Als Gouwenaar met een grote interesse in religie- en ideeëngeschiedenis, ben ik al jarenlang verslingerd aan het werk van Dirck Volckertszoon Coornhert. Als pleitbezorger van absolute gewetensvrijheid ontwikkelde hij een bijzondere band met Gouda, de vrijdenkersstad bij uitstek in het Holland van de late zestiende eeuw. Opgejaagd door gereformeerde predikanten en justitieambtenaren vond hij hier in 1588, aan het eind van zijn onstuimige leven, eindelijk een veilige plek waar hij kon schrijven, zeggen en laten drukken wat hij wilde. Twee jaar later overleed hij in zijn huis annex prentenwinkel aan de Oosthaven en kreeg hij een graf in de St-Janskerk. Zijn lijf-uitgever, de uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige Jasper Tournay, liet vele werken van Coornhert van zijn persen komen en durfde het in 1611-1612, dus ruim twee decennia na het overlijden van deze dwarsdenker, aan te beginnen met een uitgave van het Verzameld Werk. Uiteindelijk zou dit project blijven steken bij één deel, wellicht omdat met de inmiddels losgebarsten twisten tussen remonstranten en contraremonstranten en de daaropvolgende zegepraal van het orthodoxe calvinisme op de Synode van Dordrecht (1618-1619), de lezersmarkt en belangstelling voor heterodoxe denkers als Coornhert snel kleiner werden.
Als bibliofiel, Goudana-verzamelaar en Coornhertliefhebber koester je natuurlijk altijd de stille wens om oude drukken van de grote meester te bemachtigen en natuurlijk bovenal zijn verzameld werk. Wat betreft het ene deel dat Tournay op de markt bracht lijkt dat echter uitge-sloten, want de oplage daarvan moet zeer klein zijn geweest. Maar ook de in 1630-1633 door boekdrukker Jacob Colom uit Amsterdam gerealiseerde monumentale editie van Coornherts Verzamelde Werk, bestaande uit drie delen, had ik nooit ontwaard als lot op de vele veilingen die ik de afgelopen decennia heb bezocht, noch in zelfs de meest prestigieuze antiquariaten. En als deze boeken dan een keer ter veiling zouden worden aangeboden, dan zou de opbrengst verre mijn draagkracht overschrijden, zo was mijn verwachting. Dat ik ooit de hand op deze editie zou kunnen leggen, leek mij dan ook een illusie en een niet-realistische wensdroom.
Groot was dan ook de opwinding die zich van mij meester maakte toen ik begin september via het onvolprezen internet de catalogus van veilinghuis Marc van de Wiele in Brugge raadpleegde. Daarin stond, een beetje weggemoffeld tussen vele kostbare zestiende-eeuwse drukken en incunabelen, het verzamelde werk van Colom in drie kloeke folianten. De beschrijving was summier, evenals het aantal afbeeldingen. Bij het lot stond niet meer dan één foto van de drie geribde ruggen, waarvan er twee zichtbaar beschadigd waren. Uit de beschrijving kon ik verder opmaken dat daarnaast een van de drie titelpagina’s ontbrak. Uit de legenda bij de catalogus begreep ik verder dat de aanduiding ‘nc’ inhield dat het veilinghuis de boeken niet had gecollationeerd, wat betekent dat men niet de moeite had genomen te controleren of er verder nog pagina’s ontbraken of beschadigd waren. De indicatie van de opbrengst (600 – 900 euro), wellicht door de niet helemaal perfecte en niet nader onderzochte staat van de boeken, was naar mijn gevoel aan de lage kant maar bood daarmee tegelijk een sprankje hoop.
Bij een boekenverzamelaar die op zo’n once-in-a-life-time-kans is gestuit, begint dan onmiddellijk het denken in kansen, mogelijkheden en risico’s. Een risico was onmiskenbaar de staat van de boeken. Omdat ik niet in de gelegenheid was om de exemplaren zelf in Brugge in handen te nemen en te onderzoeken en ook niet zelf bij de veiling aanwezig kon zijn door andere verplichtingen, was ik aangewezen op de mogelijkheid van schriftelijk bieden. Hierbij dien je een maximumbod aan te geven, waarbij je de veilingmeester in feite in je kaarten laat kijken. Bij een gerenommeerd veilinghuis als Van de Wiele heb ik daarmee nog nooit negatieve ervaringen gehad, maar er zijn ook veilingmeesters die hiermee sjoemelen en de zaal subtiel laten weten dat een schriftelijk maximum is bereikt (“ik moet nog eenmaal… bieden”). Ook het bepalen van je maximumbod kost de nodige hoofdbrekens: als je te laag zit loop je de kans mis te grijpen, maar als je erg hoog gaat zitten moet je daadwerkelijk rekening houden met forse uitgaven, te meer omdat daar nog zo’n 25 procent veilingkosten overheen komen (in dit geval althans, er zijn ook veilinghuizen, zoals de Eland in Amsterdam die zelfs 30 procent durven vragen). Voordeel van eens schriftelijk bod is, dat je niet het risico loopt dat je je ter plekke laat meeslepen in een biedingsflow, waardoor je uiteindelijk veel meer betaalt dan je van plan was.
Het uiteindelijke schriftelijke bod is steeds de resultante van kansberekening, bestedingsmogelijkheden, gretigheid en ratio. Als het eenmaal is uitgebracht begint het grote wachten. Iemand die naar de veiling toegaat weet meteen of het lot hem wordt toegeslagen, maar schriftelijke bieders zijn aangewezen op een bericht van het veilinghuis. Er zijn veilinghuizen die nog tijdens de veiling een mail sturen als je in de prijzen bent gevallen, maar anderen – zoals dit Brugse veilinghuis – laten je rustig een weekeind lang in spanning, omdat de hamerprijzen pas na enkele dagen op hun site worden gezet. Bij deze veiling van zaterdag 6 oktober kon ik pas maandag 8 oktober na de middag een vreugdedans maken, omdat het ongelooflijke werkelijkheid was geworden: de Werken van Coornhert zouden binnenkort mijn boekenkast sieren! Het uiteindelijke bedrag dat ik moest neertellen zat bijna exact tussen de verwachte opbrengst en mijn maximale bod in, dus dat stemde tot extra tevredenheid.
Opnieuw begint daarna een periode van lang wachten. De onzekerheid heeft dan plaatsgemaakt voor een gevoel van grote verwachting. Eerst moet er uiteraard betaald worden, anders worden de boeken niet toegestuurd. Dan blijkt dat het veilinghuis vergeten is de verzendkosten te factureren, waarmee nog eens twee dagen verloren gaan. Weer een week later vind je een briefje van TNT in de bus: ze zijn langs geweest, maar hebben niemand thuis getroffen (terwijl we toch echt in de tuin zaten!). De boeken zijn daarom weer meegenomen. Na via internet een nieuwe bezorgingsafspraak gemaakt te hebben (weer twee dagen wachten), is het woensdag 17 oktober dan eindelijk zover. Tussen half een en half drie zal de bezorger komen, zo wordt mij verzekerd door TNT. Om niet weer de bel te missen posteer ik mij bijkans voor het raam en breng urenlang door met het lezen in boeken over Coornhert. Wie er ook verschijnt: geen postbezorger. Pas lang na vier uur, als ik stilaan de moed begin te verliezen, staat hij voor de deur: grijnzend met een grote doos. Snel teken ik voor ontvangst en daarna begint het verwachtingsvolle uitpakken, met nog steeds die knellende onzekerheid: hoe is de staat van de boeken (met andere woorden: heb ik geen kat in de zak gekocht).
Als de drie reusachtige folianten zijn ontdaan van hun bolletjespapier, vloeipapier en pakpapier begint de grote ontdekkingsreis door de geschriften van Coornhert. Duizenden folio’s passeren de revue, waarbij ik opgelucht vaststel dat de boeken, afgezien van de reeds aangegeven mankementen, geen gebreken of hiaten vertonen. Een machtig gevoel van geestelijke en materiële rijkdom maakt zich dan van mij meester. Hier kan ik nog jarenlang plezier van beleven, waarbij een geruststellende gedachte in mijn hoofd dit gevoel nog versterkt, namelijk dat de boeken hun waarde zeker zullen behouden waardoor de kinderen – als ze het oud papier van pa van de hand willen doen – toch nog een leuke grijpstuiver overhouden. Maar voor ik ga lezen in de werken van Coornhert nog even een snelle blik in de nieuwe catalogus van Bubb Kuyper in Haarlem, want je weet maar nooit…. De honger van een bibliofiel is namelijk nooit gestild, zelfs niet na zo’n copieuze maaltijd!
Gefeliciteerd en veel plezier ermee. Begrijp nu ook je advertentie op Marktplaats ;-)
dank. Geluk kan soms zelfs in oud papier zitten!