UNIEKE BRON UIT 1618-1619 OP DEZE SITE


Terwijl de Nationale Synode in Dordrecht op het punt van beginnen stond, zette de particuliere synode van Zuid-Holland een opmerkelijke stap om vooruitlopend op de uitkomst van de landelijke kerkvergadering alvast een begin te maken met de zuivering van het eigen predikantenbestand. Evangeliedienaren die zich hadden laten kennen als remonstrants of die anderszins verdacht werden van heterodoxe opvattingen, dienden zich te verantwoorden voor een rondtrekkende ‘kerkelijke rechtbank’, bestaande uit vijf gedeputeerden van de synode  en drie gedeputeerden namens de Staten van Holland en West-Friesland.  De vijf kerkelijke gedeputeerden vertegenwoordigden de classes van Dordrecht (ds. Abraham Muusholius), Delft (ds. Martinus Nicolai), Schieland (ds. Michael Hogius), Gorinchem (ds. Hugo Beijerus) en Breda (ds. Edsardus Fredericus Auricanus). De drie politieke gedeputeerden waren Adriaen Claesz. Mutius, vroedschap te Delft, Godefridus Goederedius, vroedschap te Rotterdam en Sebastiaen Bolleman, burgemeester in Schiedam.

De opdracht voor dit gezelschap was om predikanten aan te wijzen die onwettig in hun dienst waren gekomen, “met hare lasteringen tegen de leere der kercken ergernissen hadden gegeven” of zich onstichtelijk hadden gedragen. Daarbij ging het vooral om predikanten die geweigerd hadden ter synode te verschijnen. De gedeputeerden mochten met deze mannen handelen met hetzelfde gezag als de synode zelf. Als hun gezag in twijfel zou worden getrokken, mochten zij zich beroepen op de Nationale Synode. [Acta Synode Zuid-Holland, art. LIX].

Het optreden van deze ‘kerkelijke rechtbank’, die parallel aan de Dordtse synode opereerde en belangrijke zuiveringen doorvoerde, is in de geschiedschrijving tot op heden nauwelijks belicht. Dr. A.Ph.F. (Ton) Wouters, die in 1994 promoveerde op de Reformatie in Delft en Delfland, was van plan het dossier hierover in het zogeheten Oud Synodaal Archief intensief te bestuderen en een uitgebreide studie te wijden aan dit onbekend facet uit de Nederlandse kerkgeschiedenis. Zijn ontijdige overlijden, op 50-jarige leeftijd, verhinderde dit. Om recht te doen aan het vele werk dat hij voor dit onderzoek al heeft gedaan en meer bekendheid te geven aan deze ‘rechtbank’, wordt de getranscribeerde samenvatting (“Sommier verhael”, OSA, Fris, nr. 547) op deze website ontsloten voor breder gebruik. Het omvangrijke dossier telt echter ook nog honderden bijlagen, doch deze zal de geïnteresseerde onderzoeker zelf in het archief moeten raadplegen (OSA, Fris, nr. 526).

Zie onder BRONNEN

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *