ACTA KERKELIJKE RECHTBANK ZUID-HOLLANDSE SYNODE 1618-1619. Een ‘extraordinaris vierschaer’

A.Ph.F. Wouters (ed.)

Sommarisch verhael van ‘tgeene bij den gedeputeerden des Suijthollantschen sinodi verhandelt es in de visitatie der classen onder denselven sinodum resorterende ende dat ten overstaen van drie gecommitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant, namentlick de E.E. Adriaen Claesz. Mutius, raet ende vroetschap tot Delff, Godefridus Goedereedius, raet ende vroetschap tot Rotterdam, ende Sebastiaen Bolleman, burgemeester der stede Schiedam. De gedeputeerde des sinodi waeren D.D. Abrahamus Muusholius, predicant tot Breda, Martinus Nicolaij, predicant in De Liere, Michael Hogius, predicant tot Sevenbergen, Hugho Beijerus, predicant tot Schiedam, ende Edsardus Fredericus Auricanus, predicant tot Ameijde, wt der respective classen van Dordrecht, Delff, Schielant, Gorrichem ende Breda.

Na verscheijden communicatiën mit malcanderen tevoren gehouden sijn d’voorseijde gecommitteerde ende gedeputeerde vergadert in ’s-Gravenhage om haer opgeleijde besoigne in denselven classe te beginnen opten xix.en novembris anno xviC achtien.

Ende tenselven dage vergadert sijnde in ’s-Gravenhage in de consistoriekamer hebben na anroepinge van den name Gods onder malcanderen tot presidem verkoren D. Abrahamum Muijsholium ende tot schribam Michaelem Hogium.

Op den 20.en novembris de classe van Den Hage soewel van d’eene als van d’andere sijde, dat is contraremonstranten als remonstranten, binnen ontboden sijnde ende nadat haerlieden d’oorsaecke van d’aenkomste deser vergaderinge mitsgaders hare commissie was bekent gemaect, affgevraecht off sij eenige swaricheden hadden dese vergaderinge voor te stellen, hebben verclaert in die classe niet anders te sijn ‘twelck voor dese vergaderinge soude behoren ingebracht te werden als alleenlicke dat den kerckenraet van de Princekercke[1] (alsoe genoemt) hadden voor te stellen eenige puncten ofte articulen tot laste van den kerckenraet van d’ander kercke houdende de sijde der remonstranten genaemt St. Jacobskercke[2], die tegenwoordich alleen hadden eenen predicant D. Barnardum la Faille ende tot laste van denselven.

Overleverende dese vergaderinge d’selve puncten schriftelick, inhoudende onder andere.

Dat Do. Barnardus la Faille hem wtgevende voor een contraremonstrant ondertusschen vervorderde alle acten der remonstranten ende namentlick wanneer Do. Roseus bij de Edel Mogende heeren Staten alleenlick gesuspendeert was ende in St. Jacobskercke gehandelt worde om te gebruijcken een predicant bij leeninge, de stemmen van de kerckenraet aldaer jegens den anderen stonden hoedanigen predicant men versoucken soude ‘tsij contraremonstrant ofte remonstrant, dat denselven La Faillie met sijne stemme als alsdoen preses sijnde ende sulcx de leste stemme hebbende, den remonstranten toegevallen is ende tottet versouck van een remonstrant gestemt heeft.

Dat mede d’voornoemde La Faillie ende sijnen kerckenraet verscheijden male vergaderinge geleijt ende oock gehouden hebben sonder mede te insinueren sijn collega D. Lamotius om in deselve vergaderinge te compareren neffens hen, maer hem continuelick voorbijgaende thuijs gelaten hebben, getracht hebbende hem sonder eenich fondament van sijnen dienst te deporteren ofte ten minsten te suspenderen.

Item dat Do. Barnardus la Faillie deur occasie dat domine Roseus op ’t advijs van de classe sijn gewoonlicke sitplaetse in den classes soude nemen hemselven heeft afgesondert van de classicale vergaderinge.

Dat oock denselven La Faillie ende kerckenraet van St. Jacobskercke sonder te horen het advijs D. Lamotij mede kerckendienaer als hem buijten de vergaderinge sluijtende ende voorbijgaende ofte nalatende de gewoonlicke ordre, niet en erkenden dengenen die ’t behoort, ende namentlick de societeijt van Den Hage ende aleer de plaetse van de voorseide D. Roseo vaceerde, die mer alleen gesuspendeert was, beroupen hadden totten kerckendienst in sijne plaetse Do. Joannes Taurinus, predicant tot Delff staende onder censure der kercke aldaer, hem bevestigende ende toelatende in den dienst in St. Jacobskercke sonder dat hij conden becomen ende verthonen wettelicke ende behoorlicke attestatie, weshalven hem Taurino bij den heeren Staten geweijgert was sijne gaige te laten volgen.

Dat voorts hij La Faille ende kerckenradt ten tijde wanneer dat gearresteert wierden den advocaet Barneveld, de pensionarissen Hogerbeets ende Grotius op ’t versouck van Do. Wtenbogaert hem verleent hebben acte daerbij sij verclaren toe te staen dat denselven Wtenbogaert hem soude mogen absenteren van sijne kercke om de gelegentheijt des tijts ende sijne affairen.

Van alle welcke puncten der beschuldinge ordentelick gehandelt is ende beijde pertijen in verscheijden sessiën als namentlick den xxiii.en november voor- ende naemiddaechs alsoock den xxiiii.en dito binnengestaen in hunne antwoorden ende debatten an wederseijden ten vollen angehoort de beschuldinge ende verantwoort daertegen in ’t lange ende brede angehoort hebbende, so is ’t dat zij alles in de vrese des heeren overwegende geoordeelt hebben ende oordelen bij desen.

Ten ansien van Do. Bernherdo la Faille, kerckendienaer in Den Hage, dat also hij sich wtgevende voor een contraremonstrant ende datelick in allen delen ter contrarie sich vertonende de kercke Gods ende vele vromen heeft bedroeft, oock niet broederlick sich tegens sijnen collegien Do. Rosaeum ende Lamotium gedragen, de ordre der kercke in de beroepinge Do. Taurinij soveel an hem is overgetreden, oock jegens den Suijthollantschen sinodum gehouden tot Delff ende hare resolutiën so schriftelick als faitelick sich gestelt, so is ‘t dat de vergaderinge ‘tselve in consideratie nemende voor goet gevonden heeft denselven Dm. Barnardum la Faille voor den tijt van ses eerstcomende maenden van sijnen dienst te suspenderen, binnen welcken tijt hij sich sal met sijnen collegis, kercke, classe ende sinodo versoenen ofte bij gebreke van dien houden hem na de expiratie van deselve ses maenden van alle kerckelicke diensten ontslagen totdat hij de kercke Godts ende oock den sinodo genouchsame satisfactie sal hebben gedaen.

Ten ansien van den kerckenraet van de St. Jacobskercke, so is ’t dat de vergaderinge insiende de onbehoorlicke handelinge, so jegens Do. Roseum alsoock Lamotium, d’onwettelicke manieren van procederen in de beroupinge Do. Taurinij, d’ongeregelde proceduren jegens de resolutie des Suijthollantschen sinodi ende ’t hevich schrijven tegen deselve, oock seeckere acte D. Wtenbogaert tot sijn wtblijven gegeven sonder die tot noch toe gerevoceert te hebben neffens alles anders wat in consideratie behoort genomen te worden, verstaet dat de voornoemde kerckenraet als ouderlingen ende diaconen van heure kerckelicke bedieninge datelick sullen wesen ontslagen ende geremoveert, gelijck sij hen daervan oock ontslaen ende removeren mits desen.

Aldus gedaen ende besloten in de vergadering der voorseide gecommitteerde ende gedeputeerde ende daerna wtgesprooken ten overstaen der gecommitteerde wt de edele magistraten van ‘s –Gravenhage op huijden den eersten december 1618. T’oirconden deses geteeckent ende was onderteeckent Abrahamus Muusholius, preses, Michael Hogius, scriba.

Wijders heeft de classe van Den Haghe angedient dat onder de predicanten derselver classe over de verschillige poincten geen verdeeltheijt tegenwoordichlick is, maer alle tot het onderhouden van de eenicheijt in ’t gevoelen ende van de classicale vergaderinge verstaen.

Aldus de sententie wtgesproocken sijnde, heeft dese vergaderinge haer affscheijt van hun genomen, mits den gewesenen kerckenreat wel expresselick verbiedende iets desen angaende in druck te geven overmits Dus. Barnardus sulcx te doen hadde gedreicht, alsoock den kerckenraet die in actuele dienst was blijvende belastende om mit den classe in alles ende voornamentlick in ’t beroepen der predicanten goede correspondentie te houden.

Blijct dat in de classe van Den Hage bij dese vergaderinge anders gene censure is gedaen over predicanten dan alleen over

Do.Barnardus la Faille,

die gesuspendeert is voor den

tijt van ses maenden beginnende

1-en december anno 1618.

Is oock den remonstranten affgevraecht of se ijet hadde inne te brengen tegen den contraremonstranten ende haer angeseijt dat de vergaderinge daerop so wel soude letten als op de beschuldingen tegens de remonstranten. Doch is niets ingebracht tegens ijemant der contraremonstranten, alhoewel de vergaderinge iterativelicken de remonstranten vermaenden soe se ijdts hadden dat zij ’t behoorden inne te brengen opdat alle ergernissen mochten na behoren wechgenomen worden.

[folio 19-47]

Sommarisch verhael der visitatie van de classe resorterende onder Delff ende Delfflant.

Alsoe dese vergaderinge den 19. ende 20 november gebesoigneert hebbende in ’s-Gravenhaghe genootsaect wiert die besoignen aldaer twee dagen wt te stellen, heeft se middelertijt, namentlick den 21. ende 22, werck begost in de classe van Delff ende Delfflant.

Die van de classe den 21 november binnengestaen ende hun aengeseijt sijnde d’oorsake van de aenkomste deser vergaderinge mitsgaders hare commissie, hebben te kennen gegeven dat zij in hare classe swaricheden hadden in vijff plaetsen welcke sij nodich achteden deser vergaderinge voor te stellen. Namentlick:

Vlaerdingen tegens D. Isaacum Neranum, Schipluij teghen Joannem Stangerum, Soetermeer tegen Henricum Gregorij Blijvenburgium, Maeslant tegen Abrahamum Vlietium, Berckel tegen Theordorum Swanium.

Isaacus Neranus.

Op den 21 novembris is Isaacus Neranus mitsgaders sijne tegenpertie geciteert om te compareren des volgende daechs, wesende den 22 november.

D’welcke op dien dach gecompareert sijnde, sijn hem voorgehouden de beschuldigingen jegens sijne persone ingebracht, daervan Neranus copie versocht.

Doch alsoe meestendeel der beschuldingen betreften de vijff questieuse poincten die geresolveert sijn tot judicature van de sinode nationael ende de reste angaende sijne onbehoorlicke actiën ende redenen niet en waren sufficiantelick bewesen, oock alsnoch niet van sulcken gewichte om daerdeur tot deportement ofte suspensie te moeten proederen[3].

Heeft de vergaderinge goetgevonden, eerst sijne pertie den broederen van Vlaerdinge an te seggen dat sij de saecke also in statie soude laten berusten tot decisie toe van ’t sijnodo nationael ende dewijle sij doch mit gesepareerde perdicatiën ende vergaderingen worden geaccomodeert, dat sij midlertijt hun stil ende modest sullen draghe om hem geen oorsake te geven van mit reden over hun te klagen.

An d’ander sijde is Nerano aengesegt wat aengaet ‘tgene tegen hem ingebracht is gaende buijten de vijff articulen sich wel daerover behoort te bedencken ende soe hij daeraen soude suldich sijn hem van herten te bekeren ende voortaen hem daervan te onthouden.

Ende is ernstelick vermaent hem te wachten van alle calumniën ende d’een tegen den anderen niet op te hitsen, hem stille te dragen opdat de saecke also in state mogen bliven tot decisie toe van ’t sinodo nationael, ‘twelck van beijden sijden in danck angenomen is ende hebben beloeft sich daern te reguleren.

Joannes Stangerus in Schipluij.

Joannes Stangerus ende sijne tegenpertie, wesende wt den gerechte ende van de gemeente tot Schipluij, sijn d’eerste reijse binnengestaen op den 21 november a meridie[4]. Die van den gerechte ende kerckenrade tot Schipluij vertoonden dat sij haren predicant Stangerum om grote ende gewichtige redenen van sijnen kerckendienst tot Schipluij hadden ontslagen, versouckende dat de vergaderinge d’selve ontslaginge gelieve te approberen.

An de sijde Stangeri sijn oock binnengestaen seeckere huijsluijden exhiberende een schriftelick request onderteijckent bij notorius, daerinne sij versochten dat sij Stangerum tot hunnen predicant mochten behouden. De vergaderinge heeft geantwoort dat sij op de sake letten soude in de vreese des Heeren ende dat beijde pertiën hun ‘tselve oordeel behoorden t’onderwerpen.

Is oock Do. Stangero op sijn versouck gegunt dat eenige an sijne sijde tot sijne assistentie mede souden mogen binnenstaen.

De somma van de beschuldingen jegens hem ingebracht begrepen in seeckere positie ofte deductie geteijckent mitte letter D sijn in bewaringe mit alle de documenten daertie dienende.

Het debat over de beschuldingen an wedersijde gevallen heeft dese vergaderinge punctuelick ende ten vollen aengehoort end de documenten overwogen, beginnende in de sessie selffve namiddach den 21 novembris als geseijt is ende wijders continuerende den 22 novembris voormiddaechs ende namiddach.

Is oock tot voorstant Stangerij an dese vergaderinge opten 21 november behandicht eene missive van den ambachtsheer van Schipluij, onderteeckent Ottho van Zeventer etc., den inhout was dat den voorseijden heere versochte dat men de saecke Stangerij noch soude wtstellen, dat hij van meninge was in eijgener persoone tegenwoordich te comen onder andere oock schrivende dat hij alles sal doen ende vervolgen ‘tgene hij tot defensie van sijne gerechticheijt, weringe van opressie ende conservatie van de eenicheijt van ’t corpus der inwoonderen sal bevinden te behoren. Daerop de vergaderinge schriftelick heeft geantwoort dat sij in de zake Stangerij vast besich sijnde daerinne volgens hare instructie soude handelen sulcx als sij in goede consciëntie sullen bevinden te behoren, breder bij de voorseijde brieven beijde geteijckent mitte letter E.

Ende want de zake Stangerij bevonden worde mit swaricheijt vermengt, is den heere van Kenenburch ontboden omme te mogen verstaen ‘tgene aldaer in de saecke Stangerij verhandelt soude werden als bij missive van de xxiiii.en november xviC. ende achtien.

Welcken volgende de heere van Kenenburch in de vergaderinge verschenen is opten xxvii.en november voormiddage ende hem cortelicke door den presidem verhaelt sijnde ‘tgene tot laste Stangeri was ingebracht, heeft in ’t lange voorgestelt tot verschoninghe Stangerij wat hem bequaem docht te wesen volgens de notule daervan gehouden ende op sijne redenen gerepliceert sijnde gebruijcte hij dese woorden vos sedetis super cathedram moijsis item judicate ipsum secundam legem vostram.

De vergaderinge hiertegens heeft Do. Joannes Stangerij op alle beschuldingen tegens hem ingebracht ten vollen gehoort ende op allles wel ende na behoren geleth sijnde, is bevonden dat hij Stangerus gantsch onwettelick tegen alle kerckenordeninge (oock des jaers 1591) de gemeente van Schipluij opgedrongen is ende daerbeneffens op sulcke wijse incomende de gemeijnte aldaer merckelicke heeft geabuseert, hem gelatende alsoff hij contraremonstrants gesint ware geweest ende haer genoechsaem daervan verseeckerende (sonder welcke verseeckeringe) hij hem nimmermeer haer soude hebben laten opdringen. Is mede gebleken dat hij op sulcker wijse ingecomen sijnde hem seer ergerlick in sijnen dienst soe op den predichstoel als andersints heeft gecomporteert, als dat hij hemselven niet alleen vertoont heeft een remonstrant ofte anhanger derselver te wesen, maer oock also tegen de contraremonstranten gecantet heeft, dat hij groote bitterheijt so in woorden als in daden tegens hun heeft gepleecht onder andere exempelen, dat hij de gereformeerde leere op den predickstoel heeft voorgestelt ten archsten ende getraduceert, de predicanten van Delff voor wolven gescholden die men wt de schaepscoije moste sien te houden, van D. D. Henrico Arnoldi ende Josia Hensio geseijt waer ’t dat se met haren anhang een stuck wt den den stadt waren het soude daer beter gaen, dat hij oock ter oorsake van dien diversche oproerige propoosten gevoert heeft als bij exempel wij souden liever den coninck van Spangien te hulpe nemen dan dat wij lijden souden dat die van Amsterdam soude souvereijn worden etc. Alle hetwelcke de vergaderinge in de vreese des Heeren overwegende alsoock insonderheijt dat hij hierdoor de gemeente soe onrustet heeft, dat die van den gerechte, kerckenraet ende de gemeente ten meerderendeel gantschelick vervreemt sijn datter geen hope is dat hij daer blijvende eenige stichtinge soude connen doen.

So is ’t dat de vergaderinge heeft goetgevonden ende geoordeelt, gelijck zij oordeelt bij desen, dat den voorseijden Stangerus van nu voortan tot den eersten meij toecomende gesuspendeert sal sijn van alle kerckelicke diensten opdat men midlertijt op sijn comportement mach letten off hij alle voorgaende partidicheijt ende onstichtelicke proceduren nalatende, hem modestelick ende gevoechlick sal dragen, om daerna mits voorgaende behoorlicke reconciliatie ende satisfactie an de gemeente, classe ende sinodo mit goede attestatie te mogen bequamelick op een ander plaetse tot den kerckendienst bevordert worden. Ondertusschen so daer bevonden wort dat hij in Schipluij ofte elders door oprockingh d’onrust ende oneenicheijt onder de gemeente sochte te doen continueren ofte te vermeerderen, hout de vergadering an haer de sententie naer eijsch der sake tegens hem te verswaren. Gelijck sij oock bij desen verclaert dat soe hij hem met de kercke, classe ende sinode voor d’expiraetie van den tijt der suspensie niet en reconcilieert hij in sulcken gevalle van den kerckendienst t’enemael wordt gedeporteert.

Aldus gedaen ende besloten in de vergaderingh voorseijd gehouden tot Delff op huijden den xxx.en november anno xviC. Achtien.

Henricus Gregorij Blijvenburgius in Soetermeer.

Is eerstmael voor de vergaderinge verschenen D. Henricus Blijvenburgius, predicant in Soetermeer, op den 21 november a. merediem, versouckende also hem de beschuldingen die tegens sijnen persoon waren ingebracht eerst overgelevert waren op dien middach, dat hem mochte vergunt werden wtstel om sich op de verantwoordingen tegens de beschuldingen te bereijden.

De vergaderinge hierop lettende, alsoock dat sijn tegenpertie niet tegenwoordich was, heeft hem dach geset den volgende maendach wesende den xxvi.em movembris.

Hiertegens ’s-volgende daechs den xxii november den predicant der gesepareerde kercke in Soetermeer geadsisteert met drie van sijnen kerckenraet comparerende voor de vergaderinge hebben hun beclaecht over ’t uijtstel vergunt an Henrico Gregorij Blivenburgio, overmits sij meenden dat sulcken wtstel strecken soude tot meerder swaricheijt in Soetermeer, overmits hij, so sij seijde genouchsaem in ijegelicke predicatie ’t volck ophitste mit oproerige reden op sijne tegenpartie schietende mit hatige woorden van lantverraderie, tijrannie, gewelt, consciëntiedwang. Dat noch ’s-vorigen daechs als eenen van der contraremonstrante sijde in Soetermeer sijne beurte waernemen ende predicken soude wat op den predickstoel op den lessenaer geleijt was een dootsbeen mit eenen steen daerbij, ‘twelck alles de vergaderinge overleggende heeft geantwoort ’t best ware dat se voor dien corten tijt van eenen dach drie ofte vier de saecke noch mit patiëntie ansagen ende soo ’t gebeurde dat midlertijt bij de pertiën noch eenige onbehoorlickheden wierden gepleecht, dat sulcx niet dan te meer strecken soude tot hun eijgen beswaringe ende justificatie der dolerende kercke.

Den 26 novembris na den middach hebben de sake angaende Henricum Gergorij voor dese vergadering gedient, nadat voor den middach van sijnentwegen bij den gerechten, oude ende nieuwen kerckenraet in Soetermeer request was overgegeven teneijnde zij haren predicant mochte behouden, voorwendende dat de doleanten die hun tegens Henricum Gregorij opposeerden maer waren eenige weijnige ende vanwegen hare stivicheijt ende ongerusticheijt de beste fame niet hebbende, dat sij alle ongerust waren voor den tijt eer Henricus daer predicant wiert, dat den meestendeel hem beminden, sijn lerre ende leven presen, dat het strecken soude tot distrueringe der gemeente so hij wierde van daer geremoveert, begeerden  dat men voor soveel ’t verschil der lere angaet wachten soude op ’t eijnde des sinodi nationalij, daerop dat geantwoort is dat men beijde pertiën soude horen ende anders niet als mit goede consciëntie daerin handelen, breder bij de requeste geteijckent mitte letter G.

De capitale accusatiën tegens denselven Henricum Gergeorij ende sijne kerckenrade bij pertiën overgeleijt ende geteijckent mitte letter H geëxamineert, de verantwoordinge ordentelick ende punctuelick angehoort ende mitte debatten daerover gevallen, mitsgaders de documenten daertoe overgeleijt, gesamentlick overwogen hebben, oock den ambochtsheer van Soetermeer verschreven of ’t hem belieffde bij dese handelinge tegenwoordich te wesen, doch en is niet verschenen.

Daerna oock, namentlick den 29.en november tot voorstant Henrici Gregorij request overgelevert is van sijnen vader Gregorius Adrianij ende bij hemselven.

De vergaderinge alles ten vollen gehoort hebbende verstaet dat den voorseijde D. Henricus niet ordentelick tot den kerckendienst in Soetermeer ende Segwaert is geadmitteert (als in sijn beroup niet behoorlick gevolcht sijnde de kerckenordre noch van anno 1586 noch van anno 1591 ende dat den kerckenraet op welckers name hij was beroupen selve niet wettelick in den dienst was ingestelt) ende dat vorders denselven Henricus in den kerckendienst sijnde seer onstichtelick hem heeft gedragen, mits tot oorsake van grote beroerte in de kercke Godts ende gemene vaderlant een bijsondere bekentenisse des gelooffs in den name des kerckenraets tot Soetermeer in openbaren druck wtgegeven hebbende, alsoock geweijgert nietjegenstaende hij meermalen daertoe versocht is ende oock van den classe belast den christelicken cathechismum deser lande volgens het continuele voorgaende gebruijck in de kercke van Soetermeer te leeren. Dat hij oock door verscheijden propoosten sich in predicatiën als anders hem seer swaerlick heeft verlopem, mits op den biddach als men behoorde voor de anstaende sinode nationael God almachtich vierichlick te bidden de sinoden in ’t gemeijn niet weinich traducerende ende op andere tijden gepredict hebbende dat de leere van de predestinatie voor de ziele schadelick is ende van den satan bemantelt ende besuijckert den menschen wort ingegeven gelijck men den kinderen het wormcruijt ingeeft. Dat het onderscheijt der gereformeerde leere tusschen het wtwendige ende innerlijcke beroepinge etc. is spottelick ende bedriechlicke. De dolerende kercke gescholden voor sectaris ende ’t gelt dat in de dolerende kercke tot opbou der kercke soude gecollecteert worden genaemt hoerenloon ende in de predicatiën in zodanige sonderlinge woorden gebruijct dat hij den doleanten te bedencken geeft off sij niet en sijn de lantverraders etc. ende diergelijcke meer. So is ’t dat de voornoemde vergaderinge op alles wel ende rijpelick in de vrese Gods geleth hebbende oordeelt dat Do. Henricus voorschreve van nu voortan totten eersten meij toecomende gesuspendeert sal sijn van alle kerckediensten opdat men midlertijt op sijn comportement mach letten off hij alle voorgaende partijdicheijt ende onstichtelicke proceduren naerlatende hem modestelick ende gevoechlick sal dragen omme daerna mits voorgaende behoorlicke reconciliatie ende satisfactie an de gemeente, classe ende sinodo mit goede attestatie te mogen bequamelick op een ander plaetse tot den kerckendienst bevordert worden.

Ende wat angaet sijnen kerckenraet verstaet de vergaderinge dat denselven kerckenraet neffens D. Henricum de voorgenoomde ontstichting mede hebben toegestemt ende angerecht ende bij namen aucteurs geweest sijn dat den christelicken catechismus niet en is deur Henricum, gelijck voorhenen altijts gebruijckelick was geweest, geleert geworden ende eene bijsondere bekentenisse op heuren name in openbaere druck wtgegaen is streckende tot meerder verwarring in de kercke ende vaderlant.

Oordeelt de vergadering dat dien kerckenraet van nu voortan van heuren dienst wort gedeporteert ende wort hun bij desen belast alle kerckelicke diensten datelick tenemael affstant te doen, wort oock den classe van Delff bij desen vermaent ende haer opgeleijt dat sij op de goede ruste, stichtinge ende vereninge der gemeente in Soetermeer ende Segwaert naerstelick sal acht nemen naer behooren.

Aldus gedaen ende besloten in de vergadering voorseid gehouden in Delff op huijden den xxx.en november anno xviC achtien.

Abrahamus Vlietius, predicant in Maeslant.

Den 27 november is Abrahamus Vlietius voor dese vergaderinge gecompareert na den middach ende sijn de beschuldingen jegens hem schriftelicken ingestelt mitte documenten daerbeneffens geteijckent mitte letter K, mitsgaders sijne verantwoordingen ten grootendeel in ’t bijwesen van jonckheer Otto van Zeventer, heer van Kenenburch, mitsgaders de debatten daerover gevallen ten vollen aengehoort ende geëxamineert ende angehoort, overleverende hij Vlietius tot sijne voordeel oock attestatie van schout, setters ende schepenen van den ambachte van Maeslant mits seeckere requeste van denselven gerechte ende kerckenrade ende documenten daerbij t’samen buijten geteijckent mitte letter L.

‘tWelcke alles wel ingesien ende overleijt sijnde is dese vergaderinge geresolveert Abraham Vlietio an te seggen dat de clachten jegens hem vrij swaer sijn bevonden, dat hij hem sijnodo nationali onderwerpende sal voor dese voorseide vergaderinge schult bekennen over sijne ergerlicke propoosten tegen de leere der contraremonstranten gevoert ende dat de schultbekenning in sijne kercke opentlick volgens een concept alhier te stellen, gelijck oock datelick gestelt is, sal bekent gemaect worden ende dat hij vermaent wort in toecomende tijt hem soe te dragen in predicatiën ende gemeene propoosten dat men niet veroorsaect worde om anders tegen hem te procederen.

Vlietius heeft hem sinodo nationali onderworpen in sulcker vouge indien hij hare decisie mit goede consciëntie kan annemen, so niet dat hij willich van den dienst sal desisteren.

Dan wat angaet de schultbekenning waervan hem een formulier was voorgeschreven om die te onderteijckenen, heeft getegiverseert ende wtstel versocht wt reden so hij seijde dat hij anders niet conde verstaen off die schultbekenninge soude strecken tot vooroordeel der vijff articulen angetogen. Dat hij daeromme acte versocht dat dese schultbekenninge niet soude strecken tot nadeel van de vijff articulen ende voorts copie om hem te bedencken.

De vergaderinge om hem te accomoderen soveel mogelick was, heeft in d’acte geinsereert dese woorden: ongeprejudiceert nochtans de vijff articulen der remonstranten, die geresolveert worden ter judicature van ’t sinode nationael.

Doch also dese vergaderinge daerbij persisteerde dat de geconcipieerde acte opentlick soude affgelesen worden ende Vlietius sich daerinne beswaert vont, is hem ten overvloet gegunt dat se in sijn absentie soude mogen affgecondicht worden, evenwel beswaerde hem alsnoch versouckende dat het dan mochte geschieden als tegen sijnen danck door bevel der gedeputeerde ende doleanten. Doch heeft de vergaderinge ‘tselffde affgeslagen. Eijndelick hoewel als ongaerne ende al sorgende dattet soude geduijt worden alsoff hij de vijff articulen ofte argumenten daertoe dienende affgegaen ware, heeft nochtans geacquiesceert ende onderteijckent dese volgende acte geteijckent mitte letter M.

Wort der gemeente bij desen kenlick gemaect dat D. Abrahamus Vlietius, predicant alhier in Maeslant, also door seeckere beschuldingen tegen sijnen persone voor de vergaderinge van de gecommitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant ende de gedeputeerde des Suijthollantschen sinodi laetst gehouden tot Delff waren ingebracht ende d’selve vergaderinge oordeelde (ongeprejudiceert nochtans de vijff articulen der remonstranten die gereserveert worden ter judicature van ’t sinode nationael) dat hij door seeckere ergerlicke propoosten streckende tot oneere der gereformeerde leere ende kercke geen cleine ergernisse gegeven heeft, daerover in presentie der voorseijder vergaderinge sijn leetwesen verclaert ende sijne schultbekenninge gedaen heeft ende belooft in toecomenden tijt voor sulcx neerstelick hem te wachten, actum in Delff op huijden den 28.en november anno 1618. T’oorconde der waerheijt onderteeckent ende was onderteeckent Abrahamus Vliet, testor Abrahamus Muusholius preses, Michael Hogius.

Ende is hem ende sijne pertijen den doleanten beijde copie van de acte gelevert.

Theodorus Swanius, predicant in Berckel.

Den xxii.en novembris also deur vermaninge des classis van Delff datter waren ingebracht seeckere clachten tegen Theodorum Swanium heeft de vergaderinge goetgevonden Theodorum Swanium schriftelick te ontbieden.

Is dienvolgende verschenen voor de vergaderinge opten xxx.en november mit sijne tegenpertie.

De articulen der beschuldinge sijn overgelevert, geteijckent mitter letter N ende geëxamineert.

Daerjegens de documenten ende verantwoording bij hem gedaen volcomentlick angehoort sijnde, is een besluijt gemaect als volcht.

De pertiën an beijden sijde gehoort sijnde is goetgevonden D. Theodoro Swanio an te seggen dat hij hem grootelicx verlopen heeft mits lichtveerdelick het leeren des Cathechismij ende voorts eenige woorden wt de formulieren van den H. Doop ende gebeden op sijn eijgen hant achtergelaten hebbende onder pretext van bedenckinge daerover te hebben. Dat hij daerover alhier sijne schult sal bekennen ende voortan ‘tselve beteren, hem regulerende naer ‘tgemeen gebruijck ende alhier voor de vergaderinge schultbekenninge doen over sijne fauten ende dewijle sijne beswaernisse  over ’t stuck van de erfsonden gaet buijten de vijff articulen, so hij daerinne soude persisteren, niet soude mogen den kerckendienst betreden. D.s Swanius heeft de vermaninge angenomen ende daerover schult bekent, doch dat hij ’t refereerde tot d’ignorantie. De classe is oock belast neerstelick op Swanium te letten, opdat ‘tgene hem angeseijt is worde geëffectueert.

Is oock den remonstranten affgevraecht ofse ijet hadden inne te brengen tegen den contraremonstranten ende haer angeseijt dat de vergadering daerop so wel soude letten als op de beschuldingen tegen de remonstranten. Doch is niets ingebracht tegen ijemant der contraremonstranten alhoewel de vergaderinge iterativelick de remonstranten vermaende soo se ijet hadden dat sij ’t behoorden inne te brengen opdat alle ergernissen mochten na behooren wechgenomen werden.

Incidenten voorgevallen voor dese vergaderinge terwijle zij de classe van Delff was visiterende.

Opten 22 november die van de classe van Delff binnen gestaen sijnde, hebben versocht dat dese vergaderinge soude gelieven te verclaren, also zij twee studenten in haren classe peremptorie hebben geëxamineert om hunnen dienst te gebruijcken op verscheijden plaetsen dies classis daer de noot vereijschen soude, doch noch niet bevesticht geene sacramenten bedienen connen. Off deselve studenten sonder in seeckere plaetse beroepen te sijn soude mogen in dienst bevesticht worden.

De vergaderinge vint haer beswaert ‘tselve te definiëren. Dan refereert haer in desen an de sijnode nationael, dat men hierover schrijven sal aen onse gedeputeerde sijnde op de sijnode, dat ‘tselffde doen sal de classe van Delff ende d’antwoorde die se daerop bekomen sal ons communiceren.

Naderhant is verstaen de antwoorde geweest te sijn dat niet nodich was om de H. sacramenten te mogen bedienen, sij eerst in forma als voorseijt is souden bevesticht moeten worden.

Van D. Joanne Taurino.

Opten 26 novembris is D. Joannes Taurinus die ‘sdaechs tevoren in de kercke tot Delff opentlicke schultbekenninge gedaen hadde ende mitte selve was gereconcilieert binnen gestaen ende heeft angedient dat hij tot dien eijnde voor dese vergaderinge compareerde om te voldoen de acte des sinodi door welcke hem opgeleijt was so lange gesuspendeert te sijn, totdat hij sich mitte kercke van Delff gereconcilieert ende den sinodo over de fauten tegen denselven begaen soude satisfactie gedaen hebben. Dat hij nu mit de kercke gereconcilieert sijnde gesint was oock den sinode te voldoen.

De vergaderinge heeft geantwoort dat haer vanwegen der kercke van Delff noch niets was voorgecomen, dat zij derhalven niet wisten op wat manieren hij sijne schultbekenntenisse gedaen hadde, alleenlick dat sij hem vriendelick versochten dat hij hem tegenwoordelick rondelick soude willen verclaren wat men van hem soude hebben te gevoelen angaende ’t stuck der leere over de questieuse poincten.

Heeft daerop geseijt dat de reconciliatie op ’t stuck van de leere niet was gevallen, als hemselven niet bewust dat hij hem daerinne soude hebben verloopen. Evenwel niettemin tot contentement der vergaderinge heeft hem verclaert in de leere van de predestinatiën, van de voldoeninge Christi, van de rechtveerdichmakinge te gevoelen mit den contraremonstranten, alleenlick dat hij niet conde toestaen eenige manieren van spreken als van nootsaecken tot sonde ende van verkiesen over de cleijne kinderen der gelovigen ende wat angaet de onwederstandelicke genade also genaemt, dat hij bekende dat alle het goede alleen comt van de H. Geest ende dat den H. Geest niet werct in den eenen als in den anderen, dat is in dengeenen die niet bekeert als die bekeert worden ende als God iemant Sijn Woort laet predicken mit voornemen om hem te bekeren, dat sulcke altijt seeckerlicke bekeert worden, alsoock van de volstandicheijt der heijligen.

D. Taurino hout aen dat sijne sake tegenwoordelick mach affgedaen worden uiijt oorsaecke dat hij voor sijn perticulier een reijse voor hadde die haesticheijt vereijschte.

D.D. Swalmius ende Hagius, predicanten tot Delff, binnen gestaen ende gevraecht hadde sijnde na de schultbekenninge Taurini hoe ende waerover die toegegaen was, hebben de acte opgelesen ende staen toe dat daerin angaende de leere geen schultbekenninge geschiet is, maer in ’t handelen der saecke dat hij namentlick in de kerckenreatsvergadering verclaert hadde, dat hij in ’t gevoelen van de predestinatie toestemde selffs D. Calvino ende achtede dat deselve consequentiën daermede dat gevoelen beswaert wort slsoewel conde gemaect worden op ’t gevoelen der remonstranten als op ’t ander ende derhalve dat hij niet conde verstaen off dat gevolen Calvini accordeerde beter mit des apostel Paulij mijsteriale lere Rom. 9 als ’t gevoelen niet alleen der remonstranten, maer oock selffs van degenen die lager gingen gelijck D. Donteklock etc. Voorts dat hij in hare vergaderinge belooft hadde degene die om der remonstranten leere hun hier te Delff gesepareert hadden nae sijn vermogen totte kerck wederom te brengen.

Sijn oock ontboden sommige van de classe ende gevraecht off die presenten meenden dat de classe oock op de sake Taurinij ijets hadden te seggen als door hem ergens in geoffendeert.

De presenten hebben hun gerefereert tot de vergaderinge des classis, die zij bereijt sijn dadelick bij den anderen te roepen. Niettemin voor hun particulier dat sij meenden datter wat is, dat den classe aengaet daerinne hij oock behoort eerst mit haer te reconciliëren.

Is derhalven Do. Taurino aengeseijt dat het niet mogelick is tegenwoordich sijne saken aff te handelen, temeer omdat wij verstonden dat de classe oock noch begeert mit hem te spreecken, die beschreven sall worden ende dat hij daerinne dient te verschijnen ende daeromme sijne reijse wat wt te stellen ende dat soe haest mogelick sal wesen sijne sake sal affgehandelt worden.

Den 29 november, die uijt den kerckenraet van Delff alsoock die van de classe, hebben de vergaderinge bekent gemaect dat D. Taurinus naer gedaene reconciliatie noch wijders hun heeft voldaen in ’t stuck der leere op de vijff questieuse poincten mit sijne onderteijckeninge, betuijgende dat hij hielt ’t gevoelen der contraremonstranten over de voorseijde poincten ende d’acte van onderteijckeninge getoont.

Heeft derhalven de vergaderinge goet gevonden om voort te gaen tot de reconciliatie Taurinij mit den sinodo ende hebben tot dien eijnde een acte van vier articulen gestelt ende hem voorgedragen, hierna geïnsereert heeft op elck articule Ja geantwoort ende daerna de acte in ’t gemeen onderteijckent, luijdende als volcht.

Naerdien gebleecken was voor de vergaderinge der gedeputeerde des Zuijthollantschen sinodi dat D. Joannes Taurinus volgens de sententie des sinodi laest gehouden tot Delft tegens hem gegaen, waerdoor hij voor geen wettelick dienaer in Den Hage wort erkent ende voorts van alle kerckelicke diensten wort gesuspendeert totdat hij hem soude gereconcilieert hebben mit de kercke tot Delff, onder welcke censure hij stont ende mit de sijnode over de voorgevallene ergernissen daermede hij d’selve sinode hadde geoffendeert de reconciliatie mit de kercke tot Delff ende vervolgens mit de classe heeft voltogen ende hij hem oock presenteerde voor de vergadering om de Suijthollantsche sijnode te voldoen, is vanwegen deselve vergadering hem voorgehouden als volcht.

  1. Of hij niet bekent hem van harten leet te sijn dat hij tegen behoorlicke kerckenordre heeft angenomen eene beroepinge tot den kerckendienst in “s-Gravenhage terwijle hij noch stont onder censure der kercke tot Delff ende dat meer is sulcken beroep, ‘twelck inordentlick was overmits het sijne volle leden niet en hadde ende ter oorsaecke vandien van de beroepinge in Den Hage willichlick desisteert.
  2. Off hij niet bekent dat hem leet is dat hij voor een contraremonstrant willende erkent sijn, nochtans hem als een remonstrant heeft laten beroepen ende tot bevorderinge van de saken der remonstranten heeft laten gebruijcken.
  3. Off hij niet bekent hem van herten leet te sijn dat hij geciteert sijnde voor de sijnode tot Delff om an te horen ‘tgene hem aldaer soude angeseijt worden ende hem te verantwoorden, sijnen kerckenraet meer heeft gehoorsaemt als den sijnode mits in den sijnode niet willende antwoorden, oock tot vier malen besonden sijnde niet begeerde inne te comen, maer hem alleen daerop verontschuldichde dat hij niet sijn eijgen selffs was, dat hij oock hoewel hem behoorlick wtstel was gegeven, evenwel niet es gecompareert.
  4. Tot meerder bevestinge der reconciliatie off hij hem niet en hout aen de leere begrepen in de Nederlantsche Confessie ende Cathechismo als formulieren der eenicheijt so in substantie als in de maniere van spreken mit Gods Heijlig Woort overeencomende ende an d’ander sijde verwerpt alle leringen daertegen strijdende.

Wijders aengaende de vijff questieuse poincten off hij niet verstaet dat het gevoelen der contraremonstranten over d’selve so dat in de Haechse conferentie verclaert is ende bewesen mit der waerheijt des godlicken Woorts overeenstemt, maer het gevoelen der remonstranten over d’selve poincten tegen der waerheijt stridich is.

Onderstont geschreven mitte eijgene hant Taurini.

Op de boven verhaelde vier poincten hebbe ick Johannes Taurinus van herten Ja geantwoort ende ten oirconde vandien in goeder consciëntie ‘tselfde geschreven ende onderschreven in de vergaderinge der gecommitteerden der Edel Mogende Heren Staten ende der gedeputeerden des Suijthollantschen sinodi desen 29. November 1618, onderteijckent Joh. Taurinus.

Waerna hij versocht heeft ende hem oock vergunt is een acte van relaxatie, luijdende als volcht.

D. Johannes Taurinus, eerst mitte kercke ende classe van Delff, daernaer oock mit de gedeputeerden des Zuijthollantschen sinodi ende also mit den sinodo selffs (volgens hunne instructie) door eene solemnele acte bij hem na behoren toegestaen ende onderteijckent volcomentlick gereconcilieert sijnde, heeft van de vergaderinge derselver gedeputeerden versocht te hebben acte van ontslaginge van de suspentie bij de voorseijde sijnode tegens hem gesententieert. Heeft oversulcx d’voorseijde vergaderinge verclaert, gelijck zij verclaert bij desen, dat D. Joannes Taurinus van de voorseijde suspentie is gerelaxeert mit hanttastinge ende alle vruntschap tot hun gemeenschap als haren lieven ende waerden medebroeder wederom is opgenomen, als denwelcken vrij staen sal, so wanneer hem eenige wettige beroepinge tot den kerckendienst sal voorcomen, d’selve te mogen annemen ende bedienen ende middelertijt dat hij verwachtende eenige wettige beroepinge de dolerende kercken daer ’t de gelegentheijt der kercken presenteren sal ende hij daertoe versocht wort mit sijnen kerckendienst sal mogen assisteren.

Versoucken ende begeren an alle onse medebroederen in den wercke des Heeren denselven Taurinum voor sulcx als voorseijd es te willen erkennen, aennemen, alle christelicke lieffde, vrientschap ende bevorderinge te willen bewijsen, actum in Delff in de vergaderinge der gedeputeerden des Zuijthollantschen sijnodi ten overstaen van de gecommitteerden der Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westevrieslant op huijden den xxix.en novembris anno xviC.achtien, tot oirconde is dese onderteijkent ende was onderteijckent Abraham Musenholius, praeses, Michael Hogius.

Waervan D. Taurinus copie versochte ende hem oock gelevert is.

Recapitulatie van de sware censure.

Joannes Stangerus, predicant in Schipluij, is gesuspendeert van den 30 november 1618 tot den 1.en meij 1619.

Ende insgelijcx

Henricus Gregorij Blivenburgius, predicant in Soetermeer ende Segwaert.

Approbatie van de censure in de twee voorgeroerde classen van Delff ende Delfflant ende Den Hage.

De Gecomitteerde Raden van Staten van Hollant ende Westvrieslant hebben geaucthoriseert ende auctoriseren bij desen de drie gecommitteerde politijcquen neffens d’ecclesiastique in den Quartiere van Suijthollant, dat de saecken geschapen sijnde gelijck dengenen van Den Hage, Soetermeer ende Schipluijde, die huijden hier sijn gerapporteert ende daerop geresolveert, sijluijden in deselve sullen mogen doen ende disponeren gelijck in de voorseijde sake gedaen is geweest. Edoch mit sulcken insichte ende goede consideratie dat de meeste rust ende vrede in de gemeijnte ende kercken van de plaetse daer sulcx voorvalt mogen worden betrachtet ende geobserveert. Gedaen in Den Hage den 1.en december anno xviC.achtien. Onderstont ter ordonnantie van de Gecommitteerde Raide ende was onderteijckent A. Duijk.

[folio 49-83]

Sommarisch verhaell der visitatie des classis van Den Briell.

Den 4 december anno 1618 sijn de gedeputeerde geassisteert mit de heere comissariën voor de eerste reijse vergadert geweest in Den Briell.

Twee uijt den edele magistraeten van Den Briell daertoe gecommitteert, hebben mede in de vergaderinge zitplaetse genomen ende in alle voorvallende besoignen mede tegenwoordich geweest.

Die van den classe hebben vertoont tegen welcken predicanten beschuldingen ingebracht waren om voor dese vergaderinge voorgestelt te worden, namentlick dese navolgende:

Gerardus Velsius predicant in Rockangie, Joannes Vries predicant in de stadt, Abrahamus las Faillie predicant in de Nieuwe Tonge, Casparus Celcaert predicant in Abbenbrouck, Jacobus Carpetarius predicant in Middelhernes, Cornelius Petrij Borchvlietius, Nannius Gestranus, Theophilus Rijckwairt alle drie predicanten in Den Briell.

Eerstelicken hebben die van de classe alsoock de heere burgemeester Pieter Jacobsz. wt sijnen eijgene name overgelevert de poincten van accusatie tegen Theophilum Rijckwaert.

Daerop Theophilus Reijckwairt te kennen gaff dat hij geciteert was na Dordrecht om te verschijnen op den sijnodo nationali ende dat nu den dach verschijnen soude op denwelcken hij daer moste verschijnen soude op denwelcken hij daer moste tegenwoordich wesen op peine van wederhorich geacht te worden, gelijck hij heeft doen blijcken bij den sinodalen brieff an hem geschreven, ende dat hij al van gisteren reijsveerdich sijnde evenwel opte compste deser vergaderinge hadde gewacht opdat sijne sake dienen soude.

Dat oock de hooftstucken der beschuldinge jegens hem geheel generael gestelt waren etc. Dat hem niet langelegen was langer te wachten.

De vergaderinge dit alles verstaende heeft hem in sijne vrijheijt gestelt om daerin te doen alsoo ’t hem goet dochte. Midlertijt is vermaent om als hij wechreijsde mede te nemen ‘tgene hij meende tot sijne verantwoordinge te sullen dienen, aengesien men den classe iniungeren sal de capita der beschuldingen hem in specie toe te seijnden om hemselven daertgen te bereijden.

Daerop naderhant de vergaderinge geschreven heeft an den sinode nationael off haer gelieffde Theophilum die daer tegenwoordich was voor eenen dach, twee ofte drie te licentiëren om hemselven alhier te verantwoorden.

Dan is niet gecomen.

Ende is oversulcx daerna geordonneert ende geschreven an de edele heeren magistraten van Den Briell ende den voornoemde Theophilum tot Dordrecht mondeling angeseijt, wanneer de voornoemde Theophilus Rijckwaert sijne sake sal hebben gedaen in de sinodo nationael, dat hij sal verschijnen voor dese vergaderinge, die tot sijne versoucke ofte tot goetvinden van deselve vergadering stracx daeran ofte so haest doenlick sal wesen tot sulcken eijnde sal worden geleijt, opdat hij op de voorseijde beschuldingen tot sijnder belastinge ingebracht hem verantwoorde ende naer behoren purgeren voor ende aleer hij tot de bedieninge van sijnen kertckendienst sal mogen wederkeren.

Joannes de Vries, predicant in de stadt.

Den 5.en decembris.

De beschuldingen jegens Joannes de Vries bij de classe overgelevert, geteijckent mit P, de probatiën ende documenten daertoe dienende, alsoock sijne verantwoordinge ende de debatten an wedersijden gevallen ordentlick angehoort sijnde.

De vergaderinge heeft daerover geresolveert dat men alle andere beschuldingen oversiende alleenlick sal insisteren op de blasphemie van hem De Vries in de predicatie gesproken van de predestinatie. Namentlick als hij geseijt heeft dat het niet sijne maer eeniger der contraremonstranten gevoelen is dat men mit geen sonde, schelmstucken, noch roverije van de salicheijt can gebracht worden. Item twee jonge kinderen van moeder gebooren, dat het eene verdompt, d’ander behouden wordt, dat God ’t meestendeel der werelt geschapen heeft ter verdoemenisse ende de leere eeniger der contraremonstranten te wesen eene duijvelsche leere ende duijvelsche predestinatie. Dat men hem afvragen sall off hij ijemant nomen kan onder de leeraers der gereformeerde kercke, insonderheijt onder degene die hij hier te lande kent ofte gehoort heeft, die sulcx soude leren ofte driven ofte schriven. ‘tWelck hem dadelick affgevraecht sijnde bekent heeft dat hij niemanden weet. Ende voorts angaende de vijff articulen dat hij voorgenomen heeft hem gerust te houden in ‘tgene de sinodus nationael dien aengaende besluijten sal, als vertrouwende dat die luijden die daer vergadert sijn sulcx sijn, dat se daerinne na waerheijt sullen oordelen.

Se verclaert de vergaderinge bij desen dat Joannes de Vries voor dese vergaderinge sal bekennen van herten sijn schult sal bekennen als mit die woorden hem swaerlick verlopen hebbende tegen God ende de vrome leraers der kercke. ‘tWelcke gedaen sijnde dat oock sulcke sijne schultbekenninge sal openbaerlick geschieden in sijne kercke, daer hij gehouden sal sijn op ’t voorlesen der schultbekenningh mit Ja te antwoorden ende voorts tot betuijginge van sijn leetwesen sal een maent lang van sijnen dienst desisteren ende dien maent geëxpireert sijnde alsdan wederom sijnen dienst bij beurte waer te nemen met modestie tot de wtcompste toe van ’t sijnodus nationael. Is niet alsoe ende bekent ghij niets mits desen uwe schult voor God ende sijne gemeente, begerende ‘tselve u om de lieffde Christi wille vergeven te worden.

Actum op huijden den 5. december 1618 in Den Briell.

Gerardus Velsius, predicant in Rockangien.

Den 9 decembris na middage.

De classe overgelevert hebbende, so wt den name van de gerechte ende gemeente in Rockangien als wt heur eijgene name, de beschuldiginge tegens Gerardum Velsium, predicant aldaer, angaende sijn ergerlicke leere ende leven, buijten geteijckent R. mitte documenten ende bewijs daertoe dienende. ‘tWelck alles geëxamineert ende gehoort sijnde mit sijne verantwoordinge daerjegens ende rijpelick geëxamineert.

Hebben de gedeputeerde bevonden dat de voorseijde Velsius in den kerckendienst tot Rocangien ingecomen is door een beroep, ‘twelck niet door vrije electie maer opdringenderwijse is tewege gebracht, blijckende wt verscheijden doleantiën bij de gemeijnte in Rocangien jegens ’t beroup Velsij al voor sijn bevestenisse tijdelick overgelevert daer ’t behoorde. Ende dat hij aldaer in de kerckendienst sijnde de gemeente gantschelick niet gesticht maar veel meer ontsticht heeft door onbetamelicke manieren van doen ende van spreken. Als bij exempel wanneer hij mit den schoolmeester aldaer confererende van den articul der godlicker predestinatie, wesende een heijlich werck Gods, d’selve predestinatie als den schoolmeester die na sijn verstant verclaerde, noomde (mit oorloff) een beschetene predestinatie ende andere meer. Waerdeur hij veroorsaect heeft dat die gemeijnte genoechsaem verstroijt is ende ’t getal dergener die te kercke plachten te comen uijtermate vermindert ende dat die schout ende gerechte mit die gemene ingesetenen so affkerich sijn van sijn persoon, dat sij instantelick aen dese vergaderinge hebben angehouden te mogen van hem Velsio ontslagen worden, wel expresselick verthonende dat solange hij daer predicant soude wesen gansch geen reparatie van ’t voorgaende ende gansch geen stichtinge soude te verwachten sijn. Ende dat niet alleen wt oorsake van ‘tgene vooren verhaelt is, maer oock ende voornamentlick omdat hij daer ter plaetse aengaende sijn leven in quade geruchte van oncuijsche daden ende dat mit geen cleijne apparentie van waerheijt is geraect, als blijct bij attestatie voor de gerechte daervan gepaseert, waervan hij hem tot noch toe niet heeft gepoocht te purgeren, sulcx  dat hierdoor sijnen persoon ende kerckendienst aldaer opentlick veracht wort. ‘tWelcke alles dese vergaderinge insiende in Gods vreese ende acht nemende  op d’eere Gods, mitsgaders de stichting Sijnder Kercke, verstaet dat de voorseijde Geradus Velsius den kerckendienst in Rockangie niet langer en behoort te betreden, maer van nu voortaen daervan te desisteren ende ondertusschen hem soucken te purgeren van ‘tgene hem te laste wort geleijt ende voorts hem also te comporteren dat hij der kercke, classi ende sijnodo contentement gevende, mach een goede attestatie van deselve becomen en soe weder tot den kerckendienst op een ander plaetse bevordert worde. Ende sal de classis tot meij toe den kerckendeinst in Rocangien versorgen ten behouve van Velsius voorseijd.

Aldus gedaen ende besloten in de vergaderinge voorseijd gehouden in Den Briel op huijden den xen december anno 1618.

Abrahamus la Faille, predicant in de Nieuwetonge.

Den 5.en decembris, na middage, sijn binnengestaen die van de classe ende van de dolerende kercke in de Nieuwetonge inbrengende de beschuldinge jegens Abrahamum la Faille angaende sijn onwettelick incomen in den kerckendienst aldaer ende sijne ergerlicke procedure, geteijckent mit T.

D’welcke bij de vergaderinge geëxamineert ende daerjegens gehoort is den voornoemde La Faille in sijne verantwoording volcomentlicke.

Mitsgaders oock gesien de verclaringe van de schout aldaer volgens welcke hij denselven La Faillie ontschuldicht ende voor hemselffs anneemt te verantwoorden, jegens eenen igelick daert behoort, dat hij schout opten vijffden november lestleden de bekende burgeren bij ommegang t’haerder woonplaetse gevraecht heeft off iemant ijets hadde tegens de leere ende het leven van deselven La Faillie ende off hij hem den tijt van vijff jaren die hij aldaer gewoont hadde door beijde ‘tsij lere ende leven soude ontsticht hebben, ‘tselve vrijmoedichlick wilde wtseggen, so niet te approberen de getuijchenisse den voornoemde La Faillie bij de magistraten gegeven, bescheijdende deselve bekende burgeren daertoe des anderen daechs ten negen uren precijs in de kercke ofte gewoonlicke rechtplaetse etc.

De vergaderinge verstaet dat hij Abrahamus voorseijd tot den kerckendienst in de Nieuwetonge ingecomen is deur een beroep, ‘twelck indringender wise ende niet door vrije electie geprocureert is geweest, angesien het blijct dat den kerckenraet ende gemeente van de Nieuwetonge sich eerst daerjegens geopposeert ende eenen gerumen tijt door alle mogelicke middelen ‘tselve hebben wederhouden. Dat oock denselve La Faillie in ’t examen over sijn persoon gedaen den classe sodanigh antwoort gegeven heeft mit welcke hij sochte uijterlicke te schijnen alsoff hij sulcken gevoelen hadde gelijck hij wiste den classe aengenaemts te wesen, namentlicken ’t gevoelen der contraremonstranten, niettemin bij hemselven hebbende ende verbergende ’t gevoelen der remonstranten, accorderende mittet gene door verscheijden gelooffwaerdige getugen gecertificeert is. Dat hij op eenen tijt geseijt soude hebben dat so hij van ’t gevoelen Arminij besmet ware, dat hij nimmermeer Gods aengesicht moste anschouwen ende ofte nimmermeer rechter mochte crommer worden. Op anderen tijden wederom daertegen geseijt heeft, dat hij ’t gevoelen Armini toestont, maer dat hij de leere niet en leerde, dat hij ’t solange hadde verborgen gehouden, het moster eens wt ende diergelijcke.

Dat hij oock naderhant sijne partidicheijt opentlick getoont heeft, insonderheijt mit die daet, als hij den schout in de Nieuwetonge ende andere onder welcke oock een diesleijer was vergeselschapte, doe zij de predicatie der gesepareerde vergadering die D. Gosuinus Buijtendijck daer quam doen verhinderden ende neffens d’andere met hevige woorden opentlick wtvoer ende sijne pertie tot dispute wtdaechde in groten toeloop van volck, daerdeur oorsake gevende (indien het God niet genadichlick verhoet hadde) van groote confusie, beroerte, ja oock bloetvergieten. Dat hij mede in particuliere propoosten inreverentelick ende tot verachtinge van de persone sijnder Princelicke Excellencie sprekende sijne partidicheijt heeft doen blijcken. In der vouge dat deur alle ‘tselve den kerckenraet ende gemeijnte in de Nieuwetonge, in twee deelen gedeelt sijnde, de sake aldus staet, voornamentlick dewile den schout aldaer deur onrustige proceduren de partialiteijt niet weijnich heeft helpen stijven, dat solange gedurende dese gelegentheijt van tijden Do. Abrahamus den kerckendienst aldaer sal betreden geen hope is dat ruste ofte vereeninge der gealtereerde gemoederen sal tewege gebracht connen werden.

Waeromme de vergadering geresolveert heeft dat Abrahamus la Faillie van nu voortaen tot het einde des nationalen sinodi toe hem sal onthouden van den dienst der kercken ende dat men ondertusschen lettende op sijn comportement de sake hout in advijs omme, het sinodus nationael geëijndicht sijnde, daerinne voorts te disponeren naer behooren. Ende dat hij bij desen belast wort alles te behertigen wat tot vrede ende vereeniging der plaetse is dienende, mits bij aldien hij bevonden wort contrarie te doen, de vergadering an haer hout de nootwendige remedie daertegen te gebruijcken. Ende sal midlertijt D. La Faille van den dienst stille staet de classe de bediening van de kercke waernemen, d’een voor, d’ander nae, volgens de lijste daervan te maecken.

Aldus gedaen binnen Den Briel den viii.en december xviC.achtien.

Casparus Celcaert, predicant in Abbenbrouck.

Den 6 decembris ante meridiem sijn voor dese vergadering ingebracht de beschulding tegens Casparum Celcart in Abbenbrouck angaende sijn onbehoorlick incomen in den kerckendienst, onsuijverheijt in de leere ende sijne grouwelicke blasphemiën, geteijckent mitte letter X.

‘tWelcke mittet bewijs ende de documenten daertoe dienende ende ondersocht ende overwogen is, alsoock sijne verantwoording daerjegens gehoort.

Ende in de saecke swaricheijt vindende, den edele heere jonckheer Niclaes van Abbenbrouck daerover beschreven.

De vergaderinge bevonden hebbende warachtich te wesen, dat den voorseijden Celcaert tegen alle wettelicke kerckenordre sonder kerckelicke beroepinge, ja tegen danck van den kerckenraet ende gantsche gemeente tot den kerckendienst in Abbenbrouck is ingecomen ende voorts aldaer in den dienst sijnde hemselven seer partijdich heeft gedragen in ’t poinct der leere ’t gevoele der contraremonstranten noch bij geen wettelicke vergaderinge veroordeelt sijnde, ten hoochsten lasterende, dat het sij is een valschen onwarachtige leere, dat men daerinne (voor soeveele de leere aengaet) niet can salich werden, dat de leere wt haer eijgen nature de menschen sorgeloos ende godloos maect, dat hij liever wilde geloven datter geen God en is dan dat hij geloven soude datter sulcken God is als Calvinus beschrijft daer hij handelt van de predestinatie ende diergelijcke lasteringen meer, die hij oock in dese vergaderinge heeft gesustineert. Daerenboven hem oock so grouwelick verloopen dat hij heeft durven seggen dat hij twifelde off de Schrifture Gods Woort was, niet door instortinge des H. Geests, maer uijt eijgen redenen bij hemselven door sijn eijgen oordeel daervan was verseeckert geworden, beschuldigende degeene die seggen dat se door ingeving des H. Geests versekert worden van geestdriverie, de gereformeerde daermede genouchsaem te last leggende, alsoff eenige verseeckeringe des H. Geests toestemden affgescheijden van ’t uijterlicke Woort Gods. Van gelijcke heeft oock derven seggen dat hij getwifelt hebbende off Christus was Gods Zoone, hemselven daervan verseeckert heeft door sijn eijgen oordeel dat hij bij hemselven hadde gedacht (‘twelck wij sonder lasteringe ghesproken hier insereren moeten) dat Christus off de Sone Gods off eenen groten sot moet geweest sijn, maer dat uijt sijn leere ende miraculen bleecq dat hij geen zot en was ende dat hij daerom hadde geoordeelt dat hij de Zone Gods was. Heeft oock geseijt dat hij om hemselven te verseeckeren dat Jesus Christus de Zone Gods is, hem hadde gebalanceert tegens eenen grooten zot, versouckende wie sijnes bedunckens soude swaerder wegen. Heeft oock in ’t oproericq voornemen Adriani Romani in Goedereede hemselven laten vinden ende mede gebruijcken opentlick in ’t anhoren des volcx roepende tot de contraremonstranten, die daerbij hem tegenwoordich waren, dat hare leere so affschouwelick ende grouwelick was, dat hij hun schaemden, ‘twelck alles strekende was tot meerder beroerte. Dit alles de vergaderinge in de vrese des Heeren overwegende, heeft geoordeelt ende geresolveert dat den voorseijde Casparus Celcart van alle kerckelicke diensten sal wesen gedeporteert, gelijck zij hem deporteerde bij desen, ende voorts hem oock ontseijt de gemeenschap des H. Avontmaels ter tijt toe hij sijn sware sonden mit behoorlicke leetwesen bekennende hemselven mit God ende sijne gemeente, dat is de kercke van Abbenbrouck, classe ende Sijnodo, na behoren sal hebben versoent.

Aldus gedaen ende wtgesproken ter vergaderinge voorseijd gehouden in Den Briell den vii.en december anno 1618.

De kerckenraet van den voorseijde Celcart.

De vergaderinge, nader lettende op den stant der kercke in Abbenbrouck, heeft bevonden dat den ouderling ende diaken haer gedragen hebbende als kerckenraet D. Casparus Celcaert, gewesene predicant aldaer, voor geen wettelicken kerckenraet (als van genen wettelicken wettelicken predicant vercoren ende in den dienst gestelt sijnde) gehouden can worden, desgelijcx dat se in haren dienst niet behorlick en hebben gedragen, niet lettende naer  eijsch van haer ampt op de leere van haeren predicant, last ende beveelt derhalven den gepretendeerden kerckenraet voornoomt dat se van nu voortaen haer sal houden van alle regieringe ende bedieninge der kercke. Gelijck se oock tot verder bevreding derselver gemeente den kerckenraet der dolerende kercke van outs daer wesende wederom in hare volle bediening herstelt, haer bevelende dat se als goede opsienders in ’t huijs des Heeren de zorge der kercke sullen op haer nemen, dat se oock haer vervougende bij den broederen des classis van de contraremonstranten sijde mit den aldereersten sullen na eenen goeden getrouwen rechtsinnigen ende bequamen kerckendienaer omme horen omme d’selve mit approbatie van hare magistraeten ende inwillinge des classis na de angenomen kerckenordeninge te beroupen ende in den dienst haerder kercke te stellen. Middelertijt verstaet de vergaederinge dat de voorseijde kercke bedient sal werden bij de broederen des classis voornoomt van harentwegen daertoe te deputheren ende wt te seijnden ten eijnde de goede gemeijnte die bij Celcaert voorschreve geabuseert ende gealtereert is wederom te rechten ende tot goede eenicheijt gebracht mach werden. Den vii.en december xviC.achtien, na den middach.

Jacobus Carpentarius, predicant in Middelhernesch.

Den 6. December na den middach.

Is ingelevert de beschulding jegens Carpentarium, geteijckent mitte letter Z.

D’welcke die van de classe tegens hem soucken te bewijsen. Daertegens hij in sijnde verantwoordingen gehoort is.

Ende eijntelick daerover bij de vergaderinge wtgesproocken eene sententie van schultbekenning als volcht.

Alsoe de vergaderinge uijt ‘tgene aen wedersijden aengehoort is op de beschuldingen tegens D. Jacobum Carpentarium ingebracht bevonden heeft, dat D. Jacobus voorseijt door eenige propoosten mit sommige broederen des classis gehouden denselven oorsake gegeven heeft om achterdencken op hem te hebben alsoff hij onsuver ware in ’t stuck der leere angaende de godheijt Christi ende angaende de erfsonde, overmits hij hun ongerust makende daerna geen contentement gegeven heeft door eene ronde verclaringe sodanige als hij hier voor dese vergaderinge gedaen heeft. Namentlick dat hij dienaengaende t’enemael gevoelt mit den Cathechismo ende Confessie deser landen ende buten de vijff articulen niets heeft tegen den voorschreven Catechismum ende Confessie. Dat hij hem oock verlopen heeft, mits hemselven vougende bij den schout ende andere in de Nieuwetonge als zij beletteden de predicatie der gesepareerde vergaderinge die D. Gosuinus Buijtendijck daer quam doen.

Soe is daerover goet gevonden ende besloten dat D. Carpentarius daerover voor dese vergaderinge ende voor de broederen des classis alhier sijne schult sal bekennen. Ende voorts wat de reste angaet hout de vergaderinge de sake noch in advijs om ter gelegener tijt daerinne te doen na behoren, mits dat hij hem onderwerpe sinodo nationali.

Actum in de vergaderinge als voren gehouden in Den Briell opten vi.en december anno 1618.

Cornelius Petrij Borchvliet, predicant in Den Briell.

Den 10 decembris sijn binnen gestaen die van den classe ende kercke van Den Briell.

Overleverende de puncten der beschuldingen jegens denselven Burchvliet, geteijckent mitte letteren AA.

Daerop beijde pertiën volcomentlicken angehoort ende op alles veel overleijt ende ingesien sijnde mit ripe deliberatie in de vrese des Heeren.

De vergaderinge bevind seer claer ende notoirlicken uijt de acten ende memoriën, oock bij de fauctheurs van hem Burchvliet daervan gehouden, dat hij hem in weerwil van de kercke sonder van derselve oijt beroupen te sijn (doe oock wettelicke ende suffisante reden hadden om hem te weren) tegens ende buijte alle kerckelicke ordre in den kerckendienst heeft laten indringen, waerdeur hij tweedracht, scheuringe ende vele onheijlen in de voorseijde kercke heeft veroorsaect. Oversulcx heeft de vergaderinge verstaen ende geoordeelt, verstaet ende oordeelt bij desen, dat d’voorseijde Cornelius Burchvliet noijt geweest is noch tegenwoordelick is een wettelick beroepen kerckendienaer in de kercke van Den Briele voorschreve, maer dat hij den kerckendienst aldaer tot noch toe onwettelick heeft geusurpeert. Ende heeft voorts hem om voorgemelte onbehoorlickheden van alle kerckelicke diensten tot wteijnde des nationalen sijnodi gesuspendeert, opdat hij hier en tusschen over dese sijne faulte hem mitte kercke ende classe van Den Briell, mitsgaders mit den sinodo, reconciliere ende sulcx bij hem gedaen sijnde sal hem voorts mede na de resolutie des voorseijde nationalen sinodi, d’welcke over het stuck van de leere ende der remonstranten sal genomen worden oock nopende de bevorderinge tot eenen anderen kerckendienst, reguleren.

Aldus gedaen ende geresolveert in Den Briele den xii.en december anno 1618.

Nannius Gestranus, predicant in Den Briell.

Den xi.en decembris naden middach.

Hebben die van de classe ingebracht de beschuldingen tegens Nannium Gesteranum, geteijckent mitte letteren CC, angaende sijn onordentelick innecomen in den dienst ende sijne lasterige ende oproerige predicatiën aldaer.

Welcke geëxamineert ende daerop gehoort sijnde sijne verantwoordingen ende de debatten an wedersijden gevallen.

De vergaderinge heeft om seeckere redenen die eijndelicke judicature ende de wtspraecke daervan tot op eenen anderen tijt ende gelegentheijt wtgestelt, doch niettemin geordonneert dat hij hem hierentusschen sal gedragen in alle stillicheijt ende zedicheijt sonder de herte van de goede ingesetenen ‘tsij op den predickstoel ofte in de dagelicxe visitatie meerder van malcanderen op te hitsen, sonder dat hij ofte de sijne oock dese sijne jegenwoordigen kerckenraet, ‘tsij oudelingen ofte diaconen sullen mogen veranderen ofte eenen anderen predicant opten predickstoel te laten comen sonder consent des magistraets.

Aldus gedaen ende geresolveert in Den Briell voorseijd desen xii.en december 1618.

Incidenten voorgevallen in de visitatie des classis van Den Briell.

Den 5 december.

Beijerus [i.m.]

D. Nienrodius, predicant in Rotterdam, geassisteert met Wouter Ariensz., ouderling tot Sevenhuijsen, sijn gecompareert voor dese vergaderinge verthonende credentie van den classe van Schielandt, waermede zij affgesonden waren om van dese vergaderinge te versoucken advijs ofte verclaringe angaende ’t verschil gevallen over ’t beroep dat die van ’s-Gravenhage gedaen hadde op den persoon D. Beijeri, predicant tot Schiedam. Tot welck beroep den edele magistraet ende kerckenraet van Schiedam niet wilden verstaen om D. Beijerum te demitteren, allegerende ’t oordeel des laetste gehouden sinodi tot Delff deur welck dien van Delff ’t beroep bij haer gedaen op denselven Beijerum wiert ontseijt ende geordineert dat D. Beijerus vooralsnoch tot Schiedam soude blijven. Dewijle dat oordeel noch so onlancx gegaen was, dat daerom D. Beijerus so haest mit stichting niet soude connen aldaer ontslagen worden.

Daerjegens die van Den Hage oock wichtige redenen om ’t beroep ten effecte te brengen hadden ingebracht.

De vergaderinge heeft Dm . Beijerum hierop gehoort die hem verclaerde beclaechde beweecht te sijn door redenen soe vanwegen die van Schiedam, die in billicke saecken hem niet uut allen hadden gecontenteert, soe ende insonderheijt vanwegen die van Den Hage, dat hare redenen pregnant waren, Sijn Excellencie oock ‘tselffde begeerde ende ’t beroep bij allen dien ’t anging volcomentlick was geaprobeert, sulcx dat hij ‘tselve alrede hadde ingewillicht mit seeckere acte van sijn hant op conditie so zij daerin bewillichden die daerin te sggen hadde etc.

Is geresolveert hun an te seggen dat wij beswaert sijn daerover verclaringe te doen, omdat de acte des sinodi diesaengaende gepasseert niet gehouden wiert bij de andere acten dan so zij immers van dese vergadering begeerden verclaringe, dat men ter eerster gelegentheijt daervan sal spreecken mit onse gecommitteerde sijnde op ’t sinode nationael.

D. Nienrodius heeft oock geproponeert dat men soude willen letten op Sevenhuijsen, daer de dolerende kercke hebben eenen gereformeerden predicant D. Petreium  alrede beroupen die alle geëxamineert is, versouckende dat ten eersten op Burgium[5] worden geleth opdat de plaetse sonder scheuringe ten eersten versien mochte worden.

Romanus [i.m.]

Op denselven dach, na middach, es binnengestaen Adrianus Romanus, gedeporteerde predicant van Goeree, heeft voorgestelt.

Eerst dat hij verstont datter een ander geëxamineert wiert om te Goederee in sijne plaetse te doen surrogeren, dat men soude toesien off dat niet en strecte tot prejuditie van sijn appel door welcke hij opte sijnode nationael hadde geappelleert.

Ten tweede dat hij begeerde copie van de beschuldingen jegens hem ingebracht, seggende dat den preses hem dat belooft hadde.

Tot derde begeert explicatie om te weten wat satisfactie hij doen sal om ten H. Avontmael toegelaten te worden.

Is hierop bij de vergaderinge geantwoort.

Op ’t eerste dat wij verstaen datter wel eenen anderen mach gesurrogeert worden in die plaetse van dewelcke hij gedeporteert is ende de sijnode perticulier sowel daerover als over sijn deportement getroost is te verwachten d’uijtspraecke des sinodi nationalis.

Op ’t twede dat de sententie op die beschulding niet en is gefondeert ende daerom ongehouden sijn copie te leveren van ‘tgene de sijnode voorbij gegaen heeft ende in geene consideratie genomen.

Op ‘t 3e. dat ‘tselve hem sal werden voorgeschreven ter tijt wanneer hij hem mit de kercke sal willen versoenen.

Beijerus [i.m.]

Den 6 december is gecompareert sr. Caesenbroot, diaken der kercke in ’s-Gravenhage mit credentie an dese vergaderinge ten eijnde om ’t beroep D. Beijerij totten kerckendienst in Den Hage te bespoedigen. Dewijle de classe van Schielant, daer zij eerst de dimissie Beijeri hadden versocht de sake an dese vergaderinge hadden gerefereert, heeft tot dien eijnde de redenen van den noot der kercke etc.

Is hem d’selve antwoort gegeven gelijck ‘sdaechs te voren an die van den classe van Schilant, dat die van Den hage oock gelieve mit patiëntie dien tijt te verwachten.

Abbenbrouck. [i.m.]

Den 7. december sijn die van den classe binnen gestaen ende hebben gevraecht hoe ’t voortaen soude moeten gaen in de bedieninge der kercke tot Abbenbrouck, d’welcke nu deur ’t deportement Celcarts was vacerende, off de remonstranten daer noch bij beurte soude predicken gelijck sij gedurende de suspensie Celcaerts plachten te doen.

Is geantwoort dat dese vergaderinge een acte sal concipiëren, daerinne Celcarts ouderling ende diaconen gedeporteert ende den ouden gerestitueert sullen worden ende den ouden kerckenraet sorge sal dragen dat de plaetse bedient worde door rechtgesinde lerars. Welcke acte oock hiervoren gestelt ende geregistreert is.

Den 12 decembris sijn de twee bailluwen van Abbenbrouck voor de vergaderinge verschenen, verthonende dat de acte bij dese vergadering gesonden aen den kerckenraet in Abbenbrouck om wt te sien na eenen anderen predicant soude strecken tot verminderinge van ’t jus patronatus, hebben tot dien eijnde aengewesen hoe ’t eertijts gegaen was in ’t beroep van eenen Rugerus, dat het gedaen was geweest door den heere van abbenbrouck ende ’t beroep op Aelbert Jaspersz. door bailliu ende schepenen.

De vergaderinge heeft geantwoort, dat sij in die acte hun hebben geconformeert der kerckenordeninge tot noch toe in de gereformeerde kercke deser landen gebruijckelick ende off daer al eenige exempelen hier ofte daer soude mogen anders gebeurt sijn, dat d’selven den kerckenordeninge niet mogen prejudiceren. Dat men verstaet dat de kerckenordeninge vooralsnoch behoort te gelden totdat anders daerinne sal versien sijn, gelijck als ’t stuck angaende juspatronatus gerefereert is tot het sinodus nationael, dat daervan nu sal gepronunchieert worden waerna men sich sal hebben te reguleren.

‘sAnderendaechs daerna hebben deselve bailliuwen gedaen het protest hierna volgende.

Also volgende seeckere acte in date den vii.en december anno xviC.achtien bij de vergaderinge der gedeputeerden des Suijthollantschen sinodi ten overstaen van de gecommitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant, naerdat sij nader geleth hadden opten stant der kercken binnen Abbenbrouck, den kerckenraet der dolerende kercke voorseijd van outs daer wesende wert belast dat se als goede opsienders in ’t huijs des Heeren de sorge der kercke sullen op haer nemen, dat se oock haer vervougende bij den broederen des classis van der contraremonstranten sijde mit den aldereersten souden na een getrouwe ende rechtsinnige ende bequamen kerckendienaer omme horen omme denselven mit approbatie van hare magistraten ende inwilliginge des classis na de aengenomen kerckenordening te beroupen ende in den dienst harer kercke te stellen, alles in conformite van de voorseijde acte. So est dat wij onderschreven baillius, als last hebbende van de heeren van Abbenbrouck voornoemd als ’t recht hebbende van jus patronatus waervan sijluijden tot noch toe ende alle tijt in possessie sijn geweest, verstaen dat ‘tselve in sulcker vouge als voorseijd es niet en mach geschieden, maer dat sijluijden hebben macht ende autoriteijt omme effens den kerckenraet naer een kerckendienaer omme te hooren ende denselven in den classe van Den Briell te presenteren omme aldaer naer ordeningh geëxamineert te worden ende en verstaen niet dattet selve sal geschieden naer luijt ende inhout der voorseijde acte. Lasten derhalven wij ondergeschreven Jan Been, notaris openbaer bij den Hove van Hollant geadmitteert, residerende binner der stede van Den Briele, ten overstaen van twee getugen hem te transporteren an de gecomitteerde voren genooemt ende hare edelen den inhouden deses voor te lesen. Ende so zijluijden van meninge sijn mit haer sake in vouge als voren echter ende evenwel voort te varen uijt onse naem in de qualité als voren daerjegens te protesteren van alle ‘tgene onse heeren ende hoocheden in hare gerechticheden desen angaende eenichsins soude mogen prejudiceren, relateert u wedervaren. Actum den xiii.en december 1618 ende was onderteijckent P. de Vanevelt, Gamerlijn.

Welcke voorseijde protestatie bij mij notario ende den naergenoomede getugen an de edele heeren gecommitteerde gedaen ende voorgelesen sijnde, gaven voor gehoort dat sijluijden de sake soude refereren aen hare edele principalen die haerluijden wtgesonden hadden. Aldus gedaen ende gepasseert in den toelast binnen Den Briele alwaer de edele heeren gecommitteerde vergadert ware ter presentie van Pieter Lenertsz. an der Noort, secretaris van Abbenbrouck, ende Cornelis Joosten, twinder binnen Den Briele, als getugen van goeden gelove mit mijn notaris hiertoe versocht, die het principael deses geteijckent hebben ten dage als boven. Ende was onderteijckent P. Lenertsz. Noort ende Cornelis Joosten twinder. Onderstont mij present ende was geteijckent Been, notaris publijck.

Pieter Jacobsz. ende Leoninus Leo. [i.m.]

Opten xii.en decembris voorseijd is bij die van de classe versocht, dat seeckere oneenicheijt geresen tusschen de heer burgermeester Pieter Jacobszoon ende Leoninus Leo, predicant in den Nieuwenhoorn, ende al vrij lange geduijrt hebbende, daerover oock D. Udemans ende daerna die van de classe gearbeijt hadden om die neder te leggen doch al tevergeeffs, bij dese vergaderinge soude geslist worden. Hebben oock den oorspronck van dien verhaelt ende datter an wedersijden schriften over waren gemaect. Daerover de vergaderinge beijde binnen ontboden hebbende, hen heeft soucken te bewegen om sich deser vergadering te submitteren ende besloten, so sij daertoe willen verstaen, dat men de schriften van beijde sijde sal verbranden ende hun tot versoening brengen.

Eerst Leo alleen binnen gestaen hadde liever gehadt dat sijn schrift eerst wierde gelesen wt oorsaecke dat hem naging dattet Arminiaens was ende dat hij daerdeur in quaden name geraecte, niettemin dat hij hem dese vergadering t’eenemael onderwerpt.

Daerna den burgemeester alleen binnen gestaen heeft geweijgert hem te submitteren, dan begeert dat eerst de schriften an wedersijden gestelt sullen oversien worden ende geoordeelt.

Dan naderhant is daertoe geïnduceert, mits dat Leo schriftelick bekenne daerinne misdaen te hebben dat hij hunne separatie eene rotterije genaemt hadde ende dat hij d’selve voor goet verclare, gelijck die van Amsterdam gedaen hebben.

Heeft oock willen bedingen dat de schriften niet verbrant maer in de hant van eenen derden soude gestelt worden, doch dat laetste is hem affgeslagen, maer sijn ten vieren geoordeelt.

Ende tot het voorgaende heeft men Leonem eijntelick geïnduceert tot dien eijnde een acte van reconciliatie stellende, welcke van beijde is onderteijckent luijdende als volcht.

Also de vergaderinge der gedeputeerde des Suijthollantschen sijnodi ten overstaen van de gecommitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant in Den Briell, vernemende datter verschil was tusschen den heeren Pieter Jacobsz., burgemeester aldaer, ende D. Leoninum Leonem, predicant in den Nieuwenhoorn, heeft alle neersticheijt aengewent om ‘tselve te slechten ende eijndelick vele redenen mit beijde pertiën daerover gevallen sijn, so heeft se de saeck eijndelick so verde gebracht dat den voornoeemde heere Pieter Jacobsz. uijt name ende als last hebbende van de kercke in Den Briele tot decisie van deselve questiën eenen merckelicken tijt gestaen hebbende angeboden heeft, soe D. Leoninus wil verclaren de separatie derselve kercke van de remonstrantsche ofte publijcke kercke terecht geschiet te sijn ende dat hij dienvoegende door quade nadencking van de voornoomde gesepareerde kercke gemaect hadde eene rotterie, dat den voornoemde Pieter Jacobsz. nomine vt supra daermede sullen sijn tevreden ende sal wijders Pieter Jacobs voortaen hem voorts tevreden houden, gelijck oock de voornoemde gemeente doen sal dat Do. Leonius op sijne gedaen verclaring is een contraremonstrant ende geen Arminiaen, gesont in leere ende leven ende sulcx tot sijner eere alomme verbreijden daer ’t te passé sal komen. Ende opdat ’t gepasseerde soude blijven in eeuwige vergetinge, so sullen sij ten wedersijden beloven ende beloven mits desen alle schriften ten wedersijde uijtgegeven ofte gemaect te leveren in de hande van dese vergaderinge om verbrant te werden mit oprechte verclaring dat sij gene schriften achter de hand en houden om hierna daermede den anderen eenige schade ofte hinder te doen mit sulcken bescheijden, dat so ijemant van wedersijden namaels noch eenige schriften ofte overblijffselen voortbrachte om hem daermede te behelpen dat denselven sall geacht worden den vrede gebroken te hebben ende niettemin d’selve schriften van geender waerden sullen gehouden worden. ‘tWelck an beijden sijden is toegestaen ende gestipuleert ende sijn also in ’t vruntlick versoent.

Aldus gedaen ter vergaderinge voorseijd gehouden in Den Briell den xii.en decembris 1618. Ende was onderteijckent P. Jacobssoon, leoninus Leo. Lager stont uijt last der vergaderinge ondeteijckent Michaël Hogius, scriba.

Des s’anderen daechs sijn beijder schriften verbrant.

Willem Crijnsz. [i.m.]

Is oock op den 12 december bij die van den classe vertoont datter oneenicheijt was tusschen eenige litmaten der gereformeerde kercke ende Willen Crijnsz., predicant aldaer, hem weijgerende voor predicant te erkennen om redenen die hun daertoe beweechden, doch dat de classe alsdoen besich was om deselve te reconciliëren, hetwelcke oock wel gesuccedeert is deur Gods genade, gelijck als des anderen daechs opten xiii. Dienaengaende bij de classe een vuijtspraecke geraemt ende in presentie van dese vergaderinge opgelesen is daerdoor beijde delen tot onderlinge versoeninge volcomentlick sijn gebracht.

Also heeft dese vergaderinge haer affscheijt genomen van Den Briele opten 13 december ende gereijst op Dordrecht om van daer sich te vervoegen bij ’t classe van Gorrichem.

In den classe van Den Briell

Casparus Celcart gedeporteert.

Gerardus Velsius, Abrahamus la Faillie, Cornelius Petri Borchvliet gesuspendeert.

Is oock den remonstranten affgevraecht of se ijet hadden inne te brengen tegen den contraremonstranten ende haer angeseijt dat de vergaderinge daerop so wel soude letten als op de beschuldingen tegens de remonstranten. Doch is niets ingebracht tegen ijemant der contraremonstranten alhoewel de vergadering iterativelick de remonstranten vermaenden, soo se ijet hadden dat sij ’t behoorden inne te brengen, opdat alle ergernissen mochten na behooren wechgenomen worden.

De Gecommitteerde Raden van de Staten van Hollant ende Westvrieslant, gehoort hebbende ’t rapport van de gecommitteerde poletijcquen die neffens de ecclesiastijcquen gedeputeert bij de sijnode van Suijthollant gebesoigneert hadden tot bevredinge van de kercken in de classe van Voorne, Putten ende Overflacqué ende op deselve besoignen geleth, hebben het deportement an Casparus Celcaert, geweesen predicant tot Abbenbrouck, de suspentiën an Gerardus Velsius ende Abrahamus la Faillie, predicanten respective tot Rockangie ende Nieuwetonge, mitsgaders Cornelis Petri Borchvliets gegevene verclaring van gene kerckendienst in Den Briele wettelick geweest te hebben nochte noch niet te wesen, geapprobeert ende geaggreert, ordonneren alle ende eenen igelick sulcx angaende hem na deselve te reguleren. Gedaen in Den Hage den xviii.en decembris anno xviC.ende achtien, onderstont ter ordonnantie van de Gecommitteerde Raden voornoemt  ende was onderteijckent, A. Duijck.

