Marketing van boeken in de 18de eeuw

Boekhistorici zijn doorgaans meesters in het reconstrueren van fondslijsten van

Verschillende boekbanden om de Beschrijving van 'sGraven-Haaghe uit 1730-1739

Verschillende boekbanden om de Beschrijving van ‘sGraven-Haaghe uit 1730-1739

boekdrukkers en uitgevers. Op basis daarvan wordt geprobeerd zicht te krijgen op hun marketing-strategie. Want alle hoogdravende en hoogreikende culturele argumenten van de Ammerlaans en Van Oirschotten ten spijt, in de kern zijn boekverkopers ook normale ondernemers die streven naar winstmaximalisatie. Dat is door de eeuwen heen nooit anders geweest. Probleem is alleen dat er eeuwenlang geen fatsoenlijke boekhouding is gevoerd of bewaard, waardoor het achterhalen van simpele maar zeer wezenlijke informatie over bijvoorbeeld oplages, verkoopprijzen, hergebruik of doorverkoop van restpartijen et cetera vaak zeer moeilijk is te achterhalen.

Soms is er echter een bron die een glimp laat zien van de marketing in de vroegmoderne tijd. Zo’n bron is het achttiende-eeuwse tijdschrift Boekzaal der geleerde waerelt, dat vol staat met recensies en aankondigingen. In dit lange tijd door de Rotterdamse drukker Pieter vander Slaart uitgegeven en grotendeels door Pieter Rabus volgeschreven blad in klein formaat, verscheen in de jaargang  1729 een vooraankondiging van de uitgave van de bekende Haagse stadsgeschiedenis van mr. Jacob de Riemer, uitgegeven door Reinier Boitet uit Delft. Deze korte tekst heeft een sterk wervend karakter. Natuurlijk wordt al in de aanhef geschermd met een privilege dat de Staten van Holland voor deze uitgave had verleend, een gebruikelijk maar weinig effectief wapen tegen roofdrukken door concurrenten. Ook het feit dat de Haagse jurist er meer dan tien jaar aan had gewerkt, wordt aangevoerd ter onderstreping van de degelijkheid van het werk. Uiteraard wordt het boek daarnaast aangeprezen om zijn vele, veelal nieuwe, afbeeldingen.

Ten aanzien van de uitvoering van de Beschrijving van ‘s-Gravenhage benadrukt drukker Boitet, dat het tweedelige werk hetzelfde folio-formaat kent als de reeds verschenen beschrijvingen van Amsterdam, Delft en Den Briel, en daarom – zo laat de Boekzaal weten –  “behoeven wy niets ter aenpryzing te melden” . Of hier als sprake is van een redactioneel onafhankelijk oordeel, moet sterk betwijfeld worden. De boekzaalredactie (of uitgever?) ondersteunt met zijn tekst duidelijk de commerciële belangen van Boitet. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de stelling dat liefhebbers van de vaderlandse geschiedenis al lang uitzien naar dit boek dat uiteraard is geschreven met een “gladde pen” en wat betreft zijn opmerking dat wat betreft letterdruk en de prenten kosten noch moeiten gespaard. Daarom zal het boek volgens de Boekzaal “zyne kopers van zelf lokken”.

Tot slot komen prijs en uitvoering ter sprake. Volgens de Boekzaal heeft de drukker de prijs zoveel hem mogelijk was “op het civielste” uitgerekend: voor de 282 bladen, die dit werk met de rode titels, vignetten en ingedrukte zegels, rekent hij 5 duiten per blad, voor acht vellen met prenten 8 stuivers per stuk, 42 ordinaire vellen 5 stuivers per stuk en nog eens 8 halve vellen met platen van 2,5 stuivers pers stuk. Het rekensommetje leert dat de koper 23 gulden, 10  en vier stuivers moet neertellen voor een ongebonden editie. Toch heeft Boitet gemeend het werk tot uiterlijk 23 februari 1730 te koop aan te bieden voor de prijs van 21 gulden. “Langer niet”, zo waarschuwt hij, want na die tijd zal niemand het meer kunnen kopen voor minder dan 24 gulden. Eenzelfde strategie volgen boekverkopers tot op de dag van vandaag.

Tot slot belooft Boitet dat hij nooit een verbeterde of uitgebreidere herdruk zal verzorgen, mocht het werk uitverkocht raken. Ook deze belofte gebruikt hij als middel om kopers te lokken, want zij garandeert volgens hem dat de eerste drukken (wegens de platen) altijd veel meer waard zullen blijven dan de tweede. Overigens had de koper na betaling alleen nog maar een stapel bedrukte vellen papier in zijn bezit. Daarna moest hij nog de gang maken naar de boekbinder, waar hij weer verschillende keuzemogelijkheden had. De Haagse stadsgeschiedenis van De Riemer kent daarom zeer verschillende boekbanden. Daarbij betreft het voornaamste verschil een bruinlederen of een geelperkamenten band. De eerste twee, in 1730 verschenen delen, zijn soms aan te treffen in een band, maar ook in twee identieke, maar afzonderlijke banden. Negen jaar later verscheen nog een derde deel, nu bij een drukker in Amsterdam,  dat niet alleen een identieke lay out kent als de eerste twee, maar ook een gelijksoortige band.

De bijzonder fraaie gravures van Den Haag in de eerste twee delen zijn er de oorzaak van dat er nog maar weinig complete De Riemers op de markt verschijnen. Als losse afbeeldingen brengen de afbeeldingen veel meer geld op dan ‘opgesloten of verstopt’  in een boekenband. Gevolg hiervan is dat in de loop der eeuwen veel van deze kaarten uitgescheurd zijn. Ook incompleet blijft het werk echter van grote schoonheid en een belangrijke bron voor de Haagse geschiedenis.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *