Erasmus en Coornhert als kraamvaders van de Goudse vrijzinnigheid

(Lezing gehouden op 28 april 2010 voor het Erasmus Genootschap in Galerie Huisman & Dijkstra, Westhaven 33 te Gouda)

Aan het begin van deze vierde voorjaarslezing van het Erasmusgenootschap neem ik u mee terug naar de maand oktober in het jaar 1590. In een huis aan de Oosthaven, hier aan de overkant iets verder naar links, waar nu het gebouw van Sociëteit De Reünie staat, lag Dirck Volckertsz Coornhert te zieltogen. Lang zou hij het niet meer maken. Aan zijn sterfbed kreeg hij regelmatig bezoek van Boudewijn Ronsse, een vanuit Vlaanderen naar de Nederlanden gevluchte arts, die zijn uiterste best deed om met de beperkte middelen die hem in die dagen ter beschikking stonden, de pijn van zijn patiënt wat te verlichten. Blijkbaar slaagde hij daar toch redelijk in, want tot op het laatst bleef de onvermoeibare humanist zijn scherpe pen hanteren. Uit die pen vloeiden in deze laatste weken nog felle geschriften tegen de Leidse geleerde Justus Lipsius, die het gewaagd had de overheid het recht toe te kennen om ketters te doden. Voor Coornhert was zo’n gedachte onbestaanbaar en in strijd met alles waarvoor hij zijn hele roerige leven had gestreden. Vrijheid van Consciëntie, dat wil zeggen vrijheid van geweten, was voor hem de basis en het vertrekpunt van heel zijn denken en handelen. Lipsius kreeg tot het laatst toe dan ook de volle laag.

In deze laatste levensfase putte Coornhert echter ook energie uit een andere activiteit, waarmee hij zich met graagte bezighield: het vertalen van Latijnse geschriften. Pas laat, toen hij de veertig al gepasseerd was, had hij zich deze dode taal eigen gemaakt. Hij vertaalde daarna werk van Cicero, Seneca en Boëthius en andere grote Latijnse schrijvers. Maar nu zijn gezondheid sterk achteruitging vond hij troost en verstrooiing in het vertalen van werk van een humanistische geleerde, die vóór hem in Gouda had gewoond: Desiderius Erasmus. Coornherts vriend en eerste biograaf Cornelis Boomgaert schrijft hierover:

“Want nadat hy de Paraphrasis Erasmi uyt het latyn in’t nederduytsch byna hadde overgheset, is hy in zieckten vervallen, waerinne hy seer gheduldigh wesende, ten laetsten op den xxix. Octob. anno 1590 met goet volcomen verstant ende vast vertrouwen op Godt in den Heere ontslapen is, oudt wesende acht en tsestigh jaren”.

Een symbolischer beeld als dat van Coornhert, die op zijn sterfbed teksten van Erasmus lag te vertalen, bestaat er waarschijnlijk niet om te illustreren dat er inderdaad een directe relatie bestond tussen beide grote denkers.

Wat ons vanavond vooral zal bezighouden is de vraag in hoeverre Coornhert in zijn ideeën beïnvloed is geweest door zijn grote humanistische voorganger Erasmus. Direct daaraan gekoppeld is de vraag wat de invloed van beide grote Gouwenaars is geweest op het beleid van het stadsbestuur en op de kerkelijke ontwikkelingen in Gouda. De geleerden zijn het hierover niet eens, zo zal nog blijken.

De levens van beide geleerden overlapten elkaar maar relatief kort. [Dia 2] Toen Erasmus in 1536 in Basel stierf, was de in Amsterdam in de Warmoesstraat wonende Coornhert nog maar amper veertien jaar oud. Deze beperkte chronologische synchroniteit – en hun geografische distantie – maken het zeer onwaarschijnlijk dat zij elkaar ooit in levende lijve hebben ontmoet. Wel werden Erasmus en Coornhert met elkaar verbonden door iemand die in de omgeving van beiden heeft vertoefd: Quirinus Talesius (geboren in 1505 en in 1573 nogal akelig aan zijn eind gekomen: hij werd opgehangen bij het beleg van Haarlem). Deze Talesius was eerst lange tijd persoonlijk secretaris van Erasmus in Basel en Freiburg. Nadat hij was teruggekeerd naar de Nederlanden kreeg hij in Haarlem te maken met de jonge jurist Coornhert, die hij de eed zou afnemen en wegwijs maakte in juridische aangelegenheden. Het kan bijna niet anders of Coornhert heeft met Talesius ook gesproken over diens ervaringen met en zijn indrukken van Erasmus.

Dat Erasmus op zijn beurt überhaupt op de hoogte is geweest van Coornherts bestaan, is hoogste onaannemelijk. Omgekeerd is dat uiteraard wel het geval. Dat blijkt uit de nodige keren dat Coornhert in zijn geschriften verwijst naar Erasmus. Toch is het aantal citaten van Erasmus, afgaand op de verzamelde werken van Coornhert, nu ook weer niet dermate groot dat je hieruit een sterke invloed zou kunnen afleiden.  Dat brengt de ideeënhistoricus Van Gelderen tot de conclusie dat Coornhert Erasmus weliswaar incidenteel geciteerd heeft, maar hem zeker niet overdreven hoog achtte.

Daar zou tegenin gebracht kunnen worden dat Coornhert zich toch een aantal keren nadrukkelijk op Erasmus beriep, zoals in het geschrift waarin hij de erfzonde verwerpt.

“Siet dat is Erasmi meyninghe, [aldus Coornhert en] dat is oock mijn meyninghe, ende dat acht ick oock des Apostels meyninghe”.

In andere boeken roemt Coornhert de humanistische geleerde enkele keren als:

“Onsen Hollandtschen Phenix Erasmus Rotterdamus”

Dit beeld van Erasmus als fenix, de mythologische vogel die steeds opnieuw wordt geboren, gebruikt Coornhert vaker om Erasmus te typeren. Elders spreekt hij van

“d’aldergeleertste Erasmus (den eenighen Phenicx van gants Europa”

Voor H. Bonger, Coornherts biograaf – of beter gezegd –hagiograaf (hij verklaart hem bijkans heilig) zijn deze loftuitingen echter van geen waarde. Hij stelt dat zijn held allerminst een Erasmiaan is en baseert zich daarbij vooral op een passage uit een geschrift over de predestinatie. Hierin maakt Coornhert inderdaad korte metten met Erasmus:

“Niemandt [ zo zegt hij] die oordeel heft sal oock prijsen die scrupeloose onderdanicheyt die Erasmus toondede den Roomsche Kercke”

De historica Christiene Berkvens-Stevelink, ziet het weer anders. In de bundel die verscheen ter gelegenheid van de vierhonderdste sterfdag van Coornhert in 1990 en die de voor Coornhert zeer toepasselijke titel Dwars maar recht draagt, noemt zij Coornhert een Erasmiaans humanist. Zij voegt daar echter wel aan toe dat hij een eigen klank heeft. Hij zou dichter bij de Bijbel blijven dan Erasmus, maar in het loslaten van elke vorm van confessionalisme veel verder gaat. Daarnaast ontwaart zij bij Coornhert mystieke kanten die Erasmus weer vreemd zouden zijn. “Maar de kern van waaruit Coornherts denken zich ontplooit, is nauw verbonden met het Erasmiaans optimisme: de mens is in staat om, met hulp van God, volmaakt te worden”, aldus Berkvens-Stevelink.

Ook buitenlandse historici hebben zich met de verwantschap tussen Coornhert en Erasmus beziggehouden. Wilhelm Dilthey is een van twee neo-idealistische Duitse historici die zich bezighielden met Coornhert; de ander was Ernst Troeltsch. Dithey zegt: “Von Erasmus geht eine grade Linie zu Coornhert, zu den Sozinianern und Arminianern”. In zijn optiek zou er dus een direct verband bestaan hebben tussen de opvattingen van Erasmus, van Coornhert en van remonstranten als Poppius en Thombergius die tot 1618 in Gouda de boventoon voerden. James Tracy, die in 1997 een kritische biografie van Erasmus schreef (Erasmus of the Low Countries) betwijfelt op zijn beurt hun verwantschap. Hij plaatst vooral vraagtekens bij de tolerantie van zijn hoofdpersoon. Volgens hem was tolerantie bij Erasmus niet een principieel uitgangspunt, maar vooral een kwestie van politieke voorzichtigheid. Het ideaal van Erasmus bleef volgens Tracy toch altijd de herstelde concordantia (eensgezindheid), waarmee alle verschillen zouden wegvallen. Tracy is het dan ook niet eens met de verering van Erasmus als kampioen van de tolerantie door latere generaties. Die eer komt volgens deze Amerikaanse historicus veeleer toe aan Coornhert, die veel principiëler zou zijn in zijn verdraagzaamheid.

De verbinding tussen Coornhert en Erasmus heeft dus al vele historici beziggehouden. Tot op heden is hun onderlinge relatie echter het best uitgewerkt in het werk van de kerkhistorica Mirjam van Veen. Zij schreef een proefschrift over een vroeg geschrift van Coornhert, getiteld  Verschooninghe van de roomsche afgoderye. Hierin neemt Coornhert het op voor gelovigen die onder druk van vervolging en inquisitie ervoor kiezen hun ware geloof te verbergen en met het oog op hun eigen veiligheid ervoor kiezen gewoon te blijven deelnemen aan de rooms-katholieke riten. Dit gedrag wordt traditioneel aangeduid als Nico-demisme. Die term heeft overigens niets te maken met Nico Habermehl, maar met de farizeeër Nicodemus uit de Bijbel die Christus’ leer omarmde, maar hem uit angst voor de gevolgen loochende. Het pleidooi voor het nicodemisme door Coornhert kreeg veel kritiek. Het wekte zelfs de woede van de grote Johannes Calvijn in Geneve, die van mening was dat zijn aanhangers het ware gereformeerde geloof nimmer mochten verloochenen. Hij verlangde van ze dat zij desnoods vervolgingen moesten doorstaan of anders maar moesten vluchten.

De nicodemistische opvattingen van Coornhert illustreren zijn relativering van de uiterlijke of uitwendige kerk. Kerk moest de mens volgens hem vooral in zichzelf zoeken. Aan de basis van Coornherts kritiek op ceremonieën en op een te sterk op uiterlijkheden gerichte godsdienst staat volgens Mirjam van Veen niemand minder dan Erasmus. Volgens haar heeft Erasmus in zijn Enchiridion militis christiani (Handboek voor de christenstrijder) de apostel Paulus ook al beschreven als de voorbeeldige gelovige, die ervoor kiest te leven in ‘geest en waarheid’, in plaats van zich druk te maken over de ceremonieën. Hierop voortbouwend bepleit Erasmus in verschillende traktaten voor een geestelijke godsdienst en toont hij een afkeer van uiterlijke ceremonieën, zoals het knielen voor heiligen, het branden van kaarsen, het gedachteloos prevelen van gebeden of plichtmatige kerkgang. Ceremonieën pasten volgens Erasmus in het Oude Testament. Hij wijst erop dat Paulus met een zekere minachting spreekt over de werken van Abraham.

De schakel tussen Erasmus en Coornhert ligt volgens Mirjam van Veen bij Sebastiaan Franck. Volgens haar had deze voormalige pastoor uit Duitsland de bezwaren van Erasmus tegen de ceremonieën rond 1560 volledig geabsorbeerd en verwerkt in zijn geschriften. Hierdoor zou de directe invloed van Erasmus op Coornhert lastig vast te stellen zijn. Het valt in elk geval niet te negeren dat Coornhert zeer onder de indruk was van de ideeën van Franck, die inderdaad niets wilde weten van een uitwendige kerk. Dat Coornherts lijfuitgever Jasper Tournay in Gouda verschillende werken van Franck in vertaling van de persen liet komen, is ook illustratief voor de invloed van deze spiritualistische denker op Coornhert en zijn geestverwanten.

Als indicatie voor de invloed die Erasmus heeft gehad op Coornhert wijst Van Veen op eerder door mij aangehaalde passages, waar Coornhert spreekt over de opvattingen van Erasmus over de erfzonde, de Eucharistie en over Erasmus’  geleerdheid. Zij negeert daarbij zeker niet dat beide mannen verschillende opvattingen hadden over de Eucharistie. Erasmus bleef de transsubstantiatieleer immers omarmen, terwijl Coornhert deze van de hand wees. Maar Van Veen tilt daar minder zwaar aan dan Bonger, door erop te wijzen dat Coornhert – ondanks diens afwijzing van de transsubstantiatie – geen reden zag om officieel met de rooms-katholieke kerk te breken. Ook hun verschil in benadering van de kerkelijke ceremonieën ontgaat Van Veen niet. Erasmus ziet hierin nog wel enig pedagogisch nut, maar Coornhert is veel radicaler in zijn afwijzing.

Resumerend kan gesteld worden dat er vanuit de ideeëngeschiedenis en theologie op zijn minst grote verwantschap is vast te stellen tussen de opvattingen van beide grootheden, al zijn er op onderdelen ook accentverschillen. Met dit in het achterhoofd gaan we nu op zoek naar andersoortige verschillen en overeenkomsten, om dan aan het eind van mijn betoog iets te zeggen over beider invloed op de politieke en kerkelijke ontwikkelingsgang in Gouda.

Overeenkomsten

  • band met Gouda
  • niet breken met de Katholieke Kerk
  • humanisten (dia 3)
  • homo universalis
  • eigenzinnigheid
  • iconografie (dia 4-7)
  • ijdelheid (dia 8-9)
  • kinderloosheid
  • band met drukker (dia 10)
  • duurzame helden

Verschillen

  • band met Gouda
  • geografische mobiliteit
  • karakter
  • taalvoorkeur
  • schrijfstijl
  • polemiek
  • handvaardigheid
  • muzikaliteit
  • lieux de memoires
  • erfenis (Nederlands versus Europees)

Invloeden in Gouda

Is er een lijn tussen de invloed van Erasmus en die van Coornhert op het politieke en geestelijke klimaat in Gouda? Vaak wordt geschreven dat er in Gouda lange tijd sprake is geweest van een Erasmiaanse geest.  Maar wat is dat en hoe stel je dat vast? Er is geen stadsbestuurder geweest die letterlijk heeft opgeschreven dat hij zich liet inspireren door deze grote Gouwenaar. We moeten dus louter afgaan op indirecte aanwijzingen. Vaak wordt daarbij gewezen op de Goudse Glazen. De manier waarin Jezus daarin vermenselijkt wordt afgebeeld zou de geest van Erasmus weerspiegelen. Xander van Eck heeft dit in zijn bijdrage aan de Goudse stadsgeschiedenis overtuigend aangetoond.  Ook het streven van het Goudse stadsbestuur naar ‘concordantia’ ofwel eendracht in de stad zou terug te voeren zijn op de ideeën van Erasmus Goudanus. Nico Habermehl heeft daarnaast in een eerdere lezing in deze reeks laten zien dat enkele vooraanstaande Goudse vrienden van Erasmus – en met name Reinier Snoy – zijn gedachtegoed innig hebben omarmd en uitgedragen.

Wat Coornhert aangaat zijn de invloeden directer aan te wijzen, met name op politiek gebied. Dat het stadsbestuur zijn bestuurlijke Leitmotiv – de vrijheid van consciëntie – tientallen jaren met kracht uitdroeg in de Staten van Holland en tegenover de Oranjes, gaat direct terug op Coornherts geschrift hierover. Dat de regenten de eigenzinnige humanist van harte welkom heetten na diens verbanning uit Delft is een andere uiting van hun toegenegenheid, evenals de demonstratieve geste van Gouda om enkele dagen na het overlijden van Coornhert tien exemplaren van diens laatste boek tegen het ketterdoden bij prins Maurits te laten afleveren. Dat de stad aan de Staten de suggestie deed als thema van het allereerste glas bij de vergroting van de Sint-Janskerk te kiezen voor de ‘vrijheid van conscientie’  onderstreept dit opnieuw.

De invloed van Coornhert op de Goudse politiek is daarmee evident. Zijn invloed op de kerkelijke ontwikkelingen in de stad lijkt minder groot te zijn geweest. Daarvoor waren zijn aanvallen op de gereformeerde dominees waarschijnlijk te scherp. De polarisatie die hij daarmee veroorzaakte ondermijnde de kerkelijke eendracht en dat was nu precies wat de Goudse kerk niet kon gebruiken. Kerk- en stadsbestuurders wilden zoveel mogelijk Gouwenaars onder een kerkelijk dak verenigen en wilden niets weten van scherpslijperij. Hier won de verzoenende geest van Erasmus het van de Prinzipienreiterei van Coornhert. Kerkelijk zette het Goudse stadsbestuur zijn kaarten dan ook nadrukkelijk niet op Coornhert, maar op een andere belangrijke figuur die Gouda zijn bijzondere geestelijke klankkleur bezorgde. Die persoon was de voormalige monnik Herman Herbers, die tegen de zin van Staten en Synodes door Gouda tegen kerkelijke tucht en afzetting beschermd werd.

Toch was Herbers op een andere manier wel weer met Coornhert verbonden. Hij had een sterk mystieke inslag en hechte niet veel waarde aan kerkelijke ceremoniën. Ook Coornhert toonde zich in veel geschriften ontvankelijk voor mystieke invloeden. Toch is er op dit vlak geen spoor van onderlinge beïnvloeding in de archieven terug te vinden, zelf niet van enig onderling contact, hoewel beiden notabene gelijktijdig in Gouda woonachtig waren.

Aan het eind van dit verhaal moeten wij dan ook concluderen dat de Goudse vrijzinnigheid niet twee, maar drie kraamvaders heeft gekend. Over twee van hen, Erasmus en Coornhert, is het hier vanavond vooral gegaan. De derde, Herman Herbers, is voor velen nog een grote onbekende. Hij heeft geen biografie en het aantal artikelen over hem is ook zeer gering. Gelukkig komt daar binnenkort verandering in, want Kees Plaizier uit Stolwijk (hier aanwezig vanavond) heeft onlangs een gedegen studie naar deze Goudse predikant afgerond. Hierin wordt op basis van Herbers’ geschriften een scherp beeld gegeven van deze mysticus op de Goudse kansel. Hopelijk zal Die Goude dit boek willen uitgeven, want het voorziet in een grote leemte in de Goudse geschiedschrijving.

Resteert aan het einde van dit verhaal de vraag welke kraamvader nu het best kan worden toegeëigend door Gouda. Erasmus is door bedrog van de man zelf en onoplettendheid  van de Gouwenaren allang vergeven aan Rotterdam. Elke poging om hem aan zijn oren terug te slepen naar Gouda zijn tot mislukken gedoemd. Herbers is zo mystiek, dat er zelfs geen portret van hem is overgeleverd. We moeten het doen met zijn grafsteen in de Sint Jan. Blijft over Dirck Volckertszoon Coornhert. Gelet op zijn grote invloed op het Goudse stadsbestuur en op de principiële politieke koers van de stad verdient hij het allermeest een standbeeld op de Goudse Markt. Ik heb alvast een ontwerp gemaakt voor dit beeld, die ik hierbij tot slot voor u wil onthullen.

One Response to Erasmus en Coornhert als kraamvaders van de Goudse vrijzinnigheid

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *