Nieuwe inrichting Gasthuiskapel zonder gevoel voor het religieuze verleden

Museum Gouda heeft het een jaar moeten doen zonder de voorreformatorische altaarstukken uit de Sint-Jan. Die waren ter gelegenheid van de viering van 750 jaar stadsrechten terug naar waar ze ooit vandaan kwamen. Hoewel ze niet op hun oorspronkelijke plek stonden (op het koor), was het ruimtelijk effect van die grote kerk op deze panelen indrukwekkend. Het liet zien waar ze ooit voor gemaakt waren. Nu zijn ze terug in de Gasthuiskapel; ook een kerkgebouw, maar uiteraard veel kleiner en met beperktere mogelijkheden om de stukken tentoon te stellen.

Het museum heeft de uitleenperiode aangegrepen om een een nieuwe concept te maken voor de inrichting. Daarbij kon ook gebruikgemaakt worden van de metalen frames die speciaal voor de expositie in de Sint-Jan gemaakt waren, wat nieuwe mogelijkheden bood voor de opstelling. Uitgangspunt voor de herinrichting was verder de chronologie, die men wilde omdraaien: beginnen met de oudste stukken: de cartons voor de Gouds glazen en de altaarstukken, gevolgd door de schuilkerkenkunst uit latere eeuwen. Het eindresultaat werd op 11 april 2023 gepresenteerd.

Met enige spanning en nieuwsgierigheid heb ik het eindresultaat bij die gelegenheid voor het eerst mogen zien. De spanning had te maken met de vrees dat kunsthistorici toch vaak moeite hebben historische onderwerpen goed voor het voetlicht te brengen. Stijlkenmerken, materialen, de kunstenaar en zijn of haar kwaliteiten zijn voor hen vaak belangrijker dat de oorspronkelijke functionaliteit. En juist bij kerkelijke kunst moet voorkomen worden dat de objecten volkomen losgezongen raken van de context waarbinnen ze gemaakt zijn.

Het moet gezegd: de eerste indruk bij het binnengaan van de kapel vanuit het ruim is indrukwekkend. Het Jozefaltaar trekt je als het ware mee in de Vlucht naar Egypte. Binnen is ook het schilderij van Cornelis Schut met de opdracht aan Maria van vele vrouwelijke heiligen een blikvanger. Het kerkzilver op het altaar is oogverblinkend. Dat nu ook een stuk uit de minderbroederstatie is toegevoegd – pater Gregorius Simpernel op zijn doodsbed – stemt tot vreugde, omdat nu alle drie ‘statiesmaken’ (minderbroeders, jezuïeten en wereldheren) zijn vertegenwoordigd.

Maar na de eerste overweldigende impressie ontstaat er bij mij als beschouwer toch een ongemakkelijk gevoel. Alle stukken zijn in het midden gepositioneerd. De wanden zijn leeg. Het gevolg daarvan is dat het erg ‘opgepropt’ overkomt. Voor de belichting is dit ook niet de beste opstelling, want spiegeling van lampen is niet weg te krijgen uit je blik. Bovendien dringt dan langzaam tot je door dat de samenstellers verzuimd hebben de kapel zelf mee te nemen in hun presentatie. Er is een groot altaar, maar dat is in deze opstelling gereduceerd tot een lastige verhoging. De daar opgestelde stukken doen niets om de idee te krijgen dat ze op een altaar staan.

Al met al is de nieuwe opstelling helaas geen verbetering ten opzichte van de oude situatie. Dat is jammer, want er was veel geld en inspanning mee gemoeid. Museum Gouda zou er goed aan doen bij dit soort projecten minder in isolement te werken en ook mensen met een niet-museale achtergrond om advies te vragen. Daarmee zouden het museum, de bezoekers en – bovenal – de kunststukken zelf gediend zijn.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.