Een glas met een verhaal

De Goudse Glazen zijn een Godswonder. Nergens anders in Nederland is zoveel schoonheid te bewonderen van vroegmodern gebrandschilderd glas als in de Sint-Janskerk in Gouda. De hele Nederlandse geschiedenis trekt aan de beschouwer voorbij als hij deze langste kerk (123m) van ons land bezoekt. Dat de glazen uit de periode van voor de reformatie nog aanwezig zijn in deze nu protestantse kerk is al uitzonderlijk, maar dat de inkleuring van de glazen ook na de kerkwisseling is voortgezet maakt deze kerkramen tot een monument van wereldfaam. Dat wil echter niet zeggen dat alle glazen even mooi zijn of dat er door de eeuwen heen geen aanpassingen en reparaties zijn verricht. Hierdoor kon het gebeuren dat ik onlangs in het bezit kwam van een fraai zestiende-eeuws fragment van een van deze glazen.

Mannenkop. Fragment uit een glas van Dirck Crabeth in de Sint-Janskerk in Gouda. Collectie Paul H.A.M. Abels

Qua kwaliteit springen de vroegste glazen, van de hand van de gebroeders Dirck en Wouter Crabeth, ver boven alle andere uit. Hun vermogen deze reusachtige glazen te voorzien van sprekende afbeeldingen met een indrukwekkend perspectief, kleurgebruik en een grote dramatiek, is onovertroffen. Zelfs de ontwerptekeningen of cartons – die van alle glazen in de kerk bewaard zijn gebleven – zijn van een ongekend hoge kwaliteit. Goed te zien is daarop hoe zij erin geslaagd zijn het juiste perspectief te schetsen voor de beschouwer die vanaf de grond hoog tegen de glazen opkijk.

De cartons, bedoeld om eventueel noodzakelijke restauraties na een storm of ander onheil nauwkeurig te kunnen uitvoeren, zijn niet ingekleurd. Vandaar dat de kerkmeesters van de Sint-Jan alle glazen in de achttiende eeuw ook nog eens in kleur lieten naschilderen. Dat was geen overbodige luxe, want zeker in de tijd dat de glazen nog niet van buitenaf afgedekt waren met een extra-beschermlaag, dus voor 1980, vloog er nog wel eens een bal of steen door de ruiten en soms was er brand. Daarnaast was er in de loop der jaren ook sprake van slijtage, in de vorm van kleurverlies of glasbreuk. Zo’n noodzakelijk geworden restauratiemoment kon ook worden aangegrepen om veranderingen in de afbeeldingen aan te brengen om religieuze of politieke redenen.

De eerste ideologisch gedreven ingreep gebeurde rond 1622. De streng-calvinistische kerkenraad die toen net was aangetreden na een halve eeuw van Goudse vrijzinnigheid, vond het onbestaanbaar dat er in drie glazen afbeeldingen van God-de-Vader te zien waren. Hij wist de door de overheid benoemde kerkmeesters – het gebouw was eigendom van de stad – te bewegen deze afbeeldingen uit de glazen te verwijderen en zelfs op de cartons uit te gummen. Waarschijnlijk vond er rond die tijd ook een andere ingreep plaats in het belangrijkste glas 15, centraal op het hoofdkoor, waar de verhaallijnen van Jezus Christus en Johannes de Doper samenkomen in de doop van eerstgenoemde in de Jordaan. In de schenkersrand zit tegenwoordig de gulle gever, de Utrechtse bisschop Joris van Egmond, te bidden voor een lege muur. Het lijkt onwaarschijnlijk dat dit altijd zo geweest is. Het is dan ook niet onmogelijk dat hier oorspronkelijk een richterstoel Christi te zien is geweest, met een afbeelding van God, Jezus en de Heilige Geest.

Minder door ideologische motieven, maar meer door ijdelheid en zelfoverschatting gedreven waren de ingrepen die de bekende Delftse glasrestaurator Jan Schouten deed tijdens een grootschalige restauratie van de Goudse Glazen begin jaren dertig van de vorige eeuw. Zo liet hij de plekken waar de drie afbeeldingen van God-de-Vader begin zeventiende eeuw waren weggehaald opvullen met gefantaseerde afbeeldingen van God. Ook een andere historische ingreep in het glazenprogramma maakte hij ongedaan. De in 1581 – acht jaar na de doorvoering van de Reformatie! – in de kerk aangebrachte collage van zeven ramen met scenes uit het leven van Jezus uit het toen afgebroken Regulierenklooster aan de Raam, haalde hij eruit. Deze ramen, ontworpen door Dirck Crabeth in de jaren 1556-1559, kregen een plek in een nieuwe, tegen het koor aangebouwde kapel, die naar de naam van de sponsor de Van der Vormkapel werd genoemd.

Buste van de ijdele glasrestaurator Jan Schouten, in de jaren dertig van de vorige eeuw gemetseld boven de ingang van de door hem geïnitieerde Van der Vormkapel. Boven hem een van de glazen in het koor van de Sint-Janskerk.

Schouten verving bij de restauratie in de jaren dertig daarnaast ook vele kleinere glasfragmenten die sleets waren geworden of anderszins beschadigd waren. De oude fragmenten werden niet weggegooid, maar bewaard in kisten die tegenwoordig op de orgelzolder staan. Een klein deel van de fragmenten kreeg bij de restauratie van het Goudse stadhuis in 1952 een plek in de ramen van de boterhal. Door een gelukkig toeval kwam ik zelf onlangs ook in het bezit van een bijzonder glasfragment uit deze kerk.

Mijn fragment toont een grote mannenkop, met geopende ogen en een lichte glimlach om de mond. Hij heeft een weelderige bos haren die onder zijn hoed uitkomen en een grote baard. Zijn dikke lippen en gekrulde grijze haren verraden onmiskenbaar de hand van Dirck Crabeth. Curieus en ongewoon is de grote ‘spin’ van lood, net onder zijn kin. Dat was in het verleden (negentiende eeuw) de methode om beschadigingen van een glas te repareren. Fraai is dit niet en waarschijnlijk heeft Schouten dit fragment dan ook uit de ramen verwijderd en vervangen.

Jan Schouten is niet alleen aan de buitenzijde van de Van der Vormkapel afgebeeld, maar in gebrandschilderd glas ook in de consistorie van de Sint-Janskerk

Maar uit welk glas komt dan deze kop? Een zoektocht met behulp van de door de Stichting Sint-Jan uitstekend gedigitaliseerde en tot op detailniveau te bestuderen glazen leverde geen absolute zekerheid. Het dichtst in de buurt komen twee koppen in glas 22, met als thema de tempelreiniging, in 1568-1569 gemaakt door Dirck Crabeth. De oorspronkelijke opdrachtgever voor dit glas was niemand minder dan Willem van Oranje. Die zou uiteindelijk niet in de schenkersrand worden afgebeeld, omdat hij als leider van de opstand tegen het Spaanse gezag in het Gouda van die dagen niet langer in aanzien stond. Het bovendeel van het glas met de tempelreiniging door Jezus was toen al af. Het onderste deel bleef door het afhaken van Oranje lange tijd blank. Pas in 1657 werd dit gedeelte ingevuld, niet met de afbeelding van een schenker, maar met de familiewapens van de toenmalige Goudse stadsbestuurders.

De twee koppen in dit glas 22 die grote overeenkomst vertonen met de kop in mijn glasfragment zijn beiden toeschouwers of handelaren die door Jezus met een zweep uit de tempel worden gejaagd.

Het meest in de buurt van mijn glas komt de kop rechts, omdat hij zijn hoofd ook naar rechts houdt en min of meer dezelfde besmuikte glimlach toont. Het grootste verschil vormen de ogen en wenkbrauwen. Waar mijn exemplaar met open ogen en gefronste wenkbrauwen het tafereel beziet, daar slaat de man in het gerestaureerde glas zijn ogen beschaamd neer. Zou ook dit een staaltje artistieke vrijheid zijn geweest die Jan Schouten zich heeft veroorloofd? Gelet op zijn vrijpostigheid die hij in de Sint-Janskerk aan de dag heeft gelegd, valt dit zeker niet uit te sluiten.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.