Voor woensdag 23 juli 2014 besloot het kabinet een dag van nationale rouw af te kondigen in verband met het neerhalen van de MH17 boven de Oekraïne. Bij deze ramp met een gezamenlijke vlucht van Malaysia Airways en de KLM verloren bijna tweehonderd Nederlanders het leven. Het fenomeen ‘Dag van Nationale Rouw’ was in Nederland vrijwel onbekend, maar de roep om zo’n mogelijkheid van massaal medeleven met de slachtoffers werd de afgelopen dagen steeds sterker. De vraag was echter hoe hier invulling aan gegeven zou moeten en kunnen worden. De plechtigheden concentreerden zich rond de terugkeer van de eerste tientallen stoffelijke overschotten op vliegveld Eindhoven en de overbrenging van de kisten naar Hilversum, waar identificatie zal plaatsvinden. Er is een minuut stilte in acht genomen en de kerkklokken zijn geluid. Maar voor het overige is de invulling overgelaten aan het particuliere initiatief. Uit Twitterberichten blijkt dat op allerlei manieren letterlijk en figuurlijk is stilgestaan bij het tragische lot van de passagiers. Het kabinet had alleen een vlag- en luidinstructie gegeven en liet de verdere invulling over aan het initiatief van burgers. De wijze waarop dit werd opgepikt maakt weer eens duidelijk dat spontaniteit niet georganiseerd hoeft te worden, maar het meest geloofwaardig is als het van onderop komt; vanuit de samenleving zelf.
Het zal toeval zijn geweest, maar uitgerekend in deze trieste dagen kreeg ik per mail van een lezer, de heer Frans Laurentius uit Middelburg, een foto toegestuurd van een achttiende-eeuwse prent met een wel zeer toepasselijk thema: de nietigheyt van ’s mensen leven. Bij een ramp als deze wordt ieder mens onvermijdelijk teruggeworpen op dit besef, zij het voor velen niet meer religieus ingekleurd zoals in die dagen gebruikelijk. De afbeelding die mij werd toegezonden betreft een prent die is gedrukt in Haarlem door M. Clynhens en blijkt exact zelfde prent die ik vorig jaar wist te bemachtigen. Mijn exemplaar werd echter niet in Haarlem gedrukt, maar in Gouda door de boekdrukker Lukas Kloppenburg. Grote verschil is echter dat de Haarlemse prent fraai met de hand is ingekleurd.
De stichtelijke tekst op de prent is van de hand van de Goudse dichter Jan van Hoogstraten (1662–1736). Hij woonde van 1697 tot 1718 in Gouda, waar hij werkzaam was als “commis ter Recherge van d’admodiatie wegens ‘t Ed. mo: collegie ter admiraliteyt op de Mase”, een soort FIOD (Fiscale Opsporings– en Inlichtingendienst). Hij genoot de bescherming van twee vooraanstaande regenten, Govaert Cincq en Arent van der Burgh en woonde aan de Westhaven. Hij verloor hun steun na een conflict over de uitgave van een bundel van de dichter Dullaert en werd daarom overgeplaatst naar Tiel. De prent wordt niet vermeld in STCN. Zij is slechts bekend uit J.G. Frederiks en F.Jos. van den Branden, Biographisch woordenboek Biographisch woordenboek der Noord– en Zuidnederlandsche letterkunde (Amsterdam 1888–1891), waar het blad staat omschreven als “Zinneprent in verscheijden versjes, bestaande op de nietigheid des menschelijken levens (in plano)”. Vraag aan de lezers: zijn er meer edities bekend van deze prent dan de Haarlemse en de Goudse?