Waarschuwing aan degenen die mijn boeken lenen

In 1952 vond een ingrijpende restauratie plaats van het beroemde Middeleeuwse Goudse stadhuis op de Markt. Door jarenlange verwaarlozing zag het monument er van buiten uit als een leegstaand pakhuis. Burgemeester James trok met een verrot stuk balk naar Den Haag en wist flinke financiële steun los te peuteren voor een grootscheepse opknapbeurt. Niet alleen werden versleten onderdelen vervangen, er werd ook het nodige toegevoegd en ‘teruggerestaureerd’. Er kwamen rood-witte luiken aan het gebouw, de beelden in de nissen aan de voorzijde werden vervangen door beelden van Hollandse graven en met tal van andere kleine ingrepen kreeg het stadhuis het uiterlijk zoals wij dat vandaag de dag nog kennen. Niet iedereen was gelukkig met alle aanpassingen – sommigen vonden het een te Efteling-achtig paleis geworden – maar toen alle werkzaamheden afgerond waren kwam koningin Juliana het onderkomen van het stadsbestuur plechtig openen en vierde Gouda feest.
Ter gelegenheid van dit feest werd er door Oudheidkundige Vereniging Die Goude een speciaal boek samengesteld, met de titel en het stadhuis in goud afgedrukt op de voorzijde:Het stadhuis van Gouda. Hierin worden de geschiedenis van het gebouw en alle details van de herstelwerkzaamheden uitvoerig beschreven. Een klein deel van de oplage (50) werd genummerd en verscheen in fraaie linnen band met goudopdruk en ingeplakte zwartwit-foto’s. Jaren geleden vond ik op de Zwolse boekenmarkt zo’n exemplaar met het nummer 2. Het eerste exemplaar ging naar koningin Juliana en dit exemplaar had – blijkens het ex libris – toebehoord aan burgemeester K.F.O. James.
In het boek worden ook de geschenken vermeld die de stad Gouda ontving ter gelegenheid van deze heugelijke gebeurtenis. Zo schonk de Goudsche Verzekering Mij N.V. drie koperen kaarsenkronen voor de Trouwzaal en de Burgemeesterskamer, de heer en mevrouw Helbers schonken een zeventiende-eeuws portret van prins Maurits, geschilderd door Wijbrand de Geest (waar is dat gebleven?) en de bewoners van de Van Itersonlaan een door P. Buijs uit palmhout gesneden voorzittershamer. Ook de N.V. Koninklijke Plateelbakkerij “Zuid-Holland” liet zich niet onbetuigd. Zij schonk de stad “een zeer uitgebreid porseleinen thee-, koffie- en eetservies voor het stadhuis”.
Hoe fraai dit servies was, heb ik vanmorgen – dankzij de oplettendheid van mijn lief – mogen ontdekken op de rommelmarkt, die elk jaar op Tweede Pinksterdag wordt gehouden in Gouda’s enige tuindorp, de Jozefbuurt. Daar werden twaalf theekopjes met bijbehorende schotels aangeboden, die – zo bleek later, dankzij een tip van een van mijn Twittervolgers, Sjaak Ouweneel – onderdeel hebben uitgemaakt van het in 1952 geschonken servies. De kopjes zijn grijsgroen, zogeheten Schoorels oud-grijs, met gouden biezen. Op de kopjes is ook in goud het stadswapen van Gouda, met de bekende zes sterren, weergegeven, met eronder de wapenspreuk van de stad: per aspera ad astra (door de doornen naar de sterren). Aan de onderzijde van kop én schotel staat de maker vermeld: N.V. Koninklijke Plateelbakkerij Zuid-Holland Gouda, Plazuid, alsmede het bekende logo van het Lazaruspoortje. Goudser dan dit kan niet.
Blijkbaar heeft de gemeente het servies niet intensief gebruikt. De theekopjes zijn in elk geval op een paar chipjes na puntgaaf. Op enig moment moet zijn besloten deze porseleinen schat af te stoten, waarschijnlijk omdat het niet meer paste in de smaak van de tijd. Een deel zou naar het museum zijn gegaan volgens een van mijn volgers, Nel, toen nog Het Catharinagasthuis geheten. Marcel van Dasselaar meldt dat in de catalogus inderdaad melding wordt gemaakt van een theepot uit dit servies. blik in het magazijn bevestigt dit. Het lijkt een wat willekeurig bij elkaar geraapte selectie uit het servies te zijn gemaakt, met slechts enkele thee- en koffiekopjes, een (beschadigde) theepot en dekschalen
Wethouder Rogier Tetteroo laat via Twitter weten dat een klein deel van het servies thans ook te vinden is in het Huis van de Stad. Een groot deel van het geschenk van Plazuid is echter op een veiling beland, waar de verkoper van wie ik de kopjes vanmorgen kocht, ze heeft kunnen kopen.
Wie in de toekomst bij mij thee of koffie komt drinken krijgt deze warme dranken dus geserveerd in Goudse kopjes, in een kleur die volkomen past bij de kleur van de boekenkasten in mijn bibliotheek.
In vroeger eeuwen was het in hogere kringen een goede gewoonte te proosten op geboortes, huwelijken, beëdigingen of andere feestelijke momenten in het leven. Ook hoog bezoek of herdenkingen waren goede aanleidingen om het glas te heffen. En niet zomaar een glas. Voor verschillende gelegenheden werd een fraai kristallen glas aangeschaft, dat was gegraveerd met toepasselijke afbeeldingen en teksten. Bekend zijn de zogeheten Hansjes in de Kelder, glazen waarmee op bijzondere wijze een zwangerschap werd aangekondigd. Ook voor veel huwelijken of vriendschappen werden speciale glazen gemaakt.
Een bijzondere categorie glazen was in gebruik bij schutterijen en stadsbesturen. Kenmerkend waarvoor zijn de stadswapens, die hierop groot werden afgebeeld als weerspiegeling van de stedelijke trots. Er werd stevig uit gedronken, want bekend is dat in deze kring graag werd geklonken op bezoekers, aanstellingen en successen. Ook in Gouda werd dit veelvuldig gedaan. Glazen zijn breekbaar en waar gedronken wordt vallen spaanders of scherven. Daarom is het niet vreemd dat dergelijke glazen zeldzaam zijn. Als ze bewaard zijn, dan bevinden zij zich in musea zoals Museum Gouda, waar nog enkele fraaie exemplaren van dergelijke Goudse Glazen – niet te verwarren met de beroemde ramen in de Sint-Janskerk – te bewonderen zijn. Ze staan uitgestald in de fraaie hoekkast van de Goudse schutterij, die voorheen in de Doelen stond.
Onlangs dook in Amsterdam zo’n fraai Gouds Glas op, dat inmiddels zijn weg terug heeft gevonden naar Gouda. Het betreft een wijnglas van 18,7 cm hoog, met een conische (geleidelijk in omvang toenemende), aan de onderzijde afgeronde kelk van 7.1 cm. De voet meet 7,8 cm. De stam bestaat uit een recht gedeelte met een hoekige knoop boven een omgedraaide, langgerekte baluster en een basisknoopje. Het glas heeft twee rijen ingestoken luchtbellen in het brede gedeelte van de omgedraaide balustervorm. De voet is licht conisch.
Op de kelk is een fijne radgravure aangebracht van het gekroonde wapen van Gouda, met de bekende zes sterren, in een rococo cartouche binnen een doornenkrans. Twee omkijkende leeuwen houden het wapen vast. Zij staan op rococoversieringen boven een banderol met de wapenspreuk Per Aspera / Ad Astra (door de doornen naar de sterren). De inscriptie is gepolijst op een matte achtergrond waardoor de letters donker lijken. De tekst wordt onderbroken door een rococoversiering met blaadjes. Onder de banderol is ook een rococoversiering aangebracht. De gravure wordt opgeluisterd door vele gepolijste details.
Zoals bij veel van dergelijke glazen, is ook in dit geval de naam of werkplaats van de graveur niet bekend. Eigenlijk is het vreemd dat de maker van bijvoorbeeld eenvoudig gebruiksaardewerk als Goudse pijpen, of het sierlijke plateel of zilverwerk wel makkelijk is te achterhalen, maar de maker van zo’n kostbaar glas niet. We kunnen slechts vaststellen dat het gemaakt is van loodglas en op basis van stijlkenmerken inschatten dat het ergens in het derde kwart van de achttiende eeuw moet zijn vervaardigd.
Ons Goudse Glas is dus vervaardigd in de tijd van de patriotten, waarin – ook de Goudse – regenten niet alleen graag marcheerden, maar ook drinkgelagen hielden. Afhankelijk van de partijkeuze (patriot of orangistisch) werden de glazen toen versierd met bij deze partijen behoren symbolen en figuren. Dit glas is in alle opzichten neutraal, behalve dat de gebruiker zijn trots op zijn stad laat zien. Wellicht valt daarmee te concluderen dat het voor officieel gebruik op het stadhuis of in de Doelen is gemaakt en gebruikt.
Mijn favoriete Goudse boekdrukker uit de vroegmoderne tijd is Jasper Tournay. Natuurlijk omdat hij een keur aan dwarsdenkers een podium gaf om hun ideeën te verspreiden, onder wie grootheden als Sebastiaan Castellio, David Jorid en – bovenal – Dirck Volckertsz Coornhert, maar ook om zijn moed en doorzettingsvermogen. Het drukken van heterodox werk was zeker niet zonder risico, want vervolging, boetes en erger lagen altijd op de loer. Het was ook niet altijd lucratief. De markt was doorgaans klein en schichtig. Niet eenvoudig dus om er je brood mee te verdienen. Tournay, een Zuid-Nederlandse vluchteling die uit vrees voor de Spaanse legers noordwaarts was gevlucht, ondervond dat diverse keren in zijn leven. Hij moest meemaken dat zijn bedrijf failliet ging, maar slaagde erin om na jaren in loondienst te hebben gewerkt, een herstart te maken als zelfstandig drukker. Het drukkersmerk dat hij vanaf dat moment ging gebruiken is even fraai als veelzeggend.
Tournay voerde Vrouwe Fortuna ten tonele, balancerend op een gevleugelde bol, Occacio (Kans). Zij heeft de wind in de zeilen, met achter haar de zee. Hij besefte maar al te goed dat het twee kanten op kon, want op de zee is rechts de opgaande zon te zien, maar links een ondergaand schip. Het randschrift van de Goudse drukker spreekt boekdelen: Spero Fortunae regressum; ik hoop dat het geluk terugkeert. Dat deed het, want in het vrijzinnige Gouda kon hij jarenlang drukken wat hij wilde, omdat het stadsbestuur hem daarvoor alle ruimte liet. Aan die voor hem ideale situatie kwam in 1618 abrupt een einde, toen prins Maurits onder dreiging van geweld een einde maakte aan deze ‘Goudse Vrijheid’. Tournay ging niet bij de pakken (papier) neerzitten, maar hield zijn persen in beweging. Nog zeventien jaar zou hij vooral ‘veilige’ boeken drukken, onomstreden werken die geen risico op vervolging met zich meebrachten.
Het beeldmerk van Tournay drong zich onmiddellijk aan mijn vrouw en mij op, toen wij in Galerie Honingen in Gouda een bronzen kunstwerk zagen van Hieke Meppelink. Deze kunstenares, die overigens ook deel uitmaakt van Camerata Trajectina, het fameuze Utrechtse muziekgezelschap voor oude muziek, heeft dit beeld ‘Berschermvrouwe’ genoemd. Over de vervaardiging schreef zij een blog, waaruit blijkt dat zij de allegorische figuur van de stedenmaagd voor ogen had bij het maken. Inspiratie daarvoor vond ze zelfs in Gouda, waar zo’n beschermvrouwe over de stad waakt in een raam van het middeleeuwse stadhuis. De gelijkenis met het drukkersmerk van Tournay is echter verbluffend. Waar Vrouwe Fortuna in het drukkersmerk balanceert op het water, doet deze Beschermvrouwe hetzelfde op een zee van daken. In haar hand een gouden huis. Daar was ook Tournay naar op zoek en dat vond hij in Gouda. Onze drie dochters, de fundamenten onder ons eigen gouden huis in Gouda, schonken ons dit beeld ter gelegenheid van ons veertigjarig huwelijk, in de hoop dat het geluk ons – ook uitkijkend over een zee van daken – als voorheen blijft toelachen.
Het jaar 1573 was voor Gouda en bijzonder jaar. De immense Sint-Janskerk – met een lengte van 123 meter de grootste van Nederland – werd met de nodige voorzichtigheid ontdaan van alles wat aan de rooms-katholieke eredienst herinnerde. De katholieke Gouwenaars, die hier eeuwenlang hun geloof hadden beleden en de kerk steen voor steen hadden opgebouwd, uitgebreid en verfraaid, waren hun recht op het gebouw op slag kwijtgeraakt, toen een nieuwe bewind onder leiding van prins Willem van Oranje de macht greep. Dit nieuwe bewind bepaalde in april van dat jaar dat de openbare uitoefening van de katholieke religie bij wet werd verboden en dat een nieuwe leer, van calvinistisch-gereformeerde snit, voortaan het enige officieel toegestane en door de overheid bevoorrechte geloof zou zijn. Consequentie was dat de katholieken de Sint-Janskerk moesten ontruimen om plaats te maken voor de gereformeerden. Samen met het stadsbestuur – vertegenwoordigd door de kerkmeesters die beheerders waren van het gebouw – moesten zij ervoor zorgen dat de kerk ‘leeg’ werd opgeleverd.
Bijzonder voor de situatie in Gouda was, dat omzichtig en zorgvuldig te werk werd gegaan bij deze kerkwisseling. De Sint-Jan ging bijna een jaar lang op slot. De altaarstukken werden niet vernield of vernietigd, maar zorgvuldig gedemonteerd en overgebracht naar andere plekken. Soms werden ze opgeborgen; andere stukken kregen een nieuwe plek en betekenis. Zo kwam het schilderij van de gruwelijke marteldood van Jacobus de Meerdere – waarschijnlijk ter afschrikking – te hangen in de Schepenkamer op het stadhuis, de ruimte waar criminelen berecht werden. Beelden en andere kostbaarheden konden de priesters en gelovigen ook in veiligheid brengen, zoals het (naar later bleek) wonderdoend Mariabeeld, dat op een zolder van een huis in de Peperstraat belandde en midden zeventiende eeuw een plek zou krijgen in een kerk in Waddinxveen. Een uitzondering vormden de Miskelken en ander liturgisch goud en zilver. Dat werd al eerder op last van Oranje ingenomen en omgesmolten ter financiering van de strijd tegen Spanje.
Wat er precies gebeurde met een andere kerkelijke schat, namelijk de kostbare altaarkleden, paramenten, kazuifels en andere priesterkledij, was moeilijk na te gaan. Zeker was wel dat een deel ervan in bezit kwam van pastoor Petrus Purmerend, die rond 1615 aan de Hoge Gouwe enkele huizen liet aankopen en daar een schuilkerk inrichtte. Deze zogeheten ‘Kleine Sint-Jan’ kreeg een deel van deze textiele erfenis in haar bezit, zoals een fraai koorkap uit circa 1450, met een afbeelding van Jezus als tuinman die Maria Magdalena ontmoet (foto hierboven). Overigens waren veel van deze textielstukken – zo is uit onderzoek gebleken – niet afkomstig uit de Sint-Jan, maar uit enkele Goudse kloosters, die gelijktijdig met de overdracht van de Sint-Jan moesten sluiten en werden opgeheven, afgebroken en/of herbestemd.
Met betrekking tot de lotgevallen van het kerkelijke textiel uit de Sint-Jan deed ik vorige maand een interessante ontdekking. Het betreft een archiefstuk dat blijkbaar nog niet bekend was bij de historici die inmiddels bijna elke snipper papier hebben onderzocht die is overgebleven uit de tijd van de kerkwisseling. Dat het stuk tot op heden onopgemerkt is gebleven, is waarschijnlijk toe te schrijven aan de vreemde plek waar het ooit werd opgeborgen. Het document bleek te zitten in het archief van Hendrik van Wijn (1740-1831), bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag. Hij was de allereerste ‘Rijksarchivaris’ en voordien jarenlang pensionaris in Gouda (1779-1787). Wellicht is het stuk om een of andere reden in zijn persoonlijk archief beland. Blijkens een aantekening op de achterzijde zat het ooit “in de derde lade”, wat duidt op een archiefinstelling.
Het document bevat een opsomming van liturgisch textiel dat voor de reformatie werd gebruikt door priesters in de Goudse Sint-Janskerk. Aangezien het om een inventaris gaat van goederen die in één transactie werden overgedragen aan één persoon, namelijk Syvert Maertensz de snyer (kleermaker) is het aannemelijk dat het document uit 1573 of daaromtrent stamt, toen de hele kerk werd ontruimd. Genoemde kleermaker kan in de twee decennia daarvoor veel werk hebben gehad aan de vervaardiging of het herstel van deze gewaden, vanen en kleden uit de Sint-Jan, aangezien bij de grote kerkbrand van 1552 ook veel textiel verloren moet zijn gegaan of beschadigd geraakt.
Overigens blijkt uit het grafboek dat Syvert Maertensz werd begraven in de Sint-Jan de Nieuwe Zuidzijde. Een jaartal wordt helaas niet vermeld. Uit onderzoek dat emeritus hoogleraar Koen Goudriaan momenteel doet ten behoeve van Museum Gouda is inmiddels gebleken dat het niet vreemd is dat juist hij de liturgische kleden en gewaden in ontvangst nam, want deze kleermaker was de textielmeester van deze kerk en zorgde samen met zijn vrouw Aeltgen ook voor de reiniging ervan. Over Dirck Woutersz, die als ‘principael’ (volmachtgever) het stuk mede ondertekende, is verder (nog) niets bekend. Ook zijn rol in dit verband is onduidelijk.
De waarde van deze nu ontdekte lijst is, dat we hiermee ons beeld van de voorreformatorische Sint-Janskerk weer wat verder kunnen aankleden. Dat is juist nu waardevol, omdat door Museum Gouda in het kader van Gouda750 hard gewerkt wordt aan een grote tentoonstelling in het koor van deze kerk, waarbij getracht zal worden deze situatie te reconstrueren, met behulp van alle altaarstukken en andere voorwerpen die bewaard zijn gebleven. Dat beeld kan nu ook weer wat beter ingekleurd worden met behulp van deze nieuw ontdekte bron.
TRANSCRIPTIE
Stucken van ornamenten, toebehorende sint Jans parochiekerck, gelevert Syvert die snyer ende is voor diezelfde Syvert borch als principael geworden Dirck Wouterssz kouckvercooper, die mede dit onderteykent heeft
In den eersten die alderbeste cappelle van goude laken, waer off zyn drie vespercappen met haere capproenen, waer off die eene heeft acht ende dertich sylveren bellen, met drie knooppen, twee dienaersrocken, met een carsoffel, drie alven, drie amicten, twee stoolen, drie manipelen met drie stoxken met drie kindersrockxgens met amicten.
Item het beste daer aen een cappelle van blauw, met goude loveren, drie vespercappen, met een caproen, twee rocken ende een carsoffel, drie alven, twee amicten, twee stoolen, drie manipelen, drie stockryemen, met drie blauw kinderrockxgens.
Item noch een cappelle genaempt Engelsche cappen met goude aerenden, drie cappen met hair capproenen, twee rocken, met een carsoffel, drie alven, drie amicten, twee stolen, drie manipelen met drie stockselen.
Item een cappelle van root fluweel, drie capppen met hair capproene, sonder knoopen, twee rocken, een carsoffel, drie alven, drie amicten, twee stolen, drie manipelen ende drie scortselen.
Noch een oudt goude carsoffel, met een alff, amict, een stoel, een manipel ende een scortsel.
Item een taneyt fluweel, carsoffel, twee rocken, met drie alven, twee stoolen, drie amicten, drie manipelen voor tsacrament.
Noch een carsoffel van zwart fluweel, met twee rocken, drie alven, drie amicten, twee stolen, drie manipelen met drie scortselen
Item een antipendium van goudt laecken
Noch vier cleederen van root fluweel, met goude koorden.
Item drie kryssen, waervan die een geheel sylver is.
Item twee syde witte vanen
Item een riddervaen van witte zyde mettet cruys.
Item twee vanen van tsacrament
Ende noch twee pellen.
Bij mij Zivert Maertensoen als ontfanger van desen vs. goeden [huismerk]
Bij mij Dirick Woutersoen als boerch van dese selfde goeden [huismerk]
Verklarende woordenlijst
Alve = albe (mv alba; wit onderkleed)
Amict = amict of humeraal (rechthoekig halsdoek met linten, voor onder de albe)
Antipendium = antipendium (voorhangsel voor de onderkant van een altaar)
Capelle = set lithurgische gewaden
Carsoffel = kazuifel (mouwloos opperkleed)
Dienaersrock = soutane (toga)
Kaproen = kaproen (schild van textiel)
Manipel = manipel (strookvormige doek over de linkerarm)
Pelle = pelle (doodskleed)
Stole = stola of stool (band over de schouders)
Vesperkap = vesperkap (koormantel)
Gouda staat aan de vooravond van een historisch jaar. In 2022 wordt herdacht dat de stad 750 jaar geleden stadsrechten kreeg. Ook wordt stilgestaan bij de 500ste geboortedag van Dirck Volckertszoon Coornhert, de in Gouda overleden vrijgeest die grote invloed had op het tolerantiedenken in deze stad. Maar nog steeds hangt corona als een donkere wolk boven alle plannen die met groot enthousiasme zijn ontwikkeld om in het komend jaar deze historische gebeurtenissen feestelijk te vieren. Zo goed en zo kwaad als het ging is dit jaar geprobeerd deze energie vast te houden en door te gaan met de plannenmakerij. Maar de eerste teleurstelling is alweer ingeboekt, nog voordat het feestjaar echt is begonnen. In december moest besloten worden de vierdelige Goudologie-II-leergang over Coornhert en de Goudse Vrijheid, die in januari-februari gehouden zou worden in Cinema Gouda met zeker 220 deelnemers, af te gelasten en door te schuiven naar medio 2022. Nog wel doorgang vond daarentegen een andere naar voren gehaalde festiviteit in het kader van Gouda750, namelijk de officiële aanbieding van de nieuwe stadsgeschiedenis in de Sint-Janskerk.
De opvolger van Duizend jaar Gouda draagt de niet erg originele titel Geschiedenis van Gouda, maar is zeker vernieuwend, niet in de laatste plaats door levensechte reconstructietekeningen van momenten uit de Goudse geschiedenis waarvan geen beeldmateriaal is overgeleverd. Deze (door Henkjan Sprokholt) historisch onderbouwde en dus tijdrovende tekeningen van de hand van Paul Becx zijn kostbaar, maar konden toch worden vervaardigd dankzij financiële steun van het Fonds Gouda750, dat royaal bijdraagt aan de realisatie van de vele activiteiten. Ook de gemeente Gouda draagt zijn financiële steentje bij, in het Fonds, maar ook door middel van een subsidieregeling, bestemd voor eigenaren van monumenten die hun gebouw nog voor het feestjaar een opknapbeurt willen geven. Overal in de stad zijn monumenten met behulp van deze middelen geschilderd, gerestaureerd of anderszins ‘opgepimpt’. Nog nooit heeft de binnenstad er zo fraai bij gelegen.
Dat geldt niet voor de ruïne van wat ooit de Turfmarktkerk was. Het slepende conflict tussen de gemeente Gouda en eigenaar Khalid Boutachekourt kwam in 2021 tot een eind. Nadat de rechtbank oordeelde dat de noodzaak van sloop onder bestuursdwang onvoldoende onderbouwd was en daarmee onrechtmatig, vonden beide partijen elkaar via mediation in een akkoord. De gemeente Gouda moet daarbij diep in de buidel tasten en bijna acht ton aan onkosten overmaken aan de eigenaar te betaling van de onkosten voor de sloop en daaraan gerelateerde activiteiten.
Links: luister en geef elk zijn deel. Rechts: gedicht van Pieter Stroop van Reenen over de Turfmarktkerktragedie
Als de nog lopende bezwaren tegen het aangepaste bestemmingsplan voor deze kwetsbare plek in de historische binnenstad binnenkort ook zijn afgehandeld, kan eindelijk begonnen worden met de ontwikkeling van bouwplannen. Een daarvan is het ‘sluiten van de plint’ met twee historiserend gebouwde woningen, zodat de andere nieuwbouw op het terrein aan het oog wordt onttrokken en zo het bijzondere karakter van Gouda’s mooiste straat, de Turfmarkt, niet wordt aangetast. Boutachekourt gaat daarbij niet over een nacht ijs, want hij is geregeld te vinden in het Streekarchief Midden-Holland om de ontstaansgeschiedenis van het gebied in kaart te brengen en mee te laten wegen in zijn plannen.
Op deze belangrijke historische plek stond tot eind zestiende eeuw een groot klooster; van de clarissen. Het zou mooi zijn als de huidige eigenaar zijn oorspronkelijke plan om een herinneringsplek daarvoor te realiseren,
niet is vergeten door al het gedoe. Een unieke bron uit dit klooster dook dit jaar overigens onverwacht op. Auteur dezes kwam een getijdenboek uit 1511 op het spoor, dat ooit in het bezit is geweest van de laatste abdis van dit Goudse clarissenklooster, Marighen Dirckx. Hij wist het te bemachtigen en naar Gouda terug te brengen en schreef er een artikel over in de Tidinge, het tijdschrift van de Historische Vereniging Die Goude. Daaruit blijkt dat Marighen Dirckx een belangrijke rol speelde in een tragisch mislukte poging de stad terug te brengen onder het gezag van de Spaanse koning.
Dat niet alle Gouwenaars enthousiast waren over het nieuwe geuzenbewind van Willem van Oranje blijkt niet alleen uit het verhaal van de Goudse claris. Toch gaat Gouda in het komend jaar met groot enthousiasme ook meedoen aan de viering van de eerste Vrije Statenvergadering in Dordrecht, 450 jaar geleden. Grote aanjager van dit project in Gouda is burgemeester Pieter Verhoeve, die als SGP’er en voorzitter van de Koninklijk Bond van Oranjeverenigingen zijn Oranjegezindheid niet onder stoelen of (kerk)banken steekt. Maar het moet gezegd worden dat hij deze partijdigheid goed weet te compenseren door even enthousiast te spreken over vrijdenkers als Erasmus en Coornhert.
Dit jaar werd ook het hotel in het Weeshuiscomplex geopend, evenals de woningen die er zijn gerealiseerd. De nieuwe eigenaren Sharon en Lennart van Gastel (ook de uitbaters van het museumcafe en de Lichtfabriek) hebben kosten noch moeite gespaard om het Weeshuis in zijn oude glorie te herstellen. Zelfs het fraaie schilderij van de regenten, vervaardigd door Jan Verzijl, laten zij (met financiële steun van de Museumvrienden) zorgvuldig restaureren. Alleen de kleine nieuwe dakkapellen die zijn aangebracht kunnen als minder geslaagd worden beschouwd. Ook de woningen die zijn ontwikkeld in hetzelfde complex (in het oude archiefgedeelte en voormalige Anne de Vriesschool) zijn inmiddels gereed en bewoond.
Ook elders in de Goudse binnenstad zijn enkele verwaarloosde panden fraai hersteld. De kroon wordt wel gespannen door De Oude Bakkery aan de Lage Gouwe. De eigenaar restaureert het totaal vervallen pand op voorbeeldige en zeer zorgvuldige wijze. Andere restauratieparels zijn het winkelpand op de hoek Kleiweg-Turfmarkt (Rituals), waar boven de winkel enkele fraaie wooneenheden zijn gerealiseerd, en het pand aan de andere zijde (Blauwstraat-Kleiweg), waar na fraaie restauratie een bloemen- annex koffie-winkel in is gehuisvest. Tot slot onderging ook de kosterswoning bij de Sint-Jan een ingrijpende restauratie, inclusief de tuin met de motte. De vier panden aan de Turfmarkt-hoek Vrouwesteeg verdienen daarentegen wel een prijs voor de traagste restauratie ooit. Inmiddels wordt er al twaalf jaar door zaterdagsklussers aan gewerkt. Voor het eerst dit jaar toonde de buitenkant haar potentiële schoonheid in bijzonder zonlicht.
Veel personele wisselingen in de kringen van historische instellingen en verenigingen vielen er dit jaar te noteren. Die Goude-voorzitter Gerad van Ham trad af en werd opgevolgd door Ronald Verkuijl. Beiden zijn geen historicus, maar wel verknocht aan de binnenstad. Verrassend was het toch snelle vertrek van Marc de Beyer als directeur van Museum Gouda. Het komende jaar zou hij zijn meesterproef afleggen met de grote expositie van altaarstukken in de Sint-Janskerk, maar hij kon de lokroep van het eerbiedwaardige Teylersmuseum in Haarlem niet weerstaan en vertrok. Waarschijnlijk mede met het oog op het komende jubeljaar wist de Raad van Toezicht van het museum razendsnel een opvolger aan te trekken, in de persoon van Femke Haijtema (1977), voorheen werkzaam als directeur Tentoonstellingen en Publiekszaken bij het Fries Museum en Keramiekmuseum Princessehof.
Femke Haijtema en de medewerkers van Museum Gouda staan voor de zware klus om de Sint-Jan voor enige maanden om te toveren tot de kerk zoals zij was voor de doorvoering van de Reformatie. Voor dit project, dat wordt gerealiseerd in nauwe samenwerking van Stichting Sint-Jan, is een wetenschappelijke begeleidingscommissie ingesteld. Haar adviezen en minutieus historisch onderzoek van Koen Goudriaan (emeritus hoogleraar Middeleeuwen van de VU in Amsterdam en Goudakenner) moeten bijdragen aan en betrouwbare reconstructie. Tegelijkertijd worden in de Gasthuiskapel de cartons (ontwerptekeningen) van Goudse Glazen uit die tijd getoond. Als de voortekenen niet bedriegen, zal dit een tentoonstelling worden die tot over de landsgrenzen opzien zal baren.
Ook streek- (en stads)archivaris Sigfried Janzing vertrekt. Na twintig jaar leiding te hebben gegeven aan het archief heeft hij het stokje overgedragen aan Coretta Bakker-Wijbrans, die zelf ook al twee decennia bij dit archief werkzaam is. Geen echte vernieuwing dus. Hopelijk wordt er onder haar leiding nu echt vooruitgang geboekt in de verdere digitalisering van het archief, die tot op heden ver is achtergebleven bij wat andere archieven op dit vlak presteren. Ook de website heeft dringend vernieuwing nodig.
Ook in 2021 werd Gouda weer verrijkt met een aantal interessante nieuwe boeken over haar historie. Naast de al eerder genoemde nieuwe stadsgeschiedenis verscheen een opmerkelijk origineel fotoboek van Jeroen Bakker, waarin Gouda in 750 foto’s wordt belicht. Van een andere aard, want inhoudelijk zeer sterk waren ook drie detailstudies die het licht zagen. Erik Kooistra, bij velen bekend als begeleider van de Goudologiecursus, presenteerde een studie naar de bombardementen op Gouda in de Tweede Wereldoorlog. Goudoloog Remco van Gastel verraste met een gedegen studie van de biergeschiedenis van Gouda, de basis van de Goudse welvaart. Tot slot werd voor het eerst ook een boek gewijd aan waarschijnlijk Gouda’s grootste politicus-diplomaat aller tijden, Hieronymus van Beverningk, geschreven door Wout Troost.
In 2021 werd ook weer op een aantal momenten pijnlijk duidelijk dat de klimaatverandering ook directe gevolgen heeft voor Gouda. Met name de frequenter voorkomende regenbuien leiden tot forse wateroverlast, niet in de laatste plaats omdat in de jaren vijftig en zestig een aantal belangrijke grachten zijn gedempt. Het water moet toch afgevoerd worden en zoekt dan op andere manieren een uitweg, met schade voor menig pand en straat in de oude binnenstad tot gevolg.
Een bijkomend probleem is de bodemdaling. Die vindt in heel Holland plaats, maar in Gouda – grotendeels gebouwd op inklinkende veengrond – in het bijzonder. Naar oplossingen voor dit probleem, dat ervoor zorgt dat heipalen bloot komen te liggen, gaan rotten en tot verzakking van woningen leidt, wordt intensief gezocht. Om die reden heeft Gouda sterk gestreefd naar een expertisecentrum bodemdaling, dat overigens gevestigd zal worden in de monumentale Gouwekerk. Een gewaagd experiment waarvoor in 2021 werd besloten is een afschotting van het water in de Turfmarkt en omgeving en een geleidelijke daling van het waterpeil in deze gracht. Dit alles ondanks sterke weerstand van een deel van de bewoners en van het Watergilde van Die Goude. Het is niet te hopen dat de Turfmarkt na het debacle rond de kerk straks ook een waterpeildebacle gaat meemaken.
Volkomen onverwacht was op 21 september van dit jaar het overlijden van oud-voorzitter van Die Goude en redacteur van de Tidinge, Adri van den Brink, op 68-jarige leftijd. Deze emiritus-hoogleraar Landschapsontwikkeling in Wageningen was de afgelopen jaren zeer actief met het bestuderen van de Goudse watergeschiedenis. De ‘biografie van de Gouwe’ zal door zijn ontijdig overlijden helaas het licht niet meer zien.
Op het vlak van de archeologie viel het afgelopen jaar met name een project op dat werd uitgevoerd op het Bolwerk, nabij de vroegere Potterspoort. Op de plek waar nu een zorgcomplex verrijst konden de archeologen in betrekkelijk korte tijd enkele bijzondere ‘tijdlagen’ blootleggen, waarbij zij ook diverse overblijfselen aantroffen van pottenbakkerijen. Daaruit blijkt dat de naamgeving van de poort inderdaad te maken had met het ambacht dat in de directe nabijheid werd beoefend. Een andere bijzonderheid was het naar boven halen van 750-jaar oude klei nabij het onderkomen van Golda Achter de Kerk, bedoeld om een kunstenares in staat te stellen een 750 jaar oud potje te bakken voor het komende feestjaar.
Uit die vroege ontstaanstijd van Gouda wist de in het uiterste puntje van Limburg woonachtige historicus Bart Ibelings ook een spectaculaire ontdekking naar boven te halen. De stadszegel uit 1321 die hij vond, was bijna zeventig jaar ouder dan de tot nu toe oudst bekende zegel. Bijzonder fraai op dit zegel zijn de golfjes in het midden, die de rivier de Gouwe verbeelden die de stad door midden deelt. Zo vlak voor de start van Gouda750 was dit een zeer bijzondere vondst, die ons helpt de schijnwerpers vanaf morgen vol te zetten op de rijke Goudse geschiedenis.
Onlangs had ik het voorrecht om bij een particuliere verzamelaar enkele prachtige oude boeken in te zien en door te bladeren. Absoluut hoogtepunt in deze collectie was een incunabel met prachtig met de hand ingekleurde houtsneden met scenes uit het leven van Jezus. Het betrof een editie van Ludolphus van Saxen’s werk Vita Christi, dat is Tboeck vanden leven ons heeren Jesu Christi, dat op 3 November 1487 bij Geraert Leeu werd voltooid. Deze Gouwenaar woonde en werkte op dat moment in Antwerpen, de hoofdstad van Noord-West-Europa van die tijd, waar hij drie jaar eerder vanuit Gouda naar toe was verhuisd om een grotere afzetmarkt te vinden.
Deze incunabel of wiegendruk van Geraert Leeu wordt beschouwd als een der meesterstukken van de Nederlandse typografie. Dat is niet in de laatste plaats te danken aan de ruim tweehond houtsneden die in de tekst zijn opgenomen, meestal ter grootte van een kleine ansichtkaart, maar ook diverse paginagrote prenten. Onderzoek heeft uitgewezen dat zij moeten zijn vervaardigd door drie verschillende graveurs: een houtsnijder uit respectievelijk Gouda, Haarlem en Antwerpen. Kenners beoordelen de Antwerpse meester daarbij als de beste en de Goudse als de meest ‘primitieve’.
Het exemplaar dat ik in handen mocht nemen is extra bijzonder, omdat alle afbeeldingen zijn ingekleurd. Overduidelijk blijkt daarbij dat er ook zeker drie verschillende inkleurders actief zijn geweest, met elk hun eigen accenten en kleurstellingen. Een opvallend detail daarbij is bijvoorbeeld dat slechts een van hen veelvuldig de kleur Oranje gebruikt en dat bij al zijn prenten ook het initiaal is ingekleurd. Dat doen de andere twee niet. Een ander detail betreft de vele tegelvloertjes die in de afbeelding voorkomen, waarbij de ene inkleurder deze een fraai verspringend kleurpatroon meegeeft, terwijl de ander kiest voor egale inkleuring.
Het werk is gebonden in een fraaie kalfsleren band. Helemaal ongeschonden is het niet door de eeuwen heen gekomen. De eerste en laatste bladen ontbreken, zodat het impressum met drukkersmerk van Geraert Leeu ook mist. Het boek heeft nieuwe schutbladen en sommige beschadigingen zijn tamelijk primitief gerestaureerd met papierstrookjes. Tegelijk is er nog een ouder schutblad, waarop een eigendomsinschrijving uit de zeventiende eeuw staat. Het boek was toen eigendom van een begijntje uit Leuven. Ze voegt daar aan toe dat het na haar dood als memorie zal worden gegeven aan het begijnhof in Brugge.
Wellicht is er een verband tussen het gegeven dat deze incunabel eigendom is geweest van vrome vrouwen en enkele curieuze ingrepen in houtsnedes met afbeeldingen van Adam en Eva. Deze prenten zijn geheel of gedeeltelijk uitgeknipt en vervangen door papier met nieuwe afbeeldingen. Daarbij zijn de erogene zones van beiden afgedekt of onzichtbaar gemaakt. Dat de slang niet meer om de boom kronkelt, maar op de grond ligt, is eveneens een detail dat vragen oproept. Daarbij ging de ingreep zelfs zover dat soms ook tamelijk stuntelig nieuwe gezichten zijn ingetekend. Consequentie van deze ingreep is dat de tekst op de achterzijde daardoor verdwenen is. De nieuwe prenten of fragmenten zijn overigens zeer professioneel in het boek gemonteerd.
Opnieuw wordt door zorgvuldige bestudering van dergelijke oude drukken duidelijk, dat elk exemplaar zijn eigen bijzondere geschiedenis kent. Dat geldt ook voor de verhalen die erin zijn opgenomen. Een ontroerende en mij onbekende – apocriefe -episode die in woord en beeld aangehaald wordt is het moment dat Jezus na zijn opstandig eerst bij zijn verdrietige moeder Maria langs gaat om haar gerust te stellen.
Het zal duidelijk zijn. Deze parel van vroege boekdrukkunst is het waard gekoesterd en bewaard te worden voor het nageslacht.
Vandaag, 29 oktober, is het de sterfdag van Dirck Volckertszoon Coornhert. Op die dag in 1590 overleed hij in zijn huis aan de Oosthaven na een arbeidzaam en vooral ook roerig leven. Met zijn ideeën voor de vrijheid van consciëntie en de vrijheid van godsdienst stond hij aan de wieg van de zogeheten Goudse Vrijheid, een voor Nederland unieke episode uit de geschiedenis waarin en stad principieel en consequent koos voor tolerantie en de poorten opende voor mensen die om hun opvattingen elders vervolgd of verjaagd werden. Ook Coornhert trof dit lot en werd met open armen ontvangen in Gouda, waar hij kon denken, schrijven en laten drukken wat hij wilde. Volgend jaar, 1522, is het vijfhonderd jaar geleden dat Coornhert in de Warmoestraat in Amsterdam geboren werd. Deze ‘verjaardag’ is voor Historische Vereniging die Goude (onder de paraplu van en gesponsord door Gouda750) aanleiding uitgebreid stil te staan bij zijn betekenis voor Gouda. Dat wordt gedaan met een keur aan activiteiten. Het Coornhert500-jaar zal op zijn sterfdag 29 oktober 2022 worden afgesloten met een grote Coornhertherdenking in de Sint-Janskerk, de plek waar hij ook begraven is en waar Glas 1 kleurrijk en indringend uitdrukking geeft aan zijn voornaamste boodschap: de Vrijheid van Consciëntie.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de diverse evenementen die in het kader van Coornhert500 worden voorbereid. Daaraan vooraf gaat een korte uiteenzetting van de vier aspecten van Coornherts leef- en denkwereld, die gebruikt zullen worden als ordenend principe om de betekenis van deze veelzijdige filosoof, theoloog, graveur, toneelschrijver, muzikant, dichter en nog veel meer helder voor het voetlicht te brengen.
De (im)perfecte mens
Coornhert heeft nooit een eigen ‘leer’ willen uitwerken. Toch worden zijn religieuze opvattingen aangeduid met een ‘-isme’: het perfectisme. Hij was de overtuiging toegedaan dat God wil dat alle mensen in dit leven zalig worden. Hij zette zich hiermee af tegen het leerstuk van de erfzonde, zoals
dat geleerd werd in de katholieke en protestantse Kerk. Het idee achter de erfzonde is dat de mens, na Adams zondeval in het paradijs, zondig geboren wordt. De mens kan in dit leven niet zonder zonde zijn en mag slechts in het hiernamaals hopen op vergiffenis. Coornhert keert zich tegen deze opvatting. De ware erfzonde is volgens hem ‘het aanleren van het slechte’ De mens is volgens Coornhert wel degelijk zelf in staat het goede te leren en zo zalig te worden. Deugd en zonde komen volgens hem voort uit de ‘vrije wil’.
In zijn ogen kan de mens in dit leven Gods genade ontvangen door zich naar Hem te richten en Zijn geboden te gehoorzamen. Dat wil zeggen dat de mens God moet eren en anderen behandelen zoals hij zelf wil worden behandeld. Deugdzaam handelen zal door God worden beloond. Elke mens heeft volgens Coornhert dus in principe de mogelijkheid om de staat van perfectie te bereiken. Zonde komt volgens hem voort uit domheid. De oplossing ziet hij dan ook in de ‘rede’. Door te begrijpen wordt een mens deugdzaam. Tegenstanders van hem bespotten hem wel eens met de bewering dat Coornhert zelf nagenoeg perfect zou zijn, “op een vingerkootje na”.
Vanuit dit mensbeeld schreef Coornhert onder meer de allereerste Nederlandse ethica; Zedekunst, dat is wellevenskunste, waarin hij een handreiking biedt voor een deugdzaam leven. Zijn opvatting over de imperfecte mens brengen hem ook tot het schrijven van een geschrift waarin hij zich keert tegen de uitzichtloosheid van het gevangenisbestaan voor ‘zondaars’. In Boeventucht ontwikkelde hij ideeën hoe gevangenen weer van nut konden worden voor de maatschappij door hen te laten werken.
De scheppende mens
Coornhert probeerde zijn ideeën niet alleen in theologische en filosofische geschriften te verspreiden, maar ook op een meer beeldende wijze. Hij was een vaardig graveur en zette zijn etsnaald nadrukkelijk in om zijn opvattingen over zonde en deugdzaamheid, over de imperfecte en de perfecte mens en over tolerantie in gravures voor het voetlicht te brengen. Het resultaat bestond uit – in hedendaagse ogen – tamelijk moralistische prenten, waarop een soort ‘supermensen’ werden afgebeeld: met perfecte lijven en proporties. Op die manier probeerde hij zijn ‘perfectisme’ ook bijna fysiek in beeld te brengen. Hetzelfde deed hij in de diverse toneelstukken die hij schreef; hierin speelden zelfden ‘echte’ mensen de hoofdrol, maar figuren die bepaalde deugden en ondeugden verbeelden. Het zijn moralistische stukken, die zonder eigentijdse bewerking nauwelijks meer te begrijpen zijn voor de moderne mens.
De (in)tolerante mens
Coornhert was een onvermoeibaar strijder tegen intolerantie. Hij was principieel van mening dat mensen niet gedwongen konden en mochten worden iets te vinden of te geloven. Vandaar dat hij steeds opnieuw ten strijde trok tegen personen, groepen en instanties die hij ervan verdacht die vrijheid van consciëntie (geweten) met voeten te treden. Zo keerde hij zich als medestander van Willem van Oranje bijvoorbeeld al vroeg tegen het geweld van de geuzen, daagde hij gereformeerden uit vanwege hun onverdraagzaamheid en kerkelijke tucht en viel hij de hoogleraar Justus Lipsius fel aan over diens opvatting dat de overheid ketters zou mogen doden in het belang van de vrede en rust in een land. Coornhert was zo compromisloos in de bestrijding van degelijke opvattingen, dat hij soms intolerant in zijn tolerantie was. Zijn denkbeelden over vrijheid van consciëntie hebben grote invloed gehad op het Goudse stadsbestuur, dat dit begrip van gewetensvrijheid decennialang hanteerde als politieke beginselverklaring.
De vluchtende mens
Met zijn opvattingen kwam Coornhert steeds opnieuw in botsing met kerken en overheden. Hij raakte zelfs in gevangenschap in de gevangenpoort in Den Haag. Tot twee keer toe moest hij dan ook vluchten naar het buitenland (Emden, Wezel), omdat hij moest vrezen voor zijn leven. Zelfs toen de jonge Republiek der Verenigde Nederlanden in wat rustiger vaarwater was beland en hij veilig kon terugkeren, werd zijn aanwezigheid niet overal op prijs gesteld. Vaak werd hij gezien als een onruststoker, die de openbare rust en orde in gevaar bracht door bijvoorbeeld publiek het debat te zoeken met zijn tegenstanders. Om die reden werd hij in 1588 de stad Delft uitgezet. Dat was voor Gouda de reden hem van harte uit te nodigen om naar deze stad te komen, omdat hij daar kon schrijven wat hij wilde en kon laten drukken wat hij wilde. Daarmee vonden Coornhert en Gouda elkaar op principiële gronden en werd Gouda niet alleen de plaats waar hij zijn laatste twee levensjaren doorbracht en werd begraven in de Sint-Janskerk, maar ook de stad die het dichtst bij zijn idealen kwam: Gouda is de Coornhertstad bij uitstek geworden, de stad bij uitstek om zijn 500ste geboortedag groots te vieren.
ACTIVITEITEN
Wat?: Goudologie II Coornhert en de Goudse Vrijheid
Waar?: Cinema Gouda
Wanneer? 22 en 29 januari 2022, 5 en 12 februari 2022 van 10-12 uur
Zoals eerder gedaan rond Erasmus, zal het Historisch Platform een voortgezette Goudologie II-cursus aanbieden, die geheel gewijd zal zijn aan Coornhert en de doorwerking van zijn gedachtegoed in Gouda. Tijdens vier opeenvolgende zaterdagochtenden zullen vooraanstaande sprekers hun licht laten schijnen over de invloed van Coornhert op de libertijnse koers in Gouda, met aandacht voor Erasmus als zijn wegbereider, Coornhert, zijn drukker Jasper Tournay, het Goudse stadsbestuur en de remonstranten als zijn geestelijke ‘erfgenamen’. Sprekers zullen zijn: Mirjam van Veen, Paul Abels, Silke Muylaert, Gertjan Glismeijer, Jaap Gruppelaar, Johan Koppenol en Pieter Verhoeve.
Inschrijving mogelijk via www.historischplatformgouda.nl
Partners:
Wat?: Kraamkamer van de Vrijheid
Waar?: Remonstrantse Poortgebouwtje in de Keizerstraat
Wanneer? 16 april – 29 oktober 2022
In de Keizerstraat, op de hoek met de Hoge Gouwe, is achter een doorgaans gesloten poort een door bomen geflankeerd oprijlaantje met aan het eind een negentiende-eeuws poortgebouwtje van wat eens de Remonstrantse Kerk van Gouda was. Hier kerkten vanaf ongeveer 1630 de Goudse aanhangers van Arminius, die in 1619 de Sint-Janskerk hadden moeten verlaten nadat hun beschermheren (het zittende stadsbestuur) onder dreiging van geweld door stadhouder prins Maurits waren afgezet en hun vrijzinnige opvattingen waren veroordeeld door de Synode van Dordrecht. De rechte lijn die er in Gouda liep tussen Erasmus, Coornhert en deze remonstranten, werd daarmee na een halve eeuw abrupt afgekapt. Kerk en politiek in Gouda kwamen daarna in degelijk orthodox-gereformeerd vaarwater en de vrijzinnigheid verschrompelde tot de kleine aanhang die in dit kerkje bijeen kwam (en tegenwoordig in de Joostkapel aan de Lage Gouwe).
Nadat de remonstranten het kerkgebouw in de tweede helft van de 20ste eeuw verlieten, werd het kerkje eerst een autobandenhandel en daarna afgebroken. Alleen het poortgebouwtje bleef staan. Dat werd midden jaren 80 voor 1 gulden met onderhoudsplicht verkocht aan de architect Hans Verwey. Die heeft het gerestaureerd en in gebruik genomen als kantoor. Hij heeft het gebouwtje ondergebracht in een stichting om het in de toekomst een culturele bestemming te geven.
Buiten zullen enkele grote borden worden opgehangen met informatie over Coornhert, de Goudse Vrijheid en de remonstranten. Onder deze ‘bomenkathedraal’ komt op een sokkel ook een grote buste te staan, gemaakt door de uit Gouda afkomstige kunstenaar Niek Tom. Binnen is een kleine Coornhert-expositie, die vorm en inhoud geeft aan het kraamkamer-idee. Hier worden schilderijen getoond, oude boeken, penningen, prenten van Coornhert en afbeeldingen van andere Goudse vrijdenkers.
Partners:
Wat?: Coornhertwandeling
Waar?: Binnenstad Gouda
Wanneer? 12 maart en 29 oktober. Op aanvraag heel 2022
In de Goudse binnenstad zijn diverse plekken die herinneren aan Coornhert en andere vrijgeesten uit het einde van de zestiende en begin zeventiende eeuw. Het Remonstrantse Poortgebouw, de Kraamkamer van de Vrijheid, ligt vlakbij al deze plekken Te denken valt aan het Coornhertmonument op het stadhuis, het pand van zijn ‘lijfdrukker’ Jasper Tournay, de plek van het Goudse tuchthuis (geïnspireerd op zijn Boeventucht), het sterfhuis van Coornhert aan de Oosthaven, zijn grafsteen en Glas 1 in de Sint-Jan. De wandelingen zullen plaatsvinden onder de deskundige leiding van Goudse stadsgidsen.
Partners:
Wat: Toneelstuk
KIEZEN DOET VERLIEZEN
Coornhert maakt de balans op van zijn leven
Voorafgegaan door:
DE TWEE BEDELAARS Een rederijkers-tafelspel
Waar?: Sociëteit de Reünie, Oosthaven
Wanneer? 27 augustus en 3, 7 en 10 September 2022
Coornhert was een actief lid van de rederijkerskamer d’ Eglantier in zijn geboortestad Amsterdam. Ook in zijn latere leven schreef hij toneelstukken. De komedie Rijckeman schreef hij al in 1555. Voor 1567 schreef hij zijn bekendste werk: ’t Roerspel (dat pas in 1590 in Gouda voor het eerst in druk verscheen). Lief en Leedt schreef hij tijdens zijn gevangenschap in de Gevangenpoort te Den Haag in 1576, terwijl Abrahams uytgangh, Israel (in 1590 door de Goudse rederijkerskamer De Goudsbloem opgevoerd) en Thien maeghden door hem zijn geschreven in de tijd van zijn ballingschap in Duitsland (na 1572). Deze stukken lenen zich niet voor een eigentijdse uitvoering, omdat ze bol staan van symboliek en verwijzingen die de hedendaagse beschouwer niks meer zeggen.
Toch heeft Coornhert veel betekend voor het vroegmoderne toneel. Daarom zal toneel als uitdrukkingsvorm niet mogen ontbreken in het Coornhertjaar. Samen met Peter Meijer van Eckstein Maatwerk/Theater De Zwaan zal een eenakter opgevoerd worden op de plek waar Coornhert overleed, Sociëteit De Reünie aan de Oosthaven. Daarin zal de grote Goudse vrijdenker terugkijken op zijn leven.
De eenakter met en over Coornhert zal voorafgegaan worden door een zogeheten ‘tafelspel’ van de Goudse rederijkers over twee bedelaars in een bewerking van Gouda-op-Schrift.
Partners:
Wat?: Coornhertdebatten
Waar?: Huis van de Stad Gouda
Wanneer? 21 oktober
Coornhert zocht voortdurend het debat met zijn tegenstanders. Het meest bekend zijn de drie publieke debatten die hij hield met de gereformeerde predikanten van Delft, nadat hij hen had uitgedaagd met de provocerende mededeling dat hij kon bewijzen dat de rooms-katholieke kerk de beste was. Deze debatten, die onder strakke regie en regels plaatsvonden, baarden veel opzien in Holland en dreigden tot onrust te leiden. Daarom werden ze uiteindelijk op last van de Staten van Holland stopgezet. Beide partijen kwamen geen millimeter tot elkaar, maar als fenomeen fungeerden deze debatten als oefeningen in tolerantie. Geheel in de geest van Coornhert zal in het Coornhertjaar het debat een belangrijke plaats krijgen.
Met basisscholen zal geoefend worden in debatteren, in lijn met het project De Vreedzame School. Enkele scholen in het voortgezet onderwijs zullen in wedstrijdverband met elkaar de (debat)degens kruisen: Het Coornhert Gymnasium, de Driestar en het Anthonius College – precies de drie stromingen waaromheen Coornhert ook zijn debatten hield (rooms-katholiek, gereformeerd en libertijns) zullen debatteren over actuele kwesties betreffende de vier onderscheiden Coornhert-aspecten. Een uitbreiding van deze drie scholen met enkele onderwijsinstellingen elders uit het land wordt overwogen.
Partners:
Wat?: De scheppende mens: Kunst in de geest van Coornhert
Galerie De Hollandsche Maagd; Garenspinnerij
Wanneer? september 2022
Scheppen van een nieuwe samenleving (‘making is connecting’) wordt de leidraad voor een aantal creatieve activiteiten.
Coornhert was een vaardig graveur. Tegenwoordig is er bijna niemand meer die werkt met de specifieke techniek die hij destijds hanteerde. De Nijmeegse kunstenaar Sjaak Kaashoek heeft zich deze techniek echter eigen gemaakt en maakt op dezelfde manier gravures. Hij is geïnspireerd door Coornhert en zal diens gedachtegoed in dergelijke prenten vastleggen.
In de Garenspinnerij zal onder leiding van de Goudse kunstschilders Ruud Verkerk en Suzan Schuttelaar ter gelegenheid van het Coornhertjaar ook en levensgroot mozaïek-portret vervaardigen van Coornhert, zoals dat in 2019 ook van Erasmus is vervaardigd.
Ruud Verkerk zal daarnaast leerlingen van het Coornhert-gymnasium in zijn lessen als opdracht geven variaties te maken op het bekende portret van Coornhert van Cornelis van Haarlem.
Partners:
Wat?: Goudse vluchtroutes
Waar?: Gouda
Wanneer? Hemelvaartsdag (26 mei)
Coornhert was op verschillende momenten in zijn leven een vluchteling. Hij werd elders gastvrij ontvangen, maar wilde (en kon) steeds terugkeren naar zijn land. Ook in onze tijd zijn er nog steeds grote aantallen mensen op de vlucht. Libertum, de voortzetting van het Verzetsmuseum, wil aandacht vragen voor deze schrijnende problematiek met een geheel eigen presentatie in haar nieuwe onderkomen in de Chocoladefabriek.
Tijdens deze vluchtelingenwandeling zullen diverse vluchtelingenverhalen verteld worden. Onder meer het verhaal van Coornhert, van een joodse familie in de Tweede Wereldoorlog en van een Syrische vluchteling.
Partners:
Wat: Grote Coornhertherdenking
Waar?: Sint-Janskerk Gouda
Wanneer? 29 oktober 2022
Op de sterfdag van Coornhert, 29 oktober 2022, zal in de Sint-Janskerk zijn vijfhonderdste verjaardag op grootste wijze gevierd en herdacht worden. Met een gevarieerd programma zullen alle vier inhoudelijke lijnen (De (im)perfecte mens, de scheppende mens, de vluchtende mens en de (in)tolerante mens) voor het voetlicht gebracht worden. Daarmee zal tevens zijn enorme veelzijdigheid worden belicht.
Concept-programma:
* Coornhertlezing(en); kandidaten op later tijdstip te bepalen.
* Debat winnaars kinderdebatten Brede School: wordt apotheose activiteit met Brede School;
* Debat leerlingen middelbare scholen
* Theater De Zaan met toneelspektakel
* Presentatie bibliofiele uitgave Coornhert en de drukpers door de Drukkerswerkplaats
* Muziek uit de tijd van Coornhert: gezelschap onder leiding van Gerben Budding.
* Kranslegging bij grafsteen Coornhert
Partners:
Bij veilinghuis Arenberg in Brussel zijn in deze maand oktober twee zeer interessante boeken onder de hamer gekomen, die beide een relatie hebben met de in Gouda bekende bierbrouwer en tolgaarder Dirck Cornelisz van Reynegom. Hij speelde een prominente rol in de Goudse samenleving voor en na de overgang van de stad naar de prins van Oranje. Hij was telg uit een voornaam, belangrijk en vermogend geslacht, dat via connecties met de graven van Arenberg in Naaldwijk belandde, als heerlijkheid in bezit van gravin Margaretha van der Mark-Arenberg en Jan de Ligne.
De zoon van Dirck, Cornelis van Reynegom werd in 1538 in Gouda geboren en trad op 1 september 1575 in het huwelijk met Josina van Hoof, dochter van Willem van Hoof, ontvanger-generaal en rentmeester van de graven van Arenberg, woonachtig op het slot te Honsholredijk (Honselersdijk). Cornelis volgde zijn schoonvader na diens dood in 1616 op in de ambten en trad in dienst van het huis van Arenberg. Hij overleed al een jaar later. Uit hun huwelijk werden negen kinderen geboren.
Grafsteen van Cornelis van Reynegom en zijn schoonouders, zwager en echtgenote Josina van Hoof, gelegen op het koor van de Oude Kerk – voorheen Sint-Adrianuskerk – in Naaldwijk. Foto Harry Groenewegen.
Via dezelfde Arenberg-lijn kwam ook een broer van Dirck, genaamd Cornelis Cornelisz van Reynegom, naar Naaldwijk. Hij studeerde theologie in Bologna en zou de laatste deken zijn van het kapittel van de Sint-Adriaenskerk van Naaldwijk. Hij bleef ook na de komst van de geuzen in Naaldwijk wonen, tot de heerlijkheid ten tijde van het Twaalfjarig Bestand door de familie Arenberg verkocht werd.
Daarna trok hij zuidwaarts, eerst naar Zevenbergen (ook een heerlijkheid van de Arenbergs) en in 1617 werd hij biechtvader bij de Victorinnen te Antwerpen. Dit klooster – Sint-Margrietendaal – schonk hij een gebrandschilderd glas met opschrift en zijn familiewapen. Later trok hij weer noordwaarts en vestigde zich in Delft. Hier trad hij op 17 februari 1634 op als getuige en gaf een in het Latijn opgestelde verklaring over twee van de Brielse martelaren, de norbertijnen Jacobus Lacoupe en Adrianus van Hilvarenbeek. Cornelis van Reynegom overleed te Delft in 1636.
Van Cornelis is bekend dat hij in het bezit is geweest van het in België beroemde Van Reynegom-getijdenboek uit circa 1425-1435, dat nu bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel (zie foto’s boven). Dat was blijkbaar niet het enige getijdenboek dat in zijn bezit was, want op de Arenberg-veiling (hoe toepasselijk) wordt en andere getijdenboek te koop aangeboden, dat ook in het bezit is geweest van de Naaldwijkse Cornelis. Dat is zeker, omdat hij zijn naam op diverse bladen heeft gemeld. Het gaat hier niet om een handgeschreven exemplaar, maar om een gedrukte Venetiaanse Missale Romanum uit 1607. De handgekleurde afbeeldingen zijn wonderschoon en telkens voorzien van de handgeschreven naam van Cornelis en telkens een andere naam. Om wie het bij deze personen gaat is niet bekend. Dit getijdenboek bracht op de Brusselse veiling maar liefst €9500 (exclusief veilingkosten) op.
d
De naam van de Goudse Dirck van Reynegom komt in dit getijdenboek niet voor. Dat is wel het geval in een uitgebreide handgeschreven genealogie van de familie Van Reynegom, die op dezelfde veiling onder de hamer kwam en €900 opbracht (exclusief veilingkosten). dit handschrift draagt de titel “Livre des extraits originaux des baptistaires, des mariages et des morts de la très noble et très ancienne famille de van Reynegom originaire d’Hollande”. Op een van de pagina’s wordt een afschrift van de huwelijksacte van zijn zoon weergegeven, die voor de notaris een rooms-katholiek huwelijk sloot in Delft.
Boven het document wordt gemeld dat Dircks zoon, de eerdergenoemde Corneille (Cornelis) van Reynegom in februari 1538 geboren is in “Tergoude”, Gouda dus. Vervolgens wordt ook verwezen naar vader Dirck, de “malheureux Thyry” (de ongelukkige Thierry), de Franse benaming voor Dirck. Van hem wordt gezegd, dat hij “pour la fidilité a Dieux eta son prince mourut en prison á Delft l’an 1584 et eut toutes ses terres et biens confisqué par les etats rebelles” (Hij stierf voor zijn trouw aan God en zijn prins in de gevangenis in Delft in het jaar 1584 en al zijn land en goederen werden in beslag genomen door de opstandige staten).
De samensteller van de Van Reynegom-genealogie is goed geïnformeerd, zij het dat Dirck niet in de gevangenis belandde. Hij werd wel verbannen uit Gouda. Al zijn bezittingen, inclusief zijn fraaie woonhuis aan de Westhaven 12, werden verbeurd verklaard, vanwege zijn betrokkenheid bij de eerste van twee pogingen om Gouda terug te brengen onder het gezag van de koning van Spanje. Als overtuigd katholiek had Van Reynegom met lede ogen aangezien hoe de stad in 1572 in handen was gevallen van de geuzen, die zich met veel geweld vergrepen aan de geestelijkheid en het kerkelijke bezit. Zijn met andere vooraanstaande Gouwenaars gesmede plan mislukte echter tragisch, toen een betrokken hopman argwaan wekte, werd opgepakt en doorsloeg. Van Reynegom kon daarna ternauwernood zijn vege lijf redden en vond een veilig heenkomen bij zijn familie in Naaldwijk.
d
Alle inspanningen van Dirck van Reynegom om de in 1552 door een catastrofale brand getroffen Sint-Janskerk in oude glorie te herstellen en aan een fraai samenstel van gebrandschilderde glazen te helpen, moeten op dat moment in zijn ogen tevergeefs zijn geweest. Op 29 oktober 1553 was hij nog samen met burgemeester Gijsbert Jan Martenszoon en de bekende glazenier Dirck Pieterszoon Crabeth met succes naar Utrecht gereisd, waar zij oud-Gouwenaar Herman Lethmaet, deken van Sint Marie en vicaris-generaal van de bisschop, bewogen hadden enkele glasschenkingen voor het koor van de Sint-Janskerk te doen. Wat zou daarvan overblijven?
De duivel lijkt onder de mantel van Dirck van Reynegom gekropen…
Wonderlijk genoeg overleefden de inmiddels geplaatste ramen de kerkwisseling naar het protestantisme. Als schenker van het glas ‘ De bespotting van Christus’ aan het Goudse Regulierenklooster aan de Raam, vervaardigd in 1556, zal Dirck ook nooit hebben kunnen bevroeden, dat zelfs dit glas met in de schenkersrand de portretten van hemzelf, zijn vrouw Aechte Jansdochter en hun kinderen ( de jongen links naast hem zou heel goed Cornelis kunnen zijn) nog tijdens zijn leven, in 1581, in de Sint-Janskerk aangebracht zouden worden. De Gouwenaren lijken zijn rol bij de mislukte coup echter niet helemaal vergeten te hebben, getuige het fel gekleurde duiveltje (op de ontwerptekening onopvallend onderdeel van een tafeltje) dat hem tot op de dag van vandaag – nu in de Van der Vormkapel – vergezelt.
Hoe herken je heiligen? Als ze geen duidelijk attribuut bij zich hebben, dat veelal een verwijzing is naar de wijze waarop hij of zij een marteldood heeft gevonden, is het moeilijk de identiteit van heiligen te achterhalen van wie een beeld of afbeelding is gemaakt. Dat is ook het geval met een klein heiligenbeeldje waarop ik de hand heb weten te leggen. Nog in de ban van het pas verworven getijdenboek van de Goudse claris Maritghen Dirckx, stuitte ik op dit kleinood dat uit dezelfde zestiende eeuw zou stammen. Het uit eikenhout fijn gesneden vrouwfiguur zou volgens de verkoper afkomstig zijn uit de Duitse gebieden en Sint-Anna voorstellen.
Als het beeldje inderdaad van Duitse oorsprong is, ligt Sint-Anna wel voor de hand. Zij genoot in de zestiende en zeventiende eeuw grote populariteit bij onze Oorsterburen. Omdat zij op latere leeftijd moeder werd, wordt zij op veel plaatsen vereerd en aangeroepen door vrouwen met vruchtbaarheidsproblemen. Maar zij is ook beschermheilige van onder meer bezembinders, borduursters en brandweerlieden. Vaak is zij onderdeel van een beeldengroepje van drie generaties, Anna, Maria en Jezus, in het Duits aangeduid als Anna Selbstdritt (Anna-te-Drieën). Soms maakt ze zelfs deel uit van een kwartet, als ook haar moeder, Esmeria geheten, wordt afgebeeld. Een andere iconografie rond Anna, die ook veelvuldig is aan te treffen, is een scene waarin Anna Jezus leert lezen of de Schrift uitlegt.
Op afbeeldingen en bij beelden van haar is zij een oudere vrouw en draagt zij doorgaans een groene mantel, de kleur van de hoop. In dat opzicht voldoet ons beeldje aan deze Anna-kenmerken, want ook zij is zeker niet de jongste en haar gewaad laat veel groensporen zien. Onder de mantel draagt zij een lang en ruim gewaad, met om haar hoofd en hals een sluier. De halsdoek is in dit geval bijzonder fraai uitgesneden.
Een ‘vrijstaande’ Anna komt voorzover valt na te gaan echter zelden voor. Het is dus maar de vraag of we hier te maken hebben met de moeder van Maria. Dat zij een boek draagt zou kunnen verwijzen naar de wijze waarop zij als oma aan Jezus voorleest, te interpreteren als een metafoor voor kennisoverdracht. Evelyne Verheggen, kenner van vroegmoderne vrouwelijke religiositeit, laat mij echter weten dat een boek een breder symbool is voor bidden, en dat het beeldje dus in principe elke heilige of zalige zou kunnen voorstellen.
Het attribuut geeft in dit geval dus geen zekerheid over haar identiteit. Duidelijk is wel dat het om een oudere vrouw gaat met een gegroefd gelaat en een getormenteerde blik. Zij kan om die reden ook deel hebben uitgemaakt van een andersoortig beeldengroepje. De verkoper opperde daarom ook nog de mogelijkheid dat het een onderdeel zou kunnen zijn geweest van een Calvariegroepje, de rouwende personen onder de gekruisigde Jezus. Ook dat is niet op voorhand uit te sluiten, al vormt het boek in haar handen dan geen voor de hand liggend attribuut.
Zekerheid is dus niet te verkrijgen. Blijft staan dat we te maken hebben met een fraai gestoken vroegmodern beeldje, met sporen van polychromie. Het gelaat, de plooien van haar kleding en zelfs haar handen en het boek zijn overtuigend; de kleuren groen, blauw en goud zijn nog goed te herkennen. Al met al een fraaie aanwinst, dat mijn oude boekjes op een andere wijze reliëf geeft.