De staat van de stad. Historisch Gouda in 2024

Nog nooit in de geschiedenis van de stad is er waarschijnlijk zo veel en zo diep gegraven in de Goudse bodem als in het afgelopen kalenderjaar. De vernieuwing van alle oude rioleringen en waterafvoersystemen gaven een zeer onrustig straatbeeld. Op sommige punten, zoals op de hoek van Achter de Vismarkt en Lage Gouwe en op de kruising van het Paradijs en de Houtmansgracht werden metersdiepe verzamelputten ingegraven. Op het laatste punt kwam daarbij een stukje van de oude stadsmuur even bloot te liggen en op eerstgenoemde kruising was de aanhechting te zien van de Cralenburg die daar tot de demping van Achter de Vismarkt in 1954 heeft gelegen. Een andere – meer opzienbarende – opgraving vond in dit kader plaats in de Agnietenstraat, waar enkele schedels werden gevonden, behorend tot de graven van het pestkerkhof dat daar in de 17de eeuw lag.

Schedel van het pestkerkhof

De archeologen van Golda stonden natuurlijk weer met de neus vooraan bij al deze graafwerkzaamheden. Deze vereniging vierde dit jaar haar elfde lustrum, bij elke gelegenheid een aflevering van mijn nieuwe rubriek ‘Ooggetuigen van de Goudse geschiedenis’ voor een keer werd omgedoopt in ‘Ooggetuigen van de ondergrondse Goudse geschiedenis’. Duidelijk werd in de gesprekken met de leden, dat zij door de nieuwe wetgeving rond bodemschatten veel minder dan vroeger letterlijk met de poten in de modder staan. Toch vervullen zij een belangrijke aanvullende rol, niet alleen door te assisteren bij projecten die door particuliere bureaus worden uitgevoerd, maar ook bij het signaleren, uitvoeren en registreren van kleine particuliere opgravingen. Een voorbeeld daarvan in het afgelopen jaar was de kelder van De Wildeman, een fraai woonhuis aan de Westhaven nummer 40. Hierin wisten zij een bijzondere door het huis lopende watergang van Westhaven naar Peperstraat bloot te leggen, alsmede diverse fraaie gekleurde tegels die onmiskenbaar gemaakt werden door de tegenover het pand gelegen tegelbakkerij van De Swaen.

Westhaven gespiegeld

Graaf- en bouwwerkzaamheden staan ook op stapel in en rond het middeleeuwse stadhuis op de Markt. Na het mislukte avontuur van verhuur aan een evenementenbureau wordt Gouda’s wereldberoemde monument nu weer een huiskamer van de hele stad. Maar dat is het pas nadat het grondig zal zijn verbouwd en verduurzaamd. Daarvoor heeft de gemeente het reusachtige bedrag van 14 miljoen euro gereserveerd. Het gebouw wordt geïsoleerd, er komt een fatsoenlijke lift en het zogeheten benedenplein zal weer een grotere en meer representatieve entree worden. Helaas zal deze metamorfose twee jaar duren. In die tijd zal er een groot hek om het stadhuis staan. De toerist zal het dus lange tijd moeten doen zonder de traditionele iconische foto van het stadhuis.

De Gouwekerk, een ander beeldbepalend monument van Gouda, om niet te zeggen haar ‘landmark’, heeft het afgelopen jaar eindelijk haar levendigheid teruggekregen. Na tal van mislukte plannen is het nu omgevormd tot een toonzaal en activiteitencentrum. Op zondagen houdt er zelfs weer een kerkelijke gemeente onder de naam ‘Goudse Licht, haar diensten. Met prachtige verlichting is de kerk ook van buiten weer een stralend gebouw in het oude centrum.

Ook op het particuliere front zijn enkele belangrijke ontwikkelingen te melden. Het Tapijthuis aan de Molenwerf – een van de oudste panden van de stad – heeft inmiddels een vernieuwd dak en is ontdaan van een groot deel van de kalklaag. De verbouwing tot woonhuis verloopt echter moeizaam, omdat de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) strikte eisen stelt, die leiden tot vertragingen en bouwstops. Hopelijk slaagt de nieuwe eigenaar er echter toch in het pand op deze historische plek in het komende jaar weer toonbaar te laten zijn.

Naaierstraat 11, met vernaggeld interieur

Een woonhuis aan de Lage Gouwe nummer 30 is de afgelopen vijf jaar zorgvuldig gerestaureerd door één man, die erin geslaagd is een halve ruïne om te toveren tot een prachtig grachtenpand. Iets verderop staat een ander pand, de winkel van Kamphuyzen, helaas nog steeds te verkommeren. Dit jaar lag er een ruit aan diggelen, die gelukkig wel snel vervangen is. Bij die gelegenheid werd de etalage van de al jaren gesloten winkel in boeddhistische spullen een keer schoongemaakt en geordend. Het grote achterdeel van dit pand, dat zich volledig aan het oog onttrekt, is echter in deplorabele staat. Hopelijk kan de gemeente of ODMH daar ook een ingrijpen, want het gebouw is zeker de moeite van het bewaren waard. Hoe het niet moet is te zien in het pand van Naaierstraat 11. Zonder enig gevoel voor een historisch pand is hier in een recordtempo een smakeloos B&B-interieur aangebracht.

Achterbouw van Kamphuyzen

Met het vertrek van de siroopwafelbakkerij van Ron Punselie aan de Groeneweg verdween weer een bedrijf dat de naam Gouda decennialang wereldwijde bekendheid gaf. Zijn stroopkoekje was zeer gewild en werd zelfs door vliegtuigmaatschappijen gretig afgenomen omdat het geen allergenen bevat. Bij de open dagen die voorafgaand aan de sluiting werden georganiseerd werd duidelijk hoe wonderbaarlijk het is geweest dat in deze aftandse gebouwen met houtje-touwtje-machines (die op het laatst alleen nog door de eigenaar gerepareerd konden worden) een dergelijke grote productie op gang kon worden gehouden.

Het inmiddels ontmantelde fabriekje van Punselie

Geen oude huizen, maar nieuwe verrezen er op het terrein van het voormalige pakhuis De Blaauwe Haan. In september van dit jaar werden zowel het appartementengebouw als de woonhuizen opgeleverd. Wat betreft het aanbrengen van historische verwijzingen heeft projectontwikkelaar SenS woord gehouden. De haan (althans een replica; de oude was in te slechte staat) pronkt weer op de gevel, in de onderdoorgang hangt een uitvergrote versie van het tegeltableau van de panden van Kaashandelsmij. ‘Gouda’ aan de Kattensingel en aan de achterzijde van het perceel is de gedempte Janverzwollewetering zichtbaar gemaakt met een ‘nepbrug’, waarop foto’s te zien zijn van de oude situatie. alle bewoners kregen een door mij geschreven boekje over het terrein, getiteld ‘Blauwehaantekeningen. Een veelkleurige geschiedenis’.

Aan de situatie op de Turfmarkt veranderde het afgelopen jaar het een en ander. De oude generatie bewoners verdwijnt in hoog tempo. Beide fraaie uiteinden aan de Hondekoop-kant, het Admiraalshuis en een statig herenhuis van een voormalige huisarts, kwamen leeg te staan door het verhuizen naar een zorginstelling of het overlijden van de bewoners. De bewoners van het Admiraalshuis hebben hun woning geschonken aan Vereniging Hendrick de Keyser. Die zoekt nu naar een huurder die bereid is de woning ook af en toe open te stellen voor bezichtiging. Vele Gouwenaars wachten daar al jaren op, want weinigen kregen de afgelopen decennia de kans een kijkje binnen te nemen in dit prachtige 18de-eeuwse monument.

De slepende kwesties van het vervolg op de sloop van de Turfmarktkerk en het waterpeil van de gracht, twee dossiers die als een molensteen om de nek van de gemeente Gouda hangen, is weinig voortgang te melden. Of het zou moeten zijn dat de gemeente en waterschap Rijnland met volle vaart aankoersen op verlaging van het waterpeil en komend jaar de eerste stappen gezet zullen worden. De eigenaar van het Turfmarktkerkterrein heeft in eindeloze afwachting van de besluitvorming rond planschade en bouwplannen het gebied omgetoverd tot een reusachtige parkeerplaats.

Aan de overzijde is wel iets positiefs te melden. Daar kon in december na twee jaar eindelijk met vergunning het uithangbord worden bevestigd, dat voorbijgangers attendeert op de aanwezigheid van de unieke verzameling oude boeken in wat deze eigenaar De Nieuwe Goudse Librije noemt. Broer en zus Kramer van de gelijknamige smederij in Hekendorp tekenden voor zowel het ontwerp (zus), als het smeedwerk (broer). Naast de naam van de bibliotheek is ook een fraai driedimensionaal gesmeed boek te zien van messing, met een koperen rug en aan een zijde met opengeslagen eerste pagina.

