Standbeeld voor een Vlaamse Boer

Vangeluwebeeld

De zoektocht naar (kerk)historische objecten als boeken en beelden levert de verzamelaar soms verrassende ontdekkingen op en brengt hem op onverwachte plaatsen. Zo deed een advertentie op een Belgische variant van Marktplaats ons deze maand een tocht van 240 kilometer ondernemen naar het plaatsje Houthalen, nauwelijks 40 kilometer verwijderd van de Franse stad Lille (Rijssel), om daar een curieus object te bemachtigen. Het object, dat uiteindelijk na succesvolle onderhandelingen in de kofferbak van de auto mee naar huis kon worden genomen, is in de kern te beschouwen is als een artistieke negentiende-eeuwse vertaling van lokale trots op een frontstrijder van de contrareformatie.

De hoofdpersoon
Drie jaar gelden wijdde het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis een heel themanummer aan Arnout van Geluwe, alias de Vlaamse boer. Deze merkwaardige figuur uit de hoogtijdagen van de contrareformatie wist als ongeschoolde leek in woord en geschrift de strijd aan te binden met menig gereformeerde predikant in de Republiek.

Hij zette zich in één klap op de kaart met zijn reactie op de Delftse predikant Petrus de Witte, die de Delftsche Donderslag, de grote kruitontploffing van 1654, interpreteerde als een straf van God. Van Geluwe antwoordde met Het Goddelijck trompet over Holland, DSC04462waarin hij haarfijn wist uit te tekenen dat uitgerekend de katholieke wijken van Delft gespaard waren gebleven. Voor hem was dit een teken van God ten gunste van de katholieken. Zijn gedetailleerde kennis van de Delftse situatie dankte hij aan een verblijf van maar liefst achttien jaar in deze stad. De Zuid-Nederlander vestigde zich hier in 1626 en verdiende als linnenwever de kost. Zijn aanvankelijke sympathie voor de gereformeerde leer veranderde langzaam in een diepe afkeer, die zover reikte dat hij besloot terug te keren naar Vlaanderen. Vanuit Gent schreef hij vervolgens diverse strijdschriften tegen de gereformeerden, onder meer tegen de Statenbijbel (hij was min of meer de ‘uitvinder’ van deze term, bedoeld als spotnaam), de Heidelbergse Catechismus en de protestantse martelarenboeken. Ook ging hij openbare twistgesprekken aan met predikanten, voor het eerst in 1641 in Zoetermeer en later op diverse plaatsen in het grensgebied van Brabant en Zeeuws-Vlaanderen. Bij al zijn activiteiten bediende hij zich van de bijnaam ‘Vlaamse boer’, bedoeld als een stijlfiguur om het beeld neer te zetten dat de geleerde dominees er zelfs niet in slaagden een eenvoudige agrariër de mond te stoppen.

De herinnering
Arnout van Geluwe werd in 1604 geboren in Ardooie, een klein plaatsje in West-Vlaanderen, in de buurt van Roeselare, waar zijn vader Loonis van Geluwe als vlasteler in zijn levensonderhoud voorzag. In zijn geboorteplaats is Arnout nooit vergeten. Het dorp bleef trots op zijn zoon, die zoveel strijdgeschriften het licht deed zien en zich kranig verweerde in debatten met de protestantse geestelijkheid. Zijn geschriften waren ook in de Noordelijke Nederlanden in menig pastoorsbibliotheek terug te vinden en voor de Zuid-Nederlandse katholieken was deze tot inkeer gekomen ervaringsdeskundige een ideale figuur om naar te verwijzen en in te zetten voor het roomse-katholieke gelijk. Dat gebeurde in zijn eigen tijd, de zeventiende eeuw, maar ook lang daarna nog. Enkele van zijn geschriften, waaronder zijn Achtienjarige Hollandsche reyse, werden nog in de tweede helft van de achttiende eeuw herdrukt.

In het laatste kwart van de negentiende eeuw was Arnout van Geluwe ook in zijn geboortedorp Ardooie nog steeds niet vergeten. De dorpspastoor Johannes Xaverius Neut, werkzaam aldaar van 1856[1] tot 1887, nam rond 1880 zelfs het initiatief om een standbeeld voor hem op te richten. Het was de tijd waarin in Vlaanderen een felle schoolstrijd woedde tussen liberalen en katholieken. Wellicht moet het op een voetstuk plaatsen van de lekenpolemist mede in dit licht gezien worden. Voor pastoor Neut kan hij een ideaaltype zijn geweest van het product van gedegen katholiek onderwijs, dat het mogelijk maakte dat zelfs een eenvoudige dorpsjongen succesvol in het krijt kon treden tegen allerlei krachten die de katholieke kerk aanvielen of ondermijnden. Het idee van pastoor Neut voor een beeld kon vaste vormen aannemen dankzij het gelukkig toeval dat er een talentvolle jonge kerkmeubelmaker en beeldhouwer uit de streek beschikbaar was voor zo’n klus: de op 28 april 1850 in het naburige Kachtem geboren Pieter Boncquet.

De artiest
De jonge Pieter Boncquet, zoon van linnenwever Joannes en spinster Coleta Haesebrouck, bleek als kind al een bijzondere aanleg te hebben voor tekenen en schilderen. Het was pastoor Neut, die samen met enkele vermogende dorpelingen, hem financieel in staat stelde onderwijs te gaan volgen aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten van Roeselare. Daarna ging Pieter in de leer in het atelier van beeldhouwer Clemens Carbon, die hem tevens liet bekwamen in het vervaardigen van kerkmeubilair. Ook volgde hij lessen bij Henri Horrie. In 1870 studeerde hij af aan de academie, om daarna in Antwerpen zijn dienstplicht te vervullen. Een jongere broer van Pieter, Henri Boncquet (1868-1908), was zo mogelijk nog talentvoller in het beeldhouwen. Hij won in 1879 zelfs de prestigieuze Prix de Rome, waar zijn broer Pieter zich in 1877 nog tevreden had moest stellen met een derde prijs.[2]

Na zijn leertijd en dienstplicht keerde Pieter Boncquet terug naar zijn

Notenhout kruisbeeld, van Boncquet

geboortestreek. Pastoor Neut bleef zich opstellen als een mecenas voor hem. Hun samenwerking beperkte zich niet louter tot het ontwerpen van een beeld van Van Geluwe. In 1879 gaf dezelfde pastoor hem opdracht een houten kruisbeeld in notelaar (notenhout) en een beeld van de Heilige Barbara te maken. Direct daarna vroeg Neut hem een hoofdaltaar met scenes uit het leven van Maria te maken voor een nieuw geplande kerk in de wijk De Tassche. Toen deze plannen moesten worden uitgesteld, werd het altaar in de Heilige Martinuskerk van Ardooie geplaatst.

Het door Boncquet vervaardigde Maria-altaar in de kerk van Adooie

Buiten zijn werk voor de kerk om, dong Pieter Boncquet ook mee met een opdracht van de stad Brugge tot vervaardiging van een standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck. Deze twee volkshelden uit de Guldensporenslag (1302) werden in de negentiende eeuw iconen van Vlaamse nationalisten dankzij De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience uit 1838. Het ontwerp van Boncquet bleek de favoriet van het grote publiek, maar werd uiteindelijk niet gekozen. In Ardooie wordt nog steeds gefluisterd dat het winnende ontwerp van Paul de Vigne, dat in 1887 op de Grote Markt werd geplaatst, is afgekeken van dat van Boncquet. Dat ontwerp wordt dan ook nog steeds zorgvuldig bewaard in het stadhuis van Ardooie.

Uiteindelijk was de Vlaamse markt te klein voor Boncquet. Om zich verder te bekwamen trok de ongehuwde jongeman in 1882 naar Parijs, waar hij aan de slag ging in een atelier dat gespecialiseerd was in het vervaardigen van gothisch kerkmeubilair. Eind 1883 liep hij echter een longontsteking op, aan de gevolgen waarvan hij op 8 februari 1884 in een Parijs ziekenhuis overleed, nog maar 33 jaar oud. Pieter Boncquet werd begraven op het kerkhof van St.-Médard.

Het object
Van Pieter Boncquet is het nodige werk bewaard gebleven, waarvan het meeste zich bevindt in en rond Ardooie. Zijn beelden zijn te zien in de kerk en het gemeentehuis van Ardooie en in het stadhuis van Roeselare. Het beeld van Arnout van Geluwe is niet met zekerheid te dateren, maar moet uiterlijk in 1880 of 1881 zijn vervaardigd. Van het ontwerp zijn vier exemplaren bekend. De beelden zijn identiek van vorm en grootte (83 cm, zonder voetstuk), maar verschillen sterk van kleurstelling. Twee zijn er egaal bronskleurig, één is er spierwit en één beeld is gepolychromeerd.

Boncquet is niet meegegaan in de karikatuur van een boer, maar heeft evenmin gekozen Geluwe4voor een kamergeleerde. Wat we zien is een fier rechtopstaandeGeluwe3 man met een pofbroek, vestje met knopen, zwierige plooikraag en een mandel die nonchalant over één schouder is geslagen. In zijn ene hand houdt hij een ganzenveer, als ware het een steekwapen, en in zijn andere hand een rol perkament. Achter hem heeft hij een klein houten krukje met lederen bekleding geplaatst, dat de indruk moet geven dat de man elk moment weer kan gaan zitten om zijn pen in de gal te dopen. Daartoe staat de inktpot al klaar naast het bankje, samen met twee (lege?) boekbandjes. Op de zijkant van het bankje is het stadswapen van Ardooie aangebracht, de enige verwijzing naar ‘s mans geboorteplaats. Op het voetstuk is het beeld aan de zijkant gesigneerd met ‘P. Boncquet’. Op de voorzijde daarvan zit een schildje met de tekst ‘Arnout van Geluwe, Vlaemse boer. 1604’.

Voor de kleding van Van Geluwe kon Boncquet terugvallen op diverse gravures die deze DSC04472‘Vlaamse boer’ nog bij zijn leven van zichzelf liet maken. Zo zien we hem in het werk over de martelaarsboeken en profiel achter zijn schrijftafel en gekleed in een toga. Op een andere prent uit dit boek zien wij hem staand. Boncquet lijkt deze prent als basis te hebben gebruikt voor de mantel over één schouder en de kniekousen onder een pofbroek. In enkele andere werken is alleen zijn romp afgebeeld, maar dit keer frontaal. Dat gebeurt zelfs twee keer in één prent, samen met niemand minder dan Calvijn en een niet nader genoemde gereformeerde predikant. Van het portret in het boekje tegen de Delftse predikant Herman Tegularius lijkt de beeldhouwer de houding van de veer in de aanslag te hebben ontleend. De witte plooikraag vormt een vast onderdeel van alle portretgravures. Ook de gelaatstrekken van Van Geluwe zijn in alle prenten min of meer gelijk en Boncquet is dichtbij deze portretten gebleven; dat wil zeggen lang golvend haar, een stevige snor en een smal plukje haar op de kin.

DSC04459

Het blijft onduidelijk welke bestemming pastoor Neut en beeldhouwer Boncquet hebben gehad voor deze creatie. Het stadswapen van Ardooie doet vermoeden dat het beeld voor die lokale markt gemaakt is. Of het de bedoeling is geweest om het ontwerp ook in steen uit te houwen of dat van meet af aan een gipsen uitvoering – in witte plaaster, zoals de Vlamingen zeggen – beoogd was, blijft onduidelijk. In dit laatste geval zou een overdekte plaatsing, in de kerk of het stadhuis bijvoorbeeld, voor de hand hebben gelegen.

De lotgevallen
Een devotionele bestemming lijkt niet aan de orde geweest te zijn. Toch is er dus meer dan één exemplaar vervaardigd. Het witte exemplaar, dat thans in het bezit van de familie Cloet in Ardooie is, zou wel eens het originele plaatstermodel geweest kunnen zijn. De bronskleurige exemplaren zijn in het bezit van Lucien van Acker, voorzitter van de Heemkundige Kring van Ardooie, en van juffrouw Vanden Bussche uit dezelfde plaats.

Het gepolychromeerde exemplaar, dat nu van West-Vlaanderen naar Gouda is verhuisd, zag genoemde Van Acker vijftig jaar geleden voor het laatst in de woning van de bierbrouwer Marcel Callewaert uit Zwevezele. Zijn Brouwerij Sint-Aldegonde was vier generaties lang in de familie en genoot bekendheid om haar bieren en limonades.

In 1986 werkten er nog vijftien mensen en bestond de productie voor 70% uit tafelbier en Bij._Callewaert_Bieren_Pils_Retroscoop_30% uit pils en speciale bieren, met onder meer Judas, Elckerlyc en later Schavuit. In 1998 moest het bedrijf het brouwen staken en ging de firma nog even verder als drive-in drankenhandel. Na het overlijden van zaakvoerder Firmin Callewaert (60) in maart 2006 werd de bvba Brouwerij-Mouterij Callewaert in maart 2010 ontbonden.

Met de teloorgang van de brouwerij werden blijkbaar ook bezittingen van de familie Callewaert van de hand gedaan, waaronder ook het beeld van Arnout van Geluwe. Een opkoper uit Houthalen kocht het vervolgens op een antiekmarkt in Brugge en zette het te koop. En zo kon het gebeuren dat het beeld op 4 oktober 2014 verhuisde naar Gouda en thans een prominente plek in de bibliotheek heeft gekregen, omringd door vele originele uitgaven van deze lekenpolemist.

Noten:

[1] Hulde aen den Eerweerden Heer Joannes-Xaverius Neut, paster der parochie Ardoye, ter gelegenheid zyner plegtige inhaling op den 13 Maerte 1856. Rousselaere, gedrukt by Stock-Werbrouck en zoon, in de Noordstraet. 6 blz. + kaft; 14,6 × 23 cm. Inc. Gy die uw stramme lenden kromt; 100 rr. Ondert.: G.G. Prof. te Rouss. – Opgedragen door de leden van ’t Gemeentebestier van Ardoye. Het gedicht draagt in Vlaemsche dichtoefeningen de titel: Aen de landslieden van A… by ’t inhalen van hunnen Pastor.

[2] L. van Acker, ‘De gebroeders Boncquet, beeldhouwers. Jaarboek van de heemkundige kring Ardooie-Koolskamp 4 (2008) 59-63.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.