Kloppenboek: voor de klop of voor haar biechtvader?

Kloppen zijn een typisch Noord-Nederlands verschijnsel. Kloppen of geestelijke dochters thumb2_15a78a0c-06ca-11e4-8fc2-b5ed2cd10014waren vrouwen die bij gebrek aan de mogelijkheid om in kloosters te treden – die waren immers na het doorbreken van de Reformatie verboden – een geestelijk leven in de wereld leidden. Deze bijzondere groep vrouwen in de kerkgeschiedenis heeft de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen. Waar zij in de historiografie aanvankelijk vooral geportretteerd werden als volgzame, vrome vrouwen, worden zij in recentere onderzoeken veeleer gepresenteerd als behoorlijk zelfstandige vrouwen die welbewust kozen voor een ‘geestelijke staat’, om zo de gelegenheid te hebben zich met spiritualiteit bezig te houden, het geloof te verbreiden, de verdrukte kerk te ondersteunen en de lasten of gevaren van een man en het kraambed te ontlopen.

De kloppen plaatsten zich onder het gezag van een priester, die optrad als hun biechtvader. Op zijn beurt profiteerde de priester op velerlei wijzen van de groep vrouwen die hij op deze manier om zich heen verzamelde. Zij hielpen hem bij de organisatie van het kerkelijk leven, de catechisatie, het onderhoud van kerk en pastorie en tal van andere bezigheden die zijn kerk ten goede kwamen. Bovendien zorgen kapitaalkrachtige kloppen voor extra middelen en talrijke schenkingen van kerkzilver, borduurwerk etc.

De discussie tussen priesters en theologen over de kloppenstaat is in de zeventiende eeuw heftig geweest. Er bestond veel onenigheid over de status van deze vrouwen en in welke mate ze vergeleken mochten worden met kloosterlingen. In de loop der tijd verschenen verschillende zogeheten kloppenboeken, waarin biechtvaders van kloppen richtlijnen gaven hoe kloppen een zo deugdzaam mogelijk leven dienden te lijden. Vaak betrof het minitieuze voorschriften hoe een klop haar dag diende in te delen, met wie ze mocht omgaan, hoe ze zich moest kleden en nog veel meer.

De vraag is echter voor wie dergelijke kloppenboeken bedoeld waren. Vaak is aangenomen dat ze geschreven zijn voor voor vrouwen die klop waren of wilden worden. Er zijn echter ook historici die vermoeden dat de boeken vooral voor de priesters zelf waren bedoeld, om hen houvast te geven hoe ze met deze vrouwen dienden om te gaan en welke richtlijnen zij hen moesten voorhouden. Er is twijfel of de kloppen zelf deze boeken ook nauwkeurig hebben gespeld. In nalatenschappen van kloppen worden opvallend weinig kloppenboeken aangetroffen.

Ook het gegeven dat kloppenboeken niet in groten getale zijn overgeleverd sterkt het vermoeden dat zij niet massaal gelezen zijn door de kloppen zelf. Op veilingen en in thumb1_2272555a-06ca-11e4-932a-0a03053670df
antiquariaten zijn dergelijke boeken dan ook niet eenvoudig te vinden. Toch dook er onlangs een bijzonder gaaf exemplaar op. Het betrof een Nederlandse vertaling van een oorspronkelijk in het Latijn gescheven kloppenboek van de Utrechtse priester Johannes Lindenborn (1630-1698). Ook het feit dat het werk eerst in het Latijn verscheen wijst erop dat priesters en theologen de eigenlijke doelgroep waren. In het Nederlands heeft het boek als titel meegekregen: De leeder Jacobs. De Maegden die Godt met opzet van eeuwige reinigheit in de weereld dienen toe-gepast. Vertaler was de priester Adrianus Terlou. Het boek werd, net als zoveel Noord-Nederlandse katholieke boeken, zogenaamd in Antwerpen gedrukt en op naam gezet van Michiel Cnobbert. In werkelijkheid liet Lindeborn de boeken van de persen komen bij Joachim à Metelen, in zijn eigen woonplaats Utrecht.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.