[folio 85-93]

Summarisch verhael der visitatie van de classe van Gorinchem.

De vergaderinge der gecommitteerde der edel Mogende Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant ende de gedeputeerde des Suijthollantschen sinodi is op den 17 december ’s-avonts tot Gorinchem gearriveert omme volgens hare opgeleijde last mede den classem van Gorcum te visiteren. Tot welcken fijne d’selve op den navolgenden dach bijeengecomen sijnde in de consestorijcamer heeft na aenroepinge van den naem des Heeren doen instaen de broederen desselvigen classis ende haer verclaert de oorsaecke van hare compste. Doch also de vergaderinge was behandicht een missive van de edele heere drossaert van Heusden, waerin sijn edele an de vergaderinge versochte dat d’selffde gelieffde naer Heusden hen te transporteren, overmits alle plaetsen in dewelcke onder den classe van Gorcum swaricheijt viell waren onder sijn edele drost ambacht resorterende, als oock om andere redenen, soe is de vergadering voor die tijt opgebroken ende des volgende daechs, sijnde den xviii.en december, naer Heusden gereijst ende des avonts aldaer angecomen.

Samuel de Prince [i.m.]

Den xix.en sijn de gecommitteerde ende gedeputeerde vergadert in de kerckencamer sijnde, aldaer mede present den edele heeren drossert der stede Heusden, ende hebben de gecommitteerde des classis van Gorinchem voor dese vergaderinge ingebracht d’anclachten welcke zij hadden jegens de persone Samuelis de Prince, predicant tot Bardwijck mit verscheijden documenten waermede d’selve worden geverifieert angaende sijn argerlicke, ende ontuchtelick ende onstichtelicke comportementen, mitsgaders seeckere extracten uijt haer classisboeck ende een corte deductie van de sake des gemelten Princij, waerinne sij vertoonen dat Princius, ten vollen ende wijtlopich in verscheijdene classenicale vergaderingen gehoort sijnde ende sich van hetgene dat tegens hem was ingebracht niet behoorlicke connende purgeren, bij den classem was gesuspendeert van sijnen kerckendienst voor den tijt van drie maenden. Doch also hij geduijrende den tijt zijner suspensie oock naderhant hem mit extreme onbeleeftheijt ende contuniacie hadde tegens den classen geopposeert, d’selve t’onrechte schandelicken lasterende ende hare resolutiën niet willende naercomen, gelijck hij oock niet volcomentlick en hadde voltrocken ‘tgene hem van de classe tot schultbekeninge in de kercke van Bairtwijck voor sijn gemeente te doen was opgeleijt ende daerna tegens expresse last deputatorum classis op den stoel was gegaen, affkerende tot twee malen toe diegene die aldaer van de classe waren gesonden omme den dienst te betreden, also mede den provisionelen kerckenraet van Baertwijck an den classem hadde versocht dat sij mit eenen anderen stichtelicken predicant mochten versien worden, so hadde de classis sijne sake sijnodael gemeact ende hem op ’t nieuwe gesuspendeert tot den sijnodum provincialem van Zuijthollandt toe, die doen ter tijt op handen was, welcke suspentie oock bij denselven sijnodum was gecontinueert ter tijt toe dat dese vergaderinge in de classem van Gorinchem soude comen om die te visiteren.

De vergaderinge, hebbende op dit alles gelijck mede de mondelinge verantwoordinghe D. Princij mitsgaders de documenten tot sijne ontschuldinge overgelevert ende wat meer ter sake diende in ’t wijde ende brede angehoort, gelesen ende in des Heeren vrese overwogen, heeft bevonden dat den voornoomde D. Princius vermits sijn ongeregelt, ontuchtich ende ergerlick leven van den classe wettelick was gesuspendeert ende verstaet dat deselve suspentie voorts in effect sal bliven tot het voleijnden toe van het sijnode nationaell, welckers oordeel hij voor dese vergaderinge verclaert hem te sullen onderwerpen, ende ondertusschen sal hem eerlicken hebben te dragen ende den sinodo van Suijthollant ofte hare gedeputeerde, mitsgaders den classi, genoech doen, sal onderwilen mogen blijven wonen in de huijssinge tot Baertwijck tot toecomende meij toe ende sullen middeler tijt die van Baertwijck nae kerckelicke ordre van den jare lxxxvi beroepen eenen anderen kerckendienaer, alles naer luijt de sententie hierover wtgesproocken.

Henricus Tammerus, predicant tot Genderen ende Douveren.

Den 20.en december is voor de vergadering gecompareert Henricus Tammerus, hebbende sichselven den tijt van eenige jaren gedragen als predicant van Genderen ende Douveren, tegen denwelcken de gedeputeerde des classis hebben ingebracht hare beschuldingen nopende het onwettelick incomen in den van denselven Tammerus in den dienst ter voorseijde plaetsen alsmede angaende sijne continuele continuatie jegens alle citatiën ende resolutiën des classis.

Waerop Tammerus gehoort sijnde, die heeft tot sijn justificatie niet veel heeft weten inne te brengen, noch oock beroupbrieff te vertoonen ende oversulcx sijne schult bekent heeft ende ootmoedelick gebeden dat hem sulcx om Christi wille vergeven worde. Presenterende oock goetwillichlick van sijnen gepretendeerden dienst te desisteren indien hij mochte hebben alimentatie om daervan te leven. Versouckende instantelick op dese vergaderingh dat deselve mit haer intercessie daertoe bij de Edel Mogende Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt hem wilde behulpich wesen, opdat hij niet genootsaect en worde sijn oude grijse haren (als sijnde nu getreden in sijn negenentseventichste jaer) mit armoede ende droefheijt in het graff te brengen.

De vergaderinge hierop in des Heeren vreese lettende, heeft geoordeelt dat Henricus Tammerus voorseijd geen wettelick gereformeert kerckendienaer en is ende dienvolgende van nu voortaen van alle kerckelicke diensten hem sal onthouden.

Doch sal hij mogen blijven wonen tot meij toecomende in sijne gewoonlicke huijssinge, sich stil ende eerlick daer dragende, ende so lange genieten sijne volcomene gaige.

Ende ondertusschen sal de classe intercederen bij de Edel Mogende Heeren Staten om alimentatie voor hem te verwerven, waertoe de heeren commissarissen mede beloven haer beste te sullen doen. Sijn plaetse sal onderwilen worden bedient van de classe, d’welcke mede belast wort sorge te dragen dat d’selve plaetse mit een ander gequalificeert predicant mach worden voorsien, blijckende alles bij de sententie over hem wtgesproocken.

De requeste voor Tammero dese vergadering ter handen gestelt, is bij de Ed. Mog. heeren gecommitteerden overgegeven an de Edel Mogende Heeren Staten ende voor den voorseijden Tammero van hare Hooch Mogende verworven alimentatie voor twee jaren tot vierhondert gulde s’iaers als bij de acte blijckt.

Cornelius Drongulensis, predicant tot Veen.

Daerna is voor de vergaderinge gecompareert Cornelius Drongulensis ende tegens hem ingestaen de gecommitteerden des classis, de vergaderinge andienende dat Drongulensis voornoomt bij den classe van Gorchum was ontslagen van sijnen dienst om sijn quade comportementen, doch dat sij hem noch bij provisie tot de compste van dese vergaderinge hadde laten predicken.

Welcke redenen der gedeputeerde des classis, alsoock het antwoort Drugulensis op deselve, dese vergaderinge angehoort ende rijpelick op deselve gelet hebbende, heeft bevonden dat hij Drongulensis beneffens sijn onstichtelick leven oock seer lichthoofdich ende los van hersenen was ende dienvolgende onbequaem om voortaen den kerckendienst te betreden, heeft derhalven hem belast van sijnen dienst te desisteren, alles vorder bij de wtgesprokene sententie is blijckende.

Voorts de classe belast request voor hem aen de Hooch Mogende Heeren Staten te coucheren, ‘twelcke gedaen ende daerinne gehandelt ende voort op gevoolcht is, gelijck in de saecke Tammeri voorschreve, breder blijckende bij de acte luijdende als volcht.

De Staten van Hollant ende Westvrieslant hebben bij nadere deliberatie verstaen ende geresolveert dat Petrus Brinquini, predicant tot Woerden, Cornelius Drongelius, predicant tot Veen, ende Henricus Tammerius, predicant tot Doveren ende Genderen, die heure voorseijde diensten gewillich sijn aff te staen, mits ‘tselve doende, voor noch twee toecomende jaren in gevalle d’selve so lang leven heure volle stipendium sullen blijven genietende, behoudelick dat se hen stil ende vreetsaem sullen moeten dragen ofte andersints verliesen ’t effect deser gunste, ende dat na deselve tijt van twee jaren op heure comportementen nader sal werden geleth ende gedaen naer behooren.

Gedaen in Den Hage den lesten januarij anno xviC.ende negentien. Lager stont ter ordonnantie van de Staten ende was onderteijckent A. Duijck.

Is oock den remonstranten affgevraecht of se ijet hadden inne te brengen tegen de contraremonstranten ende haer aengeseijt dat de vergaderinge daerop so wel soude letten als op de beschuldingen tegen de remonstranten, doch is niets ingebracht tegen ijemant der contraremonstranten alhoewel de vergaderinge iterativelick de remonstranten vermaende, so se ijet hadden, dat sij ’t behoorden inne te brengen opdat alle ergernissen mochten na behooren wechgenomen worden.

In de classe van Gorinchem

Samuel Princius, predicant in Baertwijck, gesuspendeert.

Henricus Tammerius, predicant tot Douveren ende Genderen, ende Cornelius Drongulensis, predicant tot Veen, sijn beijde gewillich afgestaen.

[folio 95-133]

Summarisch verhael der visitatie van de classe van Woerden.

De vergaderinge der gedeputeerde des Suijthollantschen sinodi geadsisteert mit de gedeputeerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant is gecomen tot Woerden den lesten december anno xviC.endeachtien.

Den eersten januarij anno xviC.negentien heeft se om te houden des nieuwenjaersdach wille hare besongiën niet connen beginnen.

Ten welcken dag men aldaer predicte ende namentlick in de principale ofte ordinaris kercke Petrus Bricquignij van der remonstranten sijde. D’welcke na de predicatie bij hem gedaen ende voor het gebeth de gemeente vermaent heeft also hij nu een seeckeren tijt ofte lange jaren de christelicke gemeijnte op dien predickstoel Gods Woort suijverlick voorgedragen hadde ende alsnu verclaerde in consciëntie niet anders te connen gevoelen ofte ‘tgunt hij de gemeijnte voorgedragen hadde was de warachtige ende gesonde leere, doch in de oude angenomen leere te blijven, verhalende daertoe eenige articulen sijns gevoelens ende daertegens stellende de consequentie die getrocken worde wte ware christelicke lere, waerschouwende de gemeijnte hen daervoren te wachten. Datter oock geruchten deur de stadt gingen dattet lichtelick soude connen gebeuren dat hij dien predickstoel niet meer soude mogen betreden ende dat hij de christelicke gemeijnte doch wilde gebeden hebben, dat sij hem doch wilde vergeven sijne faute indien hij jegens deselve ijetwes soude mogen misdaen hebben ofte eenige ergernissen in leven soude mogen hebben gegeven, daervan hij seijde hem niets bewust te wesen, Verclarende voor sijn persoon hem ende oock alle die in de stadt waren, ja dat meer is een igelick uijt gront sijns herten te vergeven ‘tgunt ijemant tegens hem soude mogen misdaen hebben etc.

Dat denselven Bricquenis also sijne redene geëijndicht hebbende oock terstont ende alvoren ’t gebeth gedaen wierde opgeresen is Petrus Cupus, die in ’t heckgen onder den predickstoel sat, ende nietjegenstaende hij van alle kerckendienste bij de magistraet bij provisie gesuspendeert was, de gemeente oock angesproken heeft. Verhalende dat hij was gesuspendeert sonder dat hem daervan eenige redenen gegeven waren ende dat hij oock also, als de voorseijde Petrus Bricquenije gevoelde, vermanende de gemeente insgelijcx tot stantvasticheijt van ‘tgunt hij hen geleert hadde ende dat se daerbij soude blijven.

Verbiedende hij Cupus den ordinaris voorleser, die gereet stont om na gewoonte voor te lesen als men ’t H. Avontmael soude celebreren, het voorlesen int ansien des volcx ende hem van de dienst affsettende uijt last des kerckenraets so hij seijde, alle ‘twelcke seer grote verslegentheijt ende alteratie causeerde in de gemeente mit grote murmuratie.

In der vouge dat bij die van de vergaderinge in deliberatie wierde geleijt oft geraden was des abderen daechs in besoignen te treden ofte nijet.

Doch sijn al dies nietjegenstaende des anderen daechs, wesende den ii.en januarij 1619, in besoignen getreden, houdende de vergaderinge op ’t casteel ter presentie van de edele magistraten derselver stede, also de kerckencamer te cleijn ende onveijl was.

Ende sijn eerst ingestaen die van der contraremonstranten sijde D.D. Josephus Rosarius ende Isaacus Wassenbergius, respective predicanten tot Woerden ende Calslagen, verclarende dat se capita accusationum an de pertie der remonstranten hadde overgelevert ende dat sommige de remonstranten haers classis int gemeen, andere eenige perticuliere predicanten derselver int bijsonder angingen.

Diegene daer capita tegen overgelevert sijn geweest, sijn dese:

Joannes Pitius, predicant tot Arlanderveen.

Wouter Cornelisz. tot Nieucoop.

Nicolaus Loedingius tot Reijnsaterwou.

Jan Cornelisen tot Lemuijden

Assuerus Pollio tot Sluijpwijck

Petrus Cupus end Petrus Brickingi, beijde predicanten tot Woerden.

Is goetgevonden eerst te beginnen van de particuliere saken der predicanten ten plattenlande.

Van Joanne Pitio, predicant in Arlander Veen.

Tegens denwelcken verscheijden puncten der beschuldinge overgelevert sijn, so nopende sijn beroep, alsoock mede eenige puncten sijns gevoelens. Daerop hij alsoock partiën in hun debatten ten beijden sijden volcomentlicken gehoort ende geëxamineert sijn oock nopende hun bewijs bij hen overgeleijt ende in de vrese des Heeren daerop ripelick gelettet ende overwogen is alle ‘tgunt daerop te letten stont, heeft de vergaderinge verstaen dat de voornoomde Pitius in den kerckendienst tot Arlanderveen genoechsaem is ingedrongen, overmits voor ende aleer de gemeijnte hem oijt gehoort hadde, veel min eenige genegentheijt tot hem getoont, den schout van Arlanderveen als op sijn eijgen hant opten naem van sijnen ambachtsheer, wiens consent om sulcx te mogen doen hij door requeste eerst versocht ende vercregen heeft, een beroup op Pitium voorseijt bevordert ende mitter haest tewege gebracht mits om ‘tselve beroep een oog te geven alsoff het gedaen wierde in conformite van de kerckenordeninge van de jare xciL (welcke kerckenordening daer te vooren noijt in gebruijck was geweest, noch oock eenige apparentie was dat sij aldaer mit vrucht ende stichtinge soude connen ingevoert worden, gelijck ter contrarie de drovige ervarentheijt geleert heeft dat van die tijt an in den dorpe Arlanderveen continuele oneenicheijt ende scheuringe geweest is) ende om eenen remonstrantsgesinde tot miscontentement van meest de gemeente in te brengen, hem beholpen heeft mit de presentie van eenige remonstrantsgezinde predicanten wt den classe van Woerden ende van eenen ouderling van Arlanderveen, sonder dat dien ouderling dies angaende behoorlicke communicatie met de andere des kerckenraets hadde gehouden, veel weijniger dat hij hun consent ofte commissie om sulcken beroep te helpen effectueren soude gehat hebben. Ja is geschiet buijten hun weten, blijckende bij attestatie onderteijckent van de eijgene hant van twee ouderlingen ende twee diaconen. Welcke onordentelickheijt de vergaderinge overleggende oordeelt dat de voorseijde beroepinge niet wettelick is toegegaen, doch om seeckere insichten dat D. Pithius voorseijt sal blijven den kerckendienst continuerende in Arlanderveen tot het wteijnde toe des sinodi nationalis, mits ondertusschen hem modest ende vredelick dragende ende hem ’t sijnodi nationali onderwerpende. Ende wijders ’t sijnodo nationale geëijndicht sijnde en sal D. Pithius voor geen wettelick predicant in Arlanderveen erkent mogen werden tensij de gemeente aldaer sowel t’eene als t’andere deel tot sijn beroep verwilligen, maer bij faute van dien sal mit behoorlicke attestatie op een ander bevordert worden ende op welcke sake te letten de gedeputeerden des sinodi bij desen belast worden an hair houden.

Aldus gedaen ende gearresteert binnen Woerden op ’t sloth voorseijt.

Van Wouter Cornelissoon, predicant tot Nieucoop.

Tegens denwelcken verscheijden puncten van beschuldingen overgelevert sijn so nopende sijn beroep, eenige puncten sijns gevoelens, alsmede sijne conversatie mit ketterse doolgeesten ende andere actiën.

Waerop hij in twee verscheijden sessiën, namentlick den ii.en februarij des namiddaechs ende den derden des voormiddaechs, ten vollen na behooren gehoort is, mitsgaders de debatten ten beijden sijde oock gesien ende geëxamineert, de documenten ende bewisen tot sijnen laste overgeleijt ende bevinden de saecke niet sonder merckelicke swaricheijt. Is oock ontboden, gecompareert ende op alles gehoort den edele heere Willem van Montfoort, ambachtsheere van Nieucoop geadsisteert mit sijn bailliuw derselver plaetse.

De vergaderinge op alles rijpelick gelet ende in de vreese des Heeren overwogen, verstaen waerachtich te wesen dat hij volgens sijn eijgen verclaring voor de vergaderinge gedaen, de[6] perticuliere laestgehoudene sijnode tot Delff, alsoock het tegenwoordich nationale sijnode, ‘twelck gehouden wort tot Dordrecht, beijde respectivelick representerende de gereformeerde kercke, houdet niet voor wettelicke sijnoden maer voor sijne partie, dat[7] hij oock metter daet betoont heeft de leere van de gereformeerde kercke begrepen in Confessie ende Catechismon niet behoorlick toegedaen te sijn, overmits achterwege latende de predeking des Nederlantschen Catechismij die in de gemeente van Nieucoop tevooren van lange tijt mit goede stichting ende gerustheijt geleert was geweest ende[8] nietjegenstaende bij vele vrome dat qualicken genomen wert oock, so wij bericht sijn bij de E.E. heeren Gecommitteerde Raden hem contrarie wiert belast, daerbij parsisterende, door[9] sulcx verscheijden beroerten ende argernissen veroorsaect heeft, dat[10] hij oock de in de gereformeerde kercke gebruijckelicke forme van bedieninge der heijlige sacramenten heeft dorven veranderen ende int celebreren des Heijligen Nachtmaels het ordinarische formulier niet volcht, dat[11] hij oock hemselven niet na behooren gelijck een gereformeert predicant toestaet vrij hout van de gemeenschap mit ketterse doolgeesten, doordien[12] hij, also hij beschuldicht wiert geseijt te hebben dat hij geen swaricheijt soude maecken de wederdoopers die heure kinderen niet begeven te laten doopen t’ontfangen tot de gemeenschap des heijligen avontmaels, geweijgert heeft om onse tegenwoordicheijt dies angaende rondelick te verclaren ende te seggen dat hij daer swaricheijt in maecken soude, gelijck hij oock mitter daet ten avontmael heeft ontfangen sulcke die hun mitte luijtersche houdende, voor navolgers van ’t grove gevoelen derselver opentlick en waren bekent, sonder wettelicke wederroupinge van ’t voornoemde gevoelen. Daerbeneffens heeft doorgaens betoont bittere partijdicheijt so in predicatiën als in bijsondere propoosten tegen ’t gevoelen der contraremonstranten soo men se noempt, heeft bekent ‘tselve gevoelen voor grouwelick wtgeropen te hebben, van den predickstoel niet min oock sedieuselick geseijt dat hij ’t predicken niet en sal laten al wortet hem verboden, dat hij liever soude predicken in huijsen, schuijren ofte velden, in dispute sijnde mite enen student over ’t stuck van de kinderen heeft van den dijck wtgeropen: Coomt ghij eenvoudige brengt uwe kinderen brengt uwe kinderen bij sulcke predicanten ten doop. Vuijt welcke ende diergelijcke de vergadering oordeelt dat hij van nu voortan tot het eijnde des sijnodi nationalis toe van alle kerckendienst sal gesuspendeert sijn ende hem midlertijt still ende gerust dragen sonder ijemant op te rocken ofte ongerust te maecken, ofte bij gebreke van dien hout de vergaderinge an haer d’vuijtspraecke te verswaren ende sal na ’t uijteijnde des sijnodi nationalis wijders bij de gedeputeerde daerinne gedaen worden na bevint der saecken ende na behooren, ‘tsij om hem mits voorgaende behoorlicke reconciliatie in den actuelen kerckendienst te herstellen, ofte so de noot sulcx sal vereijschen hem t’eenemael te deporteren.

Aldus gedaen ter vergaderinge voorseijd in Woerden den vii.en januarij xviC.negentich stilo novo.

Van Nicolao Loedingio, predicant tot Reijnsaterwoude.

Jegens denwelcken beschuldingen overgelevert zijn nopende ’t stuck van de leere als namentlick van de heijligen drievuldicheijt, van de vergevinge der sonde buijten voldoeninge Jesu Christi ende sonder dat nochtans Gods gerechticheijt gecrenckt soude werden.

Dat de genegentheijt in Adam om te eeten van de verbodenee vruchten geen sonde was.

Daerop hij den iii.en januarij voormiddach ten vollen gehoort is.

Ende de vergaderinge op alles rijpelick gelt ende in de vreese des Heeren overwogen hebbende, heeft de saecke vooralsnoch in advijs gehouden.

Jan Corneliszoon, predicant tot Leijmuijden.

Jegens denwelcken vele ende verscheijden beschuldingen overgelevert sijn so nopende de nalaticheijt van het leeren des Catechismij als de leere ende eenige proopoosten over deselven.

Den iii.en januari des namiddachs ten vollen gehoort sijnde sijne verantwoordinge daerjegens.

Is na rijpe deliberatie jegens hem besloten dat men hem sal anseggen dat hij qualicken gedaen heeft nalatende den Catechismum te predicken, dat hij sal beloven van nu voortan als ’t sijn beurt sijn sal denselven nanoens te predicken denselven te leeren, dat hij hem sal wachten van ijemant publijckelicken ofte heijmelicken te vermanen om hem van ’t gehoor der contraremonstranten aff te houden, dat hij in sijn predicatiën ende particuliere propoosten hem gerust ende stil sal dragen sonder het gevoelen der contraremonstranten met hatelick voorstellen sal te traducren. Voornementlick dat hij mit onderteijckeninge neffens d’andere remonstranten hem ’t sinodo nationali behoorlick sal onderwerpen. Ende dit gedaen sijnde dat de vergaderinge hem sijnen kerckendienst laet continueren tottet uijteijnde des nationalen sijnodi, de saecke middelertijt inn naerder advijs houdende ende dat alsdan de gedeputeerden des particulieren sijnodi daerop sullen letten off het dienstelick sal wesen dat hij in deselve plaetse vorders werde in den dienst gelaten ofte andersints daerin gedaen sal moeten werden.

Dan is hem noch anders niet angeseijt, dan dat hij Catechismum sal moeten leren.

Assueris Pollio, predicant tot Sluijpijck.

Wiens beschuldinge overgelevert vanwegen de edele magistraet van Woerden ende oock van de classe, beroerende seecker predicatie bij hem in de stadt Woerden gedaen medebrengende dat hij de leere der contraremonstranten (so genoomt) heeft getraduceert ende geseijt dat sij leeren dat God eenige menschen schept ter verdoemenisse sonder aenmercking van gelooff ofte sonde ende andere wederom in sulcke vougen ter salicheijt schept.

Item dat God de kinderen der gelovige neemt ende werpt se in den affgront der helle van des moeders borsten.

De sinodale vergaderinge oock seer verachtende.

Daerjegens hij gehoort is den iii.en januarij na middage, den iiii.en voor middage ende somwijle daerna.

Den iiii.en daeran heeft hij een seecker schrift getogen wt verscheijden autheuren overgelevert tot justificatie van ‘tgunt hij van de contraremonstranten in de gemelte predicatie hadde geseijt.

De vergaderinge opte voorseijde beschuldingen die mit verscheijde certificatiën van gelooffwaerdige ende beëdichde getuijgen bevesticht sijn geleth hebbende, heeft bevonden dat die strecten tot calumnieuse belastinge ende diffamatie van de ware christelicke leere deser gereformeerde kercke ende van de leraers derselver, als namentlick dat hij opten xxvi.en octobris des voorleden jaers 1618 in de plaetse D. Petrij Bricquignij in de kercke tot Woerden voorseijd predickende heeft rondelicken ende stoutelicken van den predickstoel tot merckelicke ontrustinge van de goede gemeente aldaer (sulcx dat de voorseijde magistraet ter oorsaecken van dien de voorseijde certificatie heeft moeten beleijden) wtgesproocken ende gedreven dat de contraremonstranten leeren dat God den eenen mensch geschapen heeft tot verdoemenissen ende den andere tot de zalicheijt ende dat sonder eenige anmerckinge van zonde ofte ongelove, dat God de kinderen der gelovige van de borsten neemt ende dieselve smact in den affgront van de helle, dat God ’t eene kint geschapen heeft tot de zalicheijt ende d’ander tot verdoemenisse sonder anmerckinge van sonde ofte ongelove, dat God den autheur sij van de zonde, dat God de menschen tot de zonde drijft ende nootsaect. Ende hoewel de voorseijde Pollio die voorgemelde calumniën heeft gesocht door seecker overgegeven schrift te verifiëren, ‘twelcke bij de voorseijde vergaderinge gesien ende geëxamineert, so is ‘tselve tot sulcx in’t alderminste niet sufficant bevonden. Heeft noch onder andere mede in deselve predicatie van de sijnode geseijt dat daerwt niet vele stichtinge soude comen, dat men wel sien soude wat wt den sijnode soude volgen, dat haere partije met het pausdom overeenquamen ende diergelicke meer. Gelijck hij oock voor dese vergadering heeft dorven seggen, dat ’t nationale sijnodus, ‘twelck jegenwoordich gehouden wort tot Dordrecht bestaende niet alleen wt gecommitteerde deser nederlantsche gereformeerde kercke maer oock der uijtheemscher gereformeerde kercken, sijn formele partije was. Daerbeneffens heeft hij oock neffens de remonstranten van sijne classe voor dese vergaderinge de contraremonstranten, sonder eenich genouchsaem bewijs daervan gebracht te hebben, schriftelick beschuldicht dat sij de menschen bedrogen ofte met valsche positiën ofte met soodanige die op schruten gestelt sijn.

Ende Alle ‘twelcke bij de voorseijde vergaderinge in de vrese des Heeren overleijt sijnde, hebben ter oorsaecke van dien den voorseijde Assuerum Pollionem van alle kerckelicke diensten van nu aen tot ’t uijteijnde des voorgemelden sinodi nationalis gesuspendeert ten eijnde hij hem hierentusschen door behoorlicke schultbekenning mit de kercke ende classe van Wourden, mitsgaders mitte Suijthollansche sijnode ofte hare gedeputeerde versoenen ende sulcx bij hem gedaen sijnde, alsoock hem na de resolutie des voorseijden sijnodi nationalis nopende de leere ende kerckenordre regulerende, sal wederomme in sulcke plaetse mit goetvinden van de voorseijde gedeputeerde den kerckendienst mogen betreden alwaer hij wettelicken beroepen sal worden. Sal mede den kerckendienst tot Sluijpwijck voorseijd bij den classe der contraremonstranten geduijrende den voorseijden tijt sijnder suspentiën tot behouve van hem om seeckere insichte bedient worden, mits dat hij hem sall hebben te gedragen in alle stillicheijt ende zeedicheijt. Ende in gevalle hij sulcx in dier tijt niet en dede ende ’t voorseijde nopende sijne reconciliatie niet en wilde naercomen, sal hem daerna oock door ’t oordeel deser vergadering van alle kerckendiensten houden gedeporteert ende van ’t voorgemelde beneficie gepriveert.

Aldus gedaen ende besloten tot Wourden open viii.en januarij xviC.negentien.

Petrus Brincqiugnij, predicant tot Wourden.

Jegens denwelcken vele ende verscheijden oock sware beschuldingen ingebracht sijn so nopende ’t punct van de leere van de volcomene onderhouding des weths.

Mede op ’t ampt der overheijt dat deselve niet geoorlooft is ’t swaert te voeren religieshalven, dat hij den catechismum ten deele goet ende ten deele quaet bekende.

Dat hij oock consent gedragen ofte gedoocht soude hebben dat seecker litmaet sijn kint heeft laten bij de luijtersche doopen.

Item op ’t stuck van de vrije wille.

Dattet alleens was waer men te kercke ging selfs bij den papisten, als men maer godtsalich leeft.

Alsoock mede de proceduren in de kercke geresen op ’t beroepen van een predicant ende in andere voorvallen.

Ende dat hij de kerckelicke geschillen oock gebracht heeft totte poletijcke magistraeten.

Dat hij oock de luijtersche jegens den contraremonstranten hadde opgehitst, seggende het gelt u soveel als ons, ghij moet toesien sij willen maer eene religie lijden.

Alle welcke beschuldingen bij der hant genomen sijn den 4en januarij na den noen ende hervat den 5en daeran.

Ende naer behooren op alles gehoort sijnde heeft de vergaderinge wel bevonden datter soodanige beswaernissen tegens hem sijn ingebracht d’welcke wel een sware censure meriteerden.

Maer also men uijt D. preside verstont dat hij in t’samenspreeckinge mit hem gehouden hem hadde genouchsaem laten verleijden, dat hij wel vrijwillich ten regard van sijnen hoogen ouderdom ende swackheijt sijns lichaems van sijnen dienst soude willen offstaen, mits dat hem als emerito behoorlick tractement ende sijne wedue so hij voor sijn huijsvrou quame te overlijden, ’t gewoonlicke subsidium mochte geworden.

De vergaderinge overwegende dat best soude wesen tot bevreedinge van de kercke van Woerde indien ’t so mit behoorlicke stipulatie mochte geschiden, heeft hierop achting genomen ende Bricquignij ontboden voor de vergadering den 8en januarij.

Bricquignij ingestaen sijnde heeft gesocht d’accusatie tegens hem ingebracht te verschonen, verclarende dattet waren calumniën uijt haet ende nijet voortcomende gene soodanich dat se deportement ofte suspentie waerdich waren.

Doch de vergaderinge heeft hem angewesen datter vrij sware beschuldingen tegen hem waren ingebracht ende affgevraecht wat van de propoosten was die hij met D. preside aengaende willich van sijnen dienst aff te staen was voorgevallen ende gepasseert. So hij daertoe gesint soude wesen, dat hij sulcx an de vergaderinge mochte versoucken ende dat de vergaderinge naer behooren daerop soude letten.

Heeft versocht diesaengaende te communiceren mit de gedeputeerde des sijnodi in ’t affwesen van de commissarissen der Edel Mogende Heren Staten.

‘tWelcke hem vergunt sijnden heeft gevraecht alle ende eenider der gedeputeerde off hij sulcx in goeder consciëntie wel soude mogen doen ende mit verscheijde redenen bewesen sijnde, dat hij ’t wel doen mochte, heeft hij selve een schriftelick versoect ingestelt ende mit sijn hant onderteijckent an de vergaderinge overgelevert, luijdende als volcht.

Aengesien ick tot mijnen dage bestae te comen ende bestae te swacken, geen hope hebbende dattet daerop beteren sall, so soude mijn ootmoedich versoeck sijn dat den Edele Heeren Staten soude gelieven mij een eerlick onderhout te verlenen ende mijn huijsvrou te laten volgen soodanich jaerlicx subsidium als andere weduen van predicanten nae het overlijden van hare mannen genietende sijn, so bin ick vrijwillich tevreden voortaen van mijne groten ende langdurigen arbeijt te rusten, doch soe wanneer den Edele Heeren Staten sulcx niet soude gelieven, so soude ick geerne mijnen dienst tot den eijnde toe continueren. Actum den 8en januarij anno 1619. Ende was onderteijckent Petrus de Bricquingnij, minister Verbi dei ecclesie Wourdanae.

De vergaderinge heeft dit versouck angenomen ende ordre geraemt hoe hij sijnen dienst soude verlaten, op wat wijse hij hem soude hebben te gedragen tot bevredinge van de gemeente, bedaringe van de gemoederen etc.

Heeft oock angenomen de sake favorabel de Edel Mogende Heeren Staten te verthonen ende soveel haer mogelick sijn sal sijn alimentatie te bevorderen.

Gelijck hem naderhant bij haer verwurwen is van de Edel Mogende Heeren Staten vierhondert gulden ’s jaers voor den tijt van twee jaren ende dat bij provisie om midlertijt op sijn comportement te letten.

Wat wijders hierop gevolcht, siet in de acten des classis van Leyden alwaer Bricquigni weder is verschenen.

Petrus Cupus, predicant tot Woerden.

Jegens denwelcken vele ende verscheijden, oock sware beschuldingen ingebracht sijn.

Daerop de vergaderinge heeft hem heeft beginnen te hooren opten 5en januarij ende sijn hem eenige voornaemste daer uijtgetrocken des namiddaechs ende hem ter hant gestelt om hem daer nader op te hooren.

Doch daerop naer behooren gehoort sijnde ende de vergadering op alles in de vrese des Heeren geleth hebbende also se de tijt ende gelegentheijt niet en hadde finalicken in sijn sake te diffiniëren.

Is sijne suspentie bij de edele magistraet provisionelick over hem gedaen gecontinueert ter tijt toe daervan eijntlicke resolutie sal sijn genomen ende hem toegesonden.

Daernaer de sake nader ende wel overwogen sijnde, de vergaderinge sijn volcomentlick bericht ende verseeckert dat D. Cupus voorseijd als een principael instrument van twisten ende beroerten nu eenige jaren herwaerts in dese kercke ende landen, door sommige opgewurpene disputen ontstaen ende gevoedet, hem heeft laten gebruijcken sonder eenich wederspreecken. Kenlick sijnde dat al in den beginne der beroerten voor ende aleer hij totten kerckendienst te Woerden gecomen was, vooran ’t boexken ‘twelck hij gemaect heeft tegen D. Adrianum Smoutium een prefatie heeft laten stellen vol van malitieuse calumniën ende ophitsingen der magistraten tegens de kerckelicke personen. Welcke voorrede pasquilswijse sonder wettelicke onderteijckeninge gemaect sijnde, hij noijt heeft wederroupen ofte geïmprobeert, selffs oock voor dese vergaderinge noijt rondelick verclaert heeft een mishagen daervan te hebben. Is daerna tegen alle wettelicke ordre in den kerckendienst tot Wourden ingedrongen, als van te vooren bij de gemeente noijt gekent nochte gehoort, ende door soodanich beroep ingecomen tegens ‘twelcke het meeste getal des kerckenraets hebben geprotesteert. Welcke indringinge is geprocureert geweest tot sulcken eijnde, gelijck sijne navolgende wercken notoorlick hebben doen blijcken, omme in de gemeente te Woerden, die tot dier tijt toe in goede ruste, vrede ende eenicheijt gefloreert hadde, alsoock in de classe onder Woerden resorterende, de opgeworpene disputen ende krackelen in te voeren anhang, factiën ende beroerten an te rechten, gelijck als, ‘twelck Gode geclaecht sij, van an beginne sijnder incompste an tot nu toe d’onruste ende oneenicheijt heeft toegenomen tot eenen bitteren haet ende tweedracht onder malcanderen die nu daer vast is ingewortelt. ‘tWelck hij alles versoorsaect heeft eensdeels mits in den classe mit sijnen anhang pogende door de meeste stemmen te effectueren alles wat tot stivinge diende van de remonstrantse zijde, die hij sustineerde mit grote hevicheijt, seer onbehoorlicke proceduren bij der hant nemende, gelijck tot exempel onder andere als hij in eijgene persone uijt name sijnders mededoenders die al doen ter tijt hunselven de name des classis toeëijgenden wanneer eenen Sijmeon de Belle bij wettelicke overeenstemminge der overheijt ende gemeente beroepen wiert totten kerckendienst in Langeraar, heeft heijmelick gaen certificatiën tegens dien Sijmeon de Bel beleggen ende deselve verthoonen an de Heeren Gecommitteerde Raide daerdoor brieven vercrijgende tot verhinderinge van ’t voorseijde beroep sonder dat Sijmeon de Bel oijt daerop is gehoort geweest, oock tegen bespreck ende accoort tevooren in den classe gemaect mit de broederen houdende de sijde der contraremonstranten, daer geaccordeert was om in hunne bijeencomste te verthoonen wat men soude mogen aengaende Sijmeon de Bel vernomen hebben, nietjegenstaende oock de certificatiën sulcx waren dat se naderhant bij de Heeren Gecommitteerde raiden crachteloos sijn geoordeelt als Sijmeon de Bel tot den kerckendienst in Nieubeijerlant is beroepen ende geadmitteert. Heeft oock sijn hevicheijt ende partidicheijt in verscheiden andere saken betoont met de andere sijne anhangeren des classis, namelick in ’t weijgeren om volgens het anschrivens der Edel Mogende Heeren Staten twee uijtet midden van hun te deputeren tot de laestgehoudene particuliere sijnode tot Delff, oock het tegenwoordich nationael sijnode niet voor wettelick willende erkennen. Welcke bitterheijt sijluijden oock in presentie van dese vergaderinge hebben doen blijcken als sij onder andere poincten van beschuldinge tegens de sijde der contraremonstranten mit bittere woorden oock dit inbrachten, dat sij de menschen abuseerden ofte bedrogen mit valsche verclaringen ofte sodanich die op schroven gestelt sijn. Maer voornamentlick, ‘twelck hem in ’t particulier angaet, staet te letten op velen ende verscheijden predicatiën ende propoosten eenen tijt lang bij hem binnen Woerden gevoert, daerinne boven maten grovelick lasterende ’t gevoelen der voornaemste leraren over de questieuse puncten, beschrijvende hun gevoelen te sijn dat de vercorene, hoevele sonde sij oock soude mogen doen, evenwel evenwel nootsaeckelicken mosten salich werden ende d’andere, al wat goede wercken sij deden ende hoe godsalich sij oock leeffden, evenwel mosten verdoempt sijn. Heeft oock in ’t particulier mit lasterige boucxkens omgegaen, selffs vrouwepersonen gevraecht off sij wel gelooffden dat het eene van hare kinderen ter salicheijt soude geboren sijn ende t’ander ter verdoemenisse, dat sulcx was ’t gevoelen dergener daer ’t die vrouwe mede hielden. Heeft oock voor dese vergadering hem niet ontsien te seggen dat hij ons alle hout voor scheurmakers. Voorts hebben sijne predicatiën ende propoosten uijtnementlick gestrect tot commotie ende oproericheijt onder d’exel van der vermaninge an de overheijt omme hunne auctoriteijt te maincteneren ende gebruijcken tegen de wederspannige, d’selve ophitsende tegens de dolerende kercke der gereformeerde, seggende de magistraeten mosten nu opwaken, de wapenen gebruijcken, dat sij haren eet mosten betrachten, dat de gemeijnte hun daerin helpen moste, datter waren die ’t volck sochten off te trecken ende te brengen tot de schuijr ende schuijrpredickers. Ende ter tijt als bij advijs van Sijne Princelicke Excellencie de edele magistraet tot Woerden geconsenteert hadde, dat die van de dolerende gemeente soude in de publijcke kercke bij beurte haren godsdienst oeffenen ende als sij voor d’eerste reijse daer soude predicken heeft Petrus Cupus ’t volck gewaerschout dat se hun wel wachten mosten voor den predicant die na den middach (want doen was ’t de beurte der dolerende) soude predicken opdat se van hem niet vergift soude worden etc., dat hij hun vermaende van consciëntie wegen opdat hij onschuldich mochte wesen ten dage des oordeels an haer aller bloet etc. Van gelijcke sijne predicatiën gestiert om den sijnode vruchteloos te maecken ende van de sinode sulcke propoosten gevoert, dattet was om de voeten weder in de schoene van de papisten te steecken, dat men socht consciëntiedwanck in te voeren, over de consciëntie te heerschen etc., datter waren in de sijnode die bittere partijen waren welcke God gebruijcte als een roede om te castijden gelijck hij eertijts de assur gedaen heeft ende diergelijcke meer. Heeft ten laetsten so groff ghemaect in sijne predicatiën dat de edele magistraet door politijcke reden (gelijck als bij haer edele certificatiën van ‘tgene hij gepredict hadde beleijt in dese vergaderinge, nadat hij daer oock op gehoort was, overwogen sijnde is gebleken) genootsaect is geweest hem bij provisie van sijnen kerckendienst te suspenderen tot ruste harer borgerie. Welcke nietjegenstaende hij nadat hij gesuspendeert was evenwel op den Nieujaersdach, als dese vergadering al te Woerden was angecomen, in de kercke als Petrus Bricquignij de predicatie gedaen hadde voor ’t gebeth opentlick een nareden tot den volcke heeft gesproken ende geclaecht over sijne suspensie ende vermaent om stantvastich te blijven in ‘tgene hij hun hadde geleert etc. Op denselffden tijt oock den ordinarischen voorleser die gereet stont om nae gewoonte voor te lesen als men ’t heijlig avontmael soude celebreren, in ’t ansien des volcx ’t voorlesen verboden ende hem van dien dienst affgeseth.

Van ‘twelcke alle hij in ’t minste geen leetwesen voor dese vergadering getoont heeft.

So is ’t dat dese vergadering ‘tgene voors. Is ende andere dingen meer voor haer gebleken in de vreese des Heeren wel ende rijpelick overleijt hebbende, deur d’uijterste noot gedrongen sijnde, hem als des kerckendienst onwaerdich bij desen deporteert van alle kerckelicke diensten, God biddende dat hij hem een ander gemoet wil geven ende sijn harte vermorwen om sijn faulte te bekennen ende sich mitte kercke ende sijnode te reconciliëren ende also een bequaem instrument te worden om den kerckendienst met stichting te bedienen.

Aldus gedaen ende besloten ter vergaderinge voorseijd gehouden binnen Woerden den 8en januarij 1619.

Den tweden januarij, na de middage.

De remonstrantsche predicanten alle gesamentlick innestaende ende gevraecht sijnde:

Eerst

wat sij hielden van de sinodale vergaderinge lest tot Delff gehouden,

hebben geantwoort te weten

Cornelius Martini, predicant in Swammerdam,

Jan Cornelisz. predicant tot Lamuijden,

dat sij houden vooralsnoch dat de sinode tot Delff gehouden hunne partije is;

Wouter Corneliszoon, predicant tot Nieucoop,

voucht neffens de voorgaende antwoorde dat sij is hare formele parthie ende daertoe gecomen is om hemselven daerin te verclaren;

Samuel Pitius tot Wairder,

dat hij ’t oock niet anders verstaen can;

Niclaes te Oosterharn tot Noorder,

conformeert hem daermede;

Petrus Cupus tot Woerden,

segt hetselffde ende dat sulcx blijct uijt den brieff;

Nicolaus Luding tot Rijnsaterwou,

segt hetselffde, exceptis, seijt hij, remonstranten die daer waren;

Assueris Pollio tot Sluijpwijck,

segt van gelijcke dat hij hem daermede conformeert;

Joannes Pitius in Arlanderveen,

hij segt hetselffde omdat die daer waren acten gemaect hebben daerinne de scheuringe wort bevesticht.

Petrus Cupus heeft erbij gevoucht dattet waren de alderbitterste, hartste ende partidichste contraremonstranten, die daer gecommitteert waren.

Daerna gevraecht

of de sententiën ende uijtspraecke bij de sinodo gedaen wettich sijn,

refereren hun totte voorgaende antwoorden.

Den 3en, namiddach.

Petrus Bricquigni,

gevraecht sijnde van ’t sijnodo,

zeijde so van ’t sijnode tot Delff als ’t sijnode nationael, dat hij hem ‘tselfde onderwerpt voor soveel als zij ijets besluijten accorderende mit Gods Woord, maer niet in ‘tgene sij souden mogen besluijten tegens Gods Woord.

Item, of hij houd de sijnode voor wettelick gelijck se de Heeren Staten beroepen hebben,

heeft geantwoort Ja.

Doch de voornoomde remonstrantsche predicanten, bemerckende dat se de vergaderinge mitte voorgaende antwoorde gantsch geen contentement gedaen hadden, hebben ‘tselve gemitigeert ende versacht overleverende een schriftelicke verclaringe daerover gedaen bij hen onderteijckent, luijdende als volcht:

Alsoe het schijnt dat de vergaderinge gedaen bij de predicanten remonstranten des classis van Woerden ten ansien van haer oordeel over de sijnoden, so nationael als in sonderheijt particulier lestmael tot Delff gehouden, van de tegenwoordige gedeputeerde des sinodi (haers bedunckens) genomen wert in eenen anderen sin als de voornoomde remonstranten wel verstaen, so is ’t dat se niet en connen ledich staen haerselven op dat stuck schriftelick te verclaren, gelijck se oock verclaren bij desen. Dat se de sinoden voorseijd voor soveel deselve door aucthoriteijt van de Edel Mogende Heeren Staten, hare hoge ende souveraine overheijt, beroepen sijn voor wettelick houden als dewelcke geloven ende van herten toestaen dat de hoge overheijt macht ende auctoriteijt heeft van sodanige sijnoden in te stellen ende te convoceren. Nochtans also dat se tot voorstant van hare goede sake, die zij mit andere remonstranten hier te lande gemeen hebben, niet en connen ledich staen te verclaren dat zij houden dat de contraremonstrantsche predicanten van dese geunieerde provinciën, die in deselve sijnode geweest sijn ende alsnoch sijn, partijen sijn (hoewel d’eene min d’andere meer) van de remonstranten ende dienvolgende dat sij ten dien ansien d’selve voor rechters in de sake der remonstranten niet en connen erkennen, belovende niettemin ‘tgene in deselve sijnode bij d’auctoriteijt van de hoge overheijt ingestelt ten besten van Gods kercke volgende de Heijlige Schrifture sal worden besloten, dat se ‘tselve soodanich in consciëntie vindende gewillichlicken willen naecomen soo wanneer haer sulcx van de Edel Hoogmogende Heeren Staten, hare hoge overheijt, sal worden voorgehouden, belast ende geboden. Des t’oirconde hebben wij ‘tselve mit ons eijgen hant onderteijckent,  actum Woerden, desen 3 januarij 1619. Ende was onderteijckent Petrus de Bricquini, Wouter Cornelisz. predicant tot Nieucoop, Samuel Phithius predicant tot Waerder, Petrus Cupus, Johannes Phijthius predicant tot Aerlanderveen, Cornelius Martini predicant tot Swammerdam, Jan Cornelisz. Cuijleman predicant tot Lemuijden, Nicolaes Osterhaern predicant tot Noorden, Ahasuerus Pollio, minister roodenso Slupwensis.

Van den contraremonstrantsche predicanten in ’t classis van Woerden.

Jegens dewelcke beschuldigingen ingebracht sijn bij de remonstrantsche predicanten. Ende namentlicken jegens

Jacob Jacobsz. predicant tot Reewijck.

Dat hij de luijden vermaent soude hebben hun te wachten van Assuerus Pollio, predicant tot Sluijpijck als van een valschen leraer.

Daerjegens Jacob Jacobsz. antwoorde te ontkennen hem genaemt te hebben een valsch leraer, mer alleen geseijt te hebben een nieu.

Petrus Vrieus, predicant geweest tot Bodegraven, nu in Den Hage.

Dat hij hem verlopen soude hebben in lichtveerdicheijt ende gevraecht sijnde wat het voor een spetie van lichtveerdicheijt was, hebben geantwoort:

Dat hij belooft hadde hem te vougen na de genaemde resolutie der Heeren Staten van den jare 1614 om de verdrachsaemheijt te onderhouden ende dat hij naderhant metter daet daerjegens gedaen hadde, de scheuringe helpende fornieren sonder reden van sijne veranderinge te geven.

Ende want Vrieus absent was, bedienende de kercke in Den Hage bij leeninge, is hen gevraecht off sij deselve beschuldiginge sufficant hielden ende te pijne waert achteden om hem daerop te ontbieden, dat men hun brieven van citatie soude verlienen. Daerop sij antwoorden, dat sij ’t stelden in ’t believen van de heeren commissarissen.

Isaacus Wassenbergius in Calslagen.

Dat hij heeft durven usurperen d’autoriteijt des classis tot verrichtinge van een werck daervan hij niet dan van een derdendeel des classis was geautoriseert. Namentlicken dat hij te Nieucoop comende predicken van de sijde der contraremonstranten, gevraecht sijnde uijt wiens last, daerop geantwoort heeft uijt last des classis.

D’voornoemde Wassenbergius daerjegens gehoort sijnde antwoorde:

Dat hij geseijt hadde dat hij aldaer quam predicken uijt den name des classis ofte ’t beste deel derselver ende was noch bereijt deselve sijne actie voor dese vergaderinge te verantwoorden.

Dat hij onstichtelick gepredict heeft van de perseverantie, banende den wech tot sorgeloosheijt, als geseijt hebbende dat de kinderen Gods wel connen in sware sonden vallen mer niet t’enemael den Geest Gods verliesen, gelijck een cool in ’t vier ende ’t sap in den boom die sonder vrucht is, ende dat sommige daeruijt besloten hadden dat men in sonde mocht voortvaren.

Dat hij voor de scheuringe perticuliere tot hem angeloct ende angenomen hadde.

Daerop hij bekende angenomen, mer niet angeloct te hebben.

Justus Bussonius, eertijts predicant tot Langeraar, nu tot Voorburch.

Dat hij gepredict heeft datter in de huijdensdaechsche questiën persoonen opstaen die niet alleen de vijff articulen soecken in te voeren mer oock het fondament der salicheijt omme te stooten.

Daerop hij antwoorde in genere gesproocken ende niet in specie genoemt te hebben de remonstranten etc.

Ende in generael tegens hun allen den contraremonstranten in ’t gemeen.

Overgelevert de eerste de navolgende vier articulen.

Also de contraremonstranten deurgaens de remonstranten van lasteringen beschuldigen ende alsnoch beschuldigen in het schrift dat se gisterenavont ontrent elff uren den remonstranten hebben overgelevert.

Of se verstaen dat de remonstranten soodanige lasteraers sijn, gelijck die van dewelcke Moijses spreect Leviticus 24:16[13] ende off de weth Mosis (aengaende lasteraers) tegen de remonstranten (haers bedunckens) behoort in ’t werck gestelt te werden.

Off Gods Heijlig Woort moet gepredict off uijtgeleijt werden na de confessie ende catechismum off contra.

Off hare lere medebrengt dat magistraten, geen hoge mer alleen leege overheijt sijnde, macht heeft een predicant ongehoort sonder voorgaende vermaninge ende sonder eenige redenen te geven in sijn absentie van sijnen dienst te suspenderen.

Off het met de leere Christi, die niet soseer van de christenen eijscht als de lieffde wel overeencomt, dat men geduijrende ’t sinode nationael overal eenige questiën tegen de remonstranten opsoect om onder ’t dexel van dien deselve uijt hare diensten te stooten, de haerders te slaen ende de gemeijnte te verstroijen.

Ende gevraecht sijnde den remonstranten off sij die als beschuldigingen inbrachten dat men dan daerop soude letten, mer hebben geantwoort dat se die inbrachten als vragen. Ende bij de heeren commissarissen gevraecht sijnde off de voorseijde vragen vanwegen alle de leden der remonstranten waren voorgestelt, hebben twee derselver daervan geëxcipieert ende geseijt daervan niet te weten ende de andere hooft voor hooft affgevraecht hebben in effecte geantwoort Ja. Doch eenige daerbij doende explicatie dat sij deselve vragen niet hadden gestelt op de voorseijde gecommitteerde ende gedeputeerde daer jegenwoordich, mer jegens hare beschuldigers in hare classen. Ende hierover eenige debatten gevallen ende daerop eenige onderrechtinge gedaen sijnde, is de saecke daerbij gebleven.

Dat de contraremonstranten de goede luijden abuijseren ofte met valsche verclaringe ofte met soodanige die t’eenemael op schroven staen ende den remonstranten belast sijnde dat sij ‘tselve in spetie soude bewijsen, hebben tot dien eijnde seecker geschrift overgelevert, ‘twelck daertoe insuffisant geacht is ende goetgevonden te seijnden an de sijnode nationael.

Ende ten lesten nopende de proceduren.

Dat zij hen hadden affgescheurt van de remonstrantsche predicanten sonder reden te geven.

Daerjegens geantwoort is dat de redenen daerjegenwoordich genouchsaem bleecken uijt de manieren hoe de remonstranten hun gedragen, bereijt sijnde nader redenen te geven. ‘tWelcke de remonstranten van de hant geslagen hebben.

Alle welcke beschuldigingen, so particulier als generael jegens de voorseijde contraremonstranten ingebracht, gedient hebben den 4en januarij anno voorseijd.

D’welcke in hunne verantwoordinge gehoort ende op alles geleth sijnde, de vergaderinge heeft bevonden van sulcke gewichte niet te sijn dat se eenige sonderlinge censure meriteerden.

In deselve sessiën hebben de remonstranten tegen Josephum Rosarum ingebracht, dat hem verscheiden geruchten nagingen die sij souden ondersocht hebben, waer ’t dat sij hem voor een lit des classis erkent hadden. Presenteerden oock de geruchte te verhalen met wilde niet gehouden sijn die te moeten bewijsen.

Rosarius heeft ernstelick geïnsisteert dat so ijemant ijet wiste tot sijne beschuldiging ‘tselve vrielicken soude inbrengen, dat hij bereijt was overmits hij hemselven in consciëntie onschuldich wiste hemselven daertegens verantwoorden. Doch is niets tegen hem bewesen, noch angenomen te bewisen, waeromme de vergaderinge hem acte van ontschult verleent heeft.

Tegen Jeremias Dircxz., ouderlingh van Nieucoop, sijn mede eenige beschuldiginge ingebracht deur Wouter Cornelisz., predicant aldaer, den tweden januarij anno voorseijd.

Maer dewijl Wouter Cornelisz. voornoomt geen bewijs heeft weten inne te brengen is Jeremias Dircxz. acte gegeven, dat hij van Wouter Cornelisz. wel was beschuldicht mer geen bewijs was gebleecken.

In de classe van Woerden.

Petrus Cupus predicant tot Woerden, gedeporteert.

Petrus Bricquenij predicant tot Woerden, willich van sijnen dienst gestaen.

Wouter Cornelisz. Woutersz. in Nieucoop, Assuris Pollio in Sluijpijck, beijde gesuspendeert.

Joannes Pitius in Arlanderveen, sal verplaets worden.

Nicolaes Loedingius in Rijnsaterwou, Jan Cornelisz. in Leijmuijden, in advijs gehouden.

[folio 135-191]

Summarisch verhael der visitatie van de classe resorterende onder der Goude.

D’eerste vergaderinge is gehouden geweest binnen Schoonhoven opten 29en decembris, nadat een tijtlang te voren beijde de deelen des classis schriftelick waren gewaerschout geweest om malcanderen tijdelick te behandigen de hooftstucken der beschuldinge ende bewijs tot onser aencompste mochte gereet hebben.

Sijn binnengestaen D. Joannes Lidius, predicant tot Oudewater, daerna oock D.D. Daniël Wittius ende Joannes Galenus, predicanten tot Schoonhoven. Is haerlieder d’oorsaecke van d’aencompste deser vergadering ende oock de commissiën aengeseijt.

Uijt Lidio heeft men verstaen dat eerst op denselven dach hij vanwegen de zijde der contraremonstranten hadde den anderen twee voorschrevenen, sijnde van de sijder der remonstranten, behandicht de beschuldigingen die se tegen hun hadden, maer gene van hun ontfangen.

Wittius ende Galenus seijden de oorsaecke daervan te wesen omdat hare classe, tot nu toe gewacht hebbende, gescheijden waren hun twee last gelaten hebbende om de beschuldingen van harentwegen te ontfangen, maer geene gelaten om an d’andere over te leveren.

Daerna beijde pertiën binnengeroepen sijnde is hun geseijt dat de vergaderinge het niet wel nam dat sij an beijden sijden de saecke so lange hadden uijtgestelt ende dat derhalven de visitatie deses classis noch soude uijtgestelt worden. Dat dese vergaderinge ondertusschen haer op andere plaetsen sal vervoegen ende van de tijt haerder wedercomste hun te voren schriftelick verwittigen, opdat se in alles dan mogen veerdich bevonden worden ende sijn vermaent middelertijt aen beijde sijden sich in aller modestie te dragen.

Geduijrende dese vergaderinge is geschiet dat eenen groten hoop volcx in de kercke t’samen liep ende dat Wittius onder hun staende de beschuldingen die hem van Lidio toegesonden waren oplas, gelijck hijselve voor de vergaderinge gevraecht sijnde bekent heeft, doch soo hij seijde daertoe van sijnen kerckenraet instantelick versocht sijnde, waerover dese vergaderinge seer t’onvreden is geweest als niet connende verstaen dat sulcx ergens anders toe strecte als tot seditie ende oproer.

Den kerckenraet der remonstranten tot Schoonhoven, uijt hare ende hare gemeente name versocht hebbende audiëntie, sijn binnengestaen ende hebben geproponeert dat also sij verstaen hadden dat dese vergaderinge gearriveert was om hare predicanten te casseren ende deporteren, dat hun versouck was dat zij doch van de predicatie des Evangeli ende van hare lieve ende angename predicanten niet en mochten berooft worden.

Ten tweden dat den magistraet van Schoonhoven hun alhier hadde benomen de grote kercke tegens d’ordre, so zij seijden, van Sijn Excellencie ende de cleijne kercke die sij nu gebruijcken niet capabal was voor de toehoorders dat de grote kercke hun wederom mochte toegevoecht worden.

Is henluijden geantwoort dat op alles geleth ende na consciëntie daerinne sal worden gehandelt.

Heeft also dese vergaderinge voor dien tijt haer affscheijt van daer genomen, vertreckende om te visiteren de classen van Woerden ende Buren, ende is den edele magistraet van Schoonhoven die oock in de vergaderinge compareerden de oorsaecke onses vertrecx gecommuniceert.

Den 17 januarij anno 1619 is de vergaderinge wedergekeert tot Schoonhoven ende haer eerste sessie gehouden mede ten overstaen van de gecommitteerde des edele magistraets aldaer, alwaer ten eersten een missive gebracht van der Goude uijt name des magistraets aldaer, inhoudende:

Erntfeste, welgeleerden, eerwaerdige, godsvruchtige ende seer voorsienige heeren.

Domini Herboldus Tombergius ende Theodoricus Herberts, predicanten ofte dienaren des goddelicken Woorts deser stede, hebben ons te kennen gegeven hoe dat sij ontfangen hadden een dobbelt ofte copie van een missive bij uwer edelen geschreven ende tot Schoonhoven gesonden, die sij ons vertoonden sonder dat d’selve medebrocht de superschriptie, sodat wij niet en weten an wiens dat se geschreven is. Uijt welcke brieff de voorseijde onse predicanten verstonden dat sij op morgen mede tot Schoonhoven soude moeten wesen, ‘twelck wij voor seecker houden een misverstant te sijn.

Nadien ons kennelick is uwer edelen last te wesen bij alle discretie mit persuasiën, inductiën ende anders de saecken te handelen ten overstean van de heeren ofte ambachtsheren (daer sulcke sijn) ende de magistraten van de respective plaetsen tot meeste ruste, vrede ende eenicheijt in deselver saecke sonder tot suspensie off deportement te comen, tensij van in de leere gegaen te wesen buijten de vijff bekende articulen off ergerlick te sijn geweest in leven tot schandale der kercke ende gemeente, als breder volgende de acte van commissie daervan sijnde, die wij wel weten dat uwer edelen nae hare discretie niet en sullen nalaten te volgen. Ende hebben daeromme onse voorseijde kerckendienaers angeseijt dat sij misverstant hadden en dat zij niet en behoeffde te reijsen, waervan wij niet en hebben willen laten bij desen te adverteren uwer edelen, die wij na vrundelicke groetenisse hiermede den almachtigen bevelen. Biddende dat hij u

erentfeste, welgeleerde, eerwaerdige, godsvruchtige ende seer voorsienige heeren wil behouden in sijn heijlige protectie. Ter Goude den 15en januarij anno 1619.

Onderstont uwer edelen goetwillende, de burgermeesteren ende regierders der stede van der Goude. Ter ordonnantie van deselve onderteijckent Joh. Flo. de Jager. De supercriptie

Ernfeste, welgeleerde, eerwaerdige, godsvruchtige ende seer voorsienige heeren, de gecommitteerde der Eedel Mogende Heeren staten van Hollant ende Westevrieslandt ende de gedeputeerde des Suijthollantse sijnode lest gehouden tot Delff, jegenwoordich wesende ofte verwacht wordende tot Schoonhoven.

Daerop schriftelick geantwoort is in deser vouge.

Erentfeste, wise, voorsienige, seer discrete heeren.

Uwer E.E. missive gedateert den 15en januarij is ons behandicht ende hebben den inhout van dien wel verstaen. Daerop is nodich geacht bij onse vergadering uwer edelen te antwoorden dat gelijck als onse vergadering alle behoorlicke neersticheijt anwent omme hare actiën t’eenemael te formeren volgende de instructie vanwegen de Edel Mogende Heeren de Staten van Hollant ende Westvrieslandt haer medegegeven ende niet gesint sijn d’selve in ’t minste te buten te gaen, also bevind zij oock niet in de instructie haer geassigneert te sijn seeckere plaetsen waer sij gehouden soude sijn haere vergaderinge te leggen, maer kan niet anders verstaen, dan haer daerinne vrijheijt gelaten te sijn omme na gelegentheijt eene plaetse die haer bequaemst dunct te verkiesen.

Versoucken derhale dat uwer edelen gelieve den twee kerckendienaren, namentlick D.D. Thombergium ende Theodoricum Herberts te laten op maendach toecomende tijtelick voor onse vergadering verschijnen, opdat hunne saken hier mogen verhandelt werden ende also noijt de meningh geweest is, dat de saken aengaende uwer edelen kerckendienaren soude verhandelt worden sonder tegenwoordicheijt van diegene die uwe edelen soude gelieven daertoe te committeren, soe wort oock bij desen uwe edelen vriendelick versocht omme niet na te laten iemand uijt het midden van uwe edelen collegie te deputeren, die onse vergaderinge soude mogen bijwesen in de verhandelinge der saecken nopende u edelen predicanten.

Hiermede

erentfeste, wise, voorsienige, seer discrete heeren blijft der Genade des Almachtigen bevolen.

Datum in Schoonhoven den 17 januarij anno 1619.

Daerop wederom schriftelick geantwoort is.

Eerst bij Sijn Excellencie.

Den Prince van Orangien, grave van Nassau, Meurs, Buijren etc., marquis van der Vere ende van Vlissingen, heere ende baron van Breda, Diest etc.

Eersame, geleerde, wijse, voorsienige ende discrete lieve besundere.

Die van de magistraet der stede van der Goude hebben ons geremonstreert dat gijlieden hun hebt aengeschreven ende versocht dat se predicanten van haerluijder stede binnen Schoonhoven soude willen seijnden omme volgens uluijder last d’selve te examineren ende de swaricheijt die sijluijden gemoveert hebben om sulcx te doen, dewile de stede van der Goude eene van de groote steden van Hollant is ende daeromme soude achten in heure gerechticheijt vercort te worden.

Ende als wij dien nietjegenstaende heur nochtans beweecht hebben dat se onvermindert heure gerechticheijt de predicanten binnen van heurluijder stede binnen Schoonhoven sullen seijnden op conditie nochtans dat jegens haer in ’t deporteren ofte suspenderen niet eijntelick sal geprocedeert worden. So is hiermede onse begeerte dat ghijlieden (naerdat de voorseijde predicanten sullen wesen geëxamineert) in ’t deporteren ofte suspenderen niet en doet sonder eerst de informatiën dienangaende alhier overgebracht te hebben omme daernaer gedaen te worden in de saecken van de stede van der Goude gelijck bevonden sal worden te behooren.

Ende hiermede

eersame, geleerde, wijse, voorsienige ende discrete, lieve besondere sijt Godt bevolen, in ‘s-Gravenhage den 19 januarij 1619.

Lager stont: uluijder goede vrunt, onderteijckent Maurice de Nassau.

De superscriptie:

Den eersamen, geleerde, wijsen, voorsienige ende discreten, onse lieven, besundere gedeputeerden van den classe van Suijthollant, jegenwoordich tot Schoonhoven.

Ende bij de magistraet.

Erntfeste, welgeleerde, eerwaerdige, godtsvruchtige ende seer voorsienige heeren.

Wij hebben uwer edelen missive ontfanghen ende sullen schicken dat onse predicanten daer sullen maken te wesen neffens eenige uijten onse op morgen, wesende maendach den 21en deser maent januarij, ’s-morgens voor negen uren. Versouckende vundelick dat uwer edelen gelieven tegen die tijt uwer edelen gereet te houden om audiëntie te geven ende de onse op ’t spoedichsete expeditie te doen opdat sij (so haest als doenlick is) weder sullen mogen keren, gemerct datter jegenwoordich maer één burgermeester thuijs is, ende sal ons daeraen een wel gevalle geschieden.

Hiermede

erentfeste, welgeleerde, eerwaerdige, godtsvruchtige ende seer voorsienige heeren, den Almachtigen bevolen die uwer edelen wil behouden in Zijn heijlige protectie. Ter Goude den 20en januarij anno 1619.

Onderstont: Uwer edelen goetwillende de burgermeesteren ende regierders der stede van de Goude. Ter ordonnantie van deselve onderteijckent Joh. Flo. de Jager.

De superscriptie: Erntfeste, welgeleerde, eerwaerdige, godtsvruchtige  ende seer voorsienige heeren, de gecommitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westevrieslant ende de gedeputeerde des Suijthollantschen sinodi, wesende tot Schoonhoven.

Den burgermeester van Schoonhoven Job Jansz. is binnengestaen, versouckende dat men doch wel soude willen letten op de remonstrantsche predicanten binnen Schoonhoven ende Nieupoort dat sij hun sulcx dragen dat de heere magistraten wel wenschten van hun ontslagen te sijn.

Daerop geantwoort is dat men na bevint der saken daerinne na consciëntie sal handelen na behooren.

Daerna sijn beijde de deelen des classis binnengestaen ende is heurluijder wederom verhaelt de oorsaecke onser ancompste ende hebben overlevert de namen der beschuldichde ende oock de beschuldigingen.

De remonstranten die beschuldicht waren sijn dese:

Dirck Jansz. Bacx predicant in Moordrecht;

Adrianus Livini Radeus in Stolwijck;

Jeremias Tijckmaker in Nieupoort;

Horbodus Thombergius, Theodoricus Herberts, beijde ter Goude;

Petrus Valck in Langerack;

Joannes Galenus, Daniël Wittius, beijde tot Schoonhoven;

Arnoldus Theodori in Bergambacht;

Levinus Radeus in Haestrecht.

Ende de vier ouderlingen der remonstranten tot Schoonhoven, namentlicken:

Barent Albertsz. Tlam,

Claes Crijnen,

Thomas Coninck

ende

Harmen Willemsz.

Hiertegen de contraremonstranten die beschuldicht waren sijn dese:

Joannes Lijdius, Fredericus Abama, predicanten tot Oudewater;

Samuel van den Borre, predicant in Groot-Ammers.

Ende de ouderlingen:

Job Jansz.

ende Theunis Sijbrantsz.

Dirck Janszoon Bacx, predicant in Moordrecht.

De beschuldingen tegen Dirck Jansz. Bacx angaende sijn beroup ende sommige ergerlijcke propoosten ende lasteringen sijn overgelevert, welcker somma neffens de andere capita tegen de andere remonstranten ingebracht angeteijckent sijn ende bewaert worden.

Ende sijn de bewijsen ende documenten daerop gehoort, alsook sijn verantwoordinge ten vollen.

Is besloten ende oock dienvolgende geëxamineert op eenige poincten der leere als angaende de godheijt Christi, ’t onderscheijt des wets ende des gelooffs, van de rechtveerdichmaking ende ’t eijnde waertoe ’t heijlig avontmael geordineert sij etc.

Daerinne hij de vergaderinge tamelick contentement gegeven heeft.

Eijntelicken, naerdat hem affgevraecht was off hij hem den sinodo nationali niet en onderwierp ende daerop Ja hadde geantwoort, welverstaende in sulcken sin dat bij aldien hij in goeder consciëntie de uijtspraecke des nationalen sinodi niet en soude connen aennemen hij alsdan willichlicken van sijnen dienst soude desisteren, heeft de vergaderinge verclaert de uijtspraecke van de sententie om redenen in advijs houden tot gelegener tijt, belastende hem Dirck Bacx ondertussen dat hij sich stille ende gerust drage sonder de ware gereformeerde religie so in openbare predicatiën als perticuliere t’samenspreeckingen oft andersints eenichsints te lasteren ofte sijn gemeente tegens d’selve op te rockenen. Gelijck hij mede den contraremonstranten bij gebeurte in alle stillicheijt haren godesdienst in sijn kercke sal laten oeffenen ende dat in sodanige ordre als hij mit den broederen contraremonstranten des classis van der Goude hierover sal beramen sonder denselven ‘tsij directelick ofte indirectelick eenige oppositie te doen, teneijnde de vergadering niet genootsaect en worde de sententie tegen hem uijt te spreecken naer eijsch der saecken te verswaren indien hij bevonden worde dese te contraveniëren. ende angaende sijnen kerckenraet, welcke gelijck hij voor dese vergaderinge verclaerde ter tijt sijner beroepinge tot Moordrecht geseijt hadde dattet onnodich was kerckelicke proclamatiën angaende sijn beroeping van den predickstoel te doen, de vergaderinge neemt mede in bedencken wat in haer sake te doen staet bevelende d’selve neffens haren predicant in heure respective bedieningen in alle stillicheijt ende modestie te gedragen. Aldus gedaen ter vergaderinge voorschreve in Schoonhoven, desen 19en januarij 1619 stili loco.

Adrianus Levini Radeus in Stolwijck.

Den 18en januarij sijn ingebracht de beschuldigingen tegens Adrianum Levini, predicant in Stolwijck, angaende eenige sijne onstichtelicke woorden ende wercken ende dat hij in een gevoelen staende mit den contraremonstranten evenwel vergaderinge gehouden heeft mit den remonstranten etc.

De documenten tot bewijs dienende sijn overwogen, alsoock sijne antwoorde daertegen, voormiddach ende namiddaechs.

Den 19en januarij is in sijne sake gesententieert, namentlick dat hij hem verlopen heeft daerinne dat hij hem uijtgevende voor een contraremonstrant gehouden heeft an de sijde der remonstranten, dat hij gevraecht sijnde welcke pertie tot Schoonhoven recht leerden, geantwoort heeft Ick wetet niet. Item geseijt geen swaricheijt te sullen maecken, soo ’t de overheijt geboot om eenen remonstrant op stoel te laten comen. Dat hij oock de andere partije voor scheursieck heeft gescholden in eenen brieff an den bailliu van Suijthollant. Is oock oorsaecke geweest van groote commotie dat hij sijnen vader staende noch in verschil mit die van Oudewater t’sijnent liet predicken.

Is geresolveert een acte te concipiëren die hij sal onderteijckenen, daerinne hij bekenne de lere der remonstranten over de vijff articulen te verworpen ende toe te staen ’t gevoelen der contraremonstranten ende hem tot hare classicale vergaderinge vergaderinge voortaen sal vervoegen ende houden bij de vergaderinge der contraremonstranten in sijnen classe. Daernaer dat de fauten hiervoren geroert in dese vergaderinge hem sullen voorgehouden worden, alsoock sijnen kerckenraet voor soevele dien daeran schuldich is ende sullen voor dese vergadering schult bekennen. Ende voorts dat ‘tgene aen sijn beroep ontbreect, namentlick de bevesting, sal vertogen worden ende in genere de gemeente aldaer een corte acte voorgelesen angaende dat de vorige onruste geheelick ter neder geleijt is ende derhalve de gemeente vermaent wort tot onderlinge rust ende eenicheijt.

De bekentenisse vooren geroert luijt als volcht:

Off hij hem niet en hout an de lere begrepen in de Nederlantsche confessie ende catechismo als formulieren der eenicheijt, so in de substantie als in de manieren van spreecken, mit Gods Heijligen Woort overeencomende ende op d’ander sijde verwerpt alle leringe daerttegen stridende.

Voort angaende de vijff questieuse poincten.

Off hij niet en verstaet dat het gevoelen der contraremonstranten (alsoe genaemt) over deselve so dat in de Haechsche conferentie verclaert ende bewesen is mit de waerheijt des godlicken Woorts overeenstemt, maer het gevoelen der remonstranten over deselve poincten tegens de waerheijt strijdich is. Onderstont

Hierop hebbe ick van herten ende in goeder consciëntie Jae geantwoort ende t’oirconde der waerheijt mit mijn eijgen hant onderteijckent desen 19 januarij anno 1619 binnen Schoonhoven. Ende was onderteijckent Adrianus Radeus.

De acte van reconsiliatie luijt als volcht:

Wort de gemeente alhier bij desen vercondicht dat also het kennelick is dat alhier een tijtlang herwaerts eenige twist ende onruste is geweest, hetselfde voor de vergadering der gedeputeerde des sinodi ten overstaen van de gecomitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant vergadert binnen Schoonhoven gebracht sijnde, t’eenemael is affgedaen ende nedergeleijt door des Heeren Genade ende de pertijen mit malcanderen mit hanttastinge in ’t vriendelick sijn versoent ende veraccordeert. Soe is oock tot blijck ende bevesting der voorseijder versoeninge ende vrede bij de voornoomde vergadering goetgevonden, dat den predicant alhier Adrianus Radeus om te voldoen de goede kerckenordeninge na dewelcke hij in den kerckendienst alhier tot Stolwijck behoort bevesticht te werden (‘twelck tot noch toe achtergebleven is), sal in den voornoomde dienst geconfirmeert worden van huden in veertien dagen. Ende dat den kerckenraden van beijden sijden sullen hun bijeenhouden ende gesamentlick elck in ’t sijne mit gemeen advijs als één lichaem ende eenen kerckenraet de gemeente helpen regieren in goede eenicheijt ende vruntschap ende dat tot Paesschen toe, wanneer den ordinaris tijt der versettinge ofte verandering des kerckenraets sal wesen ende sal alsdan desen kerckenraet geheel al ende ijgelicken van sijnen dienst ontslagen worden. Ende om tot electie van nieuwen kerckenraet te procederen, sal de classe van de sijde der contraremonstranten een dubbel getal volgens den ordinarissen voet voorstellen, opdat de gemeente uijt hetselve getal verkiese een enckel getal van twee ouderlingen ende twee diaconen, die na ordentelick proclamatiën na ordinarische gewoonte mogen bevesticht worden.

Wort dan de gemeente bij desen vermaent God den Heere hertelick hierover te dancken ende hunselven daerna te voegen om den predicant ende beijde de kerckenraden als eenen kerckenraet t’erkennen, respecteren ende gehoorsamen ende voorts mit malcanderen in goede vrede, eenicheijt ende gerusticheijt te leven ende malcanderen christelicke lieffde ende vrientschap te bejegenen daertoe den Heere sijnen segen geve, amen. Aldus gedaen ter vergadering voorseijd op huijden den 19en januarij anno 1619 in Schoonhoven.

Dit alles is D. Radeo ende sijnen assistenten alsoock sijne pertiën voorgelesen ende bij hun aengenomen. Hij heeft die acte onderteeckent, oock mit sijnen kerckenraet hun schult bekent ende beijde pertiën sijn mit hanttasting christelick versoent ende is oock bij de classe der contraremonstranten als een lid mit hanttastinge aengenomen.

Jeremias Tijckmaker, predicant in Nieupoort.

Den 19en januarij na den middach sijn bij die van den classe voor dese vergaderinge ingebracht de puncten der beschulding tegens Jeremias Tijckmaker angaende sijne ergerlicke veranderinge in de leere, lasteringe ende partijdige woorden ende wercken.

Nadat den 17en januarij daer te voren binnengestaen hadden eenige van de magistraet ende kerckenraet tot Nieupoort, overleverende requeste teneijnde om Tijckmaker tot haren predicant te mogen gehouden.

Ende den 18en januarij den bailliuwen van Nieupoort ende Langerack, versouckende in de sake van Tijckmaker ende Valck, predicanten in Nieupoort ende Langerack niet te doen tot prejuditie van de gerechticheijt haerder heeren.

De documenten van de beschuldinge oversien ende sijne antwoorde daertegen overwogen ende oock getugen gerecoleert.

Hem oock gevraecht zijnde wat hij hielt van ’t sijnode nationael tot Dordrecht, antwoorde dat hij ’t besluijt desselven sal overleggen ende soe hij in goeder consciëntie bevonde dat hij ’t konde doen dat hij sich daerna sal soude reguleren, so niet dat hij gewillich van den dienst sal desisteren.

De vergaderinge bevonden hebbende dat hij sijne beloften God ende den classe van Dordrecht gedaen van volstandichlick bij de gesonde ende in sijne examine bekende leere te verbliven conform neffens den Woorde Gods den formulieren der eenicheijt, confessie, catechismo op peijne van vrijwillige suspensie van sijnen dienst, te buijten gegaen is, sich daerna ganschelick conformerende mit den remonstranten. Gelijck hij hem niet ontsien heeft voor de classe van der Goude een seer onstichtige predicatie mit lasteringe ende becladdinge van de troostelicke leere nopende de volstandige volherdinge der heijligen te doen, waerover hij niet alleen doen ter tijt van sommige uijt deselve classe is angesproocken, maer waerdeur hij oock veroorsaect heeft, dat alle classicale predicatiën in volgende tijden hebben opgehouden. Ende voorts sijne onchristelicke partijdicheijt getoont als hij namaels binnen Nieupoort sich gestelt heeft tegens eenige bedroeffde leeden der dolerende kercke van Schoonhoven, die uijt oorsake dat haer binnen Schoonhoven geweijgert wierde notariële certificatie van ’t gepasseerde te mogen voor hun geldt verwerven, versochte bij seeckeren notarium in Nieupoort in hare sake gedient te worden ende gesocht hun billick voornemen te beletten Gelijck hij oock neffens andere hem daertoe heeft laten gebruijcken om D. Samuel Borreo in Grootammers de gesustineerde resolutie der Edel Mogende Heeren Staten over den hals te dringen. Heeft oock noch onlancx in een schuijt opentlick voor ’t volck (‘twelck anders niet als oproerte en can veroorsaken) een seecker request der remonstranten an sijne Princelicke Excellencie seer partijdich ingestelt, voorgelesen ende door die occasie aldaer propoosten gevoert streckende tot justificatie van de extreme harde proceduren voor eenigen tijt tegens de bedructe leden der gereformeerde kercke binnen Schoonhoven gebruijct.

Op alle welcke ende diergelijcke de voorschreve vergaderinge in de vrese des Heeren lettende heeft geoordeelt ende oordeelt bij desen, dat hij Jeremias Tijcmaker van alle kerckendiensten sal wesen gesuspendeert ten uijteijnde des sinodi nationalis toe, ondertusschen sich mitte classe ende sinode versoene opdat naer expiratie van dien tijt daerinne voorts geordineert worde nae behooren ofte bij gebreecke van dien sal van alle kerckelicke diensten datelick wesen gedeporteert.

Ondertusschen sullen die van den classe, so remonstranten als contraremonstranten, ex ordine in capita ende niet alternis vicibus den dienst aldaer ten proffijte ende behouve van hem betreden.

Aldus gedaen ende besloten in onse vergaderinge binnen der stadt Schoonhoven desen 25en januarij anno 1619.

Herboldus Thombergius ter Goude.

Den 21en januarij sijn beijde predicanten van der Goude D.D. Herboldus ende Theodoricus (want Eduardus Poppius den derden was tot Dordrecht onder de geciteerde remonstranten voor den sinode nationali) verschenen vergeselschapt mit ses gecommitteerde uijt de magistraet van der Goude ende vier uijt den kerckenraet, namentlick twee ouderlingen ende twee diaconen.

Sijn voor ’t eerste vanwegen de classe der contraremonstranten bij D. Lijdium ende Samuelem van der Borre voorgestelt de beschuldingen die se hadden tegens Herboldum Thombergium angaende een godslasterlick boeck Sebastian Vranc bij Herboldi toedoen hier te lande gedruct mit den titul ende voorrede van Herboldo gemaect. Uijt welck boeck eenige lasteringen ende reden smaeckende na geestdriverie ende dergelijcke grouwelen hem sijn voorgehouden ende sijn antwoort daerop gehoort. Heeft oock naderhant schriftelick sijn antwoorde overgesonden alle vast daerop lopende dat hij ’t bouck noch voor goet houdt ende de dolinge mit schijn van verdraechlicke uijtlegginge souct te verschoonen.

Is oock hem te laste gelijt dat hij den doolgeest Conradum Vorstium mede ten heijlig avontmale ontfangt.

Ten derden dat hij totten provincialen sijnode tot Delff niet heeft willen committeren.

Waerop sijne antwoorde gehoort sijnde is de sake gerelateert an de vergaderinge der Edel Mogende Heeren Staten ende is sal de sententie, houdende suspentie van sijnen kerckendienst, ter hant gestelt worden an mijnheere De Vrije, die bij Hare Edel Mogenden belast is van dat voorschreve bouck inspectie te nemen.

Theodoricus Herberts.

De beschuldingen tegen Theodorium Herberts sijn oock ondersocht angaende seeckere ergerlicke ende onrustige propoosten tot nadeel der vrome leeraers ende leere bij hem gevoert volgens notitie van de beschulding.

Sijne antwoorden daertegen sijn oock volcomentlick angehoort.

Is oock genoteert dat hij in ’t uijtgaen aen de vergaderinge alleen instaende recommandeerde Herboldum Thomborgium, daerbij vougende dat de stadt eerder sesmael in bloetbat soude staen als dat zij Thombergium souden laten gaen.

Ende en is in de sake Theodori noch niets besloten, maer wort noch gehouden in advijs.

Petrus Valck predicant in Langeracke.

Denwelcken binnengestaen is eerst den 17en januarij aendienende dat hij wel van te voren gehoort hadde onder den classe van der Goude maer nu resorteerde onder ’t Gesticht van Utrecht, dat hij op ’t laetste sinode gehouden tot Utrecht was geciteert ende oock daer tegenwoordich geweest ende dat hij sijne betalinge van Utrecht ontfangt, dat hij hun niet geerne soude offenseren etc.

De vergaderinge uijt hem vernemende, dat sijnen heere de edele heere van Langerack tot noch toe begeert hadde dat hij onder de classe van de Goude soude resorteren ende dat hij in de laetste classe van der Goude, als men tot de Delffsche sinode committeerde, oock tegenwoordich was geweest, heeft genoechsaem gemerct dat hij hem an beijde sijden was houdende om de kerckelicke judicature in dese verschillen t’ontgaen ende hem derhalve belast, dewile de saecken tot sijnen laste gebrocht in dese classe gevallen sijn, dat hij hem voor dese vergaderinge sal ter purge stellen ende hem onder ’t classe van der Goude houden totdat hij ander bescheijt van sijnen heere sal toonen.

Den 21en januarij heeft hij oock geëxhibeert twee attestatiën, d’eene van sijnen kerckenraet ende d’ander van sijnen magistraet, streckende om hem te mogen behouden.

De beschuldingen sijn ingebrocht tegen Pieter Valck angaende ergerlicke ende snode propoosten tegens de christelicke leere ende onordeningh in ’t doopen de bejaerden etc., blijckende uijt register.

De deductiën ende ’t bewijs der beschuldingen alsoock sijne verantwoordingen daertegen sijn volcomentlick aengehoort.

In de saecke Petri Valck is geresolveert twee uijt dese vergaderinge te committeren om in ’t bijsonder ende alleen mit hem te spreecken om te besoucken off hij hem soude willen laten onderrechten, ‘twelck geschiet is mer sonder merckelicke vrucht.

Aldus is de saecke noch in advijs gehouden ende is vermaent hem stille te dragen ende de classe wiert belast op hem te letten.

Joannes Galenus, predicant tot Schoonhoven.

Op den 22en januarij sijn de beschuldingen tegens Joannem Galenum ingebracht, angaende onwettelickheijt in ’t beroep sijns persoons totten kerckendienst in Schoonhoven gecommitteert ende sijne partialiteijt betoont in verscheijden propoosten ende onbehoorlicke wercken etc. oock dienende tot beroerte in de kercke van ’t lant.

De deductie ende ’t bewijs derselver beschuldingen alsoock sijne verantwoording daertegens sijn ten vollen aengehoort.

Is notoirlicken gebleecken dat d’voorseijde Galenus niet wettelicken na de kerckordre van den jare 1586 aldaer in den kerckendienst gecomen is, maer dat de magistraet d’electie gehadt ende de beropinge mit advijs ende approbatie alleen van de kerckenraet gedaen heeft. Dat hij gesproocken heeft seer schandaleuse ende oproerige propoosten als bij exempel dattet hem in noot sijnde evenwel soude sijn ofte hij van God ofte van den duvel wierde geholpen. Dat waer ’t bij aldien dat men ’t verschil tusschen de remonstranten ende contraremonstranten mit gewapenderhant soude willen beproven, men soude bevinden dat de pertie der remonstranten de sterckste soude sijn omdat de martinisten, mennonijten ende papisten haer te hulpe comen soude. Dat de waertgelders waren angenomen tegens diegene die de magistraet de voet op de keel wilde setten. Dat tot Oudewater die tegenwoordige burgemeesters tegens de previlegie van de stadt waren vercoren ende ingestelt. Dat hij mede in deselve stadt tegens d’ordre van hare kerckenraet (hoewel daervan tevoren gewaerschout) tot miscontentement ende vertreck van d’selve uijt de kercke hadde gepredict. Dat hij ten tijde van de waertgelders twee halve spiesen ende twee knotsen hem toegesonden in sijn huijs heeft ontfangen, waervan hij d’eene spiese ende knotse sijn medehulper Danieli Wittio door sijn jongwijff toegesonden heeft om al sijn partijdicheijt tegens de dolerende broeders aldaer te betoonen.

Dat hij sulcx noch meer bewesen heeft, dat hij de magistraten van hare harde proceduren tegens deselve broeders niet vermaent, noch daerin gesocht heeft (gelick hem sulcx toebehoort hadde) deur een gevoechelicke wijse op te houden, maer dat hij noch daerna sommige uijt d’selve magistraet (als daermede hare voorgaende actiën approberende) tot het collegie van sijne kerckenraet vercoren ende geadmitteert heeft. Dat hij calumniën tot becladdinge van de ware leere gesproocken ofte ten minsten in sijne presentie gesproocken sijnde mit stilswijgen toegestaen heeft. Dat hij mede heeft willen voorstaen de lastering die den voortreffelicken ende godsaligen man Joanni Calvino t’onrechte te laste geleijt worden, dat hij namentlicken soude schrijven dat God d’onnosele kinderen soude rucken van ’s-moeders borsten ende werpen in de helle. Dat hij op ’t aenschrijven van de Edel Mogende Heeren Staten deser provincie tot den sinodus provinciael niet heeft willen committeren, noch den tegenwoordigen sinodum nationalem gehouden tot Dordrecht voor sijnen wettelicken rechter erkennen. Ende dat hij eijndelicken mede een grote oorsaecke is geweest van de tumulte ende onordentelicke t’samenrottinge van alderleij soorten van menschen opten 29en decembris lestleden in de kercke van Schoonhoven voorgevallen, mitsdien hij deselve niet gesocht heeft door alderleije goede middelen ende vermaningen te verhinderen ende te doen scheijden.

Alle ‘twelcke bij de voorseijde vergaderinge in de vrese des Heeren rijpelick overwogen sijnde, hebben ter oorsaecke van de voorgemelte fauten den voorseijden Joannem Galenum van alle kerckelicke diensten van nu aen tot ’t uijteijnde des voorseijden sijnodi nationalis gesuspendeert opdat hij hierentusschen hem door behoorlicke schultbekenninge mit de kercke, classe ende den Suijthollantschen sinodo ofte hare gedeputeerde versoene ende sulcx bij hem gedaen sijnde, alsoock hem na de resolutie des voorseijden sinodi nationalis regulerende, sall wederom in sulcke plaetse mit goetvinden van de voorseijde gedeputeerde den kerckendienst mogen betreden alwaer hij wettelicken beroepen sal werden ende sal voorts hem gedragen in alle stillicheijt ende sedicheijt. Ende in gevalle hij weijgerde ‘tgunt voorseijd is naer te comen, sal hem in sulcke gelegentheijt oock door oordeel van dese vergadering van alle kerckelicke diensten houden gedeporteert. Gelijck oock mede dese vergadering d’voorschrevene sijnen kerckenraet so ouderlingen als diaconen van hare respective diensten om seeckere pregnante redenen ontslaet bij desen.

Aldus gedaen ende geresolveert tot Schoonhoven opten 24en januarij anno 1619.

Arnoldus Theordori Neomagus in Bergambacht.

Den 22en januarij is den bailiu van Berchambacht neffens D. Lijdium binnengestaen, versouckende dat sij mochten van dien predicant ontslagen sijn ende heeft hem mede partie gestelt tegen Arnoldum Neomagum.

Naedat de beschuldingen ordentelicken waren gededuceert ende de documenten tot bewijs dienende getoont ende daertegens sijne verantwoording ten vollen angehoort, is de vergaderinge volcomentlick onderrecht ende verseeckert wierden dat den voornoomde Arnoldus Neomagus in den kerckendienst tot Berchambacht hem seer onstichtelick gedragen heeft, mits in predicatiën ende propoosten van de gesonde leere der gereformeerde religie afwijckende ende d’selve wederspreeckende gelijck bij namen blijct als hij over Luce 2 vers 28 etc predickende ende hellende naer ’t valsch gevoelen der perfectisten leerende dat wij volcomentlick de wet konnen onderhouden ende daerna ‘tselve in in particuliere t’samenspreecking wilde defenderen tot sijn propoost antreckende de spreucke Math. 13 dien heeft dien sal gegeven worden, seijde sijn wij neerstich wij sullen meerder crijgen ende also comen tot de volcomen onderhouding der weth ende daerbeneffens oock voechde dese reden: So wij een gebot connen doen ende een verbot laten, so connen wi se wel alle doen ende alle laten etc. Van gelijcken tot nadeel van de alleensalichmakende genade des heijligen Evangelij gepredict ende geleert datter was een weth der natuijre, een wet der zeden ende een weth des Evangeliums, dat de heijdenen door de weth der nature conde salich worden ende diergelijcke meer. Heeft oock de gemeente ongerust gemaect in ’t stuck van de leere, niet alleen doordien hij heeft durven over den artijckel der volherdinge der warer heijligen contrarie gevoelen schriftelick den luijden in handen stellen, maer oock principalick sijne predicatiën door ’t hevich uijtvaren tegens ’t gevoel der treffelicke gereformeerde leraers ende ’t belasteren derselver. Ende dat noch geheel onlancx, namentlick ontrent het Christfeest terwijlen het sinodus nationael gehouden wort ende men besich is omme die opgeworpene disputen bequamelick te assepiëren, voorgevende die gewoonlicke calumniën als dat hun leere soude sijn dat God de menschen verdoemt hadde eer se geboren waren ofte eer se gesondicht hadden. Item dat God de kinderen roct van haers moeders borsten ende werp se op den wech der verdoemenisse, gelijck hij voor dese vergaderinge bekende dat hij in sijne predicatiën D. Calvinum ende andere leraers genoemt hadde ende so hij seijde sommige hare woorden angetogen om ’t voorseijde te bewijsen. Heeft van gelijcken sijne halstarricheijt laten blijcken doordien alleenlick desen Arnoldum, terwijle de gehele Goudsche classe sowel van de sijde der remonstranten als van de sijde der contraremonstranten tot de particuliere sinode laetst gehouden tot Delff de hare committeerden en hun sinodo nationali onderwierpen, mit noch drie andere namentlick Herboldus Thomborgius, Johannes van Galen ende Eduardus Puppius daervan in gebreke sijn gebleven. Staet oock voornamentlick an te mercken dat desen Arnoldus angaende sijn dagelicxen handel ende wandel van verscheijden onbehoorlicke acten betichticht is so van valsheijt ende bedriechlicheijt als als van oneerlickheijt ende oncuijsheijt. D’welcke, hoewel sij niet alle ten vollen sijn bewesen ende waergemaect, nochtans maken sij groten opspraeck onder den volcke ende strecken tot groote verhinderinge van de stichting der kercke aldaer sulcx dat oock ter dier oorsake den edele heere van Berchambacht door sijnen balliu an dese vergadering heeft laten anseggen ende bekent maecken dat sijn edele niet verstaet dat dien predicant daer stichting doen can. So is ’t dat de vergadering dit alles in de vrese des Heeren overwegende goetvind dat den voorseijde Arnoldus Theordori van nu voortan tot het uijteijnde des sinodi nationalis toe sal gesuspendeert sijn van alle kerckelicke diensten ende midlertijt hem vreedsaem ende gerust houden sonder iemant opentlick ofte heijmelick op te rocken ofte ongerust te maken ofte bij gebreecke van dien, hout dese vergadering an haer om hem t’eenemael te deporteren. Ende sal na expiratie des voorseijden tijts, mits voorgaende behoorlicke reconciliatie mitte kercke, classe ende sijnode, van dese vergadering obtineren goede attestatie om bequaemelick totten kerckendienst op een ander plaetse te mogen bevordert worden. Ondertusschen sal de plaetse waergenomen worden bij die van de classe van de sijde der contraremonstranten.

Aldus gedaen ende besloten ter vergadering voorseijd gehouden binnen Schoonhoven op huijden den 24en januarij anno 1619.

Levinus de Raet, predicant in Haestrecht.

Den 23en januarij tegen Levinum de Raet sijn vanwegen die van Oudewater ingebracht vele artijckelen bij geschrift gestelt van sijn onbehoorlicke leere ende overtreding van de ordre der kercke tot Oudewater etc.

Levinus persisteerde dat hij ’t ongehouden was te verantwoorden, dattet anging de overheijt, vroetschappen etc., dat de sake oock bij de Heeren Staten door eene seeckere acte was affgedaen, de vergadering geëxhibeert.

Waertegen geantwoort is dattet wel was een conci… waerinne Hare Edel Mogenden verclaerde wat tot bevreding diende, maer noijt an beijden sijde angenomen dan dat de gemeente daerop gedoleert heeft.

Eijntelick naer lange verscheijden debatten ten wedersijden sijn die van Oudewater alleen binnengestaen ende hunne clachte gehoort over Levinum de Raet.

Daerna is Levinus oock alleen binnenstaende gevraecht off hij van de leere der contraremonstranten was affgeweken: seijde neen ende dat men dat mit waerheijt niet soude doen blijcken.

Sijn oock binnengestaen vier personen van Haestrecht versouckende in ’t mogelick ware dat men Levinus aldaer in den kerckendienst soude laten ende gaven hem goet getuchenisse.

Ten laetsten heeft men door vele inductiën de sake soverre gebracht dat Levinus de Raet een seeckere schultbekenninge onderteijckent heeft die t’Oudewater van den predickstoel soude affgelesen worden ende is daerop vrede gemaect tusschen hem ende D. Lijdium mit hanttastinge ende oock mit de twee presente Ouderlingen uijt den name der kercke van Oudewater.

De acte luijt aldus:

Gelieffde in den Heere. Men maect u lieden met vreucht onses gemoets kennelick, hoe dat Levinus de Raet, dienaer jegenwoordich tot Haestrecht ende daer te voren in dese stadt, hem voor de gecommitteerde van de Edel Mogende Heeren Staten ende des Suijthollantschen sinodi heeft mit de broederen deses kerckenraets versoent, te weten dat hij Levinus voor God ende dese gemeente alhier versouct dat alle swaricheden die hier in de kercke sijn voorgevallen, so in ordre als dispute over de leere ende proceduren, hem van herten leet sijnde, hem bij de gemeente om Christi wille ten besten gehouden worden. Ende dat hij belooft hem te houden bij die ware christelicke leere des Ouden ende Nieuwen Testaments ende bij de formuliere der eenicheijt in de leere, namentlick den catechismum ende confessie onser Nederlantse kercken, verworpende alle ‘tgene daermede strijdich is. Dat hij oock de leere der contraremonstranten in de Haechsche conferentie bij hun voorgestelt ende verdedicht hout alleen den Woorde Gods conform, maer de leere der remonstranten so se in deselve conferentie begrepen ende voorgestaen is mit den Woorde Godts stridich. Dat hij hem oock voortaen sal houden bij de classe ende vergaderinge der contraremonstranten also genaemt, alles in oprechticheijt voor den Heere. Wort derhalven dese gemeente vermaent hem voor versoent te erkennen ende God daerover te loven ende te dancken. T’oorconde der waerheijt dat hij Livius de Raet van herten toestaet ‘tgene voorseijd is, heeft hij dese mit sijne eijgene hand onderteeckent.

Actum in Schoonhoven op huijden den 23en januarij anno 1619. Ende was onderteijkent Levinus de Raet.

Daniël Wittius, predicant tot Schoonhoven.

Also Daniël Wittius voornoomt niet tegenwoordich was als men de classe van der Goude visiteerde, maer in Den Hage ontboden sijnd, daer bleeff gearresteert, so is deser vergaderinge namaels als sij van de Leijtse classe haer affscheijt genomen hebbende door Den Hagen a Rotterdam was reijsende bij den Edele Heeren Gecommitteerde Raden belast geweest om de saecke Wittij bij der hant te nemen.

Dienvolgens sijn de beschuldingen opten 14en februarij in ’s-Gravenhage tegen Daniëlem Wittium voor dese vergaderinge ingebracht door D. Joannem Lidium uijt name des classis geadsisteert mit de heeren Adriaen Jansz. ende Rutger Hugen, beijde van Schoonhoven.

Welcke beschulding gededuceert, ’t bewijs daertoe dienende vertoont ende ondersocht, daertegens oock sijne verantwoording gehoort ende bij de vergadering alles overwogen zijnde, hebben soe uijt sijne bekentenisse als uijt seeckere documenten ende getuijchenisse bevonden, dat[14] hij gedurende sijnen kerckendienst in de kercke van Schoonhoven alsoock mede voor dese vergadering betoont heeft ongesont ende onsuver te sijn in eenige puncten der leere, als[15] angaende ’t volcomen onderhouden der geboden Gods in desen leven, ‘t[16] maecken ende hebben der cricifixen ende beelden Christi om ons tot andacht van hem ende sijns lijdens te verwecken, ‘t[17] salich worden des volcx des Ouden Testaments sonder de kennisse Jesu Christi ende diergelijcke. Dat[18] hij d’inhout van de placcaten ofte pasquillen Henrici Slatij, gewesen kerckendienaer tot Bleijswijck, tot diffamatie van de ware leere ende gesonde leraers angeslagen ende in de voorseijde stede van Schoonhoven te cope ommegedragen als sijn eijgen werck in ’t geheel na ’t getuijchenisse van velen ofte ten dele nae sijn eijgen bekentenisse heeft geapprobeert ende willen verdedigen. Dat[19] hij in de besoecking der litmaten voor ’t avontmael tot seeckere vrouwe, hebbende een kint op haer schoot, geseijt heeft omdat wij niet willen leeren dat God sulcke kinderen in de helle ende voor den duvel werpt, daerom wil men ons niet horen. Dat[20] hij oock seeckere acte ofte sententie betreffende mede sijns huijsvrouwen oom, bij sijnen collegam Levinum van der Borre lange te vooren in ’t kerckenbouck gestelt, op sijn eijgen hant heeft verandert, uijtdoende ende bijvoegende ‘tgene hem goet dochte ende dat hij daerover is angeclaecht van crimen falsi begaen te hebben. Dat[21] hij de harde proceduren van de magistraet der voorseijde stede tegens de belijders der ware gereformeerde leere niet door goede ende behoorlicke vermaningen (gelijck hem sulcx toebehoorde) gepoocht heeft te weren, maer dat hij hem tot sulcx als daerinne een goet behagen hebbende noch meer heeft geïnciteert, blijckende onder andere uijt een gedructe voorrede ofte dedicatiebrieff an dieselve magistraet bij hem gemaect ende gestelt voor seecker bouxken Armini van hem uijt ’t Latijn in de Nederduijtsche tale getranslateert, vol sijnde van ergerlicke, onbehoorlicke ophitsingen ende quade propoosten niet lijdelick in een oprecht dienaer Jesu Christi, welcke getranslateerde bouck oock nergens anders toe gedient en heeft, noch en dient, dan de eenvoudige met quade, opruijende ende ongesonde leere te te infecteren. Is[22] mede gebleecken dat hij, om sijne partidicheijt noch meer te thonen, buijten sijne beropinge mit magistraetssaken als mit ’t examineren der beschuldichde voor hen ende mit schriven om waertgelders tot onderdruckinge der vromen hem gemoeijt heeft. Waerbij[23] noch comt ’t comportement van sijn schandaleus leven als eertijts tot Genèven ende bij ons in Vranckrijck geleijt ende alhier door getuijchenisse van treffelicke geleerde ende godsalige mannen vertoocht, waervan hij hem tot noch toe niet behoorlicken heeft gepurgeert. Dese vergaderinge op alle dese ende sijne lelicke faulten ende dergelijcken meer in de vrese des Heeren geleth hebbende, heeft ter oorsaecke vandien d’voorseijde Daniëlem Wittium van alle kerckelicke diensten gedeporteert, gelijck se oock hem deporteert mits desen. Ende so hij wanneer hij over dese sijne voorgemelde faulte ende sonden van herten gepeniteert, d’voorseijde kercke van Schoonhoven ende classi van der Goude mitsgaders den Suijthollantschen sijnodo ofte hare gedeputeerde behoorlicke satisfactie sal gedaen hebben, sal daerna sulcx in sijne sake om wederomme tot den kerckendienst te comen gedaen worden als men naer den Woorde Godts tot stichting sijnder kercke sal vinden te behooren.

Aldus gedaen ende besloten in Den Hage opten 15en februarij anno 1619.

De vier ouderlinghen der remonstranten tot Schoonhoven.

Bernt Albertszoon Tlam, Claes Crijnen, Thomas Coninck ende Herman Willemsz.

Is uijten name des classis tegen deselve voortgebracht dat die personen niet behoort hadden tot die kerckelicke ampten vercoren te worden als hun onlancx te vooren in de Schoonhoofsche proceduren gedragen hebbende in maniere als formele vianden van de gereformeerde religie, gelijck daer sommige exempelen verhaelt sijn als van ’t uijtbannen Samuelis ende Antipas van den Borre, onverhoort sijnde ende mit weijgeringe van acte, gevanckenisse D. Paludani rasen ende verbrandinge van een huijs daer men gepredict hadde. Ende is gededuceert waeran dat d’een ende d’ander van hun vieren schult hadde, gelijck oock verhaelt sijn eenige andere onbehoorlicke actiën, daervan notitie gehouden is.

Daerover dese vergaderinge hunne verantwoording angehoort ende overleijt hebbende, heeft de sake sulcx bevonden dat sij dien gehelen kerckenraet van hare kerckelicke diensten heeft gedeporteert, in de sententie Joannes Galem voor geïnserieert.

Volgen de predicanten ende ouderlingen van de sijde der contraremonstranten, welcke oock voor dese vergaderinge waren beschuldicht.

Joannes Lidius, predicant tot Oudewater.

Den 17en januarij sijn de beschuldigingen ingebracht vanwegen de classe der remonstranten tegen Johannem Lidium oock in een register der beschuldingen tegens de contraremonstranten dies classis in ’t gemeen opgeteijkent, als dat hij Welsing tegens sijn schoonvader Gerrit van Galen mit leugens soude opgehitst hebben, dat hij over een bruijloft een lascive liedeken soude hebben gesongen ende noch eenige diergelijcke.

Welcke beschuldingen gededuceert ende geëxamineert sijnde, ’t bewijs daertoe overgeleijt, mitsgaders daerjegens aengehoort ende overleijt de verantwoording Lijdij daerjegens gedaen.

Heeft de vergaderinge de uijtspraecke daerover vooralsnoch gehouden in advijs.

Samuel van den Borre, predicant in Groot-Ammers.

D. Samuel van den Borre heeft an de vergadering versocht opten 17 januarij terwijle men besich was mitte sake Lijdij, dat sijne saken na Lidium mochte affgehandelt worden, seggende dat hem vele daeran gelegen was dat het ten eersten mochte geschieden. Dan en heeft alsdoen niet connen vallen ende is D. Galeno aengeseijt dat hij metten sijnen ten lancxsten tegens den 21en toecomende hem soude veerdich houden om d’accusatiën tegens Samuelem te laten dienen ofte bij foute van dien dat men hem acte van onschult soude verlenen, dewile D. Galenus al uijtstel sochte, seggende dat eenige stucken daertoe nodich niet bij der hant waren, maer berusteden onder Wittium die in Den Hage gearresteert was.

Den 21en januarij heeft D. Samuelis wederom geurgeert als vooren. Dan Galenus verclaerde noch niet bereijt te sijn alsnoch geene antwoort ontfangen hebbende van Wittio om te hebben die stucken die hem nodich noch ontbraecken. Daertegens Samuel voorseijd hem seer t’onvrede hielt, allegerende dat hij notelick van huijs moste naer Den Hage. Dan is gebeden dat hij tot overvloet om sijn partije de mate vol te meten noch wilde toeven totten 23en deser.

Den 23en januarij gecomen sijnde, hoewel Galenus seijde noch de stucken niet alle te hebben, es evenwel goetgevonden om met de sake voort te gaen.

Ende sijn de beschuldingen opgelesen als dat hij tot Schoonhoven de scheuringe heeft helpen maken. Item van eenige geruchten die hem nagingen van seeckere acte van dronckenschap, oock van leugen ende acte van oncuijsheijt.

Het bewijs dat Galenus hadde heeft men ingesien ende geëxamineert.

Daertegens oock gehoort de verantwoordinge Samuelis van den Borre.

Dan is bevonden dat de beschuldingen alsnoch geensints hebben connen waer gemaect worden. Waerover hem acte van justificatie is verleent.

Fredericus Abama, predicant tot Oudewater.

Den 21en januarij is gehandelt van de beschuldingen die de remonstranten hadden ingebracht tegen Fredericum Abama angaende als dat hij mit goede ooghen angesien soude hebben dat sijn huijsvrou den predicant van Stolwijck scholt voor eenen lantverrader.

Dat hij te Stolwijck komende predicken soude sijne silveren bekers medegebracht hebben van huijs om ’t avontmael daermede te houden etc.

Welcke beschuldingen sijn gededuceert ende bewijs daertoe dienende vertoont ende ondersocht, alsoock de verantwoordinge welcke D. Lijdius uijt name Frederici gedaen heeft, is daerinne bevonden ende uijtgesproocken als volcht.

De vergaderinge overleijt hebbende alle ‘tgene tegen D. Fredericum Abama is ingebracht ende de verantwoordinge van sijnentwegen daertegen gedaen.

Heeft geoordeelt dat zij daerinne geen stoffe vind sonderlinge censure meriterende, alleenlick dat hij over ’t stuck van ’t gemene classegelt alsser woorden vielen tegen de remonstranten des classis, dattet beter betaemt hadde dat hij ’t woort dieff niet hadde gebruijct also allen christenen, ja insonderheijt den predicanten die sachtmoedicheijt bevolen is ende sal vermaent sijn in toecomenden tijden hem voor diergelijcke te wachten.

Wat ’t bewijs sijns persoons tot den kerckendienst in Oudewater angaet sal de vergadering daerop nader informatie nemen ende daerinne doen na behooren.

Daerna is copie van ’t beroup Abama tot den kerckendienst in Oudewater gedaen bij den kerckenraet opgelesen ende was onderteeckent bij de twee burgermeesters ende één schepen, maer van d’andere vijff niet.

D. Lidius zeijt dat d’andere vijff evenwel niet daertegen hebben geweest.

Galenus ontkent het.

Fob Janszoon, ouderling an de sijde der contraremonstranten tot Schoonhoven.

Wiens beschuldiginge bij der hant genomen sijnde, namentlick eenige haestige woorden bij hem gesproocken van Wittio ende Galeno, heeft Galenus geseijt hem ‘tselve te goede te houden ende daervan also gedesisteert.

Theunis Sijbrantszoon, mede ouderling als vooren.

Wiens beschuldigingen ingebrocht ende oock overwogen sijn, alsmede het bewijs daertoe dienende ende daerop sijne verantwoording angehoort sijnde.

Is geresolveert also men uijte overgeleverde documenten niet vastelick can oordeelen dat de geruchten souden waerachtich sijn,

Lidio aen te seggen dat den kerckenraet tot Schoonhoven vanwegen dese vergadering belast wort naerstelick ondersoeck te doen om de waerheijt van dien te weten om discipline te oeffenen naer behoren. Midlertijt is Theunis Sijbrantsz. vermaent hem wel te bedencken ende cuijslick te dragen om mitter daet te betonen dat hij belogen wort.

Incidenten voorgevallen terwile men de Goutsche classe was visiterende.

Sijmons de Bels. [i.m.]

Den 17 januarij sijn binnengestaen twee van der Goude uijt name der gesepareerde kercke aldaer, verthonende dat deselffde kercke vast beroep hadde gedaen op den persoon Sijmeonis de Bels tot haren kerckendienaer, dat hij ’t hadde geaccepteert ende dat oock den magistraet daer kennisse van hadde, doch sonder voorweten des classis, sulcx dat sij versochten dat het beroep daerom niet soude wedergehouden mogen werden, want de gemeente seer tot hem gesint was.

Daerop die van den classe gevraecht sijnde hebben verclaert dat sij beswaert waren om dat beroep te laten sijn voortgang hebben, eensdeels omdat sij die allermeest behoorden de kerckenordre te onderhouden d’selve dairdoor hadden gevioleert, anderdeels oock omdat Sijmeon de Bels niet hadde gestudeert ende daerom haerlieder genomineert hadden vier personen elck uijt een bijsonder classe om die te mogen horen ende daerna trachten.

Hierop die van de gemeente van der Goude aenhielde dattet beroep doch mochte effect sorteren, verclarende dat zij niet door quaetwillicheijt maer uijt enckel versuijmenisse d’ordre waren voorbij gegaen ende bereijt daerover hun schult te bekennen.

Is des anderen daechs daerop geresolveert haer an te seggen dat sij hun vrij verlopen hadden tegen d’ordre ende sijluijden gelijck oock Simon de Bels behoorden daerover schult te bekennen. Doch dewile daerinne so verre geprocedeert was, dat men ‘tselve sijne voortgang sal hebben laten mits dat de classe van Dordrecht ende de kercke van Nieubeijerlant daer hij staet sonder grote swaricheijt te maken hem late volge, doch dat men niet seer sal insisteren ten ansiene dat hij daer niet geheel lange geweest is. Ende sullen beloven sulcx niet meer te doen, sal oock de forme des beroeps bij op hem gedaen verbetert worden bij den classe.

Nieuwe Tonge. [i.m.]

Abrahamus la Faillie, gesuspendeerde predicant van Nieuwetonge, is den 18en januarij binnengestaen mit credentie des magistraets in de Nieuwe Tonge, versouckende interpretatie van de sententie jegens hem gegaen, hoe dat zij in de beurten van het predicken der beijder delen ende in ’t bedienen der diaconije hun hebben te gedragen om alle beroerten voor te comen.

Is hem geantwoort dat men verwondert is, dat hij sulcken commissie anneempt ende dat van de magistraet sonder dat de kercke daerinne gekent is, schijnende daerdeur noch partialiteijt an d’een sijde te stijven. Dat men diesangaende al van te vooren an de magistraet van de Nieuwetonge claer genoech hadde geschreven uijt Buren. Dat de sententie claer medebrengt dat de gehele classe rincxwijse den dienst sal waernemen ende dat ellick deel sijne vrije gebruijck van kercke, kerckencamer, sleutels etc behoort te hebben en oock collectatie voor den armen.

Woerdens.

Den 22en januarij is in de vergaderinge verschenen Josephus de Rosier, predicant tot Woerden, mit eenen sijner ouderlinge, clagende dat sedert dese vergaderinge van daer gescheijden was de saken der gereformeerde waren teruggegestelt ende dat ter oorsaecke dat de sententie bij dese vergaderinge gearresteert noch niet en waren toegesonden. Dat tot Nieucoop ende Lamuijen ’t gehoor der contraremonstranten ontrent de helft was gemindert, tonende daervan attestatie Wassenburgij die te Lamuijen ende van Jan Harmensz. die te Nieucoop gepredict hadden. Dat oock tot Woerden het gehoor affnam, dat Bricquigni aldaer niet ophoudt lasterlicke propoosten te voeren so in predicatiën als andersints, alsoock den sondach laestleden predickende van de bruiloft in Cana Galilea seijde daer sijnder die leren dat wat sonde men doet evenwel uijt de zalicheijt niet en vallen can etc. Dat oock op de dorpen nieuwe onderteijckeningen bij de luijden worde bejaecht om de remonstrantsche predicanten te mogen houden. Dat tot Swammerdam den schout de luijden tot onderteijckeninge soude ansoucken.

Is geresolveert den voorseijden broederen an te seggen dat daertoe mosten vaste documenten beleijt worden ende dese vergaderinge vertoont om te sien off het nodich soude sijn partijen t’ontbieden ende wederom te hooren.

Dat men de sententie dadelick sal gereet maken om ten eersten over te seijnden ende dat men an Bricquigni over ‘tgene men van hem hoort sal schrijven ende vrij wat scherpelick waerschouwen. ‘tWelck doen sal D. Muusholius.

Jaersveld. [i.m.]

Passchier de Fijne, predicant in Jaersveld, geciteert sijnde is voor dese vergaderinge gecompareert, gevraecht onder wat classe hij stont seijde onder gene. Seijt bereijt te sijn onder sulcken classe te resorteren als sijnen here genaemt Sijmon Loewijcx van Alteren, wonende tot Middelburch, goetvinden sal. Dat het tevooren stont onder den classe van Buren ten tijde van den grave van Hohenlo, maer nu deur sijnen heere daervan was affgesondert. Gevraecht wat hij hout van ’t sijnode nationael tot Dordrecht ende off hij hem d’selve onderwerpt. Seijt dat hij eerst moet vernemen hoe ’t daermede sijende wat sij besluten sall. Hij segt niet te weten van kerckenordening noch oock die gelesen te hebben. Gevraecht wie hem beroepen hadde, segt angesocht geweest te sijn uijt den name van den heere om op Jaersvelt sijne gaven te laten hooren. Dat hij alsoe daer een halffjaer lang predicte tot contentement van de gemeente. Daerna is hij op ’t versouck der gemeente geëxamineert bij twee gedeputeerde van Utrecht Jacobus Taurinus ende Speenhovius ende noch vier andere predicanten ende bevesticht door Schotenus, predicant tot Haserswoude. Hij zeijt dat hij genen kerckenraet en heeft om datter tot noch toe gene geweest is. Dat als er ijement te censurreren is, hij ijemant mede neemt die ’t hem goetdunct, heeft dertich litmaten, voor ’t avontmael gaet hij alleen om. Heeft getoont attestatie van die van Jairsveld tot recommandatie ende oock testimonium van sijn preexamen, geteijckent Willem Crijns, Nicolaus Damius.

Is geresolveert an sijnen heere te schrijven om hem te doen onder eenige classe resorteren ende dat hij hem der confessie, catechismo ende sijnode nationael behoren te conformeren in leere ende kerckenordening.

Gevraecht off hij confessie ende catechismum hout conform Godes Heijlig Woort, seijt hij mostet eerst oversien. Gevraecht off hij ijets daerin vooralsnu gevonden hadde Gods Heijlig Woort contrarie, zeijt dat hij ongerijmde dingen daerin gevonden hadde als over de 60. en 6. vragen ende so hij naerstichlicker doorsochte, dat hij meugelick meer dan in vinden soude.

Heeft getoont sijn beroep, ‘twelck gestelt was op den name van de heere van Jaersveld.

Is de sake an de heer geschreven ende de saecke vooralsnoch in advijs gehouden.

Heusden.

Den 25en januarij is in de vergaderinge verschenen D. Joannes Cloppenburch, predicant tot Heusden, mit eenen brieff der Suijthollantsche gecommitteerde sijnde op de sijnodo nationaeli an dese vergaderinge, teneijnde dat dese vergaderinge door eenich anschrijvens soude arbeijden opdat tijdelicke mit goede ordre mochte geprocedeert worden tot beroepinge van kerckendienaers op die drie plaetsen ontrent Heusden daer Drongulensis, Princius ende Tamerus door dese vergadering off gesuspendeert ofte van den dienst verlaten sijn, dewile daer geen gereformeerde kerckenraden sijn ende de luijden vast geïntimideert door d’een ende d’ander oorsake ende so daer niet in ordentelick versien wierde, dat lichtelick iemant onbehoorlicker wise hemselven daer soude indringen ende dat de gehele classe daer niet tijdelick in sal connen versien ordinarischer wijse, dewile haer ordinare vergaderinge eerst vallen sall na beloke Paesschen.

Is daerop geresolveert dat dese vergaderinge schrijven sal an de deputates classis Gorcumiane omme eene extraordinarie vergaderinge te leggen ende te auctoriseren de kerckendienaren van Heusden ende de naestgesetene om te besorgen dat ten eersten uijtgesien worde ende seeckere persoonen genomineert om totten kerckendienst bevordert te worden op die plaetse voornoomt om tegens den tijt mits goetvindinge des classis aldaer beroepen te worden ende te arbeijden dat de huijsluijden daer geen kerckenraden sijn de sake bij der hant nemen.

Sal oock den heere drossaert dit door eenen brieff van dese vergaderinge bekent gemaect worden om de goede hant daeran te houden, ‘twelck geschiet is.

Gorcum. [i.m.]

Sijn binnengestaen twee ouderlingen van Gorrichem, vertonende dat hare gemeente D. Joannem Lijdium nadat sij hem tot Gorrichem hadden horen predicken gesint waren hem te beroepen ende hem genouchsaem tot aenneminge van dat beroep bewillicht hadden Maer also zij nu verstaen hadde dat de sake wierde beleth door die van Oudewater, die hem begeren te behouden ende tot dien eijnde vercregen heende voorschrivens van E.E. Heeren Gecommitteerde Raiden.

Versochten dat dese vergaderinge die van Oudewater souden sien te induceren tot dimissie Lijdij.

Daerna sijn binnengeroepen die van Oudewater, een ouderling en een burgermeester. Is haer de saecke voorgestelt, dan hebben hoochlicken daerinne gedifficulteert allegerende redenen, soe den staet harer gemeente als van den gehele classe, ende hebben sich niet willen willen laten induceren.

‘tWelck den broederen van Gorrichem angeseijt is, die hun daerin qualicken tevreden hielden, menende hun ongelijck te geschieden dewile hij Lijdius genoech gesint was tot hun te vertrecken.

Wt de classe van der Goude.

Daniël Wittius predicant tot Schoonhoven, gedeporteert.

Joannes Galenus tot Schoonhoven, Jeremias Tijckmaker predicant tot Nieupoort, Arnoldus Theodori Neomagus predicant in Bergambacht, gesuspendeert.

Eduardus Poppius was absent.

Herboldus Thombergius gerefereert totte Heeren Staten. Ende daerna bij sententie (gestelt in hande van de heere De Vrije) van zijnen dienst gesuspendeert.

Petrus Valck in Langerack, Theodoricus Herberts ter Goude, Dirck Jansz. Bacx in Moordrecht, wort noch in advijs gehouden.

N. Kerckhoven in Polsbrouck bij de classe, Adrianus Radeus in Stolwijk, Levinus de Raet in Haestrecht, gereconcilieert.

Van de contraremonstranten.

Samuel van Borre predicant in Grootammers, gejustificeert.

Fredricus Abama, predicant tot Oudewater, door uijtsprake de faute angewesen.

Joannes Lijdius predicant tot Oudewater, wort noch gehouden in advijs.

In ’t scheijden uijt de classe heeft D. Galenus uijtspraecke versocht angaende seeckere hevige woorden in de vergadering bij Rutgert Hugenszoon tegens hem uijtgesproocken, uijt oorsaecke van seecker gelt dat om tot onderhout der weduen te contribueren naer voorgaende gebruijck bij Galenus was ontfangen ende nochtans an den weduen niet uijtgereijct, ‘twelcke den voorseijde Rutgert genaemt hadde kerckendieverie.

Dan also de voorseijde Galenus de sake niet wilde submitteren an de vergadering om die te bevredigen, is ’t onaffgedaen gebleven.

[folio 195-214]

Summarisch verhael der visitatie des classis van Buren.

Alsoe Sijn Princelicke Excellencie mede hadde geauctoriseert de gecommitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant ende de gedeputeerde des Suijthollantschen sinodi omme te visiteren de Burenschen classem ende den gemelte heere gecommitteerde noch bijgevoecht den edele raetsheer Swerium, soe is de vergaderinge der voorseijder gecommitteerde ende gedeputeerde omme haren last uijt te voeren tot Buren gearriveert den 11en januarij tegen den avont.

Den 12en de vergaderinge bijeengecomen sijnde in de consistorijcamer, mede aldaer present wesende twee gecommitteerde uijt de edele magistraet van Buren, heeft na aenroepinge des Heeren heijligen naem ontboden de broederen des classis aldaer, so contraremonstranten als remonstranten. Ende haerluijden aengeseijt hebbende d’oorsake van hare compste, alsmede vertoont ende voorgelesen respective credentiën so van Sijne Princelicke Excellencie als van den Suijthollantschen sinode, heeft gevraecht off zij d’een tegen d’anderen ijet hadden ‘twelck voor dese vergadering behoorde te comen ende van deselve affgedaen te worden.

Waerop de contraremonstranten de vergaderinge hebben overgelevert de capita accusationum tegens de remonstranten, namentlick tegens:

Nicolaum Hartsouckerum predicant tot Iselsteijn,

Theodorum Bomium predicant tot Beusecom ende

Albertum Huttenium predicant tot Buren.

Versochten oock dat de vergaderinge gelieffden te letten op de persone D. Passchier de Fijne, predicant tot Jaersveld, welckers voorsaet een lid des Burenschen classis geweest was, maer dat  desen De Fijne hemselven hadde geëximeert van alle classen. Was oock niet wettelick ende classicaliter geëxamineert, maer op een, maer op ongewoonlicke maniere van remonstrantsgesinde predicanten uijt verscheijden classibus tot het examen geconvooceert.

De remonstranten deses classis en hebben geen beschuldinge nochte clachte overgelevert tegens den contraremonstranten deses classis.[24]

D. Nicolaus Hartsouckerus, predicant tot Iselsteijn.

Wiens beschuldigingen eerst bij der hant genomen ende geëxamineert sijn, bestaende daerinne dat sijn beroep ende bevestinge onwettich is ende voorts van sijne quade comportemente in ’t classe als in sijne gemeente.

Daerjegens hij oock tot sijne ontschuldiging gehoort is, mitsgaders oock de debatten van pertiën ten beijden sijde.

De vergaderinge in de vreese des Heeren rijpelick geleth ende overwogen hebbende alle ‘tgunt ter sake diende, hebben verstaen waerachtich te wesen dat het beroep Hartsoeckeri totten kerckendienst in Iselsteijn merckelicke onordentelickheijt is begaen strijdende tegens goede kerckenordeningh. Namentlicken dat het beroep op sijn persoon niet en is gedaen bij de gemeente ofte kerckenraet uijt name der gemeente, mer alleenlick also haer schrift ende onderteijckeninge luijt dat sij ’t beroep gedaen bij den edele magistraet goet kent. Gelijck denselven kerckenraet voor dese vergaderinge haer beclaecht heeft dat sij diesaengaende niet genouchsaem waren bericht geweest van de kerckelicke ordre, maer dat sij deur inductie daertoe waren gebracht om Hertsoeckerum denwelcken hen geseijt was suijver te wesen ende vrij van ’t gevoelen der remonstranten (doch naderhant anders hebben vernomen) tot hunnen predicant te ontfangen, sonder dat het classis daeronder Iselsteijn resorteert daer van te vore kennisse ware gedaen om op sijn persoon ende testimonia tijdelick te letten ende na bevint der saeke op de proclamatiën ende bevestinge desselven in loco ordre te stellen ofte te doen na behooren, maer is al gedaen buijten kennisse ende last des classis door eenen staende buijten deselve classe ende uijtnementlick houdende de sijde der remonstranten. Heeft oock D. Hertsoeckeris selve voor dese vergadering bekent niet te weten van de kerckelicke ordre, noch d’selve die in de gemeenten deser landen tot noch toe onderhouden is geweest oijt gelesen te hebben. Vorders is gebleecken dat hij hem mede heeft laten gebruijcken tot onrusting der kercken deser landen, als bij exempel wanneer de classe van Buren (die tot dier tijt toe voor een ongesepareerde classe was gehouden) aengeschreven was om eenige te committeren tot de particuliere sijnode tot Delff, hij hem gevoecht heeft bij twee andere remonstrantsche predicanten namentlicken Albertum Huttenum ende Theodorum Bomium ende hebben onder hun driën een gesepareerde classicale verghaderinge gehouden, daerinne hij alleen als preses ende scriba de andere twee mit credentie ende onderteijckeninge sijns naems committeerde tot de sijnodale vergaderinge tot Delff, also pogende de classe van Buren in tweën te scheuren, effen op dien tijt als de hoge overicheijt besich was om alle voorgaende scheuringe te helen. Voornamelick heeft oock de kerckenraet der gemeente tot Iselsteijn aen deser vergaderinge geremonstreert dat de gemeente tot Iselsteijn door hem gantschelick niet gesticht wordt, noch apparentie is dat se door hem sal connen gesticht worden, eensdeels omdat sommige, niet van de geringste litmaten, merckende dat hij Hertsoeckerus het hielt met den remonstranten hun beswaert vinden mit hem de gemeenschap des heijligen avontmaels t’onderhouden, andersdeels omdat in den tijt terwijle hij daer predicant is geweest het getal der toehoorders eer heeft affgenomen, dat in hem oock geen wackerheijt bevonden wort om volgens sijn ampt den het pausdom ende andere ketteriën te wederspreecken, noch in de openbare predicatiën noch in ’t bijsonder, noch dat de bevorderinge der gereformeerde religie hem ijets ter harten gaet ende diergelijcke.

So is ’t dat dese vergaderinge oordeelt dat D. Hertsoeckerus van Iselsteijn sal verplaetst worden ende om sulcx bequamelicken geëfectueert te worden stelt hem den tijt, namentlicken het eijnde van ’t sijnode nationael, om niet langer als tot dien tijt toe te mogen tot Iselsteijn den kerckendienst bedienen. Welverstaende ende mits conditie dat hij hem onderwerpt sijnodo nationalij, gelijck hij voor dese vergadering datselve belooft heeft. Ende voorts dat hij hem midlertijt modest ende stille drage soude sonder de gereformeerde leere, ‘tsij in predicatiën ofte andersints, haetelick voor te stellen ofte eenige valsche leere te driven ofte ijemant ongerust te maecken (‘twelcke indien ’t bevonden wierde hout dese vergadering an haer om hem alsdan datelicken te deporteren), opdat hij alsoe nae behoorlicke schultbekenninghe ende reconciliatie mit de classe ende sijnode mit goede attestatie van Iselsteijn sijn affscheijt moge nemen, den voorgenoomden tijt geëxpireert sijnde.

Aldus gedaen ende besloten ter vergadering voorseijd gehouden binnen Buren op huijden den 14en januarij 1619 stilo novo.

Theordorus Bomius, predicant tot Beusecum.

Ten voorseijden dage van de 12en januarij des namiddaechs heeft gedient de sake jegens d’voorseijde Bomium neffens ende jegens denwelcken oock instonden den schout ende twee van den gerechte van Beusecom, verclarende dat sij last hadden van hare gerechten om dese vergadering an te dienen het comportement Bomij, refererende haer tot een seecker onderteeckent geschrift an den classen gesonden om van deselve ad sinodum Delphensem gebracht te worden, ‘twelck oock bij de broederen des classis an dese vergadering overgelevert is.

Daerna heeft de classis overgelevert haere beschuldiging geschriftelick gededuceert tegens Bomium.

Theodorus Bomius hierover ten deele gehoort sijnde ende hem volgens sijn versouck de deductie tegens hem ingebracht ende uijtstel omme hem daerop te bedencken tot ’s-anderendaechs tegens den avont vergont sijnde.

Is opten 13en dito wesende sondach ’s-avonts voor de vergadering weder gecompareert ende sijn jegens hem de broederen contraremonstranten des classis ingestaen ende heeft Bomius de vergaderinge behandicht seecker rest request waerin hij uijtstel versoect om schriftelick te mogen antwoorden. Waerop de vergadering hem aengeseijt heeft dat hij nu hadde te antwoorden op ‘tgene tegens hem was ingebracht, vermits hij gisteren selffs geen langer tijt begeert en hadde, so ondertusschen in de verhandeling van sijne sake soude mogen blijcken dat hij noch tijt van doen hadde om tot sijnder defensie eenige attestatie te beleggen ofte ijets op te soucken, dat de vergadering mit alle billickheijt daerinne sal handelen. Ende also is men tot de verhandeling der sake weder gecomen.

Ende heeft de vergaderinge partijen aen wedersijden wijtlopich gehoort ende rijpelick geleth op de mondelinge debatten hierover gevallen, gelijck oock op alle documenten bij desen angaende respectivelick ingebracht ende Bomio noch tot den navolgende dach tijt gegeven om sich ondertusschen noch te bedencken indien hij noch ijet tot sijnder ontschuldinge wiste bij te brengen.

Den 14en januarij de vergadering wederom bijeengecomen sijnde ende op de sake Bomi in de vreese Gods lettende, hebben verstaen waerachtich te wesen dat hij onder andere mishandelingen schuldich bevonden is an dese navolgende, wesende van grooten gewichte ende in eenen predicant des godlicken Woorts onlijdelick. Namentlick dat hij seeckere beloften, bij hem solemnelick als voor den Heere an de classi van Buren tot sijnder ancompste gedaen van niet te sullen andere leere driven dan hij in sijn examen bekent hadde ofte zoo ’t geviel dat hij an eenige stucken begost te twijfelen daerinne hem de classe na sijn begeren niet soude connen voldoen, dat hij hem alsdan soude houden voor gesuspendeert ter tijt toe dat de swarichenden ende geschillen in de kercke geresen soude geslist wesen, merckelick heeft verbroken ende te buijten gegeaen. Ende als hij voor dese vergadering hem sochte te behelpen mit eenige roijeringe van de articulen der voorseijde beloften, welcke roijeringe hij seijde dat bij den classe gedaen was ende dat hij ter oorsaecke van dien an die beloften niet meer gehouden was, so is hij overtuijcht dat al voor date van de roijeringe bij hem die belofte was overtreden, blijckende bij sijne prefatie voor sijne oversetting van een boexken Castellionis al voor date van de roijeringe uijtgegeven, also d’eene valscheijt mit d’andere souckende te bedecken. Wijders heeft hij oock verscheijden predicanten versocht, te weten niet alleen in ’t graefschap van Buren maer oock buijten ‘tselve, om van hen te verwerven onderteijckening van seeckere acte van inhout dat zij souden Conradum Vorstium, denwelcken vast van alle kercken des cristerijcx, ten ware dan uijtgesondert de socinianen, wordt verfoijt als een onsuver ende lasterlick van God gevoelende leraer alsoock van andere articulen des gelooffs, erkennen als een vroom ende rechtsgesinde leraer ende bequaem om te Buren kerckendienaer te wesen, door sulcx soveel in hem was de kercke Gods jammerlick in handen van vuijle verleijders overleverende. Heeft oock door de oversetting van ’t boecxken Castellionis, geweest hebbende in sijnen tijt eenen ongerusten en warre geest, denwelcke hij alsnoch voor een godsalich man erkent, de dolingen ende warringen Castellionis uijt den hoeck gehaelt, an den dach gebracht, den gemenen man in de hant gesteken ende ongeruster gemaect, nietjegenstaende gelijck hij voor dese vergaderinge bekende hijselve ’t gevoelen Castellionis in alles niet toestont, also den gemenen man bekent makende ‘tgene hijselve niet voor goet hout, alleen, so hij seijt, om te bewijsen dat de kercke oock doen ter tijt mitte jegenwoordige geschillen is beswaert geweest. Heeft daerenboven met twee andere, namelick Hertsoeckero ende Hutteno, gepoget de bijsondere classicale vergadering te houden in die tijt als den classi angeschreven was eenige te committeren tot de Delfse sijnodo om also hunselven affsonderende van de classem van Buren in twee te scheuren in die tijt als de hoge overheijt sochte alle scheuring te helen. Eijndelick heeft een seer lasterlick ende onchristelick boexken gemaect ende in druck gegeven genaemt Den Postbode, daerinne hij gelijck oock in sijne voorseijde prefatie gestelt voor ’t boexken Castellionis malicieuselick doorstrijct ende traduceert godsalige vrome luijden ende lidmaten der gereformeerde kercke, als namentlick den kerckenraet tot Buren, D. Henricum Roseum, Petrum Vligerum, Joannem Serrij ende andere predicanten des heijligen Evangelij, oock den heere schoutet tot Buren, Hoopwerck, lasteringen uijtspuwende tegens hun optichtende den sommigen seditieuse ontrouwicheden, dat heur versoeck steunt op een valsch leugenachtich calumnieus fondament, dat se gelijck als de joden gelijck bloethonden soucken te dooden, dat se mit hun consciëntie rechts om, slings om weten te speelen, appliceert op sommige de namen van Judas, Joab, Doëg, Ebeon, Abner, etc. Dese grove misdaden hem voor oogen gehouden sijnde ende gevraecht off hem sulcx niet leet was, heeft daerbij gepersisteert dat hij ’t wel conde verantwoorden.

So is ’t dat de vergaderinge voorseijd hem bij desen van alle kerckelicke diensten deporteert ende ontslaet. Doch om te betoonen de mededogentheijt tot hemwaerts ende tot sijne familie versouct de vergadering an Sijne Vorstelicke Genade dat hem Bomio noch mach volgen d’ordinarisse gaige voor den tijt van drie maenden na desen. Ende sal ondertusschen de classis die plaetse Beusecum bedienen ende na expiratie des voorseijden tijts helpen arbeijden dat eenen bequamen kerckendienaer ter selver plaetse ordentlick mach bevordert worden.

Aldus gedaen ende besloten ter vergadering voorseijd in Buren op huijden den 14en januarij anno 1619.

Albertus Huthenus, predicant tot Buren.

Daerna heeft de vergaderinge bij de hant genomen de saecke van Albertus Huttenus, predicant tot Buren, welcke oock in de sessie op den namiddach heeft gedient. Ende sijn tegens hem van den classe ingelevert capita accusationum ende een deductie van deselve, alsoock mede van den kerckenraet eenige gravamina.

Over dewelcke alle Albertus Huttenus oock is gehoort ende op alle debatten an wedersijden tot beschuldinge ende ontschuldinge gevallen na behooren geleth sijnde.

Is bevonden dat hij buijten alle kerckenordre, dat is sonder eenich kerckelick beroep, ja buijten kennisse, daerna oock tegen danck ende wille des kerckenraets ende gemeente in den kerckendienst tot Buren is gecomen, oock buijten kennisse, ondersoucking ende toestemming des classis tot denselven dienst voorgestelt door Theodorum Bomium, predicant tot Beusecom, ende eenen Alerdum de Vries, doe der tijt predicant binnen Thiel, wesende een harden ende onbescheijden driver van ’t remonstrantsche gevoelen, gelijck hij oock naderhant om sijn onbehoorlicke proceduren wille van den kerckendienst is gedeporteert, ende bevesticht deur een predicant uijt een ander classes sonder weten des classis van Buren, ‘twelcke alles geen cleijne ergernisse tot Buren heeft veroorsaect ende een drovige van dier tijt an tot noch toe gedurende tweedracht ende oneenicheijt. D’welcke door Hutteni kerckendienst so lancx so meer toegenomen heeft also hij hemselven seer partijdichlick gedragen heeft deur verscheijden onrustige proceduren, als namentlick dat hij op sijn eijgen hant eenen nieuwen kerckenraet ingestelt heeft nietjegenstaende den voorigen kerckenraet noch kerckelick noch bij politijckelick uijtspraecke van haren dienst was gedeporteert. Door welcken nieuwen kerckenraet oock naderhant D. Wachmannus als hij te Buren in ’t weeshuijs tot gerijff der dolerende gemeente een predicatie gedaen hadde, is gerechtelick gearresteert geweest om hem gerechtelick daervan rekenschap aff te eijsschen alsoe dat hij naermaels borge daerover heeft moeten stellen. Ende ter tijt wanneer bij Sijne Vorstelicke Genade vergunt was dat beijde deelen tot Buren in de kercke soude mogen bij beurte haren godsdienst oefenen ende het de beurte was dat bij die van de dolerende kercke soude gepredict worden, Huttenus mit sijnen kerckenraet hebben geheel vroech in ’t heckgen bij den predickstoel hun sitplaetse genomen ende nietjegenstaende de edele magistraet van Buren hun belastede te vertrecken, evenwel wederspannelick blijven sitten ende oock onder de predicatie gepoocht de aelmissen te vergaderen. Heeft oock ter tijt als de classe van Buren volgens het anschrijven des classis sinodael laestmael vergaderde om eenige te committeren tot de sijnode tot Delff hemselven mit Bomio ende Hertsoeckero daervan affgesondert bijsondere clssicale vergaderinge aengerechtet ende also de Burensche classe gesocht te scheuren als men besich was om alle scheuringe te heelen. Heeft oock verscheijden propoosten gebruijct so in predicatiën als in ’t particulier streckende tot lasteringe van ’t gevoelen der treffelicker gereformeerde leeraers alsoock tot cleijnachtingeijt des sinodi, gelijck hij hem oock niet ontsien heeft de sijnode tot Delff in sijne missive mit schimp- ende lasterwoorden an te grijpen. So is ’t dat dese vergaderinge op alles rijpelick ende in de vreese des Heeren geleth hebbende, verstaet dat hij binnen Buren noijt voor een wettelick beroepen dienaer erkent sijnde van nu voortaen alhier geenen kerckendienst meer sal betreden, alsoe hij oock bij desen van alle kerckelicke diensten wort gesuspendeert ter tijt toe van ’t uijteijnde des sijnodi nationalis ende sal op ’t believen van Sijne Vorstelicke Genade tot de voorseijde tijt tot alleenlick genieten dehelft van de ordinarie gaige tot Buren omme, soe hij hem midlertijt gerust ende vreedsaem draecht ende den sijnode nationali onderwerpt, na d’expiratie van dien tijt mits voorgaende behoorlicke reconciliatie mit de kercke, classe ende sinode beroepelick te mogen wesen tot den kerckendienst op een ander plaetse. ‘tWelck sal staen ten oordeel van de gedeputeerde des sinodi, die oock an haer houden bij aldien hij ondertusschen bevonden wierde door oprockingh ofte andersints ongerusticheijt te causeren hem datelick van den dienst te deporteren.

Aldus gedaen ende besloten ter vergadering voorseijd gehouden in Buren den vijffden januarij 1619 ouden stijl.

Kerckenraet van Buren.

Ende also den kerckenraet Albertij Hutteni an sijn quade ende harde proceduren medeplichtich is, daerenboven oock van hem Hutteno selffs onwettelicken predicant gestelt is, so heeft de vergadering denselven kerckenraet, namentlicken ouderlingen ende diaconen van hare respective diensten ontslagen ende d’opsicht der kercke van Buren opgeleijt den kerckenraet der contraremonstranten.

Incident.

Nieuwetonge [i.m.]

Den 13en januarij is in de vergaderinge gecompareert Cornelis Ottensz., diacon der gesepareerde kercke in de Nieuwe Tonge mit schriftelicke doleantie welcke hij dese vergadering overleverde.

In dewelcke den kerckenraet van de Nieuwe Tonge op dese vergadering versochte te mogen hebben copie van de sententie tegen Abraham la Faillie uijtgesproocken, item eenige kerckelicke instrumenten tot noch toe van de remonstrantschen kerckenraets haeres dorpe haer geweijgert. Dat oock de vergaderinge gelieffde ordre te stellen tot wering van eenige quade proceduren bij de remonstranten van de Nieuwe Tonge bij de hant genomen.

Hierbij was noch een memorie van