Opgravingen op koor St.-Jan met vele oude bekenden

De grote pilaren op het koor van de Goudse Sint-Janskerk, daterend van na de grote brand van 1552, zijn de afgelopen jaren licht aan het verzakken. Vandaar dat een kostbare restauratie nodig is om verder onheil te voorkomen. Voor de protestantse kerkelijke gemeente, eigenaar van het monumentale kerkgebouw, vormt dit een zware financiële last en betekent het de nodige kopzorgen. Archeologen zitten daar minder mee, want een dergelijk misfortuin biedt een uitgelezen kans om te gaan graven op een ‘heilige’ plek, het koor van de kerk, waar ooit het hoofdaltaar stond en waar nog nooit eerder gegraven mocht worden. Hun verwachtingen waren dan ook hooggespannen en tot op heden worden ze niet geloochenstraft. Een altaarsteen, complete grafkelders, tal van grafstenen en vanzelfsprekend ook de nodige schedels en botten zijn inmiddels blootgelegd. Geïnteresseerden kunnen de werkzaamheden nauwlettend volgen door enkele kijkgaten die in de houten omtimmering zijn gemaakt.

Dankzij archiefonderzoek beschikken de opgravers al over de nodige informatie. Zo was reeds bekend dat op deze voorname plek in de kerk diverse vooraanstaande Goudse regentenfamilies in de zeventiende eeuw hun dierbaren hebben begraven. Families als De Lange van Wijngaerden en Vossenburch beschikten over eigen grafkelders op deze plek. Maar ook van minder prominente Gouwenaars blijken er (fragmenten van) grafstenen of andere materialen onder de kerkvloer verborgen te liggen. De eerste de beste grafsteen die wij bij een bezoek aan de kerk onder ogen kregen was er een die een belletje bij ons deed rinkelen:

ThomasDeRoo

HIER LEIT BEGRAVEN
PIETERTIE VYNDERS DE
HVYSVROV VAN THOMAS [DE]
ROO. IS GESTORVEN DEN 2
FEBRVARIVS ANNO 1624

Thomas de Roo kennen wij als een van de voormannen van de zogeheten ‘dolerende gemeente’ van Gouda, dat wil zeggen de kleine groep orthodox-calvinistische (contraremonstrantse) gelovigen in de stad, die vanaf 1615 weigerde nog langer te kerken in de Sint-Jan wegens de vrijzinnige (remonstrantse) geluiden die toen in Gouda vanaf de kansel klonken. De Roo roerde zich fel in deze strijd. Diverse keren werd hij ter verantwoording geroepen door het stadsbestuur. Bij een verhoor verklaarde hij eerst enkele  jaren in de Sint-Jan gekerkt te hebben, maar gaandeweg kwam hij erachter “dat sijn consciëntie nyet gerust en can weesen in de leere dye men hyer leert”. Daarom was hij “dickwils ongerustet uyt de kercke gegaen”. Aanvankelijk week hij daarom uit naar kerkdiensten in omringende dorpen als Moordrecht en Haastrecht.[1] Toen hij vervolgens met geestverwanten kerkdiensten ging organiseren in woonhuizen binnen de stad, werd hij zelfs door de magistraat uit de schutterij gezet en ontpoorterd, waardoor hij enige tijd geen handel mocht drijven.[2] De Roo reageerde verbolgen met een verholen dreigement aan het adres van de magistraat. Toen hij vervolgens op het matje geroepen werd, beweerde hij verkeerd begrepen te zijn, omdat “hy anders nyet en meendt dan dat de Heeren voor den Richterstoel Christi zullen moeten verschijnen, ende dat haer dat mogelick eer zal overcomen als zij meenen”.[3]

Net als de meeste van zijn medestanders, was Thomas de Roo afkomstig uit Vlaanderen en om geloofsredenen gevlucht uit het katholieke Zuiden naar het gereformeerde Noorden. In een overgeleverde lidmatenlijst van de dolerende gemeente uit 1617 staat vermeld dat hij afkomstig was uit het West-Vlaamse Belle en koopman in fusteinen – een grof wollen laken – als broodwinning had. Ook dit past in een breder beeld dat de meeste Zuid-Nederlandse vluchtelingen in Gouda op een of andere manier werkzaam waren in de textiel. Zij brachten daarmee niet alleen een orthodox gereformeerde geloof mee naar de stad, maar ook ambachtelijke vaardigheden, zakelijke kennis en het nodige geld. De Goudse economie vaarde er wel bij, de politieke en religieuze stabiliteit minder. Uiteindelijk zorgden de dolerenden er immers mede voor dat zij met hulp van Prins Maurits – tot wie ook Thomas de Roo zich in verzoekschriften richtte – het zittende stadsbestuur ten val brachten en de Sint-Janskerk konden ‘heroveren’ op de remonstranten.

Op de lidmatenlijst van de dolerenden komt ook de vrouw van Thomas de Roo voor, van wie de nu opgedolven grafsteen is. Zij wordt in die lijst aangeduid als Pietertgen Jorisdochter, met de toevoeging dat ook zij uit Belle afkomstig was. Haar familienaam is blijkens de grafsteen Vynders [ontcijfering met dank aan de archeoloog Marcel van Dasselaar]. Pietertie overleed dus begin 1624. In hetzelfde jaar werd Thomas de Roo nog benoemd tot Leproosmeester,[4] maar kort daarna lijkt hij zijn zakelijke activiteiten te hebben verlegd naar Amsterdam, waar hij nog in 1638 verbleef. In dat jaar gaf hij volmacht aan Maarten Reyniersz Schoonhofsman (ook al een voorman van de dolerende gemeente van weleer) om bij Pieter N een schuld van fl 100 te innen, schuldig wegens geleend geld sinds 1624.[5] De hechte band tussen de dolerenden blijkt ook uit het Weeshuisarchief, waaruit blijkt dat Thomas de Roo samen met Jan van Eeden, saaidrappier van Vlaanderen, in 1621 voogd werden van het kind van de overleden Louris Vrecke, tapijtmaker uit Gent, en zijn echtgenote Bartabare Joostdr. Balbiaen, uit Gent, eveneens behorend tot de dolerende gemeente.[6] Thomas is aan het eind van zijn leven waarschijnlijk teruggekeerd naar Gouda en is na zijn overlijden begraven in dezelfde kerk als zijn vrouw Pietertge.

Zo tilt een fragment van één opgegraven grafsteen al een roerige episode uit de Goudse geschiedenis boven de grond. Wij zijn nu al benieuwd naar de vele verhalen die verder nog aan de oppervlakte zullen komen.

pietertgevyndersderoo

Naschrift: Inmiddels heeft de teruggevonden grafsteen van Pietertie Vynders een plek gekregen in de vloer van de Sint-Janskerk.

 

[1] SAMH, OA inv.nr. 94: Kamerboek, 26-9-1615.

[2] SAMH, OA inv.nr. 94: Kamerboek, 24-1-1617.

[3] SAMH, OA inv.nr. 94: Kamerboek, 24-1-1617.

[4] Lijsten regeerders Gouda.

[5] SAMH, Notarieel archief, inv.nr. 117, fol. 311

[6] Weeshuisarchief, OA 96.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

1 Reactie op Opgravingen op koor St.-Jan met vele oude bekenden

  1. De Jong schreef:

    De weerbare mannen van de kasselrij Belle anno 1639
    Thomaes Vander (sic)
    Jan Vander (sic)
    + 34 X jooris

    http://users.skynet.be/mattias.pattyn/mijnstamboompje/bronnen/belle_1639.htm