Twentse parels van de boekdrukkunst

Als bibliofiel begin je doorgaans richtingloos te verzamelen. De opbloeiende liefde voor het boek maakt gretig, niet kieskeurig. Maar naarmate de boekenkasten, boekenmolens en andere bergplaatsen zich vullen met nieuwe aanwinsten wordt de verzamellust gaandeweg getemperd door door het knellende besef dat ruimtegebrek heet. En als je dan ook nog eens zo verknocht bent aan al de liefdes die je in de loop der jaren hebt opgedaan, wordt je uiteindelijk toch gedwongen selectiever te zijn in je aankopen, zelfs als de mooiste drukwerken die je altijd al had willen hebben, maar te duur waren, door de ineenstorting van het moderne antiquariaat bij de euroknallers voor een grijpstuiver voor het oprapen liggen. Zelfs in het accepteren van schenkingen, die met het klimmen der jaren en het wegvallen van betreurde boekenvrienden, snel in aantal toenemen , is – soms pijnlijke – afhoudendheid noodzakelijk.

Ooit begon ik mijn ontdekkingstocht in de geschiedenis, die onvermijdelijk verliep via het gedrukte boek, in Twente. In deze bijna-geboortestreek  stortte ik mij als jonge student-geschiedenis met overgave op de vele boeken en artikelen die over dit gebied verschenen waren, in mijn zoektocht naar een antwoord op de vraag waarom zoveel mensen hier katholiek waren gebleven in een door het calvinisme gekleurde zee om hen heen. Pastoor J. Geerdink hielp mij mooi op weg met zijn Eenige bijdragen tot de geschiedenis van het Archidiaconaat en Aartspriesterschap Twenthe, uitgegeven door pastoor E. Geerdink te Vianen en verschenen in 1895. Het oorspronkelijke boek was destijds nog onvindbaar, dus ik moest mij behelpen met een fotografische herdruk in een eenvoudig geplakt bandje, waarvoor ik het onwaarschijnlijke bedrag van 125 gulden moest neertellen. Eenzelfde bedrag was ik kwijt voor het werk van W.G.A.J. Röring over Wereldlijk en kerkelijk Twenthe, ook een herdruk, en zelfs het standaardwerk over mijn woonplaats, Ter Kuile’s De opkomst van Almelo en omgeving, kon ik ook alleen maar in facsimile te pakken krijgen.

Het aantal serieuze werken over de geschiedenis van Twente is beperkt, maar er is toch bijzonder veel over deze streek geschreven. Het meeste van dit werk is zogeheten ‘grijze literatuur’, eenvoudige uitgaves van amateurhistorici en lokale historische kringen, die ik ook driftig ben gaan verzamelen. Op den duur kon ik de oorspronkelijke edities van de eerdergenoemde werken toch te pakken krijgen, zelfs in diverse uitvoeringen en drukken, zoals het Almelose boek. Dat een van die werken nog de oorspronkelijke – ante-moderne – stofomslag heeft [zie boven], blijkt zelfs waardeverhogend te zijn, zo hoorde ik pas onlangs van een kenner. 

Ds. Johannes Palthe (1639-1702), predikant in de kerk van Denekamp (boven)

Er was één standaardwerk dat ik nooit in bezit wist te krijgen en waarvan ik ook nooit gedacht had dat ik de vier delen ooit nog eens zou kunnen toevoegen aan mijn bibliotheek: de bibliofiele uitgave uit 1934 over de havezathe Singraven bij Denekamp. De eerste keer dat ik deze boeken in handen kreeg was in de jaren tachtig van de vorige eeuw, bij een bezoek aan de kasteelbibliotheek van het Duitse stadje Burgsteinfurt, vlak over de grens bij Denekamp. In mijn onderzoek naar de eerst gereformeerde predikanten van Twente kwam naar voren dat velen van hen hadden gestudeerd aan de Illustere School in die plaats, opgericht door de gereformeerde graaf Arnold van Bentheim en Steinfurt. Vandaar dat ik ook daar op zoek ging naar sporen. In het genoemde werk vond ik een portret van de Denekampse predikant Johannes Palthe.

Toen al bleek mij dat het om zeer bijzondere boeken ging, die verschenen waren in een kleine oplage. Initiatiefnemer was de laatst particuliere bewoner van Singraven, Willem Frederik Jan Laan [foto]. Hij liet de geschiedenis van zijn woonstede minutieus uitzoeken door prof.dr. Karl Döhmann, op dat moment archivaris op het eerdergenoemde kasteel in Burgsteinfurt. Hij werd geassisteerd door de bekende Denekampse schoolmeester en historicus Willem Hendrik Dingeldein. In de inleiding op het werk stelt Laan zichzelf de vraag waarom er zo’n enorm, vierdelig boekwerk moest verschijnen over een schijnbaar onbelangrijke Twentse havezate. Voor hem waren er twee redenen. Allereerst wilde hij recht doen aan de auteur. Deze was door toedoen van eerdergenoemde G.J. ter Kuile op zijn pad gekomen en had op zijn verzoek tien jaar intensief onderzoek gedaan naar alle archiefstukken die er over Singraven bewaard waren gebleven. Daarnaast was Laan gaandeweg tot de overtuiging gekomen dat de geschiedenis van dit Huis van belang was voor de hele streek, omdat zij licht wierp op tal van nog onbekende aspecten van de Twentse geschiedenis. In zijn stellige overtuiging was het daarmee hét standaardwerk voor Twente.

Döhmann deed het leeuwendeel van het archiefonderzoek en schreef de tekst. Maar wel in het Duits. Dingeldein vertaalde de boeken niet alleen in het Nederlands, maar zorgde er ook voor dat lange passages over de Duitse geschiedenis “verknipt en verkort” werden. Het moest immers een Nederlands boek worden. Verder leverde de Denekamper schoolmeester allerlei informatie aan, bijvoorbeeld over veldnamen. Ook ontwierp hij alle kaarten die in het boek zijn afgedrukt, alsmede enkele grote uitvouwbare en ingekleurde kaarten, die achterin het vierde deel in een mapje zijn opgeborgen. Overigens duurde het na afronding van dit omvangrijke onderzoek nog lang, voor het gedrukt kon worden. De druk van het werk moest namelijk wegens de economische crisis, “die voortdurend scherper vormen aannam”, enige jaren worden uitgesteld.

De resultaten van het onderzoek vonden uiteindelijk hun weerslag in vier dikke delen op foliantformaat, waarbij de modernste technieken uit de jaren dertig werden gebruikt. Kosten noch moeite werden daarbij bespaard. Verschillende firma’s uit Nederland, Duitsland, België en Frankrijk werden daarbij ingeschakeld.

De boeken verschenen in een genummerde oplage van 165 sets en zijn volledig gedrukt op handgeschept papier van de firma Van Gelder Zonen, met in elk blad als watermerk SINGRAVEN en de handtekeningen van beide auteurs.

De afbeeldingen in lichtdruk, de gekleurde wapens en kaarten, en de titelplaat van deel 3 zijn gemaakt door de firma J. de Brunoff in Parijs. De firma Carl Schünemann in Bremen leverde de titelplaten van deel 1 en 2, de firma Van Leer & Co in Amsterdam het facsimile van de acte van allodificatie uit 1506. Het bindwerk is van de firma J. de Brunoff in Parijs. De boeken bevatten talrijke paginagrote afbeeldingen, die niet zijn meegenomen in de paginanummering. Voor elke afbeelding zit een vloeiblad, waarop het bijschrift staat afgedrukt. De meeste foto’s zijn zwartwit, maar vele ook in kleur. Achterin deel 4 een mapje met alle kaarten. De stevige band heeft turquoise platten, die met goudopdruk zijn versierd. De rug is beigekleurig, met in goudopdruk Singraven, deelnummer en het jaartal 1934. Dit werk mag beschouwd worden als het mooiste drukwerk dat ooit over (een deel ) van Twente is verschenen en leek wegens zijn zeldzaamheid en kostbaarheid voor mij onbereikbaar.

Na mijn emigratie om den brode naar Holland heb ik mijn deelverzameling boeken over Twente min of meer ‘bevroren’, met uitzondering van nieuwe werken over de plek waar ik opgroeide, het stedeke Almelo. Toen zich vorige maand echter, door toedoen van Robert Kemper Alferink, een boekenvriend uit Haarle, een unieke kans voordeed om die bijzondere set boeken over Singraven te bemachtigen, kon ik het toch niet laten mijn verzameling nog eenmaal te ontdooien en plek in te ruimen voor deze parels van de boekdrukkunst. Mijn collectie Twente is nu ‘compleet’.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.