Met een sedecimo terug van de Dordtse boekenmarkt

Boeken nemen veel plaats in. De worsteling met ruimte is een kwelling voor elke rechtgeaarde verzamelaar en bibliofiel. Een beetje Statenbijl doet een boekenplank al stevig doorbuigen en neemt zowel in hoogte als in breedte de nodige centimeters in. Ook de speciaal voor deze reuzeboeken gereserveerde ruimte in de handgemaakte boekenkast is al met enkele exemplaren geheel gevuld. Gelukkig kennen oude drukken echter wel een beperkt aantal standaardformaten, waardoor het makkelijker dan bij moderne boeken – laat staan kinderboeken! – mogelijk is gelijkvormige rijen op de boekenplanken te vormen.

Folio en sedecimo

Folio en sedecimo

Het formaat van oude boeken hangt af van de omvang van het gebruikte papierformaat. Wanneer bijvoorbeeld een vel royaal papier van 50×65 cm. wordt genomen (breedte maal hoogte), dan komt men op de volgende boekformaten, in catalogi meestal aangeduid met een cijfer en een rondje in superscript (geen idee of zo’n rondje een naam heef):

  • Royaal, ongevouwen = Plano; 50×65 cm = 1 pagina druk
  • Idem 1 maal gevouwen = Folio; 32,5×50 cm = 4 pagina’s druk (afgekort als 2o)
  • Idem 2 maal gevouwen = Kwarto; 25×32,5 cm = 8 pagina’s druk (afgekort als 4o)
  • Idem 3 maal gevouwen = Octavo; 16,5×25 cm = 16 pagina’s druk (afgekort als 8o)
  • Idem 5 maal gevouwen = Duodecimo; 12,5×21,5 cm = 24 pagina’s druk (afgekort als 12o)
  • Idem 4 maal gevouwen = Sedecimo; 12,5×16,5 cm = 32 pagina’s druk (afgekort als 16o)

Als deze formaten een slag worden gekanteld en daarmee de hoogte kleiner is dan de breedte, dan worden het boekformaten die met het woord oblong worden aangeduid, gevolgd door het boekformaat, dus oblong folio, oblong kwarto, oblong octavo et cetera. Probleem van dit type ‘liggende boekformaten’ voor boekenkasten in doorgaans niet zozeer de hoogte of de breedte, maar de diepte. Vaak zijn boekenplanken te smal, waardoor deze boeken uit de toon vallen omdat ze naar voren uitsteken. Voor dit formaat boeken is dus weer een diepere boekenkast nodig.

De eerste zondag van juli, traditioneel de dag waarop de jaarlijkse Dordtse boekenmarkt plaatsvindt (na Deventer de grootste van ons land), struinen wij traditioneel weer de vele boekenkraampjes af, op zoek naar een unieke vondst. Als je iets zoekt vind je het bij zo’n gelegenheid nooit, dus de grootste sport is om iets te vinden wat je niet zoekt. Elk jaar levert het bezoeken van dergelijke boekenmarkten wel een of meer vondsten op die een bibliofiel zielsgelukkig maken. Natuurlijk is zoeken via internet een stuk makkelijker, maar tegelijkertijd is de kans om iets unieks voor een zacht prijsje te bemachtigen steeds kleiner aan het worden. Prijs vergelijking is nog nooit zo gemakkelijk geweest als nu en dat zullen potentiële kopers weten ook: antiquariaten die de idiootste prijzen durven te vragen, zoals Forum en Asher, geven kleinere boekverkopers de idee dat ook zij goud in handen hebben en de hoofdprijs kunnen vragen voor een boek. Zelfs op de boekenmarkten werkt dit door. Terwijl moderne boeken door euroknallers voor een habbekrats aan de man gebracht worden, verschijnen dollartekens in de ogen van de handelaren als zij een oud drukje in de verkoop hebben. Ook in Dordrecht werden weer de meest waanzinnige bedragen gevraagd voor de meest aftandste, incomplete, beduimelde en beschadigde werkjes.

Maar ook nu konden we huiswaarts keren met enkele unieke werkjes. Waar mijn lief geheel in haar nopjes was met een ouderwets roomsch-katholiek lesboekje voor het leren lezen uit 1944 van de drukkerij van het r.k. jongensweeshuis in Tilburg, kon ik mijn geluk niet op met een boekje uit 1615 van de filoloog en filosoof Justus Lipsius (de grote opponent van mijn idool Coornhert). Dat het boekje in sedecimo-formaat in de borstzak van mijn overhemd paste maakte mij nog gelukkiger: het vinden van een plek in de boekenkast vormde eens een keer geen probleem

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

2 Reacties op Met een sedecimo terug van de Dordtse boekenmarkt

  1. Aviva Boissevain schreef:

    Beste Paul,
    Jazeker heeft ‘zo’n rondje’ in superscript boven het cijfer een naam, en wel die van de letter ‘o’.
    Deze staat boven het cijfer als typografische afkorting van het Latijnse woord (planus, folium), of rangtelwoord (secundus, sedecimus, etc.). Dat het superscript geen ‘-us’ maar ‘-o’ gebruikt is vanwege de Latijnse naamvalsuitgang die het woord in dit geval heeft: de ablativus. Hierdoor verandert ‘secundus’ in ‘secundo’, ‘quartus’ in ‘quarto’, ‘planus’ in ‘plano’, etc. Deze naamvalsuitgang op -o geeft aan dat het gaat om een bepaling (‘met/ bij/ tot/ voor de tweede, vierde, zestiende keer gevouwen).
    Overigens geldt dit ook voor ‘plano’: dit komt van het Latijnse ‘planus’, dat vlak (effen, glad) betekent.
    De opmerking dat ‘plano’ staat voor ‘royaal gevouwen’ begrijp ik daarom niet goed. Het betekent immers ongevouwen.
    Ook was het plano vel meestal maar aan 1 zijde bedrukt, in plaats van aan beide zijden.
    Gefeliciteerd met de aanwinsten.
    Hartelijke groet, namens de Societas Palaeographica,
    Aviva Boissevain

  2. Paul Abels schreef:

    Beste Aviva,dank voor deze zeer nuttige toevoeging! Opnieuw betreur ik mijn ignorantia Latinae (Abeliaans potjesLatijn voor Latijnse onkunde)