Een traan bij het einde van een dierbaar archief

Aan de Oude Delft, op steenworp van de Prinsenhof en in de slagschaduw van die scheve toren van de Oude Kerk, is het Delftse stadsarchief gevestigd. In een zestiende-eeuws AC6pand, dat de naam Wapen van Savoyen draagt. Daar worden eeuwen Delftse geschiedenis zorgvuldig bewaard en ontsloten. Nog wel, maar niet lang meer. Het archief dat zo sereen de stilte van eeuwen ademt, waar je als onderzoeker de geschiedenis aan den lijve kunt voelen en aanraken, wordt namelijk opgestoten in de vaart der volkeren. Vele archiefinstellingen gingen hem voor in een poging eigentijds en modern te zijn. Nu moet Delft er ook aan geloven en daarom moet het archief verhuizen naar een – God betert – een industrieterrein. Maar ook dat is niet nieuw. Ook in Gouda verdwenen de archiefstukken al eerder naar zo’n troosteloos gebied, ongeveer op het laagste punt van Nederland. De studiezaal bleef in de oude stad, ondergeschoven in de stedelijke bibliotheek annex uitspanning, waar de bezoeker in een lawaaierige omgeving geduldig moet wachten tot zijn aangevraagde document met een busje uit het Moordrechtse depot is gehaald. Rust kan hij alleen vinden in een container, waarvan er maar een paar zijn.

Archieven in Nederland worden dus overal opgeslokt in grotere verbanden, met musea, bibliotheken en andere erfgoedinstellingen. Daar komt bij dat het aantal echte archivarissen vaak met een zaklamp gezocht moeten worden. In plaats daarvan maken ArchiefDelftmanagers, communicatieadviseurs en educatief medewerkers de dienst uit. Wat prijs ik mij gelukkig dat ik de afgelopen veertig jaar nog historisch onderzoek heb mogen doen in echte archieven, op prachtige historische locaties, waar de stukken onder handbereik lagen en de weg werd gewezen door echte archiefkenners. Zoals in Delft, waar ik jarenlang vele dagen in de studiezaal doorbracht voor het onderzoek voor mijn dissertatie. Waar zijn ze gebleven, de Harry van Leeuwens en Bas van der Wulpen, die onvermoeibaar hielpen zoeken naar stukken die niet of op een verkeerde plek in een inventaris waren opgenomen, dozen bleven aanslepen, gratis kopieën maakten omdat het ‘voor de wetenschap’ was en die zelf ook zoveel van de materie wisten dat zij vastlopende zoektochten weer op gang wisten te brengen.

Vandaag was ik voor het eerst sinds jaren weer in dat archief in Delft. Voor een klein onderzoekje. En zowaar: alsof er niks was veranderd: Bas van der Wulp zat achter de balie. Weer smaakte ik de historische sensatie van het aanvragen en per ommegaande in handen krijgen van enkele zeer bijzondere zeventiende-eeuwse archiefstukken. Maar de oude sfeer was er niet meer. De serene stilte was ver te zoeken. Geen wonder, want de oude studiezaal wordt inmiddels gebruikt voor de voorbereidingen van de verhuizing. Bezoekers moeten het doen met een provisorisch ingerichte voorkamer, met een balie, enkele ladenkasten en een paar leesapparaten. In juli sluiten de deuren definitief, waarna de bezoekers zich voortaan ergens buiten de oude stad mogen melden, om ontdaan van elke sfeer, een kille duik te nemen in het papieren verleden. Het zal wel gezeur zijn van een oude man, maar ik vind dat jammer. Oude archieven van oude steden dienen op een historische locatie bewaard en beschikbaar gesteld te worden voor onderzoek. En zij dienen in vertrouwde handen te zijn van gekwalificeerde mensen met hart voor hun vak.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.