Overwinnaarskerk of Verliezerskerk?

De protestantse Pauluskerk en de rooms-katholieke St.-Josephkerk van Gouda-Noord vieren dit jaar gezamenlijk hun vijftigjarig bestaan. Beide kerken danken hun ontstaan

Gregorius Hendricksz Simpernel

Gregorius Hendricksz Simpernel

aan de snelle na-oorlogse groei van de stad en zijn in hun architectuur vergelijkbaar door hun strakheid en soberheid. Toen begonnen werd met de bouw was kerkgang nog vanzelfsprekend en kerkverlating een uitzondering. De zuilen stonden nog fier rechtop en daarom mocht geen enkel kerkgenootschap de zielenvijvers van de nieuwbouwwijken onbevist laten. Toch daagde er al een nieuwe tijd. Terwijl de rooms-katholieken hoop punten uit een ingrijpende modernisering door het Tweede Vaticaans Concilie van de geliefde paus Johannes XXIII, begon in protestantse krijg een dappere poging om tragische kerkscheuringen in eigen kring te repareren via een Samen-op-Wegproces. Een halve eeuw later is veel van het elan van toen verdwenen en moeten alle kerken vrezen voor hun toekomst. Een ongekend snel proces van ontkerkelijking kwam op gang, dat noch in rooms-katholieke noch in protestantse kring afgestopt kon worden.  Toch houden beide geloofsrichtingen hoop voor de toekomst en zij wilden het jubileum van hun gebedshuizen niet ongemerkt voorbij laten gaan. Beide besturen sloegen daarbij de handen ineen en organiseerden op 20 april gezamenlijk een mini-symposium onder het motto “Kom in de Kerk”.

In de Pauluskerk werd begonnen met een lezing van Hans Hilgers, die tal van kerkelijke ambten heeft bekleed in de hervormde (nu PKN-)gemeenten in Gouda. Vertrekpunt van Minisymposium-28zijn verhaal was de naamgeving van de kerk. De naam Pauluskerk, zo las hij in het proefschrift van H.C. van der Jagt, kwam in Nederland negentien keer voor. Als verklaring voor deze keuze van Gouda-Noord voor deze naam, gaf Van der Jagt de veronderstelling dat de keuze voor de hand lag omdat de Sint-Janskerk ook al een naam van een apostel had. In de notulen van de kerkvoogdij las Hilgers dat er destijds getwijfeld werd tussen drie namen: Maranathakerk, Overwinnaarskerk of Pauluskerk, maar waarom uiteindelijk voor de derde optie werd gekozen werd hem niet duidelijk.

Hilgers gaf vervolgens een korte schets van het reformatieproces in de stad Gouda, dat begon met de overname van de Sint-Janskerk door de gereformeerden. Daarbij passeerde niet alleen de omstreden predikant Herman Herbers de revue, maar ook de naamsverandering van gereformeerde gemeente naar Nederlandse Hervormde Kerk onder koning Willem I en de kerkfusie tussen hervormden, gereformeerden en lutheranen tot de Protestantse Kerk van Nederland (PKN). Hij eindigde met het ontstaan van de diverse wijkgemeenten, waarvan de grenzen en de nummering door de stadsuitbreiding nogal eens wijzigden. In 1963, op de dag dat de Amerikaanse president John F. Kennedy werd vermoord,  werd de Pauluskerk in gebruik genomen, nadat de gemeente daarvoor al geruime tijd bijeenkomsten had gehouden in de Koningin Wilhelminaschool.

foto

Na bezichtiging van het kerkgebouw, het Avondmaalszilver en een voor velen onbekende Goudse archief- of geldkist uit vermoedelijk de zeventiende eeuw, die tot verrassing van menigeen zich in deze moderne kerk bleek te bevinden en waarvan niemand de herkomst kende (zelfs de archivaris van de Hervormde Gemeente in de Sint-Jan, mw. Henny van Dolder niet), verplaatste het gezelschap zich naar de Sint-Josephkerk. Daar kregen de aanwezigen ook de kans enkele historische stukken te bewonderen. Naast het portret van pater Simpernel op het doodsbed en van het klopje Anna van Geffe, was ook het historische kerkzilver dat voor een deel eeuwen oud is en afkomstig uit diverse Goudse katholieke kerken, te bewonderen.

In zijn lezing over de lotgevallen van de rooms-katholieken door de eeuwen heen, nam Abels zijn gehoor mee terug naar de Middeleeuwen, toen in Gouda nog een levendig en bloeiend kerkelijk leven kende, dat zich niet alleen afspeelde in de immense Sint-Janskerk, maar ook in de diverse kapellen en  kloosters die de stad rijk was. Vervolgens stond hij stil bij de tien roerige jaren tussen 1570 en 1580 toen de stad ten prooi viel aan de verniel-, moord- en roofzucht van de geuzen en de grote kerk werd afgenomen van de rooms-katholieken. Hij memoreerde daarbij ook de twee Martelaren van Gouda, die net als de beroemde Martelaren van Gorcum ten prooi vielen aan de gruweldaden van geuzenhoofdman Lumey. De ontberingen die de Goudse katholieken in die jaren moesten doorstaan kwamen ook duidelijk naar voren in het dagboek van prior Wouter Jacobsz. van het  Regulierenklooster aan de Raam, die net als veel van zijn medegeestelijken elders een veilig heenkomen moesten zoeken. Pas met de Pacificatie van Gent in 1576 keerde de rust ook in Gouda terug en mochten de vele vluchtelingen terugkeren naar hun stad.

Het Goudse stadsbestuur was sindsdien lange tijd zeer tolerant tegenover katholieken, waardoor zij geleidelijk weer hun geloofsleven vorm en inhoud konden geven. Hun zogeheten schuilkerken mochten niet vanaf de straat zichtbaar of hoorbaar zijn, maar achter de gevels konden Goudse katholieken weldra bijeenkomen. In de 17de eeuw kende de stad al vijf van dergelijke staties (parochies), geleid door een priester. In drie gevallen was dit een seculiere priester of wereldheer, in twee gevallen waren het regulieren of missiepaters. De basis van de huidige Josephkerk werd gelegd door pater Gregorius Hendricksz. Simpernel, afkomstig uit Sint-Truiden in de Zuidelijke Nederlanden. Van hem bestaan nog twee unieke portretjes. Abels kon zijn gehoor de primeur bieden van een kleurenfoto van een door Jan Adriaensz. Duyf geschilderd portretje, dat zich bevindt in het magazijn van het Museum Gouda. Van dit portretje, dat een nog jonge pater laat zien met gevouwen handen en daarom vervaardigd zal zijn kort na zijn aankomst in Gouda in 1635, was tot op heden alleen maar bekend uit enkele zwartwitfoto’s.

De verhoudingen tussen regulieren en seculieren waren in Gouda ook allerminst goed. De stadsgeschiedschrijver Ignatius Walvis, pastoor van de ‘ Kleine Sint-Jan’ aan de Hoge Gouwe, moest niets hebben van de missiepaters die hem niet alleen gelovigen afpikten, maar daarmee ook inkomsten. Toen het conflict in heel Holland hoog opliep koos Walvis samen met een andere Goudse collega dan ook voor afscheiding van Rome, waarmee hij de grondslag legde voor een Oud-Katholieke Kerk. De kerk van Simpernel bevond zich even verderop aan de Hoge Gouwe, waar nu de Gouwekerk staat. Dit gebedshuis, dat nu in bezit is van johan Maasbach die het voor 1 gulden (met onderhoudsplicht kon kopen), was van 1902 tot 1972 het onderkomen van de minderbroederparochie Sint-Joseph. Daarvoor stonden op dezelfde plek al twee eerdere kerken van dezelfde orde.

De parochianen van de Sint-Josphkerk en de al eerder afgestoten en afgebroken Kleiwegkerk vonden in 1963 voor een belangrijk deel een nieuw kerkelijk onderkomen aan het Aalberseplein in Gouda-Noord. Ook deze kerk kreeg weer de naam Sint-Josepkerk. Het is een zeer sober uitgevoerd gebouw, geheel passend in de leefregel van de franciscanen of minderbroeders, die aan de basis stonden van deze parochie.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.