De bekeringen door Petrus Purmerent als propagandastuk in olieverf. Nieuwe duiding van een Gouds schilderij

Een van de meest bijzondere schilderijen uit de collectie van Museum Gouda heeft dankzij een Utrechts proefschrift een interessante nieuwe duiding gekregen. Op vrijdag 9 juni promoveerde Richard de Beer op het thema “Kerkgewaden in de verdrukking. Paramenten in de Republiek als drager van identiteit (1580-1650)”. Hoewel de nadruk in deze dissertatie ligt op het kerkelijke textiel, waarvan Gouda diverse bijzondere exemplaren uit de vroegmoderne tijd in bezit heeft, komt hij via die invalshoek ook met een opmerkelijke nieuwe duiding van het bekende schilderij van de bekering van de hertog Willem van Aquitanië door Bernardus van Clairvaux, rond 1640 geschilderd door Wouter Pietersz Crabeth II. Centraal in dit historiestuk staat Bernardus, die onmiskenbaar de gelaatstrekken heeft van de Goudse pastoor Petrus Purmerent van de statie van Sint-Jan aan de Hoge Gouwe (nu oud-katholieke kerk). Hij heeft een kazuifel aan, dat nog steeds in het museum bewaard wordt. Naast en om hem heen staan personen die tijdgenoten van hem waren, en deels eerder konden worden geïdentificeerd. De Beer brengt daarop niet alleen correcties aan, hij identificeert ook iemand in het gezelschap van de hertog aan de andere kant van het schilderij, wat tot nu toe niemand gelukt was.

De Beer herkent in de man met de gepluimde hoed niemand minder dan de bekende Goudse dichter en advocaat Florentius Schoonhoven of Schoonhovius (1594-1648). Van hem is bekend dat hij aanvankelijk remonstrants was, maar zich in 1624 liet bekeren tot het katholicisme omdat hij schoon genoeg zou hebben gehad van het onderling gekrakeel onder protestanten. Die bekering zou volgens de promovendus, als collectiebeheerder werkzaam bij Museum het Catharijneconvent in Utrecht, het werk zijn geweest van Purmerent. Hij komt tot die identificatie met behulp van twee portretten die van Schoonhovius zijn overgeleverd, waarvan er een is afgedrukt in zijn zeer populaire bundel Emblemata. Partim Moralia partim etiam Civilia (gedrukt in Gouda 1618 door Jasper Tournay en uitgegeven door Andries Burier).

De vrouw geheel rechts, zo vermoedt De Beer, zou dan heel goed de echtgenote van Schoonhovius kunnen zijn, Annetgen Thomasdr. van Haestrecht. Een portret van haar is niet overgeleverd, dus anders dan een suggestie dat beide echtelieden opdrachtgevers zijn geweest voor het schilderij en zich daarom prominent hebben laten afbeelden, kan niet gegeven worden. Over de identiteit van deze vrouw is altijd discussie geweest. Marieke Abels heeft in haar Tussen sloer en heilige. Beeld en zelfbeeld van Goudse en Haarlemse kloppen (Gouda 2010) betoogd dat het om een vermogende klop zou gaan. In een recensie van dit werk noemde Gian Ackermans dit onwaarschijnlijk omdat zij daarvoor veel te weelderig gekleed was. De Beer komt met hetzelfde argument, maar beiden gaan voorbij aan het bewijs dat Marieke Abels leverde, dat vermogende kloppen zich voor de gelegenheid juist wel in luxe kledij lieten schilderen om hun voorname afkomst te benadrukken.

Er zijn ook andere argumenten om te betwijfelen of het hier om de echtgenote van Schoonhovius gaat. De vrouw is nadrukkelijk aan de zijde van het kerkelijke kamp van priesters en kloppen gepositioneerd, staande naast drie andere vrouwen die door hun kleding wel als klop herkenbaar zijn. Een van hen is de zus van de priester Willem de Swaen, staande naast Purmerent en enige tijd zijn kapelaan. Dat het wellicht om jezuïetessen zou gaan, woonachtig in het Goudse Maagdenhuis – zoals De Beer suggereert – lijkt wel erg onwaarschijnlijk. De verhouding tussen wereldheren als Purmerent en de jezuïeten was van dien aard, dat zij nooit op een schilderij in diens kerk afbeeld zouden worden. De positie van de rechtervrouw is ook anders dan haar door De Beer veronderstelde echtgenoot: zij kijkt de beschouwer aan, terwijl hij nadrukkelijk deelneemt aan de scene. Al met al blijft het daarom wel degelijk mogelijk dat we hier toch met een (vermogende) klop van doen hebben, mogelijk uit de familie De Licht, die rond deze tijd aanzienlijke geldbedragen investeerde in de schuilkerken.

Een andere correctie op eerdere identificaties brengt De Beer aan op de meest linkse priester. Die als altijd gehouden voor de derde priester in de statie van Purmerent, iemand van de oudere generatie, Adriaen Bogaert. Ook van hem bestaat geen portret. Maar de Utrechtse onderzoeker herkent in dit gelaat niemand minder dan de apostolisch vicaris Philippus Rovenius, bij ontstentenis van bisschoppen de hoogte in rang onder de priesters van de Hollandse Zending. Daarmee zou Purmerent dus zijn superieur tot toeschouwer in deze scene gemaakt hebben, zij het wel in de gedaante van de Bisschop van Poitiers, inclusief rode bisschopshandschoenen. Helemaal overtuigend is deze identificatie niet, maar het zeker niet uit te sluiten. Het doek zou daarmee ook geïnterpreteerd kunnen worden als een teken dat het bekeringswerk van Purmerent van bovenaf – door de hoogste vertegenwoordiger van de paus in de Republiek – werd gewaardeerd en gesanctioneerd.

De Beer gaat ervan uit dat de hertog in het gezelschap links een gestileerde figuur is, die geen gelijkenis had met een toen nog levende persoon. Rest de vraag wie die drie jongemannen zijn rond Schoonhovius. Het zijn in elk geval niet zijn kinderen (hij had slechts twee zoons en die waren nog te jong). De veronderstelling is dat het daarom andere bekeerlingen van Purmerent zullen zijn geweest. Al met al geeft dit nieuwe proefschrift enkele interessante nieuwe interpretaties, waarmee steeds duidelijker wordt dat dit schilderij bij uitstek een beeld geeft van een zelfbewuste kerkgemeenschap, die de klappen van de Reformatie rond 1640 al aardig te boven is en het herwonnen zelfvertrouwen op deze unieke wijze heeft willen illustreren.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

2 Reacties op De bekeringen door Petrus Purmerent als propagandastuk in olieverf. Nieuwe duiding van een Gouds schilderij

  1. Berrie schreef:

    Interessant verhaal Paul, met een terechte kritische noot van jouw naamgenote, waarbij ik een familiaire band meen te bespeuren. Die kritiek had een mooie vraag op kunnen leveren van een opponent.

  2. Paul Abels schreef:

    Dank. Mijn oudste dochter inderdaad. helaas zat ik niet in de oppositie