Met betrekking tot de enige echte Goudse Librije werden het afgelopen jaar enkele forse stappen gezet om de herinnering eraan weer zichtbaar te maken op haar oorspronkelijke locatie, de Sint-Janskerk. De voormalige ingangsruimte, voorheen achtereenvolgens de IJzeren kapel en de Van Beverninghkapel, is definitief aangewezen als Librijeruimte. Dat was niet de exacte locatie, want die lag er schuin boven, bereikbaar met een smal trappetje. De nu gekozen ruimte is beter toegankelijk en ruimer. Er is een groot meubel ontworpen waarin moderne boeken over de Sint-Jan komen te staan en er ruimte is voor het tentoonstellen van bijzondere exemplaren uit de collectie. Deze Goudse Librije krijgt daarmee een 2.0-versie en geen museale uitstraling zoals in Edam, Enkhuizen en Zutphen.

Vertegenwoordigers van genoemde drie Librijes buiten Gouda vertelden over hun ervaringen met het gebruik en de problemen rond de exploitatie van zo’n stadsboekerij tijdens het eerste Goudse Librijecafe in de Chocoladefabriek. Na de lezingen konden de bezoekers zich vergapen aan bijzondere boeken uit de Librije, die voor deze gelegenheid waren uitgezocht door de ‘Librijemeesters’ oftewel de initiatiefnemers voor herleving van de Goudse Librije. In november werd daarnaast het Het Goudse Librije kijk-, lees- en doeboek gepresenteerd , gemaakt door Anna Frijters, een stagiaire van het archief. Al deze activiteiten hebben tot doel de librije weer meer onder de aandacht van geïnteresseerden te brengen en deze unieke schat ook buiten Gouda meer bekendheid te geven.

Een bijzondere ontdekking van zes incunabelen in een kluisje in het twee jaar geleden ontruimde Passionistenklooster te Haastrecht zorgde ervoor dat de Librijecollectie kon worden aangevuld met deze ‘oude bekenden’.

De ontdekking van de Goudse incunabelen in het Passionistenklooster in Haastrecht. Rechts pater Mark Robin Hoogland, provinciaal van de orde. Aan het hoofd van de Tafel boekhistoricus Jan Willem Klein, links Cilia den Boer die de kluis wist open te krijgen en links vooraan Michel van het streekarchief.

De boeken, een Bijbelcommentaar van Hugo Cardinalis, maakten oorspronkelijk deel uit van de bibliotheek in het Sint-Paulusklooster van de Collatiebroeders in Gouda en werden na de Reformatie geconfisqueerd door de overheid. Ze werden toegevoegd aan de Goudse Librije, waar ze kort na 1681 weer verdwenen omdat ze niet meer nuttig geacht werden en werden geveild. Daar werden ze waarschijnlijk gekocht door de jezuïetenstatie in Haastrecht. Nadat de jezuïeten daar in 1705 werden verdreven, belandden ze op de zolder van de pastorie. Pas in 1931 werd de hele boekencollectie waar ze deel van uitmaakten ‘herontdekt’ en verdeeld onder de Universiteit van Nijmegen, het Grooit-Seminarie te Warmond en het pas gestichte Passionistenklooster met priesteropleiding in Haastrecht. Na teruggevonden te zijn in het kluisje, werden de boeken dit kalenderjaar door de provinciaal van de orde in langdurige bruikleen gegeven aan het Streekarchief Midden-Holland; terug dus in de Librijecollectie.

Een raadselachtige waarneming deed dit jaar een bewoner aan de Nieuwe Markt. Hij kijkt al jaren uit op de achterkant van de Agnietenkapel. Het was hem wel opgevallen dat er in het leien dak een grote vlek zat, maar dacht dat het veroorzaakt was door een lekkage. Pas recent besefte hij dat een lekkage nooit een dergelijke vorm van vlek zou kunnen veroorzaken. Bij nadere beschouwing zag hij er de gedaante van een Christusfiguur met opgeheven vinger in. Een vergelijkbare afbeelding vond hij op het internet. Een vraag naar een verklaring, die hij uitzette via Historische Vereniging die Goude, leverde nog geen bevredigend antwoord op.

Vlek of teken?

