Heidelberger herdenken in de St-Jan is dansen op het graf van de Goudse Vrijheid

‘t Kan verkeren zei Bredero al. Uitgerekend in de kerk en de stad waar de bevolking na de doorvoering van de Reformatie de eerste halve eeuw niets moest hebben van de Heidelbergse Catechismus, maar de voorkeur gaf aan een eigen catechismus, wordt op zaterdag 19 januari 2013 plechtig gevierd dat dit calvinistische leerboek exact 450 jaar geleden door keurvorst Frederik van de Palts officieel werd aangenomen. Deze Heidelbergsche Catechismus, geschreven door Zacharias Ursinus en Caspar Olevianus, is

Grafsteen van de Goudse predikant Herman Herbers in de Sint-Janskerk

Grafsteen van de Goudse predikant Herman Herbers in de Sint-Janskerk

al vanaf het begin van de reformatie in de Nederlanden door opeenvolgende synodes voorgeschreven als methode om kerkgangers de gereformeerde leer op systematische wijze in te scherpen. Vanouds diende dat te gebeuren door middel van zogeheten Catechismuspredikaties op de zondagmiddag. De predikanten van Gouda, daarin gesteund en gedekt door het stadsbestuur, waren echter bang voor een ‘gereformeerde inquisitie’ en allergisch voor alle vormen van gewetensdwang. Liever streefden zij naar een brede volkskerk, door aan gelovigen geen strikte eisen te stellen voor het kerklidmaatschap. Om dat te bevorderen schreven zij hun eigen Goudsche Catechismus, die door tegenstanders weer smalend werd aangeduid als een schoen die iedereen past.

Ongeveer een halve eeuw hield deze Goudse eigenzinnigheid stand, in weerwil van felle kritiek van gereformeerde synodes en gereformeerd-gezinden overheden. Alleen met behulp van een machtsgreep van het leger van prins Maurits kon uiteindelijk een eind gemaakt worden aan deze Goudse vrijheid. Hij omsingelde in 1618 het stadhuis, dwong het stadsbestuur tot aftreden en bracht gereformeerde geestverwanten op de kussens. Ruim zesduizend Gouwenaren raakten daardoor kerkelijk dakloos. De drie predikanten van de Sint-Janskerk werden afgezet en gedeporteerd naar het buitenland. Onder luide protesten van het kerkvolk werden daarna alleen nog orthodox-gereformeerde predikanten op de preekstoel toegelaten, die nu ook in Gouda de Heidelbergse Catechismus gingen gebruiken. Uitgerekend op deze plek, waar orthodoxie en vrijzinnigheid in de Nederlanden het hevigst op elkaar botsen – en bijna letterlijk dansend op de grafsteen van de geestelijke vader van de Goudse Catechismus Herman Herbers – viert reformatorisch Nederland nu triomfantelijk het 450-jarig bestaan van zijn leerboek. Je zou van de organisatoren iets meer historisch besef (en respect voor de geschiedenis) verwachten.

[Deze beschouwing is ook geplaatst op de opiniepagina het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad van 16 januari 2013]

De prikkelend bedoelde beschouwing over de Goudsche Catechismus heeft diverse reacties losgemaakt, die deels via de mail binnenkwamen.

7 Responses to Heidelberger herdenken in de St-Jan is dansen op het graf van de Goudse Vrijheid

  1. Dit gebrek aan historisch besef kan voortkomen uit het feit dat de hoogleraar Symboliek aan de Protestantse Theologische Universiteit van het bestaan van de Goudse Catechismus niet op de hoogte is en ook de a.s. predikers onder zijn gehoor daarover dus onwetend laat.
    Gebrek aan historisch besef inzake orthodoxie en vrijzinnigheid komt overigens aan de andere zijde net zo goed voor: getuige het besluit dat de Remonstrantse Broederschap onlangs nam om haar seminarium van de Universiteit Leiden te verhuizen naar de Tempel van Gomarus te Amsterdam.
    Aan beide kanten gebruikt men voor deze wanverschijnselen het toverwoord: ‘oecumenische inbedding’.

  2. Via de mail ontving ik de volgende reactie:

    Als één van de organisatoren van de bijeenkomst van aanstaande zaterdag heb ik met stijgende verbazing uw artikel gelezen, wat u onder de kop ‘Heidelberger herdenken in de St-Jan is dansen op het graf van de Goudse Vrijheid’ op uw website hebt geplaatst.
    Uw interpretatie van de geschiedenis mag u wat mij betreft koesteren, zoals er wel meer interpretaties zijn, die geweld doen aan wat waarheidsgetrouw en ook in lijn is met wat er in die tijd echt gebeurd. Ik heb altijd al enige aversie gehad tegen het achteraf herinterpreteren van de geschiedenis, maar dat terzijde. Zo is uw typering van ‘Goudse vrijheid’ bepaald voortgekomen uit uw subjectieve beleving van de geschiedenis en tegelijk geeft dus deze typering een waarde-oordeel.

    Mijn verbazing slaat vooral op de attitude, die u ons toedicht en het verwijt dat u ons maakt. U dicht ons toe dat wij ‘triomfantelijk’ het 450-jarig bestaan vieren. Kent u het programma voor die avond? Waaruit ontleent u deze kwalificatie? Volgens uw website bent u kerkhistoricus. Maar dan zou u toch moeten weten, even afgezien van uw persoonlijk visie, dat met name dat deel van de bevolking dat affiniteit heeft met de Heidelbergse Catechismus in feite wars is van dat gevoel van triomfantelijkheid. Maar nog erger: als u dit gevoel niet objectief hebt waargenomen, waaraan ontleent u dan het recht om dit zo te schrijven? Het lijkt me gebaseerd op een vooroordeel en wetenschappelijk weinig doordacht.

    Dan nu uw verwijt: U zou van ons iets meer historisch besef (en respect voor de geschiedenis) hebben verwacht. Mag ik u vragen: De Sint-Janskerk is vanouds een rooms-katholieke kerk geweest, geven de protestanten, die daarin vanaf halverwege de zestiende eeuw hun kerkdiensten hebben, blijk van gebrek aan historisch besef en respect voor de geschiedenis? Sinds wanneer moet hetgeen ooit een korte tijd in een bepaald gebouw heeft plaatsgevonden zijn doorwerking in de eeuwen daarna hebben? Inderdaad, ik kan het u verzekeren: de organisatoren hebben wel degelijk historisch besef en respect voor de geschiedenis, maar dan niet gericht op incidenten, maar op de doorgaande lijn, de doorgaande lijn van de Reformatie tot in de 21e eeuw.

    In elk geval nodig ik u van harte uit om de bijeenkomst van aanstaande zaterdag bij te wonen, deze begint om half 8. Wellicht zult u na afloop tot de conclusie komen dat een rectificatie op zijn plaats is, maar dat laat ik graag aan u over.

    Met vriendelijke groet,
    Piet van de Breevaart,
    coördinator.

  3. Geachte heer Van de Breevaart,

    dank voor uw uitvoerige reactie op mijn wat prikkelend bedoelde beschouwing over de keuze van uitgerekend Gouda als plek om 450 jaar Heidelbergse Catechismus te herdenken (overigens hebben zowel het ND als het RD dit stuk als zo interessant beoordeeld, dat zij het zullen plaatsen). Als kerkhistoricus heb ik mij gespecialiseerd in de vroege reformatie in Holland, in het bijzonder in Delft (zie mijn proefschrift) en Gouda. In mijn woonplaats heb ik waarschijnlijk elke snipper archiefmateriaal in handen gehad uit de door mij aangehaalde periode en mijn beschrijving van de ‘Goudse vrijheid’ is dan ook gestoeld op het beeld dat uit de archieven naar voren komt en niet zomaar een persoonlijke interpretatie van de geschiedenis.

    Juist bij een historisch getinte ‘viering’ als de onderhavige moet men zich goed rekenschap geven van betekenis en context in de tijd. Van Van Deursen heb ik geleerd dat de historicus recht moet doen aan de doden; ik meen met deze kleine bijdrage recht te doen aan de grote groep Gouwenaren die zwaar geleden hebben onder de toenmalige gereformeerde gewetensdwang en wier grote voorman en tegenstander van de Heidelberger, Herman Herbers, in de Sint-Janskerk begraven is.

    Ik hoop niettemin dat u niet teveel aanstoot neemt aan mijn bijdrage en zaterdagavond welgemoed het jubileum luister bij zult zetten, met wellicht een kleine referentie aan het feit dat in betreffende kerk aanvankelijk niet de Heidelbergse, maar de Goudse Catechismus gepredikt werd

    hartelijke groet

    Paul Abels

  4. Dupliek van de heer Breevaart:

    Dag meneer Abels,

    Dank voor uw reactie op mijn eerste mail, ik waardeer dit. U gaat evenwel niet in op mijn argumenten, dat zij dan zo.
    U doet het voorkomen alsof het navorsen van archieven een objectieve activiteit is. Dat lijkt me een groot misverstand.
    Uw onderzoek in de Goudse (en Delftse) archieven hebt u niet anders dan binnen en vanuit uw eigen referentiekader gedaan.
    Er bestaat in geschiedenisonderzoek en de weergave van de resultaten daarvan geen objectiviteit, zo goed als dat ook niet bestaan in journalistiek, psychologie, of filosofie

    Ik betwijfel of Van Deursen met zijn opmerking over de plicht van de historicus om recht te doen aan de doden, impliciet bedoelde te zeggen dat u daarmee de nu levenden al insinuerend in de hoek moet zetten als beschikkend over te weinig historisch besef en een gebrek aan respect voor de geschiedenis. Ik heb Van Deursen ook gekend en ik heb zijn werken gelezen. U geeft opnieuw uw interpretatie van wat Van Deursen bedoelde te zeggen.

    Maar ik vermoed dat we niet tot overeenstemming komen. Evengoed blijft u van harte welkom in de bijeenkomst van zaterdagavond,

    Vriendelijke groet,
    Piet van de Breevaart

  5. Geachte heer Van de Breevaart,

    Dank voor uw dupliek. Laat ik voorop stellen dat het geenszins mijn bedoeling is mensen insinuerend in de hoek te zetten. Als u mijn bijdrage zo interpreteert (daar hebben we dat woord weer), dan betreur ik dat. Zoals ik al aangaf was de bijdrage bedoeld om op prikkelende wijze enige aandacht te vragen voor een uniek en helaas onderbelicht feit in de Nederlandse kerkgeschiedenis, namelijk dat mijn woonplaats een eigen Goudse Catechismus heeft gekend. Ik ben ervan overtuigd dat dit feit nu in elk geval in wat bredere kring onder de aandacht is gekomen, gelet op de reacties die ik tot nu toe heb mogen ontvangen op mijn verhaaltje op mijn site en in het ND.

    Ik heb ook niet gesteld dat mijn beeld van bedoelde periode objectief is; wel dat het meer is dan een persoonlijke mening. Geschiedschrijving kan (net als alle andere alpha-wetenschappen) nooit objectief zijn, maar het streven moet er in deze wetenschappen altijd op gericht zijn om zo objectief mogelijk te zijn. Basale wetenschappelijke uitgangspunten, zoals bronkritiek, verantwoording en controleerbaarheid, moeten op z’n minst zuiver gehanteerd worden. Maar dan nog blijft het uiteraard een vorm van interpreteren van het verleden op basis van de overgeleverde bronnen.

    Dank ook voor uw uitnodiging. Misschien kom ik wel ergens in een klein hoekje stiekem luisteren…

    Hartelijke groet

    Paul Abels

  6. Beste Paul,

    Jouw artikel noopte mij tot de volgende reactie, die ik ook heb verzonden naar het Reformatorisch Dagblad:

    “Heidelbergse versus Goudse Catechismus

    Dr. Abels stelt in zijn artikel “Vier herdenking Heidelberger niet in Gouda” dat de Goudse bevolking de voorkeur gaf aan een eigen catechismus. Ter bevordering van een brede volkskerk schreven de predikanten een eigen Goudse Catechismus.
    Abels doelt hier op het boekje ‘Korte Onderwijsinghe der kinderen inde Christelijcke Religie’ dat in 1607, enkele maanden na het overlijden van de dissidente gereformeerde predikant Herman Herbers, werd gedrukt. Het werk is in de vorm van een ABC-boekje uitgegeven en was bedoeld voor het onderwijs op scholen.
    Herman Herbers kan worden gezien als de geestelijk vader van het boekje, maar zijn zoon en predikant Dirck Herbers en de predikant Herboldus Tombergius zijn verantwoordelijk voor de publicatie.
    Het boekje was niet bedoeld voor gebruik in de kerk. Herman Herbers was een principieel tegenstander van het gebruik van menselijke geschriften tijdens kerkdiensten. Zijn geestverwanten, zoon Dirck en Tombergius, zullen daar niet anders over hebben gedacht.
    Het boekje werd door een van Herbers’ felste tegenstanders, de Delftse predikant Reinier Donteclock, Goudse Catechismus genoemd. Hij zag het boekje als vervanger voor de Heidelbergse Catechismus en kon zo een vernietigende kritiek op het boekje uitoefenen. Hij was het die het werkje aanduidde als een schoen die iedereen past.
    De vragen en antwoorden in ‘Korte Onderwijsinghe’ blijven zo dicht mogelijk bij de Bijbel. Hierin verschilt het boekje wezenlijk van de Heidelbergse Catechismus, die veel leerstelliger van aard is.
    Het is ook optimistischer van toon dan de Heidelbergse Catechismus. Vereniging met God wordt als het hoogste goed gezien. Hieruit blijkt de invloed van Herman Herbers, die zijn geloof op een mystieke of bevindelijke wijze beleefde.
    Gouda ging vanaf 1582 (de komst van Herman Herbers) tot 1618 (de komst van de contraremonstranten na de wetsverzetting door Prins Maurits) een eigen weg, maar de zogenaamde Goudse Catechismus was in die periode minder belangrijk dan uit het artikel van Abels blijkt. Het boekje zal niet veel langer dan tien jaar in gebruik zijn geweest. Dirck Herbers verklaarde tijdens de particuliere synode te Delft in 1618 dat hij alle exemplaren had teruggenomen.
    Voor meer informatie over Herman Herbers en over de Goudse Catechismus verwijs ik naar mijn boek ‘Herman Herbers, Gouds predikant van 1582-1607. Een mystieke weg’ (Gouda 2011) en naar mijn website http://www.hermanherbers.nl.

    Kees Plaizier”

    Hartelijke groet,

    Kees

  7. Jan Dirks Snel schreef:

    Je hebt een aardig punt over Gouda en de eigen catechismus, maar op zich is dat natuurlijk geen reden om daar geen bijeenkomst te houden, vooral niet omdat het nu organisatorisch wel een centrale reformatorische plaats is, al meen ik dat de stad zelf toch niet zo reformatorisch is. Kortom, je had je punt misschien anders kunnen maken, maar dan zou het journalistiek wellicht ook weer minder aantrekkelijk zijn geweest. Maar Van de Breevaart heeft dus ook een zeker punt, lijkt me.

    Ik zou eigenlijk wel eens weten wat dan nu echt de werkelijke verschillen waren tussen die Goudse en de Heidelbergse Catechismus. Dat laatste document zal best een soort papieren paus zijn geweest, maar het calvinisme was destijds toch zo ongeveer de minimaalste (en geseculariseerdste) versie van christendom die je destijds voor kon stellen? Men had van alles afgeschaft, maar verder was er toch weinig specifieks? Zoek maar eens online: drie keer gaat het over uitverkorenen of zo, maar over een specifieke uitverkiezingsleer bijvoorbeeld geen woord. En dat gelovigen uitverkoren zijn, was, dunkt me, een algemeen punt, dat iedereen destijds zou onderschrijven.

    Jasper Vree heeft bijvoorbeeld ook laten zien dat in de zeventiende en de achttiende eeuw de nu zo bekende Drie Formulieren van Enigheid nooit samen in één band verschenen zijn. Iedereen kende de Heidelberger, vrijwel niemand de Dordtse Leerregels. Alleen predikanten misschien, want die onderschreven ze formeel, al is het nog maar de vraag of ze allemaal gelezen hadden.

    Is het belangrijkste verschil niet de organisatie? Je zegt dat er onder Herbers geen leden waren, maar na de wijziging kon iedereen nog gewoon naar de kerk. Alleen avondmaal en tucht zullen dus mogelijk veranderd zijn. Maar was zo’n Herbers nu echt vrijzinniger? Kun je dat inhoudelijk zeggen?

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *