Eindelijk erkenning voor Eduardus Poppius, grondlegger van het Goudse remonstrantisme

Het is in deze tijd moeilijk voorstelbaar, maar ooit was Gouda een bolwerk van vrijzinnigheid. Nu domineert het zwart de zondagse kerkgang in deze stad, maar ooit wilde men hier niks weten van de Heidelbergse Catechismus of gereformeerde scherpslijperij. Het stadsbestuur voerde een actieve religiepolitiek, die erop gericht was een mild geestelijk klimaat te creëren en op die manier zoveel mogelijk Gouwenaars te verzamelen onder het grote kerkelijke dak van de Sint-Jan. Er werd gericht gezocht naar predikanten die bereid waren het gezag van de overheid te accepteren en een mild reformatorisch geluid te laten horen. Herman Herbers paste deze toga als gegoten en wist grote groepen gelovigen naar zijn gehoor te trekken. Toen hij overleed werd met Eduardus Poppius een opvolger gevonden die bereid en in staat was deze koers voort te zetten, ook toen kerk en staat in zwaar weer kwamen door heftige godsdiensttwisten. De verdiensten van Poppius bleven altijd onderbelicht, maar op 2 november staat hij centraal op een symposium in ‘zijn’ Sint-Janskerk en krijgt hij de aandacht die hij verdient.

Het was Poppius – geassisteerd door Herbers junior en Harboldus Thombergius – die de Goudse gemeente in 1610 op sleeptouw nam door te kiezen voor de vrijzinnige stroming binnen de gereformeerde kerk, die zich vormde rond de ideeën van de Leidse hoogleraar theologie. Jacobus Arminius. Deze stroming botste met aanhangers van diens Leidse collega Gomarus, onder meer over het leerstuk van de predestinatie. De arminianen dreigden getroffen te worden door kerkelijke censuur en vroegen in een verzoekschrift (remonstrantie) bescherming bij de Staten van Holland. Die remonstrantie, waaraan de arminianen hun naam ‘remonstranten’ te danken hebben, werd ondertekend door 44 predikanten. Ook Poppius en zijn twee Goudse ambtsgenoten horen tot de ondertekenaars.

De remonstrantie van 1610 vormde de opmaat voor tien roerige jaren, precies vallend binnen het Twaalfjarig Bestand in de oorlog met Spanje, die de jonge Republiek op de rand van een burgeroorlog bracht. Poppius was een van de spelers, die persoonlijk een zware tol moest betalen voor zijn partijkeuze. Hij verloor zijn baan, moest verschijnen op de Synode van Dordrecht in 1618, werd veroordeeld en uit de kerk gestoten, door de overheid uit het land verbannen, was in Antwerpen betrokken bij de oprichting van een nieuw kerkgenootschap, de Remonstrantse Broederschap, keerde clandestien terug, werd gearresteerd in Haarlem op verdenking van betrokkenheid bij een moordcomplot tegen prins Maurits, werd gevangen gezet op Slot Loevestein en overleed daar aan een korte ziekte in 1624.

De eigenlijke heldin van dit verhaal is echter Francoise van Wassenhove, de echtgenote van Poppius. Zij week niet van zijn zijde en was de stille kracht achter de schermen. Haar rol zal tijdens het symposium dan ook in het bijzonder uitgelicht worden.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.