Het voornemen van het College van Kerkrentmeesters en Museum Gouda om ter gelegenheid van het Erasmusjaar 2016 een nieuw gebrandschilderd glas te laten aanbrengen in de Sint-Janskerk is opmerkelijk. Sinds de Tweede Wereldoorlog is er geen nieuw raam ontworpen en toegevoegd. Even opmerkelijk is het uitblijven van elke discussie over dit besluit en over het gekozen ontwerp. Het glas vormt in meerdere opzichten een breuk met het verleden, hoezeer de argumenten ervoor juist in het verleden gezocht worden. Alle tijd dus voor een discussie, die breder moet zijn dan de kleine kring van ingewijden. .

Erasmus in glas. Detail uit een gebrandschilderd glas in het hoofdgebouw van de Universiteit van Manchester
De kwetsbaarheid van glas
Het prognostisch inzicht en handelend vermogen van de Goudse kerkvoogdij van de Sint-Janskerk waren in 1939 werkelijk verbluffend. Terwijl het Duitse Rijk zijn agressie alleen nog maar verbaal etaleerde en de Nederlandse premier zijn onderdanen vertelde dat zij rustig konden gaan slapen, besloten de Goudse kerkbestierders toch maar het zekere voor het onzekere te nemen. Zij lieten de kostbare gebrandschilderde glazen zorgvuldig uit de kerk halen en brachten de glaspanelen onder in boerderijen in de omgeving en in bunkers in de duinen. In plaats van het gekleurde glas kwam blank noodglas. Uiteindelijk ontsnapte Gouda – anders dan het twintig kilometer verderop gelegen Rotterdam – aan het vernietigende oorlogsgeweld van de Duitsers. Maar met de waakzaamheid en voorzorgsmaatregelen gaf de kerkvoogdij blijk van goed en verantwoord rentmeesterschap.
Uiteindelijk lijkt het grootste gevaar voor de Goudse Glazen in de gedaante van beeldenstormers, oorlogsgeweld of ander onheil (bijvoorbeeld een felle brand in een schilderskeet, pal onder het Koningsglas in 2003) niet van buiten te komen, maar van binnenuit. In 1621 vergreep de gereformeerde kerkenraad zich aan drie ramen, omdat daarin afbeeldingen te zien waren van de Heere God, hetgeen aanstootgevend zou zijn en in strijd met de Schrift. Het was maar een kleinschalige zuiveringsactie, maar die ging wel zover dat zelfs de ontwerptekeningen van betreffende glazen, de zogeheten cartons, ‘ontgoddelijkt’ werden. In 1667 meende een scherpslijpende dominee niet iets uit te wissen in een glas, maar er juist iets toe te moeten voegen: een fel anti-paaps vers.
De ijdelheid van een restaurateur
Veel ingrijpender waren de ingrepen in de Glazen, verricht in het kader van een langdurige restauratie (1899-1936) onder leiding van de Delftse glazenier Jan Schouten. Hij bracht de drie afbeeldingen van God weer terug in de glazen, maar moest daarbij de invulling uit zijn duim zuigen. Een dergelijke fantasierijke ‘restauratie’ zou heden ten dage niet door de Monumentenzorgbeugel kunnen. Bovendien maakte hij hiermee een historisch gegeven ongedaan, dat inmiddels stevig deel uitmaakte van het iconografisch verhaal van de kerk.
Nog sterker gold dat voor zijn omgang met de glazen uit het Regulierenklooster aan de Raam, die in 1581 – nota bene bijna tien jaar nadat de Sint-Jan was overgegaan in protestantse handen – in een collage boven de huidige ingang waren aangebracht. Met hulp van een rijke reder, Van der Vorm, wist Schouten gedaan te krijgen dat deze glazen uit de kerk verwijderd werden en een plek kregen in een speciaal daarvoor tegen het koor aangebouwde kapel (de worm van Van der Vorm). Ook hiermee werd een belangrijk historisch besluit uitgewist.
Na de Tweede Wereldoorlog werd het Glazenprogramma in de Sint-Jan voor het eerst in eeuwen uitgebreid met een volledig nieuw glas. De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog stonden zo sterk op ieders netvlies gebrand, dat de behoefte bestond om een glazenier te vragen een speciaal Bevrijdingsglas te maken. Charles van Eyck ontwierp toen een felkleurig raam, waarin de diepe ellende van de oorlog en de grote vreugde na de bevrijding uitbundig in beeld gebracht werden. Hoewel de opzet en kleurstelling van het raam sterk afwijken van de rest van de glazen, passen het figuratieve karakter en de historische thematiek toch nog redelijk bij de rest.
Een santenkraam in de Sint-Jan?
Inmiddels zijn wij in de 21ste eeuw aanbeland. De Goudse Glazen trekken jaarlijks nog steeds duizenden bezoekers uit de hele wereld. Kerk en stad koesteren daarmee nog steeds een cultuurschat van ongekende waarde. Toch blijkt ook nu hoe kwetsbaar dit erfgoed is en hoe waakzaam iedereen moet zijn voor ingrepen die het ‘grootste stripverhaal in glas-in-lood’ – zoals dat tegenwoordig in het marketingjargon heet – geweld aandoen of schade berokkenen. Er lijkt inmiddels een andere wind te waaien in de grootste kerk van Nederland. Apostelbeeldjes in de Van der Vorm-Kapel, een Kruiswegstatie aan de kerkmuren en een nogal amateuristische kopie van een zeventiende-eeuws schilderij van de Sint-Jan in fel licht onder het Bevrijdingsglas, doen het interieur van deze protestantse kerk al behoorlijk geweld aan, maar nu is ook de komst van een nieuw glas aangekondigd.
De geest van Erasmus gevangen?
De aanleiding voor het nieuwe glas is dit keer geen gebeurtenis die Nederland en Gouda op haar grondvesten deed schudden. Een (soms te) fantasierijke koster van de Sint-Jan, Maurits Tompot heeft de aanzet gegeven tot het toe-eigenen van de grote humanistische geleerde Desiderius Erasmus, wat geleid heeft tot prachtige initiatieven als de oprichting van een Erasmusgenootschap, de uitgave van een Erasmusnummer van de Tidinge, speciale narrendagen en zelfs een grote Erasmus-tentoonstelling in 2016. Soms dreigt deze toe-eigening door te slaan. Dat zou je althans denken, als je hoort van het plan van kerkvoogden en museum voor de vervaardiging van een speciaal Erasmusglas. Het is op zichzelf al een discussie waard of deze man, die alles deed om hier weg te komen en niet aan Gouda herinnerd wilde worden, wel recht wordt gedaan met zo’n raam. Bovendien heeft er eeuwenlang al wel een tastbare en herkenbare herinnering aan hem gehangen in de Sint-Jan, te weten het portretmedaillion dat in de Librije hing (en nu bij de buren van het Museum Gouda). Dat heeft de initiatiefnemers er niet van weerhouden de bekende glazenier Marc Mulders te vragen een ontwerp voor een Erasmusglas te maken en de feestelijke plaatsing ervan in het Goudse ‘Erasmusjaar’ al breed aan te kondigen.
Inmiddels is bekend geworden hoe het glas er uit gaat zien. Anders dan in de andere ramen zullen er geen herkenbare personen of voorwerpen te zien zijn. Het zal een hoofdzakelijk abstract kleurenspel worden. Als het de bedoeling is om hiermee ‘de geest van Erasmus’ te vangen, dan is daar wat voor te zeggen. Toch is het de vraag of we blij moeten zijn met deze aanvulling op de Goudse Glazen. Het raam past immers absoluut niet in de iconografie die het glazenprogramma eeuwenlang gekenmerkt heeft. Een non-figuratief raam zonder schenkersrand doorbreekt een patroon en doet het totaal daarmee geweld aan. Als Erasmus dan zonodig genaast moet worden door Gouda, doe het dan op een manier zoals bijvoorbeeld de Universiteit van Manchester heeft gedaan. Er zijn genoeg portretten van de geleerde Rotterdammer met een Gouds sausje om als basis te gebruiken. Maar als het aan mij ligt voeren we in Gouda hierover eerst een bredere discussie. De tijd dat regenten in hun eentje de besluiten namen over dit soort beeldbepalende zaken ligt immers ver achter ons.
Dit nieuwe raam doet afbreuk aan de rijke collectie glazen van de Sint Jan en past totaal niet in het geheel. hiermee wordt een monument aangetast. Vraag mij ten zeerste af hoe mmonumentenzorg en UNESCO hier naar kijken.