A la recherche d'un ami perdu

Drie-en-een-half jaar geleden overleed mijn goede vriend, collega en mede-historicus Ton Wouters. Hij werd slechts 50 jaar oud. Al op de eerste dag van mijn studie geschiedenis aan de Universiteit Nijmegen, die toen nog gewoon Katholiek heette te zijn, ontmoette ik deze eigenzinnige Brabander. Hij was aanvankelijk uitgeloot voor deze studie, maar wilde zich kost wat kost met geschiedenis bezighouden. Vandaar dat hij zich maar had ingeschreven voor de studie Economie in Tilburg, louter en alleen omdat daar in elk geval de mogelijkheid bestond om ‘Sociaal-Economische Geschiedenis’ als specialisatie te kiezen. Toen hij daar net zijn eerste hoorcollege bijwoonde, kreeg hij van zijn ouders uit Eindhoven het bericht dat hij alsnog was ingeloot in Nijmegen. Ton aarzelde geen moment. Hij pakte zijn spullen bij elkaar en reisde spoorslags af naar de stad aan de Waal, om zich bij de studentenintroductie aan te sluiten. Bij die gelegenheid zag ik hem overigens maar een keer, want de rest van de week gebruikte hij om een geschikt onderkomen te vinden. Later zou mij duidelijk worden dat deze manier van doen typerend was voor Ton en hem op enig moment de bijnaam ‘Het Fantoom’ opleverde: zo plotseling als hij ergens opdook, zo onverwacht was hij vaak ook weer verdwenen.

Het Fantoom, zo werd Ton ook genoemd door zijn vrienden in Saint-Émilion. Dat werd mij onlangs verteld toen ik samen met Christa een bezoek bracht aan dit wijnwalhalla in de Bordeaux, waar Ton de zegeningen van dit – bij voorkeur rode – geestrijke vocht ontdekte en leerde waarderen. Wij hadden dit karakteristieke dorp, met zijn vele wijnschateau’s en historische gebouwen, doelbewust uitgekozen als eindpunt van onze vakantiereis langs de Franse Westkust. Ondanks vele uitnodigingen van Ton om eens een keer met hem mee te gaan naar deze regio, was dat er om tal van triviale redenen nooit van gekomen. Nu wilden wij alsnog begrijpen wat hem zo trok in en aan Saint-Émilion, wat hij daar tijdens zijn vele bezoeken vanaf 1995 uitspookte en waarom de fascinatie voor de wijn het bij hem uiteindelijk heeft gewonnen van zijn liefde voor de geschiedenis.

Het bezoek aan Saint-Émilion, in de eerste dagen van augustus 2012, bleek bij ons veel emoties los te maken. De aanblik van het dorp met zijn vele wijnvelden bracht een sterke herinnering aan Ton tot leven. Pas toen werd ons duidelijk hoezeer hij door ons nog wordt gemist en hoe weinig wij dit verlies tot op heden hebben kunnen verwerken. Destijds, na zijn overlijden, was er veel te regelen en eisten tal van andere zaken al snel weer onze aandacht op. Eigenlijk leefde in ons achterhoofd nog steeds de overtuiging dat het Fantoom zich op enig moment toch weer plotseling zou melden met een sterk verhaal, een nieuwe auto, een kostbare fles wijn of een schitterend idee voor een nieuw historisch project. Nu drong het pas goed tot ons door dat zoiets nooit meer kan en zal gebeuren en dat wij hem dus ook nimmer zullen kunnen vertellen hoe fantastisch Saint-Émilion inderdaad is.

Ondanks dit besef van het onherroepelijke van zijn dood, was Ton gedurende deze dagen meer dan ooit tevoren dichtbij. Wij zagen hem als het ware voor onze ogen de wijnwinkels afstruinen, op zoek naar bijzondere grand cru’s en premier grand cru’s, afdingen met de wijnhandelaren om daarna handenwringend zijn auto vol te laden met nieuwe aanwinsten en smullend van een île flottante op het terras van de Place du Marché. Toch waren het niet deze geneugten, hoezeer hij ze ook waardeerde, die hem zo aantrokken in Saint-Émilion en omgeving. Het waren bovenal de mensen die hij daar leerde kennen, met wie hij zijn ideaal van het goede leven als met geen ander kon delen. Het waren mensen als de Ierse Fransoos Paddy O’ Flynn en diens zwager Jean Marie Zeli die hem gastvrij ontvingen en met wie hij tot diep in de nacht de beste (en duurste) wijnen dronk en de sterkste verhalen opdiste.

