Het havenfront van Gouda door de eeuwen heen getekend en geschilderd

Deze dagen staat Gouda weer geheel in het teken van de scheepvaart. Met Gouda Havenstad wordt op tal van manieren stilgestaan bij het belang van het vaarwater door en voor de stad. De stad dankt niet alleen haar naam – Gouda, Ter Gouw, Ter Goude, HavendagenGolda – aan een vaarweg, maar ook haar ontstaan dankzij de ligging op de plek waar de Hollandse IJssel en de Gouwe samenvloeien. Honderdduizenden schepen passeerden in de loop der jaren de stad, aangezien alle binnenvaartschepen (niet-zeewaardige schepen) die ‘binnen dune’ noord- of zuidwaarts door Holland voeren de stad moesten passeren. Zij betaalden niet alleen tol, maar moesten hier ook drie dagen stilliggen en potverteren. Een groot deel van de stedelijke rijkdom was hieraan te danken. De Veerstal, waar alle schepen moesten aanmeren die geschut moesten worden om vanaf de Hollandse IJssel door – en na de aanleg van de Mallegatssluis in 1574 om – de stad naar de Gouwe te varen, was het belangrijkste verkeersknooppunt van de stad, waar veelal ook geladen en gelost werd als de goederen voor de stad zelf bestemd waren.

Met de groei van de binnenvaart in de negentiende eeuw werd de passage van Gouda voor veel schippers een toenemende ergernis wegens filevorming en vertraging. Een oplossing voor de problemen diende zich pas echt aan met de aanleg van de Julianasluizen in 1936, toen de boten de stad links of rechts – naar gelang de vaarrichting – konden laten liggen. Daarmee nam de drukte bij de Veerstal en de Mallegatssluis aanmerkelijk af. Toch bleef het nog tot halverwege de twintigste eeuw mogelijk niet alleen vlak om de stad te varen, via de Turfsingel, maar zelfs ook nog door de oude binnenstad via de oude route langs het Tolhuis en door de Donkere Sluis en het Amsterdams Verlaat. De Watersnood van 1953, waarbij Goude ternauwernood aan een ramp ontsnapte, was de aanleiding deze vaarweg volledig af te sluiten met het dichttimmeren van de sluisdeuren en het doortrekken van de verkeersweg in 1956. Deze doorgang had immers geen enkel economisch nut meer – aan pleziervaart werd toen nog niet gedacht – en het ooit zo levendige havenfront kwijnde sindsdien nog verder weg. Feitelijk keerde de stad haar rug naar dit gebied: de spoorlijn en de A12 zorgden ervoor dat de stedelijke ‘voordeur’ aan de andere kant van de stad kwam te liggen. Braunhogenberg Gelet op het economische belang voor Gouda van de oorspronkelijke ‘voordeur’, het havenfront aan de Hollandse IJssel, is het niet verwonderlijk dat dit gebied op verschillende momenten in de geschiedenis door cartografen en kunstenaars is getekend DSC05759en geschilderd. Over geen ander gedeelte van de stad zijn wij daardoor beter geïnformeerd wat betreft de ontwikkelingen en veranderingen in de loop der tijd. De vroegste afbeelding komt op naam van de cartografen Georg Braun en Frans Hogenberg. In 1585 beeldden zij de stad af vanaf de overkant van de IJssel. Hoewel vaak vraagtekens geplaatst zijn bij de betrouwbaarheid van het werk van deze Duitse kaartenmakers, is – als wij Henkjan Sprokholt mogen geloven – bij het onderzoek dat ten grondslag lag aan de maquette in het museum gebleken dat hun stadsaangezicht en ook hun stadsplattegrond in menig opzicht wel degelijk overeenkomt met wat in andere bronnen wordt aangegeven.

Als wij ons hier beperken tot het havenfront, dan valt allereerst het reusachtige kasteel op, dat tot de afbraak ervan in 1577 het aangezicht van de stad domineerde. Vlak erachter is een kerktorentje te zien, dat toebehoorde aan het klooster van de Minderbroeders. De kaart verscheen acht jaar nadat het slot werd gesloopt, maar het bouwwerk lijkt qua afmetingen behoorlijk reëel. Anders lijkt dit het geval met de toren van de Sint-Jan. Die torent wel erg hoog boven de stad uit, terwijl hij in werkelijkheid nooit die hoogte kon krijgen wegens de Goudse bodemgesteldheid. Twee andere – ook te hoge – torens die vlak achter de Sint-Jan te zien zijn, zijn moeilijk te determineren. Mogelijk gaat het om de toren die ooit voor de Gasthuiskapel stond en van de toren van het Agnietenconvent. Meer herkenbaar zijn de pinakels van het oude, uit 1450 daterende – stadhuis op de Markt. Links van de havenmond zijn in de stadsmuur achtereenvolgens de Tolpoort, de Pieter Hugesztoren en – deels verscholen achter een uitstekend deel van de stadsmuur – de Veerstal- of Waterpoort te zien. Verder links is onmiskenbaar de Rotterdamse of Dijkspoort te onderkennen, met de twee kenmerkende ronde torentjes. Opvallend afwezig zijn nog de windmolens, die later het stadsgezicht zouden gaan domineren, maar die toen nog uitgevonden moesten worden. Op de Veerstal is het een drukte van belang, met aangemeerde schepen en sjouwers voor het laden en lossen. Op de kade staat ook een kraantje. In de rivier liggen enkele boeien en er varen verschillende schepen. De afbeelding van Braun & Hogenberg laat al met al een zeer compacte, maar nijvere stad te zien, veilig verscholen achter stads- en kasteelmuren. Die impressie was bij het verschijnen van de kaart echter feitelijk al achterhaald door de afbraak van het kasteel. AertVanWaesGoudaRuim een halve eeuw later, in 1644, tekende de tekenaar en graveur Aert van Waes de stad vanaf ongeveer hetzelfde punt aan de overkant van de Hollandse IJssel op de Gouderakse Dijk. Van Waes was een Gouwenaar, die anders dan zijn Duitse voorgangers, zijn informatie niet uit tweede of derde hand had, maar zelf kon vastleggen wat hij zag. Dat leverde een veel gedetailleerder beeld op. Uiteraard is op deze tekening geen kasteel meer te zien. Wel blijkt op deze plek nog een toren te staan; de pas veel later (1808) afgebroken zogeheten chartertoren, een naam die teruggaat op de negen jaar (1577-1586) dat hier archieven van het gewest Holland bewaard werden. Op de plek van het kasteel is inmiddels een stadsmuur opgetrokken en er is een molen op de fundamenten van het kasteel gebouwd, een voorganger van de huidige molen Het Slot (gebouwd in 1832). Rechts van de haveningang is nu ook een aanlegsteiger gekomen, de in 1582 aangelegde Nieuwe Veerstal. Aan de smalle havenmond is aan de linkeroever nu duidelijk het Tolhuis te zien, metervoor de in 1623 gebouwde poortwachterswoning. Links ervan weer de Tolpoort en de

Curieus zelfportret van Aert van Waes. Uit de tekst eronder blijkt dat hij nauwelijks een boterham verdient aan schilderen en daarom 'in zijn palet heeft gescheten'

Curieus zelfportret van Aert van Waes. Uit de tekst eronder blijkt dat hij nauwelijks een boterham verdient aan schilderen en daarom ‘in zijn palet heeft gescheten’

Pieter Hugesztoren, met daarachter in reële proporties en in zijn vorm duidelijk herkenbaar de toren van de Sint-Jan en het Catharinagasthuis met de oorspronkelijke toren. Verder naar links, bij de ingang naar de Peperstraat, de in 1624 vernieuwde Veerstalpoort. Ook daarbij is inmiddels een poortwachtershuis gebouwd. Links en rechts op de achtergrond zijn de silhouetten van de Sint-Barbaratoren en de Vrouwentoren herkenbaar. Helemaal links ligt de Rotterdamse Poort, met daarvoor een ophaalbrug. Op de buitenste stadsmuren zijn ook de contouren te zien van nog twee molens, onder meer op de plek waar nu de Rode Leeuw staat. Op de kade staan wagens, enkele kranen en lading. Er is een wat groter schip aangemeerd en er zijn enkele kleinere roeibootjes te zien aan de oever en op het water. Wat verder opvalt zijn de vele meerpalen en de beschoeiing van de kademuur. Al met al laat Van Waes minder bedrijvigheid zien dan zijn voorgangers en lijkt de stad al wat ingeslapen in vergelijking met de zestiende-eeuwse situatie. GezichtopGoudaHet duurde bijna een eeuw, tot Abraham de Haen in 1733 opnieuw het havenfront tekende vanaf de overzijde van de rivier. De tekening werd in 1744 gegraveerd door J.C. Philips en opgenomen in een boek dat werd uitgegeven door Isaac Tirion. Wat het meest opvalt, vooral bij de handgekleurde versies van deze prent, zijn de vele bomen die inmiddels op beide Veerstallen zijn gepoot. Het geeft de stad een lommerrijk aangezicht. Het scheepvaartverkeer, dat in deze jaren nog aanzienlijk moet zijn geweest, blijft grotendeels buiten beeld, omdat de Rotterdamse Poort en daarmee het gebied van de Mallegatssluis verscholen ligt achter het groen. Aan de rechterzijde is de grote chartertoren nog steeds te zien als een stevig bouwwerk, terwijl het vernieuwde molentype op de plek van het slot nu het meest dominant is. Het Tolhuis bij de ingang van de stad heeft inmiddels een vorm die wij ook nu nog herkennen, inclusief de grote schoorsteen op de zijmuur. Voor het eerst is het lange dak van de Sint-Jan, met het vierlingstorentje te zien. De kerktoren zelf lijkt wat al te ver naar links te zijn gepositioneerd. De Tolpoort is door een boom nauwelijks te zien, maar de renaissancegevel van de Veerstalpoort des te beter. Een schip met een stevig zeil en een vlag in top, is aangemeerd aan de Nieuwe Veerstal. Aan de Veerstal zelf liggen vijf platte schepen aan de kade en op de voorgrond zijn mannen in de weer met enkele roeibootjes.

Een eeuw later, rond 1850, waart er een ‘muren- en poortenstorm’ door Nederland. In hoog tempo ontdoen bijna alle steden zich van de stadsmuren en poorten, die beschouwd

Detailopname uit de kaart van Johannes Bleau uit 1649 met de Rotterdamse- of Dijkspoort, een van de poorten die midden-achttiende eeuw werd afgebroken

Detailopname uit de kaart van Johannes Bleau uit 1649 met de Rotterdamse- of Dijkspoort, een van de poorten die midden-achttiende eeuw werd afgebroken

worden als middeleeuws, nutteloos, te kostbaar in onderhoud en ongezond. Ook het Goudse havenfront, met een stevige muur, enkele torens en maar liefst drie poorten op een rij, ontkomt niet aan de slopershamers. In 1851 werd de Veerstalpoort voor de sloop verkocht, met als voorwaarde dat de monumentale onderdelen – zoals een beeld van Hercules – behouden zouden blijven. Uiteindelijk zou echter alleen een van de twee leeuwtjes de slopershamers overleven. Tien jaar eerder al waren de Tolpoort en de Jan Hugesztoren afgebroken, inclusief de erboven gelegen portierswoningen. Daarmee werd het havenfront letterlijk en figuurlijk veel minder schilderachtig. Dat daarna vlak tegen het gebied een grote industriële complexen verrezen, zoals Koud Asfalt en de Stearine Kaarsenfabriek, later Unigema en tegenwoordig Croda geheten, maakte dat ook lucht en water rond Veerstal sterk aan aantrekkelijkheid inboetten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Gouda lang heeft moeten wachten voordat een kunstenaar de penselen in de verf doopte om dit gebied opnieuw af te beelden.

Uiteindelijk is het de uit Kampen afkomstige schilder Sjaak Kaashoek geweest die zich de afgelopen maanden hieraan heeft gewaagd, op verzoek van Anita Gaasbeek van Galerie De Hollandsche Maagd aan de Oosthaven. Zijn aangezicht van de stad komt op een belangrijk moment, een fase waarin voor het eerst sinds lange tijd plannen gemaakt worden om deze voormalige ‘voordeur‘ van de stad nieuwe glans te geven. Aan de overzijde is Koud Asfalt ermee opgehouden, wat de kans aan de stad biedt om de ‘Ijsselsprong’ te maken, vergelijkbaar met de ‘Waalsprong’ in Kaashoeks huidige woonplaats Nijmegen. Aankoop van dit fabrieksterrein door de gemeente kan de Krimpenerwaard openleggen als aantrekkelijk recreatiegebied. Het kan ook een impuls geven aan de veel langer bestaande plannen om de oude Havensluis weer te openen en de doorvaart door het centrum weer mogelijk te maken. De bruggen in de stad zijn daarop reeds aangepast in de afgelopen decennia. Alle reden dus om het huidige havenfront weer scherp te gaan bekijken en de bijzondere schoonheid daarvan uit te lichten. Gouda2659Sjaak Kaashoek is net als zijn voorgangers op de Gouderakse Dijk aan de overkant gaan staan om het gebied over de volle breedte – zijn schilderij meet ongeveer een meter – te schetsen en te schilderen. Hij heeft daarbij bewust gekozen voor het vroege voorjaar, zodat het gebladerte en het hoge riet het zicht op de stad niet ontnemen. Diverse DSCN2332markante punten die in het verleden beeldbepalend waren, zien wij ook nu nog terug. Aan de rechterzijde torent molen ’t Slot, gelegen in een lommerrijk park, hoog boven de bomen uit Ook het Tolhuis is duidelijk herkenbaar, achter een – na de afsluiting van de Havensluis – doorlopende kade. De Sint-Jan, over de volle lengte en met zijn bescheiden toren, ontbreekt vanzelfsprekend niet. De sluisdeuren van de Mallegatssluis schemeren door een kale boom heen, met ervoor het schipperswachtlokaal. Een imposante nieuwe verschijning in het aangezicht

De schilder met zijn schetsboekje. Sjaak Kaashoek op 9 april 2016

De schilder met zijn schetsboekje. Sjaak Kaashoek op 9 april 2016

vormt de Gouwekerk, met zijn spitse hoge toren. Met deze kerk, gereed gekomen in 1902, wilden de rooms-katholieken demonstratief bewijzen dat zij – na twee eeuwen achterstelling in schuilkerken – weer volledig terug waren. De toren, hoger dan die van de Sint-Jan, moest dat onderstrepen. Afwijkend van alle eerdere gezichten op de stad is verder het ontbreken van elke vorm van scheepvaart. Het schilderij toont daarmee een fraai, maar slapend havenfront, dat er als het ware om vraagt gewekt en opengebroken te worden.

Rest de vraag hoe betrouwbaar de achtereenvolgende stadsgezichten zijn. Dankzij enkele foto’s die Kaashoek gemaakt heeft gedurende het wordingsproces van zijn schilderij, en enkele foto’s van de huidige situatie, zien wij dat de kunstenaar zich soms de vrijheid heeft veroorloofd om af te wijken van hetgeen hij ziet, waarschijnlijk in het belang van zijn compositie.

Zoek de verschillen!

Goudaschets1

Goudaschets2Kaashoek1 Kaashoek2

Gouda2659

Kaashoek4foto Opvallende verschillen zijn onder meer de sterke profilering van de Gouwekerk, de invulling van het gebied tussen de molen en restaurant De Mallemolen aan de kop van de Oosthaven. Het zicht op dit laatste deel wordt namelijk in werkelijkheid ontnomen door enkele bouwsels van (waarschijnlijk) de Koud Asfaltfabriek. Ook het riet is wat korter Goudaschets3bijgesneden dan het in werkelijkheid was of kan zijn geweest. De boom aan de rechterzijde daarentegen toont weer opmerkelijke bijeenkomst met de boom die daar in werkelijkheid staat. Kortom: de achtereenvolgende ‘gezichten op Gouda’ blijven interpretaties van kunstenaars en daarmee mensenwerk en zijn geen fotografische weergave van de werkelijkheid. Het blijft dus altijd opletten geblazen als je ze gebruikt als historische bron.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.