Na elf jaar krijgt Pibo-boek zijn mooiste recensie

Deze maand is het alweer elf jaar geleden dat mijn boek over de merkwaardige Fries Pibo Ovittius van Abbema verscheen. Het boek, uitgegeven door de prestigieuze Fryske KrantAkademy, kreeg destijds prominent aandacht in de media. Landelijke dagbladen,  vakbladen als het Historisch Nieuwsblad en zelfs het geschiedenisprogramma OVT van de VPRO maakten er melding van. Mijn jongste dochter Anouk was destijds nog maar 14 jaar en beloofde mij plechtig dat zij het boek zou lezen ‘als ze later groot was’. Als klein kind was ze menigmaal meegezeuld naar dorpen en kerken in de verste uithoeken van het land waar Pibo gewoond en gewerkt had. Voor haar was hij een sprookjesfiguur, waarover haar vader spannende verhalen kon vertellen. Dat prikkelde soms ook haar eigen fantasie, bijvoorbeeld toen we eens een bezoek brachten aan Oldeboorn, het dorp waar Pibo woonde voor zijn verbanning uit Friesland. Lopend over een grindpad bij de kerk aldaar zong zij tot hilariteit van haar twee oudere zussen een zelfverzonnen lied: “kners, kners, kners, zijn moeder is gestorven…”. Nu is het kleine meisje groot geworden en werkt ze als eindredacteur van de Boekenkrant. Dit weekeinde verraste zij mij met een unieke editie van haar krant, gewijd aan mijn boek van Pibo. Zij loste daarmee haar belofte van destijds op creatieve wijze in. Nu het later was en zij groot, was het volgens haar tijd voor een volwaardige recensie van mijn boek. Ons beider liefde voor het boek kon niet fraaier tot uitdrukking gebracht worden.

De historicus en de kameleon van het noorden

Historicus Paul Abels raakte gefascineerd door een zestiende-eeuwse Fries met de opmerkelijke naam Pibo Ovittius Abbema. In Ovittius’ Metamorphosen onthult de historicus het leven van een man van vele gezichten.

Door Anouk Abels

Paul Abels, die onlangs geridderd werd voor zijn inzet voor de Nederlandse kerkgeschiedenis, bleef tijdens zijn vele archiefbezoeken aanlopen tegen de naam Pibo. De mysterieuze Fries ontpopte zich als apotheker, priester en dominee, maar ook als leugenaar en bedrieger. Wie was deze man, die op zoveel plekken en met zoveel verschillende beroepen het verleden onveilig maakte? Toen Abels tijdens een spontaan bezoek aan een kerk in Aldeboarn een gedenksteen voor Pibo aantrof, besloot hij zijn levensverhaal op te tekenen. Een taak die de kerkgeschiedkundige, zoals hij in zijn inleiding schrijft, als een echte historicus wilde aanpakken: ‘De geschiedschrijver is immers geen romancier die het verleden naar eigen believen kneedt in het belang van een spannend, ontroerend of poëtisch verhaal.’

Gezien Pibo’s onwaarschijnlijke levenswandel lijkt de fantasievolle aanpak van een romanschrijver in eerste instantie overbodig. Wanneer de held van Abels’ verhaal als getrouwde apotheker te midden van de schermutselingen van de Tachtigjarige Oorlog van het Friese Aldeboarn uitwijkt naar Groningen, doet hij daar een nieuw liefje op. Hij stapt met deze tweede vrouw in het huwelijksbootje en verwekt een kind bij haar. Het duurt niet lang voordat de Friese autoriteiten op de hoogte worden gesteld van zijn bigamie en Pibo voor straf verbannen wordt uit Friesland. Wat volgt is een bizarre aaneenschakeling avonturen op de meest uiteenlopende locaties. Eerst is Pibo werkzaam als pestdokter in Delft, Amersfoort en Duisberg, zonder daarvoor te zijn opgeleid. De jaren daarna is hij werkzaam als priester in Kessel, Orsoy en Weese. Dan maakt hij een overstap naar de Gereformeerde Kerk en predikt hij in talloze gemeenten, waaronder Werkhoven, Enschede en Zuilen. Niet elke gemeente ontvangt hem met open armen; in Didam wordt de predikant door de grotendeels katholieke bevolking uitgemaakt voor ‘een toevener, een qwacksalver, een weerwolff und sunst anders.’

Is Pibo een kwakzalver, bedrieger, of zelfs een weerwolf? Vertolkt hij uit oprechtheid het woord van God in zowel de Katholieke als de Gereformeerde Kerk, of waait hij mee met iedere wind die hem een beetje geld en zekerheid kan opleveren? Dat laatste lijkt af en toe waar te zijn; Pibo sleept verschillende tegenstanders en instanties voor het gerecht om financieel gewin te behalen. Aan het einde van zijn boek geeft Abels zijn mening over de aard van de Fries met de talloze gezichten. Hij wijst erop dat Pibo’s eigen familie ondanks al zijn misstappen altijd trouw aan hem bleef. Een van Pibo’s zoons maakte zelfs de gedenksteen die Abels vier eeuwen later in Aldeboarn zou aantreffen. ‘Ondanks zijn evidente egoïsme komt Ovittius ten slotte toch ook naar voren als een vasthoudende charmeur, die blijkbaar desperaat verlangde naar erkenning, liefde en geborgenheid,’ stelt Abels in zijn conclusie. ‘Dat verschillende van [zijn] kinderen aan het eind van zijn leven nog in zijn nabijheid verkeerden, [is een aanwijzing] dat hij er uiteindelijk in geslaagd is bij zijn naasten het respect te verdienen waarnaar hij zijn leven lang op zoek was geweest.’

Het verhaal van Abels bevat net te veel gaten om die conclusie met zekerheid te trekken. De motivatie achter Pibo’s keuzes blijft in veel gevallen in schaduwen gehuld. Abels vult die leemtes op met intrigerende passages over de geschiedenis van Friesland, de pest, maar ook over de religieuze en politieke ontwikkelingen in de Lage Landen tijdens de zestiende eeuw. Met regelmaat voelt het daardoor alsof we niet met een biografie te maken hebben, maar met een beschrijving van een land in tijden van oorlog en ziekte. Daarbij lijkt Pibo vooral te dienen als kapstok, waaraan Abels zijn betoog kan ophangen. Dat neemt niet weg dat we dankzij die kapstok bijzondere kanten opgaan. De manier waarop Abels Pibo’s naam verbindt aan de Romeinse dichter Ovittius is daarbij de meest onverwachte en leuke wending van het boek. Wanneer Abels zich richt op de geschiedenis van Pibo zelf, zijn voorouders en zijn kinderen, is Ovittius’ Metamorphosen echter het meest fascinerend. Zo is het interessant om over de rechtszaken rondom Pibo’s vader en dorpsgenoot Feiko Dircx te lezen, en is het erg leuk om te zien waar Pibo’s kinderen terechtkomen.

Ovittius’ Metamorphosen gunt ons een unieke blik op een leven vol oorlog, religie en verandering in de zestiende eeuw. Waar een historicus plezier zal putten uit Abels’ schets van het tijdsbeeld, voelt een literatuurliefhebber zich aangetrokken tot Pibo’s persoonlijke sores, met zijn bigamie, geloofscrises en veronderstelde weerwolfschap. Pibo doet het goed in historische kringen, maar zou gemakkelijk een breder publiek kunnen trekken. Daarbij zou het helpen als een romancier Ovittius’ metamorphosen zou voorzien van taalgebruik dat minder academisch aandoet. Ook zou het briljant zijn als zo’n schrijver met een fantasievolle aanpak de lege plekken in Pibo’s verhaal zou inkleuren. Het werk dat Abels heeft geleverd is immers een schitterende beschrijving van het leven van Pibo, de kameleon van het noorden – maar ja, het is en blijft toch geschiedenis.

P.H.A.M. Abels, Ovittius’ metamorphosen. De onnavolgbare gedaantewisselingen van een (zielen)dokter in de reformatietijd, Uitgeverij Eburon, ISBN 978 90 516 6992 3 (€ 24,99)

 

 

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.