Van oude documenten en oude adel

Een van mijn geheime genoegens in het leven zijn de donderdagse lunchpauzes, waarin ik al enkele tientallen jaren een bezoekje breng aan de Haagse boekenmarkt. Deze markt wordt in de zomer gehouden op de Korte Voorhout, waar zij wordt gecombineerd met een antiekmarkt. In de winter zetten alleen de boekhandelaren – ook in weer en wind – hun nering voort, maar dan op het Plein. Als vaste bezoeker ken je op den duur alle handelaren

Adolph Philip Zeyger, graaf van Rechteren. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg.

Adolph Philip Zeyger, graaf van Rechteren. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg.

(bij hun voornaam), hun specialismen en hun onderhandelingsruimte. Omgekeerd kennen ze jou ook, evenals jouw interessegebieden en zwaktes in begeerte. Ook een aanzienlijk deel van de bezoekers ken je, meestal van gezicht, maar in sommige gevallen ook bij naam, omdat het collega’s uit de eigen departementale wereld zijn of bekend zijn van radio en tv. Zo snuffelt Wim de Bie elke donderdag tussen de oude boeken. De historicus Han ter Horst en – als de tijd het toelaat – onze ‘onderkoning’ Piet Hein Donner doen hetzelfde.

Ook in de voorraad oud papier komt de vaste bezoeker vele bekenden tegen. Boeken waarvoor hij ooit als student vele tientallen guldens bijeen gespaard heeft, liggen nu achteloos bij de euroknallers voor 1 of 2 euro’s. Maar er vinden ook andersoortige ontmoetingen plaats met oude papieren bekenden, die soms zeer verrassend zijn. Zeldzame drukjes, waarvan je het bestaan kent maar denkt dat zij nooit in je handen zullen vallen, liggen soms achteloos tussen de stapels. Of – zoals in mijn geval – boekwerkjes die in Gouda gedrukt zijn en nu de kans krijgen terug te keren naar hun ‘geboorteplaats’, in mijn collectie Goudana.

Maar soms kom je bekenden tegen die je niet onmiddellijk herkent of kunt plaatsen. Vaak komt dat omdat je ze niet op deze plek verwacht. Het gevoel is dan vergelijkbaar met de

Huize Almelo, woonstee van de grafelijke familie Van Rechteren, herbouwd in 1652

Huize Almelo, woonstee van de grafelijke familie Van Rechteren, herbouwd in 1652

situatie waarin je op vakantie in een ver land plots een collega of buurman voorbij ziet lopen. Ook dan duurt het even voordat het kwartje valt. Soms is zo iemand al om de hoek uit het zicht verdwenen, voordat het besef doordringt dat het een bekende was die in een andere wereld thuishoort. Datzelfde kan ook gebeuren met oud papier. Tussen een oude stapel paperassen zag ik een document uit de achttiende eeuw liggen. Omdat ik eigenlijk principieel tegen het aankopen van archiefstukken ben, had ik het stuk perkament al achteloos terzijde geschoven, toen het tot mij doordrong dat de naam van de ondertekenaar mij wel heel bekend voorkwam. Toen werd mij duidelijk dat het ging om een telg uit het geslacht Van Rechteren, heer van Almelo en Vriezenveen, uit de adellijke familie waarvoor mijn ouders jarenlang hebben gewerkt als kokkin en toezichthouder / jachtopziener op het landgoed. Ondanks mijn huiver om archiefstukken te kopen, besloot ik om redenen van nostalgie voor een keer van die regel af te wijken.

Het voor een luttel bedrag aangekochte document betreft een op 15 juli 1743 door graaf Adolph Philip Zeyger van Rechteren ondertekende leenbrief, waarin hij Berent Ennemans als voogd van Elsken Loeveling, dochter van de overleden Lambert Loeveling, beleent met een derde deel van erve Groot Luevink (Loeveling), gelegen in het gericht Kedinge in het kerspel Markelo. Hieruit blijkt dat het Huis Almelo ook ver buiten het eigen landgoed grote percelen grond in eigendom had. Het besluit tot belening wordt genomen in overleg met de zogeheten “mannen van leene”. Dat waren de jurist en richter van Almelo dr. Joan Frederik Nilant en rentmeester Gerard Boom. Ennemans legt tegenover de graaf en genoemde mannen de verplichte eed van trouw af, waarmee hij beloofde alles te zullen doen wat van een goed en getrouw vazal tegenover zijn leenheer verwacht mag worden.

Grafelijk

De inhoud van de akte is historisch niet uniek of bijzonder, want de vermelde gegevens corresponderen met de informatie die is terug te vinden in de leenprotocollen (leenregisters) van Overijssel, die bewaard worden in het provinciaal archief (Historisch Centrum) in Zwolle. In deze registers zijn vier eeuwen lang (van 1528 tot 1805) de beleningen opgetekend van ongeveer 2500 boerderijen, landerijen, tiend- en visrechten in het gewest. Bijzonder is wel dat het document een autograaf bevat van een belangrijke telg uit het geslacht Van Rechteren en de namen van zijn twee voornaamste raadsheren vermeldt.

Adolph Philip Zeyger van Rechteren was geboren op 19 februari 1699 als oudste zoon van graaf Adolf Hendrik van Rechteren en Sophia Juliana, gravin von Castell-Rudenhausen. Zijn vader was een vooraanstaand diplomaat, die als gevolmachtigde van de Staten-Generaal in Den Haag een prominente rol speelde in de onderhandelingen die leidden tot de Vrede van Utrecht (1713). Zoon Adolph ontving waarschijnlijk eerst onderricht op het Huis, waarna hij zich als 17-jarige liet inschrijven aan de Illustre School van Deventer. In 1724 verkreeg hij aan de zijde van zijn vader een plek in de Landdag. Na het overlijden van senior in april 1731 werd de jonge Adolph beleend met de Heerlijkheid Almelo en Vriezenveen. Hij was op dat moment al weduwnaar, want Augustina Florentina, gravin Von Ysenburg Budingen, met wie hij op 11 september 1722 in het huwelijk was getreden, overleed reeds zeven jaar later, op 18 oktober 1729. Zij schonk hem twee kinderen, van wie een zoon, Frederik, zeer jong overleed en een dochter, Sophia Caroline Florentina, hem zou opvolgen.

Adolph Philip Zeyger van Rechteren op oudere leeftijd. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg

Adolph Philip Zeyger van Rechteren op oudere leeftijd. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg

De tragisch jong overleden echtgenote van graaf Adolph, Augusta Florentina. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg

De tragisch jong overleden echtgenote van graaf Adolph, Augusta Florentina. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg

 

Adolph Philip Zeyger van Rechteren bleef de rest van zijn leven ongehuwd, maar zwaaide met verve de scepter over Huis en Landgoed. Hij zette zich vastberaden in voor handhaving van allerlei rechten van zijn hoge heerlijkheid, als deze werden aangevochten. Een belangrijk geschilpunt vormde het zogeheten hoge of lijfstraffelijke gericht over de ingezetenen van zijn heerlijkheid. De strijd ging in het bijzonder over criminele daden die zijn ‘onderdanen’ gepleegd hadden buiten de heerlijkheid. Een dergelijk geval deed zich voor in juni 1747, toen twee Almeloose schippers zich in Ootmarsum schuldig hadden gemaakt aan doodslag. Beide mannen werden voor de criminele vierschaar op Huize Almelo gedaagd en bij hun verschijnen onmiddellijk in de boeien geslagen. De Landdrost van Twente tekende echter protest aan, omdat hij vond dat hij bevoegd was het tweetal voor het gerecht te dagen en hij eiste dan ook hun uitlevering. De zaak liep hoog op toen de verdachten in februari 1748 uit hun cellen op het kasteel wisten te ontsnappen. Ridderschap en Steden, het gewestelijk bestuur van Overijssel, koos in de procedure de kant van de drost. Voor graaf Adolph was dat aanleiding een topjurist in de arm te nemen, de destijds alom bekende mr. J. Schrassert, die een verweerschrift opstelde onder de titel Deductie van de rechten en gerechtigheden van het Huis Almelo (1749). Hiertegen schreven de juristen S.E. ten Brink en G. Jordens voor Ridderschap en Steden een repliek, onder de titel Consideratiën (1751), wat voor Schrassert nog in het zelfde jaar weer aanleiding was voor een dupliek of Contra-Consideratiën. De procedure bracht geen oplossing, waarna beide partijen in 1754 tot een minnelijke schikking kwamen.

De heerlijke rechten wist de Almelose graaf met zijn vasthoudendheid toch grotendeels te

Sophia Carolina Florentina, gravin van Rechteren. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg

Sophia Carolina Florentina, gravin van Rechteren. Foto: Stichting Familie van Rechteren Limpurg

waarborgen. Dat gold ook zijn opvolging, die aan de orde was toen hij op 4 november 1771 overleed en werd bijgezet in de grafkelder van de familie in de Gravenallee. De grafelijke rechten gingen over op zijn enige dochter, Sophia Carolina Florentina. Hij zal haar ongetwijfeld het belang van goede juristen hebben bijgebracht, want naast de hulp van de fameuze Schrassert had hij jarenlang ook dagelijks assistentie van mr. Joan Frederik Nilant (1680-1750). Deze uit Deventer afkomstige gepromoveerde jurist – ook genoemd in de op de Haagse boekenmarkt gevonden leenakte – werd door graaf Adolph ‘weggekocht’ uit het graafschap Lingen, waar hij leraar Geschiedenis en Retorica was aan het Academisch Gymnasium. Nilant werd aangesteld als richter van Almelo en Vriezenveen, en had dus tot taak de heerlijke rechten in de praktijk uit te voeren.

Net als haar vader, maakte ook gravin Sophia, zich sterk voor het behoud van de eeuwenoude rechten. Als vrouw moest zij zich daarbij vooral druk maken over het recht van opvolging. De erfopvolging van gravin Sophia werd namelijk aangevochten door haar ooms en neven. Zij vonden dat de heerlijkheid Almelo alleen via de mannelijke lijn kon vererven. Dat leidde tot een jarenlange opvolgingsstrijd, die uiteindelijk in 1786 in het voordeel van gravin Sophia werd beslecht. De arme kasteelvrouwe had het overigens niet alleen te stellen met afgunstige familieleden, maar ook met weerspannige Almelose burgers. Onder invloed van de ideeën van de Franse Revolutie probeerden ook zij te morrelen aan de aloude grafelijke rechten.

Abelsboek

Bij de zoektocht naar het verhaal achter de mensen die genoemd worden in de aangekochte leenakte, kwam ik via het verhaal van gravin Sophia terecht bij een boek dat ik bijna een kwart eeuw geleden cadeau kreeg van mijn vader bij mijn promotie aan de universiteit Nijmegen. Dat boek kreeg door dit verhaal ook veel meer context, want het betreft een in 1790 in Kampen verschenen geschrift op naam van gravin Sophia, met als titel Recht van opvolging. Daarin zijn alle documenten zijn terug te vinden die zij in haar juridische strijd heeft aangevoerd. Zij grijpt daarbij uiteraard ook terug op de Deductie van haar vader en ook de naam van richter Nilant komt in het boek een aantal keren voor. Zo brengt een vondst op de Haagse boekenmarkt in kort tijdsbestek een hele adellijke familiegeschiedenis in beeld en ook de ontroerende boodschap die mijn eigen vader – die vorige maand overleed – in 1994 voorin het boek schreef. Waar een lunchwandeling in Den Haag allemaal niet toe kan leiden.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

1 Reactie op Van oude documenten en oude adel

  1. Kees Baardemans schreef:

    Toon me uw boekenkast en ik zeg wie u bent….. ik ga het zowaar nog geloven. Mooi verhaal Paul, en wat een mooie cirkel.