Geestelijken op de Hollandse tegel; geloof achter de voordeur

Eerder is op deze blog al eens gewezen op bijzondere aspecten van de oud-Hollandse tegel Monniken1640als bron voor historisch onderzoek. Wat betreft afbeeldingen is het een onuitputtelijke bron, want je kunt het zo gek niet bedenken of het is wel afgebeeld op een tegel. In de vuistdikke ‘bijbel’ voor tegelverzamelaars, De Nederlandse tegel. Decors en benamingen, 1570-1930 van Jan Pluis, wordt een uitputtend overzicht gegeven van afbeeldingen (decors), formaten, ornamenten, omlijstingen, hoekmotieven en de voornaamste productiecentra (tegelbakkerijen). Tegels zijn niet gesigneerd, maar op basis van verschillende bovengenoemde elementen kunnen zij met een zekere marge worden gedateerd.  Voor mij als kerkhistoricus kunnen de tegels een interessante bron zijn, die naast schriftelijke bronnen, schilderijen en religieuze voorwerpen, op een andere manier zicht kunnen bieden op het religieuze leven in de Republiek, gedurende de zeventiende en achttiende eeuw.

T1

T2T3

Tijdens mijn zoektocht naar tegels op veilingen, webshops, rommelmarkten en in antiekzaken viel mij op dat er nog al wat tegels uit met name de periode 1630-1670 Tegel13bestaan, waarop een of meer rooms-katholieke geestelijken te zien zijn. Dat is een opvallende constatering, want in de Republiek was de gereformeerde kerk de enige door de overheid bevoorrechte kerk. Andere religies waren officieel verboden en de aanhangers werden verbannen naar het kerkelijk achtererf, in schuur- en schuilkerken. Kerken werden afgepakt van de katholieken en overgedragen aan de gereformeerden. Kloosters werden gesloten en de goederen geconfisqueerd. Elke openbare manifestatie van het rooms-katholieke geloofsleven – zoals processies, knielen en bidden bij graven, het dragen van priesterkleding etc. – was bij wet verboden. Overtredingen werden fors bestraft met boetes en in sommige periodes zelfs met verbanning.  Tegen die achtergrond zou je dan ook niet verwachten dat tegelbakkerijen tegels lieten beschilderen met afbeeldingen van heiligen of geestelijken. Toch is dat in aanzienlijke mate gebeurd.

T4

T5T7

Ik heb mij bij mijn speurtocht toegespitst op tegels met geestelijken (pastoors, paters, nonnen, klopjes). Inmiddels heb ik er een kleine twintig  in mijn bezit gekregen, waarbij ik moet aantekenen dat ik diverse heb laten liggen omdat er voor tegels vaak zeer hoge prijzen worden gevraagd. Ik zoek weliswaar geen zeldzame Goudse spijkertegels, zo genoemd omdat er vogels op afgebeeld staan die op een spijker zitten, die vele honderden tot duizenden euro’s kosten, maar ook voor mijn geestelijke wordt soms toch tegen de honderd euro of meer gevraagd. De prijs hangt af van de populariteit van de afbeelding (in dat opzicht heb ik geluk met mijn verzamelgebied; geestelijken hebben op dit moment een slechte pers), de ouderdom van de tegel, eventuele schade of restauratie en bovenal de scherpte en kwaliteit van de afbeelding. Het is opvallend hoe sommige tegelschilders er met een paar verfstreken in slaagden een geloofwaardige figuur neer te zetten, terwijl anderen zelfs met dikke kwasten niet echt uit de verf komen.

T6

Een verklaring voor het toch geregeld voorkomen van deze eerwaarde broeders en zusters op de tegels zou gezocht kunnen worden in het gebruik van dit steengoed in de private omgeving. Openbare uitingen van het katholicisme of manifestaties van de geestelijkheidGeestelijkeKruis Knielenwaren taboe, maar wat de gelovigen binnenshuis aan religieuze uitingen of andere aan naar de rooms-katholieke kerk gerelateerde voorwerpen uitstalden, bleef uit de greep van de overheid. Zolang religie ‘achter de voordeur’ beleden werd, kende de Republiek der Verenigde Nederlanden, zo blijkt ook uit deze aardewerken bronnen, daadwerkelijk vrijheid.

Niet altijd is het overigens volstrekt duidelijk of een afgebeelde persoon op een tegel daadwerkelijk een geestelijke of vrouwelijke religieuze betreft. Het dragen van een rozenkrans of kruis duidt wel op vroomheid, maar wil niet zeggen dat de betreffende figuur een geestelijk bedienaar moet voorstellen. Aangezien kloosterordes in de Republiek vanaf 1573 verboden waren, waren zij op straat ook niet onmiddellijk herkenbaar aan hun kledij. Dat gold in het bijzonder voor de klopjes. Zij waren een typisch Nederlands fenomeen. Hoewel intrede in een klooster niet meer mogelijk was, wilden sommige vrouwen hun leven toch volkomen in dienst van God stellen. Daarom kozen zij voor een geestelijk leven in de wereld, door zich onder de bescherming van een biechtvader te stellen en op allerlei manier als ongehuwde vrouw diensten de bewijzen aan de kerk. Naast zorg voor het kerkgebouw, onderscheidden zij zich bijvoorbeeld ook door ziekenzorg en het lesgeven aan kleine kinderen.

Mijn dochter, Marieke Abels, heeft in haar boek Tussen sloer en heilige, aan de hand van een studie naar klopjes in Haarlem en Gouda duidelijk gemaakt dat de klopjes geen eenduidige kledij hadden. Soberheid was weliswaar het advies dat zij meekregen in de diverse – door priesters geschreven – kloppenboeken, maar in werkelijkheid lieten vrouwen die uit de hogere milieus stamden zich soms wel in weelderige kledij afbeelden. Maar meestal kleedden zij zich inderdaad sober. De vraag is of dat ook op tegels te herkennen is. Op onderstaande twee tegels zouden bijvoorbeeld kloppen afgebeeld kunnen zijn, maar het kunnen ook wereldse vrouwen zijn die een huik of andere wijde mantel dragen.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *