Begin 2018 werd het Plakkaat van Verlatinghe uit 1581 bij een landelijke ‘verkiezing’ gekozen tot het Pronkstuk van Nederland. Met dit document verklaarden de opstandige
gewesten van de Noordelijke Nederlanden formeel dat de koning, Philips II van Spanje, zijn recht had verspeeld om hun vorst te zijn door de gewelddadige wijze waarop hij zijn gezag over de bevolking van deze gewesten had laten gelden en de aantasting van aloude rechten. De Verlatingsacte wordt gezien als de geboorteacte van Nederland en was voor anderen – zoals de opstandige Staten van Noord-Amerika – een inspiratiebron. Toch zijn bij de interpretatie van dit archiefstuk vraagtekens te plaatsen. De opstellers waren nog niet zover, dat zij dachten het ook zonder koninklijk gezag te kunnen redden. Vandaar dat zij na de afdanking van de Spaanse koning de soevereiniteit over de Nederlanden eerst aanboden aan de broer van de koning van Frankrijk, de hertog van Anjou. Zijn regeerperiode liep uit op een echec door een mislukte poging Antwerpen onder zijn gezag te brengen.
Nadat Anjou de Nederlanden met de staart tussen de benen had verlaten, boden de Staten-Generaal de soevereiniteit over hun gewesten aan aan koningin Elisabeth van Engeland. Zij stuurde haar vertrouweling, de graaf van Leicester, die er evenmin in slaagde een behoorlijk bestuur over de landen te vestigen. Na zijn terugkeer zon met name het grootste en belangrijkste gewest Holland, onder leiding van de kersvers aangetreden raadspensionaris Johan van Oldebarnevelt, op een manier om verder te gaan zonder vorstelijk soeverein. De Republiek Venetië was daarbij een lichtend voorbeeld. Daarom werd gezocht naar een kundig jurist, die de formele rechtvaardiging en onderbouwing kon leveren voor een republikeins bestuurssysteem. Die werd in 1587 gevonden; niet in Den Haag, maar in Gouda. Het was Francois Vranck(en), die enkele jaren eerder voor veel geld door het Goudse stadsbestuur als pensionaris was aangetrokken, die zijn pen leende voor deze opdracht. Gouda bood hem daartoe maar al te graag de gelegenheid, omdat het stuk tegelijkertijd kon dienen als basis voor de autonome positie die de stad wenste in te nemen binnen het gewest Holland.
Vrancken schreef het gewenste stuk, dat als titel meekreeg: Corte verthooninge van het recht by den Ridderschap, Edelen ende Steden van Hollandt ende Westvrieslant van allen ouden tyden in den voorschreven Lande gebruyckt tot behoudenisse van de vryheden, gerechticheden, privilegien ende loffelicke ghebruycken van denselven Lande. Het geschrift, ook wel aangeduid als de Justificatie of de Deductie van Vrancken, werd op 16 juli 1587 gepresenteerd aan de Staten van Holland en in Rotterdam gedrukt op de persen van Matthijs Bastiaensz, boekverkoper op ’t Steygher. De Goudse pensionaris vergeleek de opstandige gewesten meteen al in het begin al met Venetië, omdat beide nooit veroverd of verwoest waren. Na eerst nog eens de voorgeschiedenis met Philips en andere soevereinen geschetst te hebben, legt hij het fundament voor het gezag van de Staten bij de edelen en de steden. Uitvoerig schetst hij hoe de steden, met instemming van de burgerij, min of meer op dezelfde wijze bestuurd worden door een Raad of Vroedschap en daaruit gekozen burgemeesters en schepenen. “Bij deze colleges alleen ligt de macht om te adviseren, resolveren en disponeren [besluiten] inzake staat van stad en land”, aldus Vrancken. Ook zijn Goudse broodheren zullen dit met instemming gelezen hebben.
De macht van de Oranjes wordt tegelijkertijd door Vrancken gerelativeerd: “Want wat is de macht van een Prince, sonder goede correspondentie van sijne ondersaten”. Dat brengt hem tot de volgende conclusie dat iedereen zal moeten begrijpen dat “de souverainiteijt der Landen te wesen by den Staten, Edelen en Steden”. De pensionaris van Gouda, die van 1583 tot 1589 in de stad werkte en woonde op de hoek van de Naaierstraat en de Blauwstraat, heeft met dit stuk het daadwerkelijke theoretische fundament gelegd onder de wijze waarop de Noordelijke Nederlanden vanaf 1587 de bestuursvorm aannamen van een republiek. Niet de Acte van Verlatinghe, maar deze Deductie van Vrancken had wat mij betreft het Pronkstuk van Nederland mogen zijn.
Zie: Paul H.A.M. Abels, Mr. Franchois Vranck, pensionaris van het stadsbestuur. Vergeten icoon van de Goudse eigenzinnigheid, in: Erfgoud. Iconen en symbolen. Open Monumentendag Gouda 2016, p. 38-39.