Oude boeken dragen een hele geschiedenis met zich mee. Een boek kan veel vertellen over vorige eigenaars, verschillen in smaak door de tijden heen, voorkeuren van eigenaren, technieken van de drukker(s) en boekbinder(s), et cetera. Je zou kunnen zeggen dat oude drukken zich uitstekend lenen voor boekarcheologisch onderzoek. Er zijn verzamelaars die alleen puntgave exemplaren in hun kast willen, met frisse badzijden en compleet wat het illustratiemateriaal betreft. Voor mij is dat van minder belang. Voor mij moet een boek het patina van de tijd hebben, waaraan valt af te lezen dat het gelezen en gebruikt is. Voor mij is alles acceptabel, zolang de bladen maar niet los liggen of de boekband niet meer doet wat zij geacht wordt te doen: de boel een beetje bij elkaar houden. Als daarvan sprake is wordt het tijd voor de restaurator of de boekbinder.
In Gouda hebben we het geluk dat hier een vakvrouw als boekbinder en papierrestaurator werkzaam is die behoort tot de besten van Nederland. Niet voor niets weten belangrijke instellingen als de Universiteitsbibliotheek van Leiden en het Rijksmuseum in Amsterdam haar te vinden als hun boeken en documenten hersteld moeten worden. Deze expert, Wilma van Iperen werkt onder de bedrijfsnaam De Waterjuffer dagelijks in haar werkplaats aan de Korte Raam met grote precisie en geheel volgens de regels van het ambacht aan het herstel en behoud van cultureel erfgoed. Toen ik ondanks voor een grijpstuiver een exemplaar van de bekende stadsgeschiedenis van Gouda van Ignatius Walvis uit 1713 in zeer deplorabele staat kon aanschaffen, ben ik uiteraard naar haar atelier gesneld om te bezien of zij er heil in zag het boek nog voor het nageslacht te redden. Dat kon.
Dit exemplaar van de Walvis was zeker de moeite waard. De lederen band was weliswaar zwaar beschadigd en los geraakt van het boekblok, maar het werk was nog compleet; overcompleet zelfs, want het boek bevatte naast de vier gebruikelijke gravures (een stadsplattegrond en afbeeldingen van het Kasteel, de Sint-Jan en het Stadhuis) nog twee grote uitvouwbare platen. Die waren door verkeerd en ruw open- en terugvouwen echter behoorlijk beschadigd geraakt en in eerder tijden tamelijk provisorisch met papierstroken hersteld. Verder zijn de bladzijden behoorlijk vergeeld en vervuild, en een deel van de pagina’s heeft wormvraag aan de bovenzijde. Het zou de nodige uren kosten, maar Wilma was alleszins bereid om er weer wat fatsoenlijks van te maken.
Het mooie van zo’n officiele boekrestauratie is, dat het boek geheel uit elkaar gehaald wordt, waardoor je meer aan de weet komt over bindwijzen en vorige restauraties. Elke stap in de restauratie wordt keurig beschreven en op zuurvrij papier achter in het boek gelegd. Op die manier weten latere restauratoren precies wat een voorganger met het werk gedaan heeft. Uit het verslag van de werkzaamheden blijkt dat mijn Walvis in eerder tijden al een keer gerestaureerd is, waarbij het boek opnieuw genaaid is, niet meer op ribben, maar op verzonken touwen zoals dat in het jargon heet. Ook bleek dat de oorspronkelijke schutbladen al een keer vervangen waren.
Van de wormgaatjes in een deel van de bladzijden werden alleen de grotere, waar meer schade te vrezen zou zijn in de toekomst, van een steunlaagje van Japans papier voorzien. De oorspronkelijke kapitalen (het bindwerk bovenaan de rug, waren niet meer aanwezig en werden daarom opnieuw geknoopt op touw met linnen garen.
De boekband onderging ook een opmerkelijke ingreep. Al het leer was losgekomen van de platten en daardoor behoorlijk gekrompen. De meer gave achterzijde is vervolgens als voorzijde gebruikt en de oorspronkelijke – zwaar beschadigde – voorzijde is aan de achterkant gekomen. Het leer daarvan is ingestuckt en een los deel teruggeplakt. Het leer van de rug werd helemaal vernieuwd en voorzien van een zuurvrije inleg-rug met nepribben. Een deel van de oorspronkelijke rug, met titelaanduiding, kon daarna weer een plek krijgen. Het gebruikte leer betreft plantaardig gelooid kalfsleer.
Het boek bevat geen provenance; dat wil zeggen inschrijvingen van namen of andere gegevens van vorige eigenaren. Van wie het boek geweest is valt dus niet meer na te gaan. Wel is dus duidelijk dat er in eerder tijden ingrepen zijn gepleegd. De toevoeging van de twee extra gravures moet van later datum zijn, omdat die pas rond 1730-1741 zijn gedrukt, terwijl het boek oorspronkelijk in 1713 van de persen kwam. Ergens aan het eind van de negentiende of begin twintigste eeuw moet er ook een restauratie plaatsgevonden hebben, afgaand op het bij de jongste restauratie ontdekte fragment van het tijdschrift De Tijdspiegel, dat in deze periode verscheen. Tot slot trof ik in het boek ook een een briefje aan dat refereert aan de beroemde pagina 123 van deel 1. Deze bladzijde komt maar in een klein aantal exemplaren van de Walvis voor, omdat deze op last van de familie van een notaris vervangen moest worden door een neutralere aanduiding. De aanwezigheid van de gecensureerde bladzijde maakt dat dit exemplaar een hogere marktwaarde wordt toegekend dat exemplaren met een gecorrigeerde pagina.
Dankzij Wilma van Iperen kan deze Walvis weer enkele eeuwen mee en is een belangrijk stukje cultureel erfgoed behouden voor het nageslacht.