(Jean Marie Zeli, een van de Franse vrienden van Ton) 

Tot onze grote vreugde slaagden we erin contact te leggen met Paddy, die we voor het eerst en voor het laatst hadden gezien aan het sterfbed van Ton. Hij ontving ons allerhartelijkst in zijn Wine Buff-in-aanbouw, net om de hoek van het oude Marktplein aan de Rue du Marché. Op de bovenetage van dit bijzondere, uit de dertiende eeuw stammende monument, die alleen nog maar met een ladder bereikbaar was, vulde de nog lege ruimte zich weldra met herinneringen aan Ton en aan Jean Marie, die een jaar geleden op 54-jarige leeftijd ook plotseling bleek te zijn overleden. De herinnering aan Ton en zijn zwager maakten ook bij Paddy zichtbaar iets los. Hij schetste een herkenbaar beeld van Ton, waaruit bleek dat de Bougondische Brabander zich in de Bordeaux in de kern niet anders manifesteerde dan bij ons: trouw en gul in zijn vriendschappen, ondoorgrondelijk in zijn diepere drijfveren, scherp in zijn beschouwingen en onverstoorbaar in het uitstippelen van zijn wegen.

De wegen die Ton uitstippelde waren ook voor zijn directe omgeving vaak ondoorgrondelijk. Als enig kind, geboren vrijgezel en wees voelde en gedroeg hij zich ongebonden. Tegelijkertijd was hij een man die hing aan zekerheden. Als niemand anders kon hij zich druk maken over wijzigingen in het belastingstelsel, risico’s op de huizenmarkt of  een dreigende wijziging van de pensioengerechtigde leeftijd. In menig opzicht was en bleef hij de ambtenaar, die anderen bewonderde om hun losse levensstijl maar zelf niet buiten de ge-eikte denkramen kon treden. Zelfs niet in Frankrijk, want die hang naar zekerheid weerhield hem er uiteindelijk ook van zijn burgermansbestaan in Nederland op te geven en in te ruilen voor het goede leven in Saint-Émilion.

Paddy O’ Flynn en Christa in de Wine buff in Saint-Émilion

De grootste makke van Ton bij dit alles was, zo bleek ook in ons gesprek met Paddy, dat hij zich altijd maar op één zaak kon concentreren en daarbij alle andere dingen rücksichtslos (excusez le mot) uit zijn handen kon laten vallen. Daarin ligt, naar mijn stellige overtuiging, uiteindelijk ook de verklaring voor het afhaken van Ton op het vlak van de (kerk)geschiedenis. Het métier, dat hij al van jongst af aan wilde beoefenen en waarin hij met zijn analytische vaardigheden en bronkritiek excelleerde als geen ander, liet hij onmiddellijk na zijn promotie voor wat het was. Hoezeer hij ook trots was op het samen met mij geschreven dubbelproefschrift over Kerk en Samenleving in Delft en Delfland, dat hij op Hervormingsdag 1994 zelfs cum laude verdedigde, dit magnum opus zou zijn laatste serieuze historische werk worden. Daarna was het alleen nog wijn en alles wat daarmee annex is dat hem daadwerkelijk kon boeien. Voor geschied-schrijving was voortaan in zijn leven nauwelijks plek meer. Dat werd nog eens treffend geïllustreerd toen wij het boekenbezit uit zijn nalatenschap inventariseerden. Na afronding van het proefschrift heeft hij geen geschiedwerk meer aangeschaft. De kamer ernaast was echter tot de nok toe gevuld met wijnen, uiteraard grotendeels afkomstig uit de Bordeaux. Van de historicus Ton Wouters heb ik dus al in 1994 afscheid genomen. Pas nu – in 2012 – heb ik heb ik hem daadwerkelijk kunnen doorgronden en zijn overlijden definitief een plek kunnen geven.

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *