Als het aantal Goudse drukken van de werken van Erasmus tekenend is voor de genegenheid van Gouda tot zijn wereldberoemde bastaardzoon, dan is het daarmee door de eeuwen heen droevig gesteld geweest. Er zijn slechts drie werken van zijn hand bekend die een dergelijk Gouds stempel dragen, voorwaar een mager resultaat voor een stad die zo prat gaat op zijn bijzondere band met deze humanist. Schrale troost is wel, dat de allervroegste ‘Nederlandse’ druk van een werkje van Erasmus uitgerekend hier het licht zag. Op 18 mei 1513 legde de Goudse boekdrukker Allaerdus Gauter de laatste hand aan Erasmus’ Silva Carminum. Het Goudse karakter van dit werk wordt op de laatste bladzijde nog eens benadrukt door een houtsnede met het wapen van Gouda.
Over de drukker is erg weinig bekend. Hij is vermoedelijk identiek met Allert Gherijts prenter, die in 1517 een huis en erf op de Nieuwehaven – hoek Vuylsteeg (Nu Langedwarsstraat geheten) verkocht aan zijn moeder Rassent Jacobsdochter. Van hem zijn slechts drie uitgaven bekend. Naast het geschrift van Erasmus legde hij een geschift over het bisdom Utrecht op de persen en een theologisch werk van Hieronymus Savonarola. In laatstgenoemd werk staat dat het in 1517 gedrukt is te Gouda ‘in den Goutbloem’.
Het drukken van de Silva Carminum was een initiatief van de Goudse arts en regent Reynier Snoy, die goed bevriend was met Erasmus. Het boek bevat gedichten van Erasmus, maar ook van zijn boezemvriend Willem Hermans (Goudanus). In de inleiding op het werk verklaarde Snoy dat beide Augustijner monniken de gedichten hadden geschreven gedurende de tien jaar dat zij gezamenlijk in het klooster Stein verbleven. Van dit door en door Goudse boekwerkje is helaas geen exemplaar in de stedelijke librije bewaard gebleven. Dat is des te betreurenswaardiger, aangezien het oorspronkelijk wel deel heeft uitgemaakt van deze collectie. In 1605 kreeg Johannes Lydius, gereformeerd predikant in Oudewater, namelijk van het Goudse stadsbestuur dertien gulden en tien stuivers beloning omdat hij de stad een ‘bouckgen’ had geschonken dat geschreven was door Erasmus en Wilhelmus Goudanus, ‘welck bouckgen heyr eerste uytgegeven werck geweest ende ter Goude gedruct is’.
In 1864 verscheen bij de Brusselse uitgever J.I. Arnold in een oplage van slechts honderd exemplaren een facsimile van dit werkje. Deze ‘reproduction photo-lithographique’ werd door H.C. Ruelens voorzien van een inleiding met bijzonderheden over Erasmus’ jeugd en geschriften. Van die honderd drukte hij er “1 sur “peau vélin, 15 sur papier ancien véritable, 15 sur grand papier de Hollande et 69 sur papier de Hollande ordinaire”. Deze ‘reproduction photo-lithographique’ werd door H.C. Ruelens voorzien van een uniek nummer, een kaartje en genoemde inleiding. Streekarchief Midden-Holland heeft hiervan in exemplaar, dat in de Librije is opgenomen als compensatie voor het verloren gegane boekje.
Vandaag trof ik op de Verzamelaarsbeurs in de Utrechtse Jaarbeurs nog een exemplaar van de Silva Carminum, dat volgens een potloodinscriptie de Brusselse facsimile-editie zou zijn. Het in een eenvoudig kartonnen bandje gestoken werkje bevat echter niet de titelpagina van de herdruk en evenmin de inleidende tekst of een nummer. Ook zijn er geen sporen die erop wijzen dat deze pagina’s zijn uitgescheurd of -gesneden. Het bandje bevat louter het dichtwerk van Erasmus en zijn vriend Willem Hermans. Afgaand op de papierkleur, de rafeligheid van de bladen en het formaat zou het dan wellicht gaan om een van de vijftien exemplaren die op echt oud papier is gedrukt. Of is het toch een origineel exemplaar? Het zou toch niet….? Ik hoor dominee Lydius al grommen vanuit Oudewater!