De Bijbel van Gutenberg, de beentjes van Sint-Hildegard en een vijf eeuwen oud getijdenboek van een Goudse claris

Voor een verzamelaar van oude boeken is soms geen berg te hoog om een nieuwe aanwinst te bemachtigen. Verzamelwoede heeft mij de afgelopen decennia al op vele plaatsen in Nederland en daarbuiten gebracht, terwijl het internet mij ook geregeld tot virtuele grensoverstijgende boekenexpedities aanzet. Toch blijft het in het laatste geval moeilijk de staat en waarde van het begeerde kleinood goed in te schatten. Er gaat niets boven het zelf vastpakken, doorbladeren, ruiken en voelen van een oud boek. Toen ik deze zomer op het spoor kwam van een wel heel bijzonder boekwerkje met bijzondere Goudse sporen, wist ik dat ik stevig in de buidel zou moeten tasten om het te bemachtigen. In zo’n geval wil je zeker zijn dat je geen miskoop doet en durf je het absoluut niet via de niet altijd betrouwbare post toe laten sturen. Daarom zat er niets anders op dan af te reizen naar de verkoper, in dit geval in de Rijnstreek nabij Mainz.

Bij het horen van de naam Mainz begint het uiteraard meteen te tintelen bij elke rechtgeaarde bibliofiel. Daar is immers de basis gelegd voor zijn liefhebberij, met de uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg. Alle reden dus om de boekenjacht te combineren met een kleine ontdekkingsreis naar deze bron. Uiteindelijk maakten we er zelfs een heuse Wahlfahrt (bedevaart) van: niet alleen naar de persen van Gutenberg, maar ook naar het nabijgelegen Eibingen, waar de beenderen van de grote vrouwelijke Duitse mystica Hildegard von Bingen in een gouden schrein worden bewaard. Deze ‘beentjes van Sint-Hildegard’ inspireerden eerder mijn voormalige stad- en schoolgenoot Herman Finkers tot een zeer succesvolle humoristische Twentse film met een serieuze ondertoon. Waar de opa in de film te voet met zijn ezel niet verder komt dan Bentheim, wisten wij op alle drie fronten ons doel te bereiken: beeld, beentjes en boek.

Het beeld van Johannes Gutenberg in Mainz is niet te missen. Pontificaal en manshoog staat hij daar op een sokkel. Hoewel erg weinig bekend is over de goede man, net als overigens over zijn Nederlandse ‘concurrent’ Dirck Jansz Coster die een even groot standbeeld heeft op de Haarlemse markt, wordt er internationaal in brede kring inmiddels van uitgegaan dat de boekdrukkunst niet in Haarlem, maar in Mainz is uitgevonden. Met als absolute hoogtepunt de zogeheten Gutenbergbijbel, een imposant staaltje vakmanschap, waarvan nog slechts 46 exemplaren bewaard zijn gebleven. Deze bijbels zijn daardoor zo kostbaar, dat de twee exemplaren – waarvan een incompleet – in het Gutenbergmuseum in Mainz worden bewaard in een kluis en bewaakt als de Bank van Amerika. De toeschouwer mag er exact vijf minuten een blik op werpen. Mede daardoor, maar ook door de panische angst voor licht bij de Duitse conservatoren en hun gebrek aan fantasie bij het tentoonstellen van boeken (eindeloze reeksen boeken in ouderwetse vitrines), wist men zelfs bij deze bibliofiel het boekenvuur te doven in plaats van aan te wakkeren. Dat daarnaast alleen Duitse drukken getoond werden en Coster volkomen werd doodgezwegen, deed ons al snel besluiten het daglicht weer op te zoeken en de koers te verleggen naar Bingen.

Hildegard mag dan afkomstig zijn in Bingen, maar wie daar de auto parkeert om in haar voetsporen te treden zal toch de veerpont naar de overzijde van de Rijn moeten nemen. In Eibingen, een stadsdeel van Rüdesheim, ligt hoog op de berg het klooster dat zij heeft gesticht. Dat is ook per auto bereikbaar, maar wij besloten – indachtig de bedevaartgedachte – te voet de tocht naar boven te maken over rotsachtige en zanderige wegen. Het klooster zelf stamt uit 1165, maar het huidige complex stamt uit 1905 en is op zijn Duits ‘als nieuw’ gerestaureerd; kraak noch smaak. Toch geven de her en der in habijt rondlopende nonnen de indruk van een levendige kloostergemeenschap. In de kloosterkerk, met muurschilderingen over het leven van de heilige Hildegard, worden de getijden nog nauwgezet gevolgd  In de tuin staat een prachtig (modern) beeld van de heilige dat min of meer de weg wijst naar de plek van ons einddoel van deze tocht: de beentjes. Die liggen namelijk niet in het klooster, maar beneden in de Wahlfahrskirche van Eibingen. De gouden schrijn met de beenderen van de heilige Hildegard blinkt ons tegemoet. In de 850 jaar oude kerk dring zich vervolgens onweerstaanbaar het besef op in een lange traditie te staan; een besef dat aanzet tot nederigheid, relativering en contemplatie.

Het moet de voorzienigheid of een grillige speling van het lot zijn geweest, dat ik uitgerekend in deze streek een spoor terug vindt van een van de roerigste episodes uit de kloostergeschiedenis van mijn eigen stad Gouda, die volgend jaar haar 750-jarig bestaan viert. Het boek dat ik hier in handen mag nemen is ooit in het bezit geweest van mijn toenmalige ‘overbuurvrouw’, de laatste abdis van het clarissenklooster, gelegen tussen Turfmarkt en Nieuwehaven. Het is niet zomaar een boek, maar het werk geeft een intieme blik in haar diepste geloofsleven. Ik tintel dan ook van opwinding als ik op afgesproken dag en tijdstip op de stoep sta bij Silvia Morch-Israel, eigenares van antiquariaat In Opus in het Rijnstadje Oppenheim. Met een royaal gebaar opent zij de voordeur en wijst mij het tafeltje, waar onder een felle lamp het boekje al klaar ligt.

In mijn handen opent zich een getijdenboek, dat je doet binnentreden in een laat-middeleeuwse religieuze wereld. Het is een Latijnstalig werk, de Hore intemerate Marie virginis, dat is opgebouwd volgens een min of meer vast stramien. In die zin is het geen uitzonderlijk werk, ook niet wat betreft de afbeeldingen. De kalender-houtsnedes en de paginagrote illustraties volgen grotendeels het vaste patroon dat gevolgd wordt in getijdenboeken uit die tijd. De houtsnedes en – vooral – de handmatige inkleuring zijn van middelmatige kwaliteit, maar wel ontroerend primitief. Vergelijking met een ander identiek exemplaar is niet mogelijk, want deze in 1511 door Raoul Cousturier in Parijs gedrukte editie blijkt wereldwijd in geen enkele bibliotheek aanwezig te zijn. Dat maakt het boekje op zichzelf al uniek, maar het meest bijzonder voor deze verzamelaar van Goudana zijn toch de zogeheten provenance-gegevens; aantekeningen van een eerdere eigenaar of lezer.

Op de titelpagina staat met heldere hand de volgende tekst geschreven:  “dit boec hoert tot gebruic va(n) E. marighe(n) dirckx va(n) die clarisse(n) vander gou”. Daarnaast heeft zij ook enkele aantekeningen in het boekje gemaakt. Eigen vertalingen van specifieke verzen, onderaan de pagina opgeschreven. Met de wetenschap dat deze Marighen Dirckx een bijzondere rol heeft gespeeld bij een mislukte poging de geuzen weer uit de stad te verjagen en de stad terug te brengen onder het gezag van de Spaanse koning – vanuit winnaarsperspectief uiteraard voorzien van het pejoratieve etiket ‘verraad’ – is mij duidelijk dat ik hier een document in handen heb, dat van groot belang is voor de Goudse geschiedenis. Zij moest Gouda in 1573 ontvluchten en keerde nooit meer terug. Nu breng ik het boekje terug naar die stad, een boekje dat zij dagelijks gebruikte en al die tijd bij haar gedragen moet hebben. De Rijnreis is niet voor niets geweest en opent mooie wegen tot vervolgonderzoek.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.