Als verzamelaar van zeer oude boeken overvalt je soms de gedachte dat zo’n eeuwenoud boek een heel verhaal zou kunnen vertellen. Letterlijk heeft het vaak stormen doorstaan, oorlogen meegemaakt en is het door vele handen gegaan. Handen die sporen in of op het boek hebben achtergelaten, uiteenlopend van gemorste koffie, ingevoegde blaadjes en bladeren, tot in de marge gekrabbelde aantekeningen of hele verhalen op de schutbladen. Het laat ook zien dat het boek gelezen is, gebruikt en hergebruikt. Een maagdelijk boek, zonder gebruikerssporen, vochtvlekken, wormgaatjes, een puntgave band en compleet met alle gravures levert antiquarisch het meeste op, maar geef mij maar een doorleefd en desnoods incompleet boek. Zo’n boek is een geschiedenis op zichzelf, die het uitpluizen meer dan waard is.
Onlangs ontdekte ik op Marktplaats zo’n stukgelezen 17de-eeuws boek, dat mijn aandacht trok omdat het geschreven is door de strenggereformeerde Goudse dominee Jacobus Sceperus. Het betrof een handboek voor ziekentroosters uit 1670. Bieden kon niet, alleen bellen. Aan de telefoon meldde zich een hoogbejaarde heer uit Veendam, die vertelde het boek al tientallen jaren in bezit te hebben, maar het nu – met digitale hulp van een schoonzoon – van de hand wilde doen. Het boek kende volgens hem een heel bijzondere geschiedenis, want het zou zijn aangespoeld na de storm en watersnoodramp van november 1776 in de buurt van de Beulakerwiede in Overijssel, waarbij het plaatsje Beulake volledig werd verzwolgen. Hij voegde daar nog aan toe dat het boek ook een aantekening bevatte over Sioux-indianen in Noord-Amerika.
Links een gedicht van de zoon van Jacobus Sceperus in het boek van zijn vader. Rechts de titelgravure met stadsgezicht van Gouda.
De vier foto’s van de Marktplaatsadvertentie gaven inderdaad de indruk van een boek dat veel te lijden had gehad. Mijn nieuwsgierigheid was niettemin gewekt en ik kwam met de Veendammer een prijs overeen. Twee dagen later werd het boek bezorgd en kon ik beginnen aan mijn ontdekkingstocht. Het verhaal van de watersnoodramp was natuurlijk niet letterlijk terug te vinden in het boek, maar dat er veel gebeurd was met het boek is overduidelijk. Van de perkamenten band resteert alleen het voorplat en de omgekrulde rug. Beiden zijn donker van vuiligheid. Een fors eerste deel van de tekst is verdwenen, met uitzondering van enkele schutbladen en vier pagina’s met gedichten op de auteur uit het voorwerk. Aan het eind kent met name het register sterke vochtranden, terwijl van het achterplat alleen het binnen-karton bewaard is gebleven. Kortom: meer een (fors) boekfragment van 458 pagina’s, dan een heel boek.
De provenance van dit werk van Sceperus wijst inderdaad richting Noord-Amerika. Op een schutblad staat de volgende tekst: “Orange City, Sioux County, Iowa, North-Amerika”. Deze kleine stad van nog geen zesduizend inwoners valt bestuurlijk onder Sioux County, indianengebied . Het plaatsje is genoemd naar stadhouder Willem III van Oranje en is een door Nederlanders in de 19de eeuw gestichte nederzetting. Dat waren families die behoorden tot de orthodox-gereformeerden die zich in 1834 van de Nederlandse Hervormde Kerk hadden afgescheiden. Zij trokken onder leiding van dominee Hendrik Scholte naar Amerika. Kennelijk heeft een van deze emigranten dit boek van de streng-gereformeerde Goudse dominee toen meegenomen. Hoe zich dat verhoudt tot het andere verhaal over de watersnood is onduidelijk. Die was een halve eeuw eerder, dus dat zou betekenen dat de eigenaar het boek in getormenteerde staat heeft meegenomen over de oceaan; wellicht als herinnering aan die zware tijd. Ach konden boeken maar spreken.
Op enig moment moet het boek vervolgens zijn teruggekeerd naar Europa en in handen zijn gekomen van de Veendammer. En nu is het dus terug op de plek waar de auteur het werk ooit heeft geschreven. Daarmee heeft het eenzelfde route gevolgd als twee andere Goudse boeken in mijn collectie, die eveneens door Nederlandse emigranten waren meegenomen naar Noord-Amerika. Daarbij gaat het in beide gevallen over werk van de Goudse predikant, Eduard Poppius. Anders dan Sceperus was hij niet van orthodoxe signatuur, maar remonstrant. Het eerste werk, zijn in 1616 gedrukte zeer populaire werk Enge poorte – gedrukt bij Jasper Tournay achter de Vismarkt in Gouda – trof ik in oktober 1999 aan bij Antiquariaat De la Peňa, Santa Fé New Mexico. Het boek bevat ook het Aenhangsel op de Enge poorte uit 1624. Helaas bleken er geen eigenaarskenmerken in aangebracht of andere sporen die zouden kunnen wijzen naar de herkomstgeschiedenis van het werk.
Het in Sante Fé New Mexico opgedoken boek Enge poorte van Poppius
Dat was weer anders met een tweede werkje van Poppius dat ik in Amerika vond. Dankzij een tip van een bloglezer werd ik gewezen op een veiling in San Francisco, waar dit gebedenboekje van Poppius werd aangeboden. Al snel na aankoop werd duidelijk dat het een wel heel bijzonder exemplaar was, want het bleek nergens ter wereld in bibliotheken of elders bekend te zijn. Groot is het niet; in zakformaat, ongeveer het formaat van een borstzakje. En daar lijkt het ook precies voor bestemd te zijn geweest. Op de titelpagina valt te lezen dat de auteur “in sijn leven Dienaer des Heeren Jesu Christi, in de Ghemeente binnen der Goude” is geweest. Hij overleed op slot Loevenstijn in gevangenschap, in het jaar 1624, hetzelfde jaar waarin dit boekje gedrukt is. Poppius had een bewogen leven achter de rug. Als remonstrants predikant werd hij ontboden op de Dordtse Synode van 1618-1619, die hem en zijn remonstrantse collega-predikanten veroordeelde en uit het predikambt zette. Na afloop van de synode werden zij op boerenkarren geladen en verbannen naar het buitenland. Dat betekende in de praktijk dat Poppius en de zijnen in Waalwijk, net buiten de Republiek der Verenigde Nederlanden, langs de kant van de weg werden achtergelaten. Van daar trokken ze verder naar Antwerpen, waar zij een nieuw kerkgenootschap oprichtten, de Remonstrantse Broederschap.
Poppius keerde in het geheim terug naar zijn kudde in Gouda en omgeving, maar zijn preken veroorzaakten zoveel rumoer dat hij al snel weer de wijk moest nemen. Tijdens een verblijf in Haarlem werd hij gearresteerd op verdenking van medeplichtigheid aan het beramen van een moordcomplot op prins Maurits, de politieke steun en toeverlaat van de contra-remonstranten, zijn tegenstanders. Hoewel de beschuldiging vals was, werd hij voor lange tijd opgesloten in de staatsgevangenis op het kasteel Loevestijn. Daar overleed hij onder kommervolle omstandigheden. Zijn talrijke aanhangers in Gouda zullen diep bedroefd zijn geweest en het lijkt erop dat zij het Christeliike gebeden-boekje om die reden hebben laten drukken om bij zich te dragen en aan hem te denken. Het draagt alle sporen van intensief gebruik; gebonden in een eenvoudig perkamenten omslagje en sterk beduimeld.
Op enig moment moet ook dit boekje door emigranten meegenomen zijn naar de Verenigde Staten. In de 18de eeuw was het – blijkens een handschrift aan de binnenzijde van het omslagje – in bezit van Elisabeth de Puw. In 1755 schreef zij “mijn boek” erin, dus in het Nederlands. Helaas is er niemand met die naam te vinden. Wellicht heette ze Elisabeth de Pauw. Deze naam komt wel diverse keren voor in de achttiende eeuw, ook in Amerika.
Met drie boekjes in mijn bibliotheek wordt duidelijk dat oude boeken ‘ver van huis’ kunnen zijn geraakt door emigratie of anderszins. Dat zal in deze tijd nog vaker gebeuren dan vroeger, aangezien ook boekenveilingen een sterk internationaal karakter hebben gekregen dankzij het internet. Omgekeerd maakt dat het bibliofielen (of bibliomanen zo u wilt) ook mogelijk heel bijzondere exemplaren op het spoor te komen en ‘terug te brengen’ naar Nederland of – in mijn geval – Gouda.