmiddels tweede kind, naar het Brabantse Boxmeer, waar hij ook weer als metselaar aan de slag ging. Ook in deze plaats bevond zich een Karmelietenklooster en werd een door de architect Tepe ontworpen kerk gebouwd, de Heilige Petruskerk. Veel geluk was het jonge echtpaar Abels in Brabant niet beschoren. Hendrika overleed op zeer jonge leeftijd. Beide kinderen werden daarop alvast bij familie in Zenderen ondergebracht en na afronding van zijn klus in Boxmeer keerde ook Hilbert terug naar Zenderen om zich daar definitief te vestigen. Hij hertrouwde en kreeg met zijn tweede vrouw, Johanna Meijer, nog zeven kinderen.

Hilbert Abels werkte dus als metselaar mee aan de bouw van zeker drie nieuwe kerken.  De architect Alfred Tepe en bouwonderneming Peters, en niet de Karmelieten, waarin daarin de rode draad. Waarschijnlijk ligt hierin mijn blijkbaar genetisch bepaalde fascinatie voor kerken en religie. Met dank aan opa Hilbert.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *