Aan de buitenkant van het door Kuypers gebouwde Rijksmuseum in Amsterdam – aan de achterzijde, rechts naast de tunnelingang – is een groot tegeltableau te zien dat gewijd is aan de gebrandschilderde ramen in de Sint-Janskerk van Gouda. Het onderschrift in gotische letters roemt niet de glazen zelf, maar de schenkers. Die zijn dan ook in groten getale te zien in de afbeelding erboven. In het midden laten Gouda’s beroemdste glazenmakers Dirck en Wouter Crabeth een zogeheten ‘vidimius’ (letterlijk: ik heb gezien) zien aan opdrachtgevers, dat wil zeggen een ontwerptekening. Een geknielde jongen helt de gebroeders bij het uitrollen van de tekening.Overigens was zo’n vidimus in werkelijkheid veel kleiner. Wat de Crabeths hier laten zien is veeleer het carton van een glas. Dat zijn lange stroken papier met de ontwerptekening op ware grootte. Van de Goudse Glazen zijn al deze cartons tot op de dag van vandaag bewaard gebleven.
Onder de schenkers is rechts naast de wijzende Crabeth Willem van Oranje te herkennen. Hij is door zijn rol in de opstand nooit schenker geweest van een glas in deze kerk. Op een van de cartons was zijn beeltenis al ingetekend, maar zijn breuk met koning Philips II was er debet aan dat dit in die periode niet doorging. HIj zou pas in 1603, lang na zijn dood, in de glazen verschijnen en wel in het door de stad Delft geschonken glas 25, met het beleg en ontzet van Leiden als thema. Waarschijnlijk verklaart dit het jaartal 1603 in het tegeltableau, wart op zich vreemd is want ook na dat jaar werden er nog diverse glazen geschonken en geplaatst.
Het jaar 1555 slaat op het eerste glas dat Wouter Crabeth vervaardigde, als start van een compleet beglazingsprogramma voor de in 1552 na een blikseminslag volledig door brand verwoeste kerk. Van de in het onderschrift genoemde schenkers zouden de prelaten vooraan moeten staan, want het waren in eerste aanleg kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders die de toen nog katholieke kerk van fraai gebrandschilderde ramen voorzag. Zij zijn links op het tableau te zien, waar in elk geval de Utrechtse bisschop Joris van Egmond is te zien. De vrouw die is afgebeeld in deze groep is wellicht Margaretha van Parma, cde landvoogdes van de Nederlanden, die een van de grootste glazen in het transept van de Sint-Janskerk schonk. Dat deed ook haar halfbroer, koning Philips II, maar die lijkt niet voor te komen op het tableau.
Na doorvoering van de Reformatie bleven deze ‘katholieke’ glazen onaangetast. Zij werden aangevuld door nieuwe – protestantse – glazen, waarbij nu niet geestelijken optraden als schenker, maar stedelijke en gewestelijke overheden. Dat verklaart de wapenschildjes die op de achtergrond te zien zijn, waar die van Haarlem, Leiden, Amsterdam en Enkhuizen te herkennen zijn. Het tableau op het Rijksmuseum laat zien dat de Goudse glazen kunstschat inderdaad deel uitmaakt van het Nederlandse historische erfgoed en van (inter)nationaal belang is. Dat verklaart waarom elk jaar zeker zestigduizend toeschouwers een bezoek brengen aan deze kerk in Gouda.