Afgelopen weekeinde overleed op 86-jarige leeftijd Klaas Broekens, oud-burgemeester van Gouda. Nog maar een maand geleden trad hij in de Sint-Janskerk op als
spreekstalmeester, die talrijke beroemde persoonlijkheden uit de Goudse geschiedenis mocht decoreren ter gelegenheid van het 80-jarig bestaan van Historische Vereniging die Goude. Broekens is nu zelf ook onderdeel geworden van dit verleden. Als burgervader zal hij ongetwijfeld zijn plek krijgen in de Goudse geschiedschrijving. Het oordeel van de historici over zijn verdiensten voor de stad kan positief zijn. Broekens was geen man met overdreven profileringsdrang en evenmin iemand die de confrontatie zocht; eerder een man van het midden en de bemiddeling en daarmee uitstekend passend in de Goudse context. Dat hij ook daadwerkelijk van de stad is gaan houden, mag wel blijken uit het feit dat hij hier na zijn vervroegde pensionering in 1989 is blijven wonen en op tal van manieren maatschappelijk actief is gebleven, onder meer als voorzitter van de Coornhert Stichting.
Het is dan ook een grillige speling van de geschiedenis geweest, dat ik nog maar kort na mijn verhuizing naar Gouda in 1984 uitgerekend met deze beminnelijke man stevig in aanvaring ben gekomen. Toen ik vanochtend van zijn overlijden vernam, gingen mijn gedachten onmiddellijk uit naar dat bijzondere moment waarop wij voor de microfoon van Radio West de degens met elkaar kruisten. Aanleiding was een even driest, als dwaas plan van het gemeentebestuur om de forse financiële tekorten van de stad weg te werken door middel van de verkoop van een deel van oude stadsboekerij, de befaamde Goudsche Librije. Geruststellend werd daarbij aangegeven dat uiteraard alleen de boeken verkocht zouden worden die inhoudelijk niets met Gouda te maken hadden.
De Commissie van Advies voor het Gemeentearchief, waarvan ik nog maar sinds kort lid was, werd vertrouwelijk op de hoogte gebracht van deze plannen. Tot mijn verbijstering had de toenmalige stadsarchivaris al een lijstje klaar met boektitels van werken die naar zijn mening wel uit de collectie verwijderd konden worden en ter veiling aangeboden. Toen ik hem vroeg hoe hij dit met zijn professie kon verenigen, antwoordde de goede man dat hij als ambtenaar slechts had uit te voeren wat hem werd opgedragen. Verbijsterd over zoveel ambtelijke volgzaamheid en het ontbreken van een stevig weerwoord, ook van het bestuur van de Adviescommissie, besloot ik nog diezelfde avond op de trom te gaan slaan en de stad wakker te schudden voor het nakende onheil. In die tijd was het daarvoor voldoende om de Markt over te steken en het kantoor van de Goudsche Courant binnen te lopen, waar – zoals elke avond – het licht nog brandde. De hoofdredacteur, zelf een kenner en liefhebber van de Goudse geschiedenis, voelde meteen aan wat er moest gebeuren. De volgende dag opende zijn krant met een groot verhaal, waarin de stadsbestuurders onder aanvoering van burgemeester Broekens te kijk werden gezet als cultuurbarbaren.
De krantenkoppen boden ook voor andere media voldoende stof om op de zaak te duiken. De bekende – helaas veel te jong overleden – boekhistoricus Bert van der Selm voer in de Volkskrant eveneens hevig uit tegen de Goudse plannen, cartoonisten putten zich uit om de stad belachelijk te maken en zelf mocht ik voor de regionale omroep in debat met de burgemeester. Van dit debat herinner ik mij vooral Broekens’ verwijt dat ik oud papier belangrijker vond dan de ondersteuning van armlastingen in de stad. Deze argumentatie, die we tegenwoordig als populistisch zouden typeren, paste in het geheel niet bij hem en in alles voelde ik dat de echte pijn bij hem en de rest van het college zat bij de wijze waarop de plannen ontijdig bekend waren geworden (hij bleef maar benadrukken dat het nog slechts voornemens waren, geen besluiten) en het feit dat het stadsbestuur van cultuurbarbarij werd beschuldigd. Mijn argument dat de Librije één en ondeelbaar was en als geheel een monument vormde, dat de interesses van de stedelijke elite door de eeuwen heen weerspiegelde, kon en wilde hij niet weerleggen.
Gelukkig bleef Broekens de schande van een Librije-uitverkoop bespaard, en ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat hij daar zelf ook maar al te blij om was. Kort na ons radiodebat liet Eelco Brinkman, de toenmalig minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM), namelijk weten dat het kabinet alle gemeenten voortaan verbood cultuurgoed te verramsjen ter dekking van gemeentelijke tekorten. Ik heb naderhand nog wel op mijn kop gehad van de voorzitter van genoemde Adviescommissie over het lekken naar de pers van vertrouwelijke informatie. Uiteraard heb ik haar beloofd dat ik zoiets noooooiiiit meer zou doen, wat geen moeite kostte nu het doel de middelen inmiddels had geheiligd. Of Klaas Broekens het mij kwalijk heeft genomen ben ik nooit te weten gekomen. Wij zijn elkaar nog vaak tegengekomen bij evenementen in de stad. Uit de vriendelijke wijze waarop hij mij dan altijd begroette, meen ik te mogen afleiden dat er geen oud zeer meer bij hem zat en dat hij achteraf maar al te blij was, dat het kostbare boekenbezit van de stad door dit relletje ongeschonden is gebleven
Het beste waarmee een mens voor het slapengaan de dag kan besluiten (de gemiddelde Nederlander gaat om 23.30 uur naar bed) is de website van Paul Abels even lezen.
Wat een prachtig mooie anekdote weer, ditmaal over Broekens, die destijds misschien wel blij is geweest dat hij geen Boekens heette.