Als verzamelaar van boeken en documenten die in Gouda geproduceerd zijn of op enigerlei andere wijze betrekking hebben op Gouda doe je van tijd tot tijd zelf bijzondere ontdekkingen. Soms door eigen inspanningen, maar soms ook wordt je erop geattendeerd door bekenden die weten dat je op zoek bent naar dergelijke ‘Goudana’. Het komt zelfs voor dat mensen direct contact met je opnemen om zo’n object te schenken. Deze week deed deze laatste situatie zich voor, toen ik van Ineke Verkaaik, voorzitter van het Historisch Platform Gouda, een sleetse envelop kreeg overhandigd met daarin gecorrigeerde drukproeven van de vijfde bundel van Oudheidkundige Kring ‘die Goude’ uit 1947. Blijkbaar heeft iemand het waard gevonden om deze papieren zeventig jaar lang te bewaren.
De envelop alleen al is bijzonder, omdat zij zicht biedt op het zorgvuldige productieproces bij de totstandkoming van die eerste bundels van Die Goude. Drukker van deze boeken was “Drukkerij voorheen Koch & Knuttel”, gevestigd aan de Turfmarkt 106 en het direct erachter gelegen pand aan de Nieuwe Haven 177. Telefoonnummer van deze Naamloze Vennootschap was nog kort: 2714. Blijkbaar gebruikte de drukkerij speciale enveloppen voor drukproeven, want naast het adres is ook “Drukproef met copie” voorgedrukt. In het adresvlak treffen wij de naam en adres aan van de toenmalige secretaris van de vereniging, J.H. Carlier, woonachtig aan de Van Swietenstraat 7. Verder is de datum van de drukproef in handschrift vermeld: “16 sept. ’47”.
Carlier, geboren in 1882, was naast secretaris ook een verdienstelijk amateurhistoricus. Hij verdiepte zich in de geschiedenis van zijn woonplaats nadat hij in 1941 door een beenkwetsuur noodgedwongen vervroegd zijn loopbaan in het onderwijs moest beëindigen. Hij was achtereenvolgens als schoolmeester werkzaam aan de lagere rooms-katholieke school op de Gouwe en vanaf 1906 aan de toen nieuw geopende Aloysiusschool aan de Spieringstraat. In 1920 stapte hij over naar het middelbaar onderwijs om hoofd te worden van de ULO, eerst in de Keizerstaat en daarna aan de Nieuwe Haven. Na zijn pensionering verslechterde zijn gezondheid verder, waardoor hij op 2 oktober 1954 overleed op 72-jarige leeftijd.
Carlier was volgens Nico Habermehl – die hem een plaats gaf in zijn reeks korte levensbeschrijvingen van Goudse historici – vooral van belang door zijn vermogen een breed publiek aan te spreken door zijn heldere schrijfstijl en afgewogen taalgebruik. Door zijn beeldende manier van schrijven – onder meer in artikelen voor de krant De Nieuwe Zuid-Hollander – wist hij een groot lezerspubliek te trekken. Hij deed zelf weinig bronnenonderzoek, maar baseerde zich vooral op bestaande literatuur. De drukproef van de bundel laat zien dat hij daarnaast ook zeer nauwkeurig was. Met grote precisie weet hij fouten in de proefdruk te signaleren. De met de vulpen aangebrachte verbeteringen zijn – zo blijkt uit een vergelijking met de uiteindelijke bundel – nauwgezet door de drukker doorgevoerd.
Zo vormt ook deze drukproef op zichzelf weer een aardige bron voor de Goudse geschiedenis en geschiedschrijving en daarmee een bijzondere uitbreiding van mijn verzameling Goudana.