Het jaar 2015 was een bijzonder jaar voor Gouda. Er werd volop geoogst van wat in de jaren ervoor gezaaid is. De stad viel letterijk en figuurlijk diverse keren in de prijzen. De Beste (middelgrote) Winkelstad, de Beste Warenmarkt, de Beste Bibliotheek en (een van de) Beste Schouwburgen van Nederland. Gouda is ‘hot’ in menig opzicht. Zelfs de Tour de France deed Gouda dit jaar aan. Terwijl Amsterdam onder de voet gelopen en besmeurd wordt door horden op seks en drugs jagende toeristen, zoeken steeds meer touroperators voor het meer beschaafde publiek de luwte en de historische sensatie in middelgrote Hollandse steden. Daarbij mag Gouda zich verheugen in een toenemende belangstelling.
Waar komen die toeristen dan op af? De naamsbekendheid van Gouda is voor een belangrijk deel te danken aan een grote mate van productidentificatie. Geen stad heeft zoveel bijzondere producten die met haar eigen naam verbonden zijn als Gouda. Bovenal is dat de Goudse kaas, die de naam van de stad wereldwijd tot een bekende klank heeft gemaakt. Maar daarnaast zijn er de Goudse kaarsen, pijpen, stroopwafels en keramiek. De toerist die de stad bezoekt gaat dan ook in eerste instantie op zoek naar deze bekende dingen, en komt de laatste jaren steeds meer aan zijn trekken. Het kaasmuseum in de Waag, de donderdagse kaasmarkt, enkele specialistische kaaswinkels en de kaasboeren op de reguliere markt zorgen ervoor dat niemand zonder het begeerde gele product huiswaarts hoeft te keren. In mindere mate geldt dat voor de stroopwafel, de kaars en – dankzij het historische winkeltje van Loet van Vreumingen – de pijp. Voor Gouds plateel moet de toerist naar het Museum Gouda, waar een complete zolderverdieping is ingericht met vazen en ander aardewerk en – sinds dit jaar – ook met een impressie van de productie in de negentiende en begin twintigste eeuw. Met het atelier van Trudy Otterspeer aan de Hoge Gouwe heeft de stad ook een plek waar het ambacht van plateelschilderen als werelderfgoed levend wordt gehouden.
Wat betreft het historisch erfgoed was 2015 ook een bijzonder jaar. Uniek waren de opgravingen op het koor van de Sint-Janskerk, die mogelijk waren door een noodzakelijke restauratie aan licht verzakkende pilaren. Archeologisch leverde dit enkele bijzondere vondsten op, omdat voor het eerst de grafkelders van vooraanstaande Gouwenaars konden worden blootgelegd. In een van de graven werden de stoffelijke overschotten van zeven leden van de familie Rietman aangetroffen. In een van de andere graven werd het skelet aangetroffen van wat kennelijk een straatjongen was, die in omgekeerde richting (met de voeten naar het westen) was begraven. Van deze jongen kon worden vastgesteld dat hij een straffe pijproker moet zijn geweest. Zijn gelaat is deskundig gereconstrueerd en deze reconstructie maakt deel uit van een kleine tentoonstelling in de kerk. De vondst van de grafsteen van Pietertie Vynders, de Vlaamse echtgenote van de contra-remonstrantse voorman Thomas
de Roo bracht de roerige periode van de Bestandstwisten (1609-1621) ook weer eens aan de oppervlakte. Alle grafkelders werden na voltooiing van de restauratie afgedekt met een zeer bijzondere messing vloer, waarop niet alleen de plek van de grafkelders is gemarkeerd, maar waarin de beroemde Goudse Glazen op fraaie wijze weerspiegelen.
Bijzonder voor de Sint-Jan was verder het besluit om voor het eerst sinds het Bevrijdingsglas uit 1947 weer een nieuw gebrandschilderd raam aan te brengen in de kerk. Initiatiefnemer was Gerard de Kleijn, directeur van Museum Gouda, die met dit glas bijzondere luister wil bijzetten aan de grote tentoonstelling die in 2016 zal worden gehouden in zijn museum. Als ontwerper van het glas werd de nationaal bekende glazenier Marc Mulders uit Tilburg aangetrokken, die in de loop van het jaar met een vidimus zijn ontwerp presenteerde. Het aanbrengen van een nieuw glas in een historisch monument als de Sint-Jan is een gedurfde onderneming, waarover de meningen altijd zullen verschillen. Het was dan ook niet verwonderlijk dat er in de loop van het jaar discussie ontstond over het glas, waardoor de vergunning langer op zich liet wachten dan de initiatiefnemers hadden gehoopt. Als noodoplossing werd het glas – in afwachting van de vergunning – eind december tentoongesteld op de vloer van de Gasthuiskapel. Grote voordeel hiervan is dat nu elke Gouwenaar een oordeel kan vormen en geven. Ook op een andere manier stond de Sint-Jan dit jaar in het licht. Op Sint-Jansdag klonken er voor het eerst weer de getijden, vanaf de metten in de vroege ochtend tot de vespers in de late namiddag.
Het Museum Gouda presenteerde ook dit jaar weer twee bijzondere historischetentoonstellingen over Goudse thema’s. In het voorjaar werd onder de titel Uitgelezen de aandacht gevestigd op de relatie tussen de stad en het boek. In vier zalen werden achtereenvolgens het vroege drukwerk van Geraert Leeu en de Collatiebroeders, de Goudse Vrijheid en de stedelijke Librije, het best verzorgde boek en schilderijen met lezende vrouwen aan het publiek getoond. Met 9000 bezoekers in drie maanden had de expositie een groot bereik. Gouda werd ermee als boekdrukkersstad fraai op de kaart gezet. Bovendien bracht de tentoonstelling de rijke boekenverzameling uit de Goudse Librije weer eens onder de aandacht van het publiek, met als resultaat dat het fraaie Librijebord uit 1649 komend jaar weer een fraaie plek krijgt in de Sint-Jan, op of dichtbij de plek waarvoor het ooit gemaakt is.

De vier gastconservatoren van de tentoonstelling Uitgelezen, Maurice wery, Paul Abels, Peter Luycx en Jan Willem Klein
In het najaar werd in Museum Gouda stilgestaan bij 50 jaar migratie van Marokkanen in Gouda. Daarmee werd door de Stichting Boughaz een plan gerealiseerd, dat oorspronkelijk was bedacht door de vorig jaar overleden stadshistoricus Nico Habermehl. Met de titel Lalla Golda werd gekozen voor een bijzonder thema, namelijk de vrouw als heldin van de migratie. De expositie kende een historiezaal, een zaal met kunstwerken van vier Gouds-Marokkaanse kunstenaressen en een confrontatie tussen Gouds en Marokkaans keramiek. Bovendien kreeg de religiezaal een extra vitrine met islamitische objecten. Het geheel werd omlijst met een reeks van activiteiten, uiteenlopend van een modeshow en een tattooworkshop in het museum, films in Cinema Gouda en het Filmhuis, een stadswandeling, een historische lezing bij die Goude, luisteren naar en eten met Abdelkader Benali in de Chocoladefabriek en een debat met muziekavond in de Garenspinnerij.
Op monumentengebied is de meest opvallende gebeurtenis de opening van de Lichtfabriek op het Bolwerk. Daar werd in het oude gebouw van de elektriciteitsmaatschappij een fraai restaurant ingericht. Het terrein ervoor was tijdelijk door omwonenden in gebruik genomen als zogeheten Pauzelandschap. Voor dit stuk grond is ooit een bouwvergunning afgegeven en de eigenaar is vast voornemens hier een fors bouwwerk neer te zetten, dat de huidige vrije blik op de historische Lichtfabriek zal wegnemen. Inmiddels is een actie op gang gekomen om dit te voorkomen en het grondstuk aan te kopen voor de omwonenden. Rond een ander industrieel monument, Koud Asfalt (net buiten Gouda, aan de overkant van de Hollandse IJssel) is dit jaar ook een forse discussie ontstaan. Het bedrijf heeft zijn activiteiten gestaakt en indachtig het adagium – buurmans erf komt maar een keer te koop – heeft een groep vrijwilligers plannen ontwikkeld voor een culturele exploitatie van het terrein, onder de titel Goud Asfalt. Tegenstanders zijn bevreesd voor een financiele molensteen om de nek van de stad. Toch zijn de vooruitzichten niet ongunstig.
Ook kleine verfraaiingen in de stad zijn het vermelden waard. Dankzij een initiatief van oud-archivaris van de St-Jan, Hennie van Dolder-de Wit, en geld van Stichting het Oude Mannenhuis kon de fraaie steen van Gregorius Cool met een afbeelding van de armenschool gerestaureerd worden en herplaatst in de tuin van Museum Gouda. De Chocoladefrabriek, waarin bibliotheek, archief en drukkerswerkplaats zijn gehuisvest kreeg Leo Vroman op hun dak, in de vorm van een fraai kunstwerk van Jeroen Henneman teer gelegenheid van de honderdste geboortedag van deze Goudse dichter. Overigens bereikte aan het eind van het jaar het droeve bericht Gouda, dat diens weduwe in de VS was overleden.
Een tweetal prominente monumenten in de binnenstad dat met verwaarlozing bedreigd werd, is het afgelopen jaar gekocht voor particuliere bewoning. Het immense stadspaleis van de Lange van Wijngaerden, later onder meer in gebruik als stedelijk gymnasium, woning van boekdrukker B.J. van Goor en als bank, wordt inmiddels bewoond door de heer Van Nieuwkoop. Ook
het markante gebouw De Moriaen, waar tot voor enkele jaren geleden een dependance van het museum in gevestigd was, is door een particulier gekocht. Overigens staan nog steeds enkele grote historische panden te koop in de stad als gevolg van de verhuizing van instellingen naar Cultuurhuis Garenspinnerij en de Chocoladefabriek, te weten de oude Muziekschool en het Weeshuiscomplex. Voor dit laatste monument lijkt weer een hotelbestemming in beeld, minder exclusief en in combinatie met enkele culturele voorzieningen. Of een volledig achter de winkels van de Zeugstraat verborgen hofje, het Hofje van Jongkind met negen kleine woningen, gered kan worden moet nog worden afgewacht. Ondanks pleidooien voor behoud, is de Utrechtse huisjesmelker Singh nog niet te bewegen tot enige actie. Positief daarentegen was weer de herbestemming van de kerk van de Vergadering van Gelovigen, die vorig jaar leeg kwam te staan. Met de vestiging van een spiritueel centrum werd meer dan recht gedaan aan het monument uit de tweede helft van de negentiende eeuw.
Een zorgenkindje – qua omvang kan eerder van een zorgenkind gesproken worden – is de Gouwekerk of voormalige Sint-Jozefkerk. De huidige eigenaar, Johan Maasbachzending, is niet meer in staat het gebouw lonend te exploiteren. Deze kring is inmiddels geslonken tot enkele tientallen gelovigen, die niet meer in de kerk, maar in de aanpalende pastorie hun bijeenkomsten houden. Dit jaar verdween al het historische orgel uit de kerk, door verkoop aan een Italie. Een oproep om dit te voorkomen haalde niets uit. De kerk is al enkele jaren geleden te koop gezet voor een slordige drie miljoen. Maar het vinden van een nieuwe bestemming zal niet eenvoudig zijn. In 1972, toen de sloop dreigde, kon de kerk gered worden door het gebouw voor 1 gulden aan Maasbach te verkopen, maar wel met onderhoudsplicht. Daaraan heeft deze beweging van onderdompelaars meer dan voldaan. De kerk is in puike conditie. De toren is van verre het markeerpunt van de stad en zal ook om die reden niet verloren mogen gaan. Misschien kunnen alle rooms-katholieke parochies worden samengevoegd en hier ondergebracht. De toren leent zich zelfs voor gebruik als minaret. De bouw van een nieuwe ‘megamoskee’ is dan niet nodig. Alleen valt in het huidige maatschappelijke klimaat te vrezen dat voor een dergelijk plan weinig draagvlak te vinden zal zijn. Want zoals veel inwoners van Gouda ten tijde van de bouw van de kerk bang waren voor de ‘roomse’ opmars, zo bestaat er nu een zo mogelijk nog grotere ongedefinieerde angst voor de islamitische opmars. Maar tijden kunnen veranderen. De keuze tussen afbraak of herbestemming zal misschien tot andere gedachten aanzetten.
Bij het overwegend positieve nieuws dat te melden is over het behoud van de historische monumenten begint echter langzaam ook een zorgwekkend bericht rond te zingen. Het wordt steeds duidelijker dat de oude binnenstad langzaam wegzakt. Het waterpeil dreigt daardoor inmiddels op een dermate hoog niveau te komen dat bij onderheide woningen de palen boven water dreigen te komen en rotting dreigt. Op termijn zal dat veel huiseigenaren tot forse investeringen dwingen. Maar gelet op de liefde waarop menig binnenstadsbewoner zijn monument verzorgt, zal het ook in die situatie niet aan offervaardigheid ontbreken. Daarom gaan we maar vol optimisme het nieuwe jaar in!