Het is kaarsjesavond 2019 in Gouda. Grote drommen bezoekers van dit Goudse evenement – nog onwetend van het feit dat dit voorlopig voor de laatste keer zal zijn – zwerven door de binnenstad. In afwachting van de apotheose – het aansteken van de kaarsjes in en rond het middeleeuwse stadhuis – doen bezoekers zich tegoed aan lekkernijen, laten zich door stadsgidsen rondleiden of brengen een bezoek aan de kerstmarkt in de Sint-Janskerk. Deze grootste kerk van Nederland (123m lang) is voor enkele dagen omgetoverd tot een reusachtige markthal met eettentjes, muziekpodia en kraampjes met snuisterijen, antiek en streekproducten. Zoals elk jaar heeft de protestantse gemeente, voor wie deze kerk op zondagen in de ochtend en middag kerkelijk onderdak biedt, er een grote kraam met oude boeken. Dicht op elkaar gestapeld liggen daar Smytegeld en W.G. van der Hulst naast Jan Wolkers en Harry Mulisch, gebedenboeken naast pockets, bijbels naast techniekboeken. Al vanaf de vroege ochtend proberen koopjesjagers daar voor een habbekrats wat leesvoer te vinden of gaten in hun verzameling te vullen.
Ook Gouwenaar Ruud Verkerk schuifelt in zijn halflange grijze winterjas langs de kraam. Als fijnschilder kijkt hij met andere ogen. Niet de inhoud, maar de doorleefdheid van boekjes trekt hem aan, omdat ze als modellen kunnen dienen voor zijn stillevens. Ooit kocht hij op de Oranjevrijmarkt op de Raam voor een paar euro een achttiende-eeuws catechismusboekje, waarvan de rug was verdwenen. Hierdoor was het bindwerk helemaal zichtbaar, wat hem inspireerde tot een compositie waarin het lijnenspel van de touwtjes die het boek bij elkaar hielden vloeiend overliepen in lijnen op een grote schelp die hij er bovenop legde. Ook nu zoekt Verkerk weer naar boekjes die het patina van de tijd dragen. In een grote doos met paperbacks valt zijn oog op een uitgave van Het Achterhuis, het beroemde dagboek van Anne Frank. De randen van de omslag zijn wat vergeeld en de rug verraadt veelvuldig lezen. Ongetwijfeld een van de vele herdrukken denkt hij, maar voor een euro kan hij er geen buil aan vallen, dus verdwijnt het in zijn tas.
Thuis wordt het boekje tamelijk achteloos in de kast gelegd en als een wonder overleeft het een jaar later een verhuizing naar een ander pand. Verhuizingen zijn altijd goede aanleidingen om op te schonen en ook Verkerk en zijn Iraanse echtgenote Fereshteh doen dat ijverig. Het exemplaar van Het Achterhuis krijgt echter een plekje in de kast in hun nieuwe huis. Het duurt echter tot april van dit jaar voor hij het eens in de hand neemt om er doorheen te bladeren. Pas dan valt het hem op dat het niet zomaar de zoveelste herdruk is van het dagboek, maar een zeer vroege versie. Sterker nog, het blijkt om de eerste druk te gaan, verschenen op 25 juni 1947. Pas op dat moment dringt het langzaam tot de Goudse schilder door dat hij misschien wel een heel bijzonder – en kostbaar – boekje heeft opgevist van de tafel met 1-Euro-boeken in de Goudse Sint-Janskerk.
Wat vooraf ging
Na de verrassende ontdekking dat het om een eerste druk van Het Achterhuis gaat, vraagt Ruud Verkerk mij of ik misschien meer kan achterhalen over de achtergrond en de waarde van het boek. Dat is voor mij de aanleiding eens dieper in de ontstaansgeschiedenis van dit bekendste dagboek ter wereld te duiken, in de drukgeschiedenis van de eerste uitgave en in de provenance (eigenaarsgeschiedenis) van dit ‘Goudse’ exemplaar. Dat is het begin van een ontdekkingstocht met verrassende contacten en een toch wel heel bijzonder verhaal met vooralsnog een open eind.
De algemene voorgeschiedenis is bekend en dikwijls beschreven.[1] Hoe het joodse tienermeisje Anne Frank met haar ouders en zus en enkele anderen zich op 6 juli 1942 moeten verstoppen in een achterhuis van het kantoor van haar vader aan de Prinsengracht in Amsterdam, om zo te ontkomen aan deportatie en uitroeiing door de nazi’s en hun handlangers. Drie weken eerder, op 12 juni, heeft ze voor haar verjaardag een dagboek met roodgeruite band gekregen, en ze begint meteen met het bijhouden van een dagboek over de gebeurtenissen, ook nadat ze met haar familie moet onderduiken achter een draaibare boekenkast. En hoe ze gaandeweg de idee krijgt om daar na de oorlog een boek van te maken en voor dat doel al grote delen in het net heeft overgeschreven. De levens van de onderduikers en daarmee ook de plannen van Anne smoren in wat waarschijnlijk verraad is geweest, als de schuilplaats op 4 augustus 1944 door de Duitsers wordt ontdekt en allen op transport worden gesteld naar de vernietigingskampen. Het achterhuis blijft verlaten achter, met als meest tastbare herinnering de persoonlijke ontboezemingen die Anne Frank op schrift heeft gesteld en nu verstrooid over de vloer liggen. Miep Gies en Bep Voskuijl, medewerksters op het kantoor van Frank, die de familie steeds van voedsel en andere benodigdheden hebben voorzien, rapen de papieren op en leggen ze ongelezen in een la om ze terug te geven aan Anne, mocht ze behouden terugkeren.[2]
Anne Frank zou echter nooit meer terugkomen, want ze overlijdt in februari 1945 onder erbarmelijke omstandigheden in het concentratiekamp Bergen Belsen, net als kort daarvoor haar zus Margot. Ook moeder Edith komt om. De enige die levend terugkeert uit deze hel is vader Otto Frank. In Amsterdam trekt hij tijdelijk in bij Miep Gies en haar man Jan. Als half juli 1945 duidelijk wordt dat Anne het concentratiekamp niet heeft overleefd, drukt Miep Gies het dagboek in handen van Otto Frank en voegt hem de troostrijke woorden toe dat dit de erfenis is van zijn dochter.[3]
Op zoek naar een uitgever
Otto Frank krijgt bij het lezen van de dagboekaantekeningen van zijn dochter meteen de idee dat deze uitgegeven zouden moeten worden. Hij begint te redigeren en maakt er een geheel van, in eerste instantie om het aan familieleden te laten lezen.[4] Als handelsman in grondstoffen heeft hij echter geen idee hoe hij het uitgeven van een boek moet aanpakken. Uitgeverijen worden in de eerste jaren na de oorlog overstelpt met manuscripten waarin overlevenden van de oorlog verslag doen van hun leed en ervaringen. Daarnaast is er grote papierschaarste, die uitgeverijen dwingt strikte keuzes te maken in wat ze wel en niet willen uitgeven.[5]
Op 26 maart 1946, zo blijkt uit zijn agenda, heeft Frank een afspraak met Werner Cahn, die als redacteur werkt voor de ENSIE-encyclopdie, aan wie hij het manuscript ter lezing heeft gegeven. Deze raakt ook in vervoering van wat hij leest en doet zijn uiterste best om enkele uitgeverijen te interesseren. Zonder succes; Querido en Fischer Verlag zijn niet geïnteresseerd.[6] Op aanraden van Cahn geeft Frank een typoscript van het dagboek ook aan het bekende historici-echtpaar Jan en Annie Romein. Zij zijn evenzeer onder de indruk en Jan Romein schrijft er een column over in dagblad het Parool, onder de titel “Kinderstem”. Dat stuk verschijnt op 3 april 1946. Zijn waardering voor Anne’s dagboek is voor diverse uitgeverijen aanleiding nu zelf bij Frank aan te kloppen met de vraag om het te mogen uitgeven.[7]
Het is uiteindelijk Fed Batten, redacteur bij Uitgeverij Contact, die met zijn enthousiasme Frank weet te bewegen om met zijn werkgever in zee te gaan. Op 1 augustus 1946 krijgt de vader van Anne een contract toegestuurd van Contact, waarbij hij een voorschot krijgt van 440 gulden. Hij is niet tevreden, want hij wil onder meer ook afspraken over uit te geven vertalingen. Een geamendeerde versie van het contract tekent hij pas half september. [8]
De eerst druk van Het Achterhuis
Otto Frank had wel moeite met bepaalde passages in het dagboek van zijn dochter. Bij het redigeren van het manuscript schrapte hij enkele passages over het slechte huwelijk tussen hem en Edith. De voor die tijd vrijmoedige uitlatingen over haar eigen geslachtelijke ontwikkeling werden niet door hem uit de tekst gehaald, maar door de uitgever. In het slotwoord op de eerste gedrukte editie van het dagboek omschrijft Frank deze ingrepen in een “Slotwoord” als het weglaten “van enkele gedeelten die van weinig waarde voor den lezer zijn”.
De eerst druk van Het Achterhuis wordt opgenomen in de zogeheten Proloogreeks, die gekoppeld is aan het in 1945 opgerichte tijdschrift Proloog. Cultureel en literair tijdschrift van de jonge generatie. Als Anne Franks dagboek verschijnt, is dit tijdschrift overigens alweer ter ziele, maar de reeks wordt voortgezet. De uitgeverij staat er op dat moment allesbehalve florissant voor. Het is ook niet zeker dat er überhaupt verdiend kan worden aan dit project, dus wordt er gekozen voor een zeer voorzichtige uitgeefstrategie. Die houdt in dat de eerste druk van het boek in een niet al te grote oplage verschijnt. Lang is gedacht dat die oplage 1500 exemplaren gekend heeft. Zelfs de uitgevers van de wetenschappelijke uitgave van de drie versies van het dagboek (de originele van Anne, de door haarzelf in het net uitgeschreven tekst en de door haar vader geredigeerde versie) gaan nog uit van dit aantal. Inmiddels is uit onderzoek in de administratie van Contact duidelijk geworden, dat die eerste druk meer dan het dubbele van dit aantal heeft gekend, te weten 3036 exemplaren.[9]
De uitvoering van het boek is, geheel passend voor deze tijd van schaarste, zeer sober. De band is van goedkoop vezelrijk karton, met op het voorplatten een donkerrood verticaal vlak, waarin in lichte letters in kapitaal de naam ANNE FRANK, de titel HET ACHTERHUIS en de naam en vestigingsplaats van de uitgever, CONTACT, AMSTERDAM staan vermeld. Daarmee is logischerwijs gekozen voor de bestaande lay-out van de Proloog-reeks. Op de rug staat in gouden drukletters in kapitaal “ANNE FRANK – HET ACHTERHUIS”. Ook het binnenwerk is sober. De tekst en in totaal zes afbeeldingen zijn gedrukt op slechte kwaliteit na-oorlogs papier. De eerste afbeelding is de bekende portret/schoolfoto van Anne Frank, die tegenover de titelpagina is geplaatst, met haar naam eronder. Voor het begin van het eigenlijke dagboek is een facsimile opgenomen van Anne’s handschrift. Tussen pagina 6 en 7 bevind zich een blad met aan de voorzijde een tekening van de plattegrond van het achterhuis en aan de achterzijde een foto van de draaikast voor de schuilplaats. Tussen pagina 22 en 23 een blad met aan de voorzijde een foto van de geopende draaikast naar Het Achterhuis en op de achterzijde van deze pagina nog een facsimile van Anne’s handschrift, nu van de laatste pagina van het dagboek.
Stofomslag en buikbandje
De eerste drukken van Het Achterhuis kregen ook een stofomslag, ontworpen door Helmoet Salden (1910-1996), een Duits-Nederlandse letter- en boekontwerper. Bij de meeste overgeleverde exemplaren van Het Achterhuis is deze stofomslag in de loop der jaren verdwenen of ernstig beschadigd geraakt. Dat maakt – zeker in de Verenigde Staten waar bibliofielen bijzonder hechten aan zo’n stofomslag – exemplaren met dit bijzondere omhulsel extreem gewild en daarmee kostbaar. Zo werd een eerste druk met zo’n – enigszins sleetse – stofomslag in mei 2021 bij veilinghuis Burgersdijk & Niermans in Leiden verkocht voor maar liefst 10.000 € (en daar komen dan de veilingkosten nog bij.
De voorzijde van het stofomslag van Anne’s dagboek laat donkere wolken zien, waar achter vandaan heel voorzichtig een zonnetje tevoorschijn komt. De titel Het Achterhuis is in zwierige letters voor de donkere wolken geschoven. Helemaal bovenin, boven het waterige zonlicht, staat in gele letters de naam van ANNE FRANK, anders dan de titel in strakke kapitale letters. Helemaal onderin staat wederom in strakke hoofdletters, maar dan dunner, de ondertitel. Op de eerste regel: DAGBOEKBRIEVEN en op de tweede regel: VAN 14 JUNI 1942 – 1 AUGUSTUS 1944. Op de rug van het stofomslag is -horizontaal onder elkaar – Anne / Frank / Het / Achter- / huis te lezen.
Bijzonder is de ontdekking van bibliofiel Perkamentus, die in een blog op zijn site laat zien dat de naam van Anne Frank in de eerst druk in het geel is afgedrukt op het stofomslag, in de tweede druk in het blauw en bij de derde druk in het rood. Hij laat ook zien dat om de stofomslag ook nog weer een zogeheten buikbandje heeft gezeten, waarop bij wijze van reclame een citaat uit de column van professor Jan Romein is afgedrukt.
Ook de buikbandjes blijken bij elke druk weer een andere kleur te hebben gehad, die correspondeert met de kleur waarin de naam van Anne op het stofomslag is afgedrukt.[10]
Vergelding in de rug
Een bijzondere ontdekking doet een paar jaar geleden een Amerikaanse boekrestaurator bij het herstel van een eerste druk van Het Achterhuis. Zoals altijd gebruiken boekbinders ter versteviging van de rug stroken papier. Al in de vroegmoderne tijd is daarvoor oud papier of perkament gebruikt, vaak zelfs met daartoe versneden middeleeuwse manuscripten die van geen waarde meer werden geacht. Waarschijnlijk in verband met de heersende na-oorlogse papierschaarste doet de boekbinder iets soortgelijks met exemplaren van Het Achterhuis die hij in 1947 moet inbinden. Hij gebruikt daarvoor de rug van een in 1944 bij de Arbeiderspers in Amsterdam gedrukt boek, met de titel Die Vergeltung.
Inmiddels zijn er al vier exemplaren ontdekt met een dergelijke tekst in de rug. Het is verleidelijk om aan te nemen dat de betreffende boekbinder hiermee het statement heeft willen afgeven, dat het dagboek van deze jonge, door de nazi’s en hun handlangers verraden en vermoorde vrouw een verheven vorm van vergelding is voor het leed dat haar, haar familie en het joodse volk is aangedaan. Maar het kan ook gewoon toeval zijn geweest. [11]
Nadere bestudering van de ruggen van de eerste edities brengt ook nog een ander verschil aan het licht. De rug van de eerste druk is van dun beige papier, waarbij inderdaad een vorm van extra versteviging noodzakelijk moet zijn geweest. Dat is niet het geval bij de tweede druk, een half jaar later. Dan is de rug van hetzelfde stevige karton als voor- en achterplat. Vanaf de derde en vierde druk, die respectievelijk verschenen in februari en september 1948, werd een kwalitatief beter karton gebruikt voor de hele boekband.
Van onder naar boven de eerste, de tweede en de vierde druk van Het Achterhuis
Verder zijn de verschillen tussen deze drukken overigens miniem. Vanaf de tweede druk wordt op de titelpagina vermeld om welke druk het gaat. Verder zijn op de achterzijde van de titelpagina maand en jaar van uitgave van de betreffende editie toegevoegd. Op de laatste pagina van de tekst is het in de eerste editie ontbrekende paginanummer 252 nog aangebracht. Maar tot tekstaanpassingen komt het niet.
Marketing
Een buikbandje is uiteraard bedoeld om het boek extra attentiewaarde te geven bij het potentiële koperspubliek. Dat daarvoor het echtpaar Romein gebruikt wordt door de uitgever is niet verwonderlijk. Het is immers de column van Jan Romein in het Parool geweest, die in bredere kring de aandacht heeft gevestigd op dit bijzondere oorlogsdocument. Zijn naam prijkt dan ook niet alleen op het buikbandje, maar siert ook de voorflap van de binnenzijde van het stofomslag. Daar plaatst de uitgever in een smalle column-achtige strook een groot deel zijn column over de “Kinderstem”. Erboven staat ook de verkoopprijs van het boek vermeld, te weten drie gulden en negentig cent. Deze flap van de stofomslag is in het Goudse exemplaar van het stofomslag afgeknipt en op de binnenkant van het voorplat geplakt. Op de binnenflap van de achterkant van het stofomslag wordt reclame gemaakt voor andere delen uit de Proloog-reeks. De achterzijde van het stofomslag is overigens geheel blanco, wat toch een gemiste kans lijkt om de potentiële koper nader te informeren over de inhoud.
In het binnenwerk wordt het dagboek van Anne voorafgegaan door een woord vooraf door Annie Romein-Verschoor, de echtgenote van Jan. Ook dat zal primair bedoeld zijn als aanprijzing. In de inhoud van dit voorwoord kiest de historica ervoor vooral Anne’s kind zijn en vrouw worden naar voren te halen, om de puurheid van de tekst te benadrukken. Tegelijk relativeert zij opvallend genoeg toch ook het belang van de tekst door te stellen dat het “niet het werk van een groot schrijfster is”. Haar schrijfkwaliteiten relativeert ze vervolgens nog verder door op te merken dat ze in ieder geval “die éne belangrijke kwaliteit van de grote schrijfster had: het onbevangen blijven, het niet wennen aan en daardoor blind worden voor de dingen zoals ze zijn”.
Mogelijk is Annie Romein als gevierde historica – dan nog onwetend van de roem die Anne met haar dagboek zou gaan vergaren en op de hoogte van de moeite die het gekost heeft om een uitgever te vinden – bang om haar goede naam op het spel te zetten door al te lovend over het ‘kinderdagboek’ te spreken. Het gemak waarover zij en haar man schrijven over Anne als een kind – terwijl een 13 tot 15-jarige in de huidige tijd eerder als puber of adolescent zou worden aangemerkt met een sterke eigen wil – is ook opvallend en tijdgebonden.
Een dergelijk woord vooraf laat zien dat de initiatiefnemers van deze eerste uitgave van Het Achterhuis met de handrem erop reclame voor het boek maken. Voor Otto Frank geldt dit niet. Trots schrijft hij op 25 juni 1947, de dag waarop de boeken van de persen komen bij de firma Ellerman Harms N.V. aan de Warmoesstraat in Amsterdam, een grote B van boek in zijn agenda. De lovende woorden van Jan Romein hebben hun effect dan niet gemist. De complete voorraad, op 34 exemplaren na, kan meteen gedistribueerd worden naar de boekhandel.[12] Frank zelf gebruikt zijn presentexemplaren om deze weg te geven aan familie en vrienden. Miep Gies krijgt er twee, waarvan er een tegenwoordig als een soort relikwie is tentoongesteld in het Holocaust Memorial Museum in Washington.[13] Andere presentexemplaren van het dagboek van zijn dochter stuurt Otto Frank naar hoogmogenden, onder wie leden van het Koninklijk Huis en naar ministers. Op die manier doet hij er alles aan om de literaire erfenis van zijn dochter bredere bekendheid te geven.
Met die bekendheid loopt het in 1947 redelijk, maar niet spectaculair. Een tweede druk ziet nog in hetzelfde jaar het licht, nu met een verdubbeling van de oplage tot 6830 exemplaren. Weer schrijft Otto Frank, op 26 november, een grote B in zijn agenda. De tweede druk zelf draagt december 1947 als moment van verschijning. Nu wordt er ook een folder gedrukt, met weer de lovende woorden van Romein over het Achterhuis. In februari 1948 verschijn een derde ongewijzigde editie, in een oplage van 10.500. De echte doorbraak komt pas als het boek in 1950 wordt vertaald in het Duits en het Frans en een jaar later ook in het Engels, door vertaalster Barbara Mooyaart-Doubleday (die daarvoor zelfs een eredoctoraat krijg in New York). Daarna bezorgen in 1956 in Amerika een toneelstuk en in 1959 een film Anne Frank pas echt wereldfaam.[14] Inmiddels is het dagboek vertaald in zeker zeventig talen en binnenkort verschijnt er ook een voor de jeugd hertaalde versie, uitgegeven door het Anne Frank Huis.[15]
De Goudse vondst
Terug nu naar de Goudse Sint-Jan en naar de daar door Ruud Verkerk tussen de oude boeken gevonden eerste druk van Het Achterhuis uit juni 1947. Het boek is in goede conditie, gegeven de slechte kwaliteit van het papier. Dat betekent amper vochtvlekjes in boek; alleen wat lichte vergeling van de randen van het voorplat en de eerste pagina’s. Het stofomslag ontbreekt helaas. Daar staan echter bijzondere provenance-gegevens – verwijzingen naar vorige eigenaars – tegenover, die dit exemplaar toch zeer bijzonder en uniek maken.
Op het schutblad staat bovenaan een datum: 13 juli 1947, geschreven met vulpen en in helder zwarte inkt. Dat is minder dan drie weken nadat het boek officieel verscheen en door Otto Frank in ontvangst wordt genomen. Direct daaronder staat een handtekening in licht vervaagde inkt, die duidelijk te lezen is als M. Mobach. Daar weer onder staat het woordje ‘van’, dat met dezelfde inkt en hand is geschreven als de naam Mobach. Direct daar achter staat in weer zwartere inkt de naam Miep, met een streep eronder, daar weer onder de naam Wil, met weer en streep en onderaan de onderstreepte naam Greet. De drie namen zijn door verschillende handen geschreven, ongetwijfeld eigenhandig door de drie genoemde vrouwen. Wat verder naar onderen is nog een naam geschreven, nu met blauwe balpen-inkt: G.J. van Kampen met het jaartal 1978; ongetwijfeld een latere eigenaar van het boekje.
Het meest fascinerend aan deze inschrijvingen is de naam Miep. Uiteraard denk je daarbij meteen aan de hulp van de familie Frank in het Achterhuis, degene die de dagboekpapieren wist op te rapen en veilig te stellen en die Otto Frank na zijn terugkeer liefdevol opnam in haar huis: Miep Gies. Met hulp van Gertjan Broek, medewerker van de Anne Frank Stichting en het Anne Frankhuis – die zelf op dit moment werkt aan een studie over het ontstaan van de herinneringscultuur rond Het Achterhuis – krijg ik de beschikking over een kopie van een handtekening van Miep Gies uit 1959, weliswaar van twaalf jaar later, maar toch redelijk dichtbij in tijd (foto hieronder rechts). De gelijkenis met het handschrift in het boek is verbluffend. Dezelfde grote letter M met een forse haal aan het begin en aan het eind de letter P met een vanaf beneden opgehaalde ronding aan de steel. Voor mij staat daarmee wel vast dat we hier te maken hebben met de handtekening van Miep Gies. Gertjan Broek houdt echter nog een slag om de arm, maar volgens zijn collega Teresien da Silva, hoofd collecties van de Anne Frank Stichting die Miep Gies lang en zeer goed gekend heeft, is het onmiskenbaar haar handschrift.
Een jaar later, in 1948, verscheen de vierde druk van het Achterhuis. Blijkbaar was Miep Gies in latere jaren desgevraagd bereid om exemplaren die haar voorgelegd werden te signeren. Dat blijkt althans uit een exemplaar dat in september 2021 op Catawiki te koop werd aangeboden. In dit geval is haar volledige naam in een ingeplakt exlibris geschreven. De verkoper geeft aan te hebben genoten van een lange correspondentie met mevrouw Gies in het midden van de jaren tachtig. Zij was toen “zo vriendelijk om enkele Anne Frankboeken en efemere verschijnselen voor mij te signeren”. Het gaat hier dus niet om een handtekening van vlak na de oorlog, maar van dertig jaar later.
Miep heeft het boek van Ruud Verkerk echter overduidelijk op 13 juli 1947 geschonken aan degene die zijn handtekening in het boek heeft gezet, M. Mobach. Zij doet dit echter niet alleen, maar samen met twee anderen vrouwen: Wil en Greet. Het betreft in elk geval niet een van de twee exemplaren die Miep Gies ontving uit handen van Otto Frank. Dat valt af te leiden uit het zegeltje van boekhandel W. ten Have in de Amsterdamse Kalverstraat 154, dat aan de binnenzijde van het voorplat is geplakt. Dit exemplaar is dus klaarblijkelijk gekocht in deze boekhandel.
Wie was M. Mobach?
De volgende stap in het onderzoek naar de herkomst van het boek is de identificatie van M. Mobach. Aanvankelijk leidt het spoor via een artikel in het Algemeen Dagblad naar Marten Mobach, die ook een heldenrol heeft vervuld in de oorlog.[16] Hij is afkomstig uit het Utrechtse Westbroek en heeft tien jaar geleden op hoge leeftijd zijn herinneringen aan die tijd in het verzet op schrift gesteld. Daaruit blijkt dat hij in de oorlog niet in Amsterdam actief is geweest, maar in Utrecht en Zuid-Holland. Een relatie met Miep Gies en het Amsterdamse verzet lijkt daarmee erg onwaarschijnlijk. Deze Marten Mobach blijkt bij de verschijning van zijn boek een eigen website gekregen te hebben, waarop zelfs een mailadres staat vermeld. Hij is inmiddels 101 jaar en de kans dat ik een antwoord krijg lijkt mij daarom uiterst gering. Maar volgens het oude verzetsadagium ‘niet geschoten altijd mis’ waag ik het erop en schrijf hem een mailtje met de vraag of hij misschien degene is geweest die in 1947 dit boek cadeau heeft gekregen. Tot mijn grote verbazing krijg ik bijna per omgaande een antwoord van hem uit zijn huidige woonplaats De Bilt: ”De door u genoemde namen zijn mij niet bekend. Ook weet ik niet om welke Mobach dit gaat”.
Ik zoek verder en stuit op internet op nog een andere persoon met een vergelijkbare naam: Martin Tjebbe Mobach uit Amsterdam, lid van de verzetsgroep Nieuwsbode. Hij werd opgepakt op 28 april 1944 bij een razzia en naar Neuengamme gedeporteerd. Hij overleefde dit kamp en keerde terug naar Apeldoorn. Later emigreerde hij naar de VS, waar hij op 12 maart 2008 op 86-jarige leeftijd overleed in Princeton. Hij was getrouwd met Geertruida Wilhelmina van Deemter, die in 1995 overleed.[17] Ik sluit aanvankelijk niet uit dat ‘Geertruida’ de roepnaam Greet kan hebben gehad en dat zij dus een van de twee andere vrouwen zou kunnen zijn die naast Miep haar naam in het boek geschreven heeft. Uit een genealogie van deze familie Mobach lees ik echter dat haar roepnaam “Truus” of “Puck” is geweest, waardoor mijn veronderstelling weer aan kracht verliest.[18]
Op zoek naar bevestiging dat deze Martin Tjebbe Mobach de eigenaar van het boek is geweest, doe ik nog een keer navraag bij Marten Mobach. Ik stuur hem ook een afbeelding van de handtekening. Dat leidde tot het volgende antwoord en een versterking van de idee dat het wel eens om deze Martin Tjebbe Mobach kon gaan:
“Geachte heer Abels,
Twee neven van mij, Martin Tjebbe en Willem Mobach, studeerden in de oorlog aan de Universiteit van Amsterdam. Beiden behoorden ze tot de Verzetsgroep Nieuwsbode, zijn door de S.D gearresteerd en naar Duitsland gedeporteerd. Helaas is Willem in kamp Neuengamme overleden [op 9 december 1944, zo blijkt uit zijn persoonskaart in het Gemeentearchief Amsterdam, P.A.] . Martin verbleef eerst in kamp Husum Schwesing, daarna in Ladelund en van 6 december 1944 tot 28 april 1945 in Neuengamme. Vanuit Neuengamme is hij met ongeveer 5000 gevangenen overgebracht naar het SS Camp Ascona dat door de Engelsen is getorpedeerd. Martin is een van de weinigen die niet verdronken is maar naar de Duitse kust is gezwommen en opnieuw gearresteerd. Hij is in het Landeskrausziekenhuis opgenomen geweest en van daaruit naar Nederland teruggekeerd en later naar Amerika vertrokken. Hoe dan ook, gezien het vorenstaande is mijn conclusie dat het vrij zeker is dat de handtekening van mijn neef Martin Mobach is.
Met een vriendelijke groet,
Marten Mobach.
P.S.
Ik heb hem voor zijn vertrek naar Amerika een paar keer gesproken. Hij had toen lichte phychische klachten en wilde daarom beslist niet over zijn kampbelevenissen praten.
Op zoek naar Wil (en Greet)
Met de identificatie van Martin Mobach, Miep Gies en (wellicht) Greet (van Deemter), blijft hun onderlinge relatie nog steeds een raadsel. Waarom krijgt Mobach zo snel na verschijning van Het Achterhuis dit dagboek cadeau van deze drie vrouwen? Kennen zij elkaar uit het verzet, misschien wel uit de kringen van de Nieuwsbode? Gertjan Broek van het Anne Frank Huis vindt in zijn bestanden niet zo snel aanknopingspunten, maar blijft zoeken. Uit de memoires van Miep Gies blijkt dat de verschijning van de eerste druk van Het Achterhuis min of meer samenvalt met haar vertrek bij de firma Opekta en Pectacon van Otto Frank aan de Prinsengracht, een bedrijf in vruchtenpoeder voor jam (waarvan de naam in de oorlog werd veranderd in Handelsvereeniging Gies & Co.). Zij wil haar handen volledig vrij hebben voor de zorg van haar man Jan, de inwonende Otto Frank en een huisvriend, ‘mijnheer Van Caspel’. Ze schrijft: “Op een mooie warme dag in 1947 fietste ik voor het laatste naar de Prinsengracht en nam zonder ophef afscheid van iedereen. Ik had zelf ontslag genomen. Ik was niet langer het jonge meisje dat via haar werk vrijheid en onafhankelijkheid zocht. Alles in Amsterdam was veranderd, en ik ook”.[19]
Een optie die nader onderzoek verdient zou zijn dat het boek iets met het vertrek van Miep Gies bij de firma Frank te maken kan hebben gehad. Verschijning van het boek en haar afscheid vallen min of meer samen. Daar staat tegenover dat de namen Mobach, Wil en Greet niet opduiken met betrekking tot deze firma. Miep Gies heeft op dat moment Het Achterhuis zelf nog niet gelezen, ondanks sterk en herhaald aandringen van Otto Frank, omdat ze vindt dat ze er nog niet aan toe is. Dat zou betekenen dat ze dit boek cadeau zou hebben gedaan zonder het zelf gelezen te hebben. Pas na het uitkomen van de tweede druk, in december 1947, raapt zij de moed bij elkaar, trekt zich terug op haar kamer en leest het boek in één ruk uit.
Tot slot
Ook al heeft de zoektocht naar de handtekeningen in de Goudse Anne Frank-editie nog geen compleet beeld opgeleverd, duidelijk is wel dat Ruud Verkerk letterlijk een gouden vondst heeft gedaan in de Sint-Janskerk. Eerste edities van Het Achterhuis worden voor veel geld verkocht, in Europa, maar in het bijzonder ook in de Verenigde Staten. Hoewel daar het ontbreken van het stofomslag een nadeel is, zal met een handtekening van Miep Gies in dit exemplaar in combinatie met de erbij geschreven datum van 13 juli 1947, de aantrekkelijkheidswaarde fors doen toenemen. Het het daarom belangrijk dit bijzondere egodocument uit de Tweede Wereldoorlog goed te conserveren. Met een kleine restauratie en de vervaardiging van een zuurvrije bewaardoos, uitgevoerd door Wilma van Ipenburg van boekbinderij De Waterjuffer in Gouda, is dit boek optimaal voor de toekomst bewaard.
Een koper uit de Verenigde Staten legde op 9 mei 2023 op een veiling van Burgersdijk & Niermans in Leiden maar liefst €11.000 neer voor dit bijzondere boek.
NOTEN:
[1] Compact en gebaseerd op mooi bronnenonderzoek is het artikel van Lisa Kuitert, ‘De uitgave van Het Achterhuis van Anne Frank’, in De Boekenwereld 24 (2007-2008) 18-27.
[2] Miep Gies en Alison Leslie Gold, Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Piep Gies, de steun en toeverlaat van de familie Frank in het Achterhuis (Amsterdam 1987) 191-192.
[3] Gies, Gold, Herinneringen aan Anne Frank, 225.
[4] G. van der Stroom, ‘De dagboeken, Het Achterhuis en de vertalingen’, in: H. Paape e.a. (red.), De Dagboeken van Anne Frank (Amsterdam 1990) 73
[5] Kuitert, ‘De uitgave van Het Achterhuis’, 19-20.
[6] Van der Stroom, ‘De dagboeken’, 78.
[7] Van der Stroom, ‘De dagboeken’, 78.
[8] Kuitert, ‘De uitgave van Het Achterhuis’, 24. De informatie over het uitstel van de ondertekening van het contract kreeg ik van Gertjan Broek van de Anne Frank Stichting.
[9] Kuitert, ‘De uitgave van Het Achterhuis’, 21-23.
[10] http://perkamentus.blogspot.com/2016/03/de-kleuren-van-het-achterhuis.html
[11] https://www.jewishindependent.ca/retribution-and-restoration/
[12] Kuitert, ‘De uitgave van Het Achterhuis’, 22-23.
[13] https://collections.ushmm.org/search/catalog/irn652080
[14] Kuitert, ‘De uitgave van Het Achterhuis’, 26-27; Van der Stroom, ‘De dagboeken’, 86-88.
[15] https://www.parool.nl/amsterdam/dagboek-anne-frank-hertaald-in-eenvoudig-nederlands~b4025e47/
[16] https://www.ad.nl/utrecht/na-tachtig-jaar-wachten-krijgt-oorlogsheld-marten-mobach-101-alsnog-een-onderscheiding-opgespeld-door-zijn-dochter~a196918c/
[17] https://monument.vriendenkringneuengamme.nl/person/403317/martin-tjebbe-mobach
[18] https://www.genealogieonline.nl/stamboom-mobach-de-waij/I415.php
[19] Gies, Gold, Herinneringen aan Anne Frank, 234.