Schilderde Johannes Vermeer de Sint-Janskerk?
Interieurschilderijen van de Goudse Sint-Janskerk zijn zeldzaam en als ze er al zijn, dan blijken ze in de verste uithoeken van de wereld te zijn beland. Het meest bekend is het schilderij van de Delftse schilder Hendrick van Vliet, dat te bewonderen is in de National Galery in Melbourne, Australië. De Goudse kunstenaar Jos van der Biezen schilderde er een kopie van, die te zien is in de Goudse kerk. Het hele proces van reproduceren heeft hij vastgelegd het deze week verschenen boek De ontdekking van een meesterwerk. Een grensverleggend kerkinterieurschilderij (1662) – en The Remake. Ik mocht daarin het bestaan van een ander kerkinterieur van de Sint-Janskerk toelichten. Helemaal aan de andere kant van de wereld, in museum het Ou Stadhuis in Kaapstad, Zuid-Afrika, hangt namelijk min of meer de pendant van het Australische schilderij, waarbij de blik nu niet is gericht op het koor in het Oosten, maar op de ingang in het Westen. Wie dit schilderij heeft gemaakt is veel minder duidelijk. Perspectivistisch is het duidelijk van mindere kwaliteit, maar beide schilderijen zijn rond 1661-1662 – dus bijna gelijktijdig – gemaakt.

Probleem bij de bestudering van het schilderij uit Zuid-Afrika was tot op heden dat in Gouda niemand beschikte over een goede kleurenfoto van het werk met een hoge resolutiewaarde. Dankzij de medewerking van het museum in Kaapstad is zo’n foto na een jaar mailen en aandringen nu wel beschikbaar en kan het werk tot op detail ontleed worden en vergeleken met schilderij in Australië.


Beide schilderijen tonen naast grote overeenkomsten in stijl en kleurgebruik toch ook verschillen, met name in de kwaliteit van de penseelvoering en het gebruik van ruimtelijk perspectief. Het Australische schilderij is duidelijk gesigneerd en gedateerd (1662) op een van de pilaren en is van de hand van de Delftse kerkschilder Hendrick van Vliet. Het Zuid-Afrikaanse schilderij is op vergelijkbare wijze op een pilaar gesigneerd en gedateerd (1661), maar deze ondertekening is zo ongeloofwaardig, dat algemeen wordt aangenomen dat deze vals is. Er lijkt te zijn geknoeid met de handtekening, zodat er ‘IVMeer Fecit’ kwam te staan: Johannes Vermeer heeft het gemaakt.

Dat Johannes Vermeer dit schilderij zou hebben gemaakt, en nog wel in hetzelfde jaar dat hij het beroemde Gezicht op Delft vervaardigde, is uitgesloten. Dat hij nooit kerkinterieurs schilderde kan geen argument zijn, want het schilderij van Delft is ook het enige stadsgezicht dat hij schilderde. Dat hij in Gouda is geweest is zeker niet ondenkbaar, aangezien zijn schoonmoeder Maria Thins hier een huis aan de Westhaven bezat. Het staat ik vast dat hij meerdere keren in Gouda is geweest, zoals bij de afhandeling van de erfenis van zijn schoonmoeder. Maar het is met name de slordigheid in het door de schilder weergegeven perspectief dat het uitgesloten maakt dat het om een Vermeer gaat, aangezien deze Delftse schilder juist een meester was in perspectiefgebruik. We mogen er dus vanuit gaan dat een andere hand het penseel vasthield en dat – gelet op het perspectiefgebruik – dit ook niet Hendrick van Vliet, de maker van het andere schilderij, is geweest. Ook hij was hierin een meester. Tegelijk zijn er wel talrijke overeenkomsten in de mis en scène tussen zijn werk en die van het schilderij uit Kaapstad. Het meest aannemelijk is het daarom, dat hier een leerling van deze Delftse schilder aan het werk is gezet.
Het schilderij uit Kaapstad mag dan wel in kunsthistorisch opzicht van mindere kwaliteit zijn, historisch is het van grote waarde want het geeft een fraai beeld van de inrichting van dit gedeelte van de Sint-Jan in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Wat allereerst opvalt is de prominente plek van de wetsborden boven de toren-ingang van de kerk. Waar nu het Moreau-orgel hangt, werd de bezoeker destijds de Tien Geboden in grote letters voorgehouden. Boven de op dubbele houten ’tafelen’ geschilderde geboden was het stadswapen van Gouda geschilderd. Er onder is op een eveneens in de rode stadskleur geverfd tekstbord te lezen ‘Heere uwe Godt (…) ’t uyt den diensthuyse geleyt hebbe’, een fragment van de tekst uit Exodus 20:1: Ick ben de Heere u God, die u uit Egyptenlande uit den diensthuyse geleyt hebbe.


De tekst op het linkerbord gaat schuil achter een pilaar, maar de geboden op het rechterbord zijn goed te lezen. Vergelijking met de huidige borden laat zien dat de schilder de tekst daarbij wel wat heeft moeten indikken, waarschijnlijk omdat het middengedeelte boven de ingang door het verkeerde perspectief te smal was geworden. Helemaal onderaan is op de steunbalk voor de borden ook nog een tekst te lezen: ‘Die kennisse der sonden’. Opvallend daarbij is dat de letters N gespiegeld zijn weergegeven. Verder is nog te zien dat boven het ingangsportaal een versiering is aangebracht in dezelfde stijl als de wetsborden.
Deze wetsborden, met vergulde randen versierd, werden in 1610 vervaardigd door Wiert Claesz. Beide borddelen waren in de opstelling van destijds verbonden met een plankje, waarop het jaartal 1610 stond. Rechts achterin is aan de noordmuur nog een groot tekstbord te zien, dat volgens Henny van Dolder, oud-archivaresse van de Sint-Jan, geplaatst was door het smidsgilde.
Met de komst van het orgel zijn de wetsborden weggehaald van deze plek, om later bevestigd te worden aan de muur bij het koor, aan de zuidzijde, maar nu zonder het verbindingsbalkje met de datering. Waar dit balkje is gebleven, en ook het tekstbord van het smidsgilde, is helaas onbekend.
Heel goed zichtbaar op het schilderij is verder het gebrandschilderde glas 29 met David en de Christelijke Ridder, in de jaren 1595-1597 geschonken door de steden van het Noorderkwartier van het gewest Holland: Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnickendam, Medemblik en Purmerend. Het glas is door de schilder tamelijk waarheidsgetrouw afgebeeld, inclusief de wapens van de schenkende steden. Zo is links duidelijk het wapen van Enkhuizen te zien, met de drie haringen.

Van het pendant van dit raam, geschonken door het Zuiderkwartier met de Vrijheid van Consciëntie als thema, is op het schilderij alleen nog een kleine rand te zien.

Onder het glas van de Christelijke Ridder bevond zich de timmerwerkplaats, aan de bovenzijde voorzien van een sierhek. Vanuit deze plek werd constant onderhoud gepleegd aan het kerkgebouw. De diverse hoge ladders die de schilder heeft weergegeven waren dan ook onmisbaar om ook op grote hoogte onderhoudswerkzaamheden te verrichten.

Resteert nog de aandacht te vestigen op het ruitvormige wapenbord dat links bovenaan prominent te zien is. Tot de Franse tijd hingen er talrijke van dergelijke wapenborden in de kerk, onder meer van Goudse zeehelden. Zo mogelijk hingen ze in de buurt van het graf van de betreffende persoon. Ook het door de schilder weergegeven bord, met een paard in een blauw schild in het helmteken en een datum 28 februari, blijkt van een zeeheld te zijn. Te lezen is: ‘Die Zeehelt Van der – Voor – de Leev Moest gaen – In ’t Vechten ‘ Leven t Lijf Liet hier’. Een zogeheten chronogram is zo geconstrueerd, dat de hoofdletters met een betekenis in het Romeinse getallensysteem bij elkaar opgeteld het jaartal 1653 opleveren.
Het blijkt te gaan om de tekst op een rouwbord voor de Goudse zeeheld Joris Cornelisz van der Saen (Zaan)., waarop het volgende gedacht was aangebracht:
Doe ’t engels gIer Vol rooC Vol vier. DeVr voor de LeeV most gaen. In ’t Vechten ’t LeVen ’t LIjf Liet hier . Dien zeeheLt Vander Saen.
Van der Saen was geboren in Gouda en trouwde aldaar op 25 oktober 1637 met Meynsje Maertens de Lange. Hij voerde inderdaad als familiewapen een (steigerend) paard tegen een blauwe achtergrond. Als kapitein had hij ten tijde van de Eerste Engelse Zeeoorlog (1652-1654) de leiding bij verschillende zeeslagen en sneuvelde daarbij op 28 februari 1653. Vandaar dat ’28 febr.’ duidelijk zichtbaar is op het rouwbord.
Geheel in stijl met andere kerkinterieurs van Van Vliet, heeft de maker van het Kaapstadse kerkinterieur de levendigheid van het tafereel bevorderd door het afbeelden van grafdelvers, kerkgangers, een hondje en spelende kinderen. Net als bij het werk uit Melbourne is er ook een persoon afgebeeld, die op grond van zijn kleding en zijn handgebaren ongetwijfeld een dominee moet voorstellen.
Dankzij beide schilderijen hebben we hiermee een goed beeld van de inrichting van de Sint-Jan in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het zijn de vroegst bekende afbeeldingen van de binnenkant van dit kerkgebouw en ook om die reden beide uiterst waardevol, ook al zijn ze niet van dezelfde kwaliteit. De werken met eigen ogen aanschouwen vergt een enorme wereldreis, die weinigen gegeven zal zijn. Vandaar dat het zeer te prijzen is, dat Jos van der Biezen van het Australische werk een getrouw kopie heeft geschilderd, die iedere bezoeker aan de Sint-Jan kan zien. Het zou geweldig zijn als hij ook de Zuid-Afrikaanse pendant na zou schilderen. Hij moet dan wel concessies doen aan zijn perfectionisme op het vlak van perspectief.

Op vrijdagavond 31 januari werd het boek van Jos van der Biezen over zijn avontuur rond het kopiëren van het schilderij van de Sint-Janskerk van Hendrick van Vliet in de Garenspinnerij aangeboden aan Ingmar Reesink, conservator oude kunst van Museum Gouda. In dit boek staat aan het eind ook een door mij geschreven hoofdstuk over de pendant van dit schilderij uit Zuid-Afrika.