De aloude verhalen over onderaardse gangen van het kasteel van Gouda aan de Hollandse IJssel kwamen dit jaar weer in de belangstelling door een podcast, gemaakt door Jeroen Bakker. In gesprekken met Henkjan Sprokholt en ondergetekende moest de maker helaas deze illusie opgeven, al blijft hij tegen beter weten in geloven in het aloude verhaal. Meer zekerheid kent het bestaan van de volmolen die ter hoogte van het oude kasteel in de zeventiende eeuw is gebouwd. De eigenaren van een pand op de Punt hebben een deel ervan weer zichtbaar gemaakt achter een glazen plaat.

Molen Het Slot op de plek van kasteel Gouda

Museum Gouda vierde het hele jaar zijn 150-jarig bestaan. Onder de titel ‘De stad verzamelt’ werden het hele jaar voorwerpen getoond uit de geschiedenis van de stad, die door particulieren in bruikleen zijn afgestaan. Daarmee werd op eenzelfde manier een collectie gevormd zoals anderhalve eeuw eerder bij de oprichting van het museum werd gedaan. Een van de fraaiste en meest bijzondere objecten daarbij is een fragment van een gebrandschilderd glas uit de in 1964 afgebroken Kleiwegkerk. Destijds werd alles liefdeloos in puin geslagen omdat het geen bijzondere kunsthistorische waarde zou hebben, maar dit artdeco-glas laat zien hoe onterecht dit is geweest.

Fragment van glas uit de Kleiwegkerk

Een object dat zonder meer in Museum Gouda thuis zou horen is een schilderij van de Martelaren van Gouda, dat onlangs door ondergetekende werd geïdentificeerd. Het werd als zodanig niet herkend door voormalig museumdirecteur Jan Schouten die het aantrof in Frans particulier bezit. In 2013 werd het onder een verkeerde titel (Thomas Becket en zijn medebroeders) geveild bij Christie’s. Alle pogingen om samen met het conservator Ingmar Reesing van het museum om de huidige verblijfplaats van het schilderij(tje) te achterhalen hebben tot op heden helaas niets opgeleverd.

Helemaal aan het eind van dit kalenderjaar kon Museum Gouda wel een andere spectaculaire aanwinst presenteren. Een schilderij, gebaseerd op een tekening van de beroemde zestiende-eeuwse Goudse glazenier Wouter Crabeth. De maker is onbekend, maar zou heel goed Crabeth zelf kunnen zijn of iemand in zijn atelier. Het schilderij heeft ‘Hout maet in allen dingen’ als thema en laat zeven vormen van meten en wegen zien. In de grote tekst erboven wordt een ideale dagindeling aangegeven, inclusief een achturige werkweek en twee uur ‘spaceeren’

Minder spectaculair, maar wel bijzonder was de aankoop van twee kleine portretschilderijen door de Sint-Janskerk. Een portret van de achttiende-eeuwse dominee Cornelis van Beveren en zijn eerste echtgenote Geertruida Snoeck. Van deze predikant, die tussen 1700 en 1708 op de kansel stond in Gouda, bezat de kerk nog geen portret in de inmiddels lange rij predikantenportretten

In het Streekarchief Midden-Holland wordt door een grote groep vrijwilligers al geruimte tijd gewerkt aan het vullen van de ‘Gouda Tijdmachine’. Ook dit jaar zijn weer grote bestanden gedigitaliseerd. De ontsluiting van de data verloopt nog steeds moeizaam, maar er is goede hoop dat dit de komende tijd zal verbeteren. Het archief zelf is gestart met het ontsluiten van het reusachtige notariële archief van Gouda. Hierin blijkt – zo heb ik zelf ook enkele keren kunnen vaststellen – nog een schat aan ongebruikte informatie over Gouda’s verleden verborgen te zitten.

Slavenhandelaar met Goudse pijp. De pijpenhandel was een belangrijke bedrijfstak die ook profiteerde van de handel op de Oost en de West.

Wat betreft publicaties over historisch Gouda was het een rustig jaar. Het meest opmerkelijk was de studie die op verzoek van de Goudse gemeenteraad werd verricht naar sporen van slavernijverleden in Gouda. De uitkomst daarvan was echter redelijk voorspelbaar. De stad had geen VOC- of WIC-kamer en profiteerde maar in geringe mate van de slavenhandel. Dit gold uiteraard vooral voor de regenten, die via beleggingen in de compagnieën hun inkomen fors konden vermeerderen. Eigenlijk was het meest opmerkelijke in dit Goudse verhaal de constatering dat enkele Gouwenaars, in het bijzonder de bekende schrijfster Anna Barbara van Meerten-Schilperoort, zich al in een zeer vroeg stadium zeer kritisch uitliet over de slavernijpraktijken.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.