Op ontdekkingtocht naar een oude liefde

Zo’n 35 jaar geleden kwam ik met enige regelmaat in Bentheim-Steinfurt-Tecklenburg, een nabij Twente gelegen graafschap. In mijn studie naar de eerste gereformeerde dominees van Twente trof ik menige evangeliedienaar aan die was opgeleid in Steinfurt (tegenwoordig Burgsteinfurt geheten), waar graaf Arnold II van Bentheim in 1588 een Gymnasium Illustre had gevestigd in een speciaal daarvoor gebouwd onderkomen. Deze humanistisch geschoolde gereformeerde landsheer wilde met deze school kader opleiden dat in zijn gebieden aan de slag kon als ambtenaar, jurist, predikant of medicus. Op deze school werd onderwijs op academisch niveau gegeven, maar zij miste het promotierecht van een universiteit. De graaf wist niettemin geleerden van naam aan te stellen, zoals de filosoof Clemens Timpler, de jurist Johannes Althusius en de theoloog Conradus Vorstius. Hun aanwezigheid trok niet alleen studenten uit de graafschappen aan, maar ook jongelieden uit alle windstreken, zelfs uit Polen, Zevenburgen en Hongarije. Een fors deel van de studenten aan deze calvinistisch gereformeerde school was afkomstig uit de nabij gelegen oostelijke delen van de Nederlanden. Daarmee werd het Arnoldinum op haar beurt weer een van de belangrijkste ‘leveranciers’ van predikanten in Twente en de Achterhoek na de doorvoering van de Reformatie aldaar.

Het gebouw van het Gymnasium Arnoldinum in (Burg)Steinfurt

Matrikels (inschrijvingslijsten van studenten) zijn niet bewaard gebleven, dus ik moest destijds proberen in allerlei andere bronnen te ontdekken welke Twentse predikanten in Steinfurt hun opleiding hadden genoten. Daarbij ging het om rekeningen, de senaatsbesluiten, brieven en drukwerken. Veel hulp daarbij kreeg ik van Graaf Oscar, nazaat van Arnold II, die mij toegang verschafte tot het huisarchief dat was opgeslagen in de middeleeuwse waterburcht van het stadje. Ook de voorzitter van de Heimatverein Bentheim, de geoloog dr. Heinrich Voort was zeer behulpzaam. Mijn interesse in het gebied was zelfs zo groot dat ik in het jaarboek van deze vereniging publiceerde, jarenlang lid was en in 1988 zelfs gevraagd werd mee te werken aan de feestbundel die werd samengesteld ter gelegenheid van het vierhonderdjarig bestaan van de school (die tot op de dag van vandaag nog voortbestaat als een gewoon gymnasium). Dat resulteerde in het artikel ‘Das Arnoldinum und die Niederlande während seiner ersten Blütezeit: Das verhältnis einer Hassliebe’, verschenen in 400 Jahre Arnoldinum 1588-1988. Festschrift, Greven 1988, p.78-97). In 2003 ben ik naar aanleiding van een in Bentheim gehouden kerkhistorische dag opnieuw in dit onderwerp gedoken, wat resulteerde in het artikel ‘Een kweekvijver met troebel water’ in een bundel van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (VNK).

De Waterburcht van Burgsteinfurt (l) en de band van de disputatie uit 1610

Na deze publicatie werd mijn aandacht meer en meer opgeëist door andere onderwerpen en bezigheden en verloor ik deze jeugdliefde een beetje uit het oog. Het is aan de corona-crisis te danken dat ik haar voor even weer heb teruggevonden. Zoals altijd – maar in deze dagen van huisarrest meer dan ooit – speurend op het internet naar oude boeken stuitte ik op het Duitse Ebay op een zeer zeldzaam drukwerkje van een oude bekende van mij, Theophil Ceasar (de Latijnse naam voor Gottlieb Kaiser), die drukker was voor het Arnoldinum in Steinfurt. Zijn gedrukte disputatie van studenten met hun hoogleraar waren destijds voor mij een belangrijke bron om namen van studenten te achterhalen, dus mijn interesse was meteen gewekt. Toen ik ook nog eens ontdekte dat deze disputatie niet genoemd werd in de door Günther Richter gereconstrueerde fondslijst van Caesar (Günter Richter, Theophil Caesar. Drucker am Gymnasium Illustre zu (Burg-) Steinfurt, Nieuwkoop 1967), besloot ik het niet al te duur geprijsde werkje dan toch maar aan te schaffen.

Het boekwerkje dat enkele dagen later al bezorgd werd is getiteld: Decades tres theorematum controversorum, ex philosophia practica desumptorum. Quarum prima est ethica, altera oeconomica, tertia politica. Quas Deo duce, & auspice Christo in Illustri Arnoldino, quod est Steinfurti, sub praesidio Clarissimi, Doctissimiq Viri Dn. Clementis Timpleri, philosophiae professoris ordinarii [.] ad publicam syztesin proponit, ac defendere conatur, ad diem [25] augusti [.] Arnoldus Hauszbrant Teclaburg, [Orn.].Steinfurti [Steinfurt] excudebat Theop. Cäsar [Theophil Caesar], Anno 1610, 4o, [xvi] p.

Het betreft een disputatie van de uit Tecklenburg afkomstig student Arnold Hauszbrant met zijn hoogleraar filosofie Clemens Timpler, verbonden aan het Arnoldinum in Steinfurt. De disputatie vond volgens de titelpagina plaats in augustus 1610; in oud handschrift is daar ‘25’ als exacte datum aan toegevoegd. Timpler (1563-1624) was een uit Stolpen (Dtl.) afkomstige filosoof, natuurkundige en theoloog, die wordt beschouwd als de grondlegger van de gereformeerde neo-scholastiek. De grote kenner van diens werk, de Amerikaan Joseph S.Freedman heb ik destijds nog ontmoet bij mijn bezoeken aan het archief in de Waterburcht van Burgsteinfurt in 1987-1988. De biografie waaraan Freedman toen werkte, verscheen in 1988 in Hildesheim (European Academic Philosophy in the Late Sixteenth and Early Seventeenth Centuries the Life, Significance and Philosophy of Clemens Timpler, 1563/4-1624)

De rond 1563 in Augsburg geboren Theophil Caesar werd in 1597 naar Steinfurt gehaald om geschriften van de hoogleraren en de disputaties van de studenten te drukken. Hij zou tot 1622 als drukker aan het Arnoldinum verbonden blijven. Deze disputatie van Hauszbrant is dan ook door Caesar gedrukt. Het jaar van verschijnen, 1610, zou overigens voor de school in Steinfurt een omslagpunt vormen. Conradus Vorstius werd in dat jaar namelijk naar Leiden gehaald om aan de universiteit aldaar Jacobus Arminius op te volgen als hoogleraar theologie. Rond de persoon Vorstius zouden weldra hevige debatten uitbreken, omdat hij onder verdenking stond dat hij sociniaan zou zijn; iemand die de Goddelijke Drieëenheid loochende, wat gezien werd als een van de zwaarste ketterijen. Hierdoor kwam ook de school in Steinfurt in een kwade reuk te staan en werd in de Nederlanden gewaarschuwd geen studenten uit dit graafschap meer tot de kansel toe te laten. Hauszbrant ondervond hier geen hinder van, want hij was geen theoloog maar een jurist.

Arnoldus Hauszbrant was niet van eenvoudige komaf. Hij werd op 9 november 1593 in Tecklenburg geboren als zoon van Wilhelm Hausbrand, “Tecklenbürgischer Kornschreiber” en jonkvrouwe Anna von Dedem, zu Esch und Zwoll. Zijn grootouders waren aan vaderszijde Georg Hausbrandt (Richter in Tegte) en Catharina von Backe. Aan moederszijde waren dit Gisbert von Dedem zu Esch und Zwoll en Elsabein von Ham. De kleine Arnoldus kreeg huisonderricht van een preceptor en werd daarna als student ingeschreven aan het Arnoldinum “welche damals in ihrem besten Flor war” [in een bloeiperiode verkeerde]. In zijn studietijd legde hij de basis voor zijn grote belangstelling voor oudheden en geschiedenis. Hij vervolgde zijn studie aan de lutherse universiteit van Marburg. Van daar trok hij voor zijn verdere scholing naar Giessen, Heidelberg en Speier om uiteindelijk in 1620 in Marburg te promoveren als doctor in de rechten. Ondertussen was hij in 1617 teruggekeerd naar zijn geboortestreek om zich te vestigen in Lengerich. Daar werd hij door graaf Adolf van Bentheim, Tecklenburg, Steinfurt en Limburg eerst als Raad en Secretaris aangesteld en in 1619 als Raad en Landrichter. Onder graaf Maurits werd hij in 1651 benoemd tot “Canzler, Geheim Rath und Landrichter”. In deze functies heeft hij veelvuldig diplomatieke missies uitgevoerd naar diverse landen en gebieden, zoals naar de Staten-Generaal in Den Haag. Ook werd hij afgevaardigd naar de onderhandelingen over de Vrede van Münster en Osnabrück. Hij wordt nog genoemd in de correspondentie van Constantijn Huygens. Op 3 december 1622 trad hij in het huwelijk met Regina Agnes Schnitters, dochter van Johan Schnitters, Osnabrücks Kamerheer. Zij schonk hem acht kinderen: drie zonen en vijf dochters.

Arnold Hausbrant overleed op 24 februari 1669 op 76-jarige leeftijd. Hij werd op 16 maart daaropvolgend in aanwezigheid van talrijke adellijke en burgerlijk hoogwaardigheidsbekleders begraven in de kerk van Tecklenburg. De lijkpredikatie werd verzorgd door dominee Bernhardus Erasmus Schrammius. De tekst verscheen in druk bij Emanuel Wellenberg in Steinfurt. Deze uitgave is in fotokopie bij de disputatie ingebonden. In dit boekwerkje worden al zijn functies en werkzaamheden uitvoerig opgesomd, alsmede bijzonderheden over zijn studie, huwelijk en kinderen. Het werkje wordt afgesloten met troostgedichten van de predikant – en schrijver van de geschiedenis van Tecklenburg – Gerhard Arnold Rumpius en de predikant Alhard Theodorus Snetlage.

De in een nieuwe perkamenten band gebonden disputatie, met daarachter in fotokopie de lijkpredikatie voor Arnold Hauszbrant uit 1669 is een zogeheten ‘doorschoten’ exemplaar, dat wil zeggen na elke bedrukte pagina een lege bladzijde volgt, meestal bedoeld voor het maken van aantekeningen. Een vorige eigenaar schreef in het blad ervoor: “Unsere Alwin Anna Hausbrand war die Schwester des Arnold Hausbrand, dessen Doktorarbeit und Leichenpredigt in diesem Buch enthalten sind. Die Leichenpredigt ist wichtig wegen der Abstammung von den v. Dedem”, ondertekend door Hans Krüsy. De naam “Hausbrand” staat in grote zwarte letters op het voorplat afgedrukt, met daaronder het familiewapen. Het titelblad is aan de bovenzijde licht beschadigd en vakkundig gerestaureerd met Japans papier. Op deze titelpagina is in handschrift een klein Andreaskruis aangebracht met de cijfers 31 en 78, waarvan de betekenis onduidelijk is. Op de binnenzijde van het voorplat is een heraldisch ex-libris ingeplakt van Hans Krüsy . Op de verso-zijde van de titelpagina is een opdracht aan Arnoldus afgedrukt van Joannis en Wilhelmus (Guilie[l]mo) Hauszbrant, respectievelijk zijn oom en vader. Op de laatste bladzijde staat een opdracht aan de student van Georgius Brinckhoff (Brinckhovius), hoogleraar logica en later ook rector van het Arnoldinum.

Deze nieuwe aanwinst voor mijn bibliotheek bleek nog een verrassing te bevatten. Na de disputatie en de lijkpredikatie trof ik aan de binnenzijde van het achterplat, achter een insteekstrook, een originele acte, gedateerd 2 januari 1624 aan en een afschrift daarvan op de achterzijde van een kalenderblad uit 1947. De acte betreft een handgeschreven begunstiging (“Bewilligung”) van 32 Reichsthalers aan Johannes Oortcamp en zijn echtgenote Catharina Veltmans, als compensatie voor het overlijden van de vader van Oortcamp en de inkwartiering van soldaten in Lengerich. Op de buitenzijde staat vermeld dat de “Bewilligung” in 1634 door Johannes Oortcamp is bestemd voor de armen ‘alhier’. Onder de acte sporen van drie zegels van ondertekenaars, met hun handtekening.

De middelste handtekening is van “Arnolt Hauszbrant”. In de zegel erboven is zijn familiewapen herkenbaar, zoals dat ook op het voorplat van het boekje staat afgedrukt.

Links de voorzijde van de opgevouwen acte, waarop staat dat Oortcamp de 32 Reichsthaler schenkt aan de armen; rechts de acte.

De aanwezigheid van dit document bleef blijkbaar onopgemerkt voor de antiquaar die het boekje verkocht, want in de uitvoerige beschrijving op Ebay werd hier geen melding van gemaakt. Het boekwerkje was al bijzonder vanwege de zeldzame disputatie, de bijzonderheden over de student – die een vooraanstaand lid van de hofhouding zou worden van de graaf van Tecklenburg – en de provenance (kenmerken van vorige eigenaars). Een nazaat – mogelijk Hans Krüsy – heeft de disputatie blijkbaar zo bijzonder gevonden dat hij het werkje in een luxe band met wapenopdruk heeft laten inbinden, samen met een kopie van de lijkpredikatie en het genoemde document. Het geheel maakt mijn nieuwe aanwinst tot een bijzondere historische bron. Met dank aan corona zal ik maar zeggen.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.