Polemiek over slachtoffers van Calvijn

In de laatste jaargang van het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis in de oude vormgeving (2008) stond onderstaande column. Deze plaagstoot aan de Calvijnvereerders riep een felle reactie op van prof.dr. W.J. op ’t Hof in het Reformatorisch Dagblad van 17 april 2009. Als reactie daarop schreef Abels een ‘Ogentroost voor een dominee zonder tranen’, die zonder deze titel en iets ingekort eveneens verscheen in het Reformatorisch Dagblad op 23 april 2009. Vervolgens reageerde Bondsdominee R.H. Kieskamp op 27 april in dezelfde krant. Twee dagen later, op 29 april nam Jan Dirk Snel, secretaris van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis,  het op voor de redactie van TNK. Hieronder volgen de gewraakte column, de reactie van Op ’t Hof, de oorspronkelijke tekst van de repliek van Abels, en de reacties van ds. Kieskamp en Jan Dirk Snel.

In een terugblik op het Calvijnjaar schonk Herman Paul aandacht aan deze polemiek (in Trajecta 18 (2009) 127: “In katholieke kring is meer dan eens verbaasd gereageerd op de ‘kritiekloze bewieroking’ die Calvijn in 2009 ten deel viel. Zo schreef Paul Abels een column in TNK, waarin de grote verhalen van het type dat Balkenende en Donner uitdroegen, wel erg gemakkelijk voorbijgingen aan de schaduwzijden van Calvijns invloed in de Nederlanden (een plagerige column die, zoals te verwachten viel, doodserieuze reacties uitlokte in het Reformatorisch Dagblad“).


DE SLACHOFFERS VAN CALVIJN

In Nederland wordt volgend jaar grootscheeps herdacht dat Johannes Calvijn vijfhonderd jaar geleden werd geboren. Deze Frans-Zwitserse reformator heeft, zonder hier ooit geweest te zijn, als geen ander een stempel gedrukt op het geestelijk klimaat in Nederland. Niet voor niets wordt te pas en te onpas beweerd dat wij een calvinistisch volk zijn. Hoewel op deze karakterisering veel valt af te dingen, kan inderdaad gesteld worden dat de geest van Calvijn hier te lande eeuwenlang stevig heeft rondgewaard. De aanstaande herdenking van Calvijn wordt dan ook gedomineerd door een waaier van geestelijke erfgenamen.

De Theologische Universiteit in Apeldoorn en de Vrije Universiteit van Amsterdam wedijveren daarbij in het toe-eigenen van de reformator. De Apeldoorners halen al in november van dit jaar een keur aan Calvijnkenners naar kasteel De Vanenburg in Putten om zich af te vragen of hij een hervormer of een heilige was. De VU pareert dit initiatief in januari 2009 met een Nationale Calvijnweek, vol exposities en lezingen, die nota bene muzikaal wordt afgesloten met de uitvoering van een speciaal voor die gelegenheid gecomponeerde Calvijncantate. Maar ook Dordrecht laat zich uiteraard niet onbetuigd, met een Nationale Herdenkingsbijeenkomst en een internationaal congres. Bij al deze activiteiten lijken vooral de grote betekenis en verdiensten van de kerkhervormer centraal te staan.

De Dordtse zegepraal heeft Nederland echter niet alleen dat calvinistische stempel bezorgd. Zij trok voor sommigen ook een grauwsluier over de geschiedenis. Met name zijn predestinatieleer trok diepe groeven in onze volksziel. Zelfs het katholicisme kreeg in deze contreien een sputter mee, getuige de hart- en kerkverscheurende strijd in de achttiende eeuw tussen jansenistische ‘predestinateurs’ en Rome. Een eeuw eerder had een vergelijkbare discussie, die in de kern neerkomt op de vraag of de mens zelf ook maar iets kan veranderen aan zijn heil, de jonge natie al op de rand van een burgeroorlog gebracht. Daarbij wisten de aanhangers van Calvijn met gewapende assistentie van een Oranjestadhouder en een nationale kerkvergadering kerk en land te zuiveren van arminianen en andere veronderstelde twijfelaars aan Gods almacht.

Het tragische lot van de slachtoffers van Calvijn is in de nationale geschiedschrijving nogal weggemoffeld. Nog in deze tijd zijn er historici die met droge ogen de verbanning, vervolging, internering en liquidatie van remonstrantse predikanten en gelovigen, als consequentie van de uitkomst van de Dordtse Synode in 1619, vergoeilijken of doodzwijgen. Maar ook het vandalisme van de beeldenstormers, de schanddaden van de calvinistische geuzen in Gorcum en andere weinig fijnzinnige pogingen om de ‘gruwelijke paapse afgoderije’ met de Heidelbergse Catechismus in de hand de kop in te drukken, hebben tot op niet altijd de aandacht gekregen die zij verdienen. Gereformeerd Nederland weet als geen ander te herdenken, maar Vergangenheitsbewältigung lijkt niet altijd een kernkwaliteit te zijn in deze kring. Het Calvijnjaar zou een ideale gelegenheid zijn voor een ommekeer en gelukkig zijn er ook lichtpuntjes. ‘De intolerante Calvijn’ heeft bijvoorbeeld een klein plaatsje in het herdenkingsjaar, in de vorm van een debat aan de Erasmus Universiteit.

Maar ook onder Calvijns erfgenamen zit enige beweging. Terwijl de Vrijgemaakte E.A. de Boer onlangs in het Nederlands Dagblad nog probeert Calvijns betrokkenheid bij de dood van Servet weg te moffelen en Bondsdominee R.H. Kieskamp in de Waarheidsvriend Arminius weinig kies neerzet als “een hond die terugkeerde naar eigen uitbraaksel”, verdedigde William den Boer in Apeldoorn – nog wel het epicentrum van de Calvijnherdenking – een proefschrift met een verfrissende kijk op de leerstellige opvattingen van deze grondlegger van het remonstrantisme. Misschien kan in de herdenkingscongressen alsnog iets meer plek ingeruimd worden voor de schaduwzijden van de reformator en zijn leer.  (Paul H.A.M. Abels)

===========================

BETRAANDE OGEN GEVEN GEEN HELDER ZICHT OP SLACHTOFFERS VAN CALVIJN

prof.dr. W.J. op ’t Hof

Het jaar 2009 wordt het Calvijnjaar genoemd. De Theologische Universiteit in Apeldoorn was heel voorlijk door al in november vorig jaar een internationaal congres over de Geneefse reformator te houden, waarbij de vraag centraal stond of hij een hervormer of een heilige was. Alsof het calvinisme heiligen zou kennen! Maar dit terzijde.
Aan de VU te Amsterdam werd in januari een nationale Calvijnweek gehouden, terwijl Dordrecht zich met een nationale herdenkingsbijeenkomst en een internationaal congres niet onbetuigd zal laten.
Al deze manifestaties waren voor de eindredacteur van het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis aanleiding om zijn gram te halen. Calvijn een heilige? Niks geen heilige, maar een beul!
Boven zijn artikeltje in het genoemde interkerkelijke wetenschappelijke tijdschrift zette de eindredacteur “De slachtoffers van Calvijn”.
Het gaat hier om een redelijk gerenommeerd wetenschappelijk tijdschrift. De auteur is niet de eerste de beste.
Natte ogen
De auteur laat zich als een zeer gevoelig mens kennen. Hij breekt de staf over historici die met droge ogen de gevolgen van de Synode van Dordrecht 1618-1619 kunnen aanzien. Dit impliceert dat hijzelf zijn tranen niet kan bedwingen.
Die lelijke Calvijn in Zwitserland heeft ervoor gezorgd dat ruim vijftig jaren na zijn overlijden in ons land zijn geestelijke nazaten „met gewapende assistentie van een Oranje-stadhouder en een nationale kerkvergadering kerk en land zuiverden van arminianen en andere veronderstelde twijfelaars aan Gods almacht.”
De auteur beschuldigt gereformeerde historici ervan dat zij de verbanning, vervolging, internering en liquidatie van remonstrantse predikanten en gelovigen vergoeilijken of doodzwijgen. Dat is nogal wat.

Requisitoir
Het requisitoir van de auteur is hiermee nog niet ten einde. Integendeel, eenmaal op gang gekomen, dendert de aanklachtentrein in volle vaart ongehinderd door enige scrupule of wetenschappelijk relativeringsvermogen voort.
De auteur wraakt het dat „ook het vandalisme van de beeldenstormers, de schanddaden van de calvinistische geuzen in Gorcum en andere weinig fijnzinnige pogingen om de ‘gruwelijke paapse afgoderije’ met de Heidelbergse Catechismus in de hand de kop in te drukken”, niet altijd de aandacht gekregen hebben die zij verdienen. De auteur heeft een rooms-katholieke achtergrond.
De auteur gaat onverdroten met zijn donderpreek door. Wel komt er verandering in de wijze waarop, want hij gaat nu een paar namen noemen.
De vrijgemaakte prof. dr. E. A. de Boer en de Gereformeerde Bondsdominee R. H. Kieskamp moeten het zwaar ontgelden. Hij beschuldigt de eerste ervan Calvijns betrokkenheid bij de dood van Servet weg te moffelen en de tweede dat deze Arminius weinig kies neerzet als een hond die terugkeerde tot zijn eigen uitbraaksel.

Lichtpuntjes
De betraande ogen beletten de auteur niet toch nog enige lichtpuntjes te ontwaren. Zo werd aan de Erasmus Universiteit in de vorm van een debat aandacht geschonken aan de intolerante Calvijn.
Het artikel eindigt met de vraag om alsnog meer plek in de herdenkingscongressen in te ruimen „voor de schaduwzijden van de reformator en zijn leer.”
Het lijkt wel of er in de beoefening van de (kerk)geschiedenis een toenemende tendens is om onderzoekers van gereformeerden huize te beschuldigen van vooringenomenheid, geborneerdheid, gebrek aan objectiviteit, kortom onwetenschappelijkheid. Men kome dan echter wel met harde feiten en niet met zulke grove onzinnigheden en ongenuanceerde bittere aanklachten als de auteur doet. Wie de remonstranten als slachtoffers van Calvijn beschouwt, gaat toch wel heel raar met de geschiedenis om. Iemand iets aanrekenen wat een halve eeuw na zijn overlijden gebeurde, lijkt slechts pathologisch verklaard te kunnen worden.
De remonstrantse politici zijn de eersten geweest die er een keiharde intolerantiestrategie op nagehouden hebben door contraremonstrantse predikanten af te zetten en uit de stad te verbannen. Zolang de Rooms-Katholieke Kerk de vervloeking van protestanten door het Concilie van Trente handhaaft, moet een rooms-katholiek niet zeuren over de Heidelbergse Catechismus.
Wie het aantal slachtoffers van de inquisitie afzet tegen dat van de geuzen, zal de tranen van de auteur van het artikel niet erg serieus kunnen nemen.

Verontrusting
Omdat we weten dat de auteur natte ogen heeft, kunnen we het hem niet helemaal kwalijk nemen dat hij het niet scherp ziet.
Wat mij echter verontrust is dat de protestanten in de redactie van het genoemde tijdschrift dit artikel voor hun rekening hebben genomen. Zijn hun ogen soms -ook- betraand?

De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar aan de VU te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk.

=============================

OGENTROOST VOOR EEN DOMINEE ZONDER TRANEN

In het Reformatorisch Dagblad van vrijdag 17 april jongstleden breekt een hooggeleerde dominee van Urk de staf over de eindredacteur van het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis wegens diens column over ‘De slachtoffers van Calvijn’. Hij noemt de naam van deze eindredacteur niet, maar heeft het voor zijn betoog wel nodig op te merken dat deze een rooms-katholieke achtergrond heeft. Als geadresseerde anonymus heb ik er behoefte aan te reageren op zijn filippica. In de kern komt zijn betoog erop neer dat betraande ogen mij het zicht op de historische werkelijkheid hebben ontnomen en dat mijn protestantse mederedactieleden mij hadden moeten weerhouden van het publiceren van het stukje. Al degenen die ik beschouw als slachtoffers van Calvijn moeten volgens de Urker dominee niet zeuren, want ze zijn zelf begonnen, hebben ergere dingen gedaan of hebben een pathologische stoornis.

Het verbaast mij dat deze hooggeleerde Evangeliedienaar deze reactie met droge ogen heeft kunnen opschrijven. Als protagonist van de Nadere Reformatie zou hij zelfs blij moeten zijn met mijn ontheiliging van Calvijn. Immers, ook Calvijn was maar een mens. Het jubeljaar voor deze reformator is echter nog niet eens halverwege, en het aantal zaligsprekingen is al niet meer te tellen. Het was dan ook niet zozeer vanuit empathie met de slachtoffers dat ik de column schreef, maar uit verbazing over de kritiekloze bewieroking van de grondlegger van de reformatie in de Nederlanden. Als je daarbij actief op zoek gaat naar de schaduwzijden van de man en zijn leer, stuit je zelfs in hedendaagse publicaties op merkwaardige pogingen om deze te verdoezelen of te vergoelijken. Dat ik daarbij niet alleen voorbeelden heb genoemd die de persoon Calvijn zelf betreffen, zoals zijn betrokkenheid bij de dood van Servet, maar ook slachtoffers die zijn leer heeft gemaakt, lijkt mij ook vanuit wetenschappelijk gezichtspunt een te rechtvaardigen keuze.

martelarengorcum

De Martelaren van Gorcum. Schilderij in Rosary Chapel, Monroe (Conneticut)

De gebrekkige Vergangenheitsbewältigung door de Nederlandse erfgenamen van Calvijn werd mij onlangs nog eens duidelijk, toen ik door prof. G. Harinck gevraagd werd ten behoeve van een boek over gereformeerde lieux de mémoire een bijdrage te schrijven over de Martelaren van Gorcum. Hoezeer ik ook mijn best deed om materiaal te vinden waaruit zou blijken hoe aan reformatorische zijde is omgegaan met deze zwarte bladzijde uit hun geschiedenis, het schrijfblok bleef leeg. Deze kwestie is letterlijk doodgezwegen, maar die ene zin was vanzelfsprekend te kort voor een lemma in het boek. Eenzelfde verkramptheid bespeur ik in de omgang met Arminius en het remonstrantisme. De Urker dominee doet voorkomen dat ik zijn Gereformeerde Bondsambtgenoot R.H. Kieskamp zwaar attaqueer, terwijl deze toch zelf Arminius weinig kies omschreef als ‘een hond die naar zijn eigen uitbraaksel terugkeerde’.

Het is jammer dat de hooggeleerde dominee zoveel zand in de ogen heeft dat hem het heldere zicht op het werkelijke Anliegen van de reformatie wordt ontnomen. Een kwart eeuw bestudering van de vroege reformatie in de Nederlanden heeft mij een beeld opgeleverd van de calvinistische  reformatie als een jonge krop sla: nieuw, verkwikkend en attractief. De Urker dominee heeft er met zijn historische constructie van de Nadere Reformatie een doorgeschoten krop sla van gemaakt, ontdaan van haar frisheid en moeilijk te verteren. En nog slecht voor de ogen ook, omdat zij klaarblijkelijk schaduwblind maakt.

dr. Paul H.A.M. Abels, Gouda

====================================

ARMINIANISME TERUGKEER NAAR WETTISCHE ROME

W.H. Kieskamp

Was Arminius een hond die terugkeerde tot zijn eigen uitbraaksel? Ds. R. H. Kieskamp vindt dat dr. Paul H. A. M. Abels (RD van donderdag) een uitspraak van hem hierover niet juist citeert.

Volgens dr. Abels zou ik Arminius „weinig kies” hebben omschreven „als een hond die naar zijn eigen uitbraaksel terugkeerde.” Dit naar aanleiding van een column van prof. dr. W. J. op ’t Hof in het RD van 17 april.

Jammer voor Abels dat hij niet juist citeert. Bovendien haalt hij mijn woorden niet aan in het verband waarin ik ze gezegd heb. Twee zaken die van een wetenschapper op zijn minst verwacht mogen worden.

Had hij deze wetenschappelijke attitude wel beoefend en had hij niet door een emotionele bril gelezen, dan had hij ontdekt dat het betreffende citaat slechts weergeeft wat mensen van de Reformatie gevoeld hebben naar het remonstrantisme toe. En dat tegen de achtergrond van het rooms-katholieke denken waarmee ze gebroken hadden.

Om het geheel helder te krijgen voel ik me genoodzaakt een breed citaat weer te geven. Het is te vinden in De Waarheidsvriend, de wekelijkse uitgave van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk, 15 mei 2008, blz. 4. Het citaat:

„Om er achter te komen hoe erg arminiaans denken is, moeten we eerst naar de kerkgeschiedenis. Rond 1600 begon de Reformatie in Nederland vaste grond onder de voeten te krijgen. De Reformatie is als een geweldige bevrijdingsbeweging ervaren. Men voelde zich verlost van het slavenjuk van de verdienstelijkheid van de Roomse goede werken.

Vele mensen waren daarin, met Luther, geheel vastgelopen. Ze zwoegden en slaafden om door goede werken de hemel te verdienen, om de onrust van hun hart weg te werken. Het lukte niet, want ze werden geheel op zichzelf en op hun eigen presteren teruggeworpen. Ze bleven ronddraaien in een cirkel, totdat de bijbelse leer van genade alleen en door het geloof in Christus alleen hen uit de gevangenis verloste. Ze kwamen uit de engte in de ruimte van eeuwige vrijspraak door de genade van God in Christus.

Het arminianisme was een terugval in die dodelijk verstikkende cirkel van rooms-katholiek denken dat met eigen goede werken de hemel wilde verdienen. Weer werd de mens op zichzelf en op eigen presteren teruggeworpen. (…) Weg dus het bevrijdende Evangelie dat ons uitnodigt uit onze ikgerichtheid te komen, dat ons naar Christus lokt. Weer werd het blijde Evangelie verkwanseld.

Zij die leefden uit de bevrijdende boodschap van genade in Christus, door de Reformatie opnieuw ontdekt, konden dan ook niet verdragen dat het arminiaanse denken hen weer in de wurggreep van wettische Roomse goede werkenleer zou voeren. Het voelde aan als een hond die terugkeerde naar eigen uitbraaksel. Daarom werd in de tijd van de synode van Dordt zo fel tegen het arminianisme gestreden.”

Akker
De door Abels gewraakte uitspraak wil dus het positieve van de Reformatie onder woorden brengen. Met dankbaarheid heb ik geconstateerd dat Abels deze Reformatie zelf beschouwt als een jonge krop sla: nieuw, verkwikkend en attractief. Van harte hoop, wens en bid ik dat heel Nederland spoedig één grote akker zal zijn vol met deze heerlijke kroppen sla.

De auteur is hervormd emeritus predikant.

CALVIJNSLACHOFFERS
In zijn column “De slachtoffers van Calvijn” in RD 17-4 breekt prof. dr. W. J. op ’t Hof de staf over een column in het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, die overigens al in het nummer van september 2008, ruim een halfjaar geleden dus, verscheen. Het ging om een speelse column. Die komt volledig voor rekening van de door Op ’t Hof ongenoemde auteur, dr. Paul H. A. M. Abels, die inmiddels (RD 23-4) zelf een weerwoord heeft gegeven. De veronderstelling van Op ’t Hof dat ook „de protestanten in de redactie van het genoemde tijdschrift dit artikel voor hun rekening hebben genomen”, is dan ook uit de lucht gegrepen.
Niemand behalve de auteur hoeft de inhoud van een persoonlijke column te verantwoorden. Wel kan ik nog opmerken dat Op ’t Hofs opmerking dat de auteur Calvijn als „een beul” zou typeren, uit zijn eigen duim komt. Misschien is het daarom goed om hier te wijzen op de studiedag die de uitgever van het tijdschrift, de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis, op zaterdag 9 mei in Dordrecht aan Calvijn zal wijden.
In aansluiting bij de nationale tentoonstelling “Calvijn & Wij” organiseert de VNK een gratis en voor iedereen toegankelijk symposium, waarop dr. Frans van Stam (VU Amsterdam) een referaat zal houden over “Calvijns optreden tegen Servet: een fatale reddingsactie”. Van Stam zal daar uiteenzetten dat Calvijns actie tegen Servet begonnen is als een poging om vijf protestantse studenten te redden uit de handen van de inquisitie. Die reddingsactie liep echter volkomen uit de hand. Reken maar dat op deze dag, waaraan ook anderen hun medewerking zullen verlenen, Calvijn eerlijk en rechtvaardig zal worden behandeld!

Jan Dirk Snel

One Response to Polemiek over slachtoffers van Calvijn

  1. Bij bovenstaande publikatie (“Polemiek over slachtoffers van Calvijn”) is een afbeelding gevoegd van De Martelaren van Gorcum. Als bron daarvan wordt genoemd “Rosary Chapel, Monroe, Connecticut”.
    Het betreft hier een schilderij van Italiaanse schilder C. Fracassini (1838-1868), dat in 1867 bij gelegenheid van de heiligverklaring van de Martelaren van Gorcum door de gezamenlijke postulatoren aan de paus ten geschenke werd gegeven. Het origineel daarvan hangt in de Sobieski-zaal van de Vaticaanse Musea. De afbeelding die u hierboven geeft betreft slechts een deel van het origineel. Afgaande op uw foto is de gelijkenis met het origineel zo groot, dat – zo hier geen sprake is van een reproductie van het in het Vaticaan hangende schilderij – toch tenminste sprake is van een kopie daarvan.
    Beschikt u over meer informatie over het schilderij in Monroe ?

Leave a Comment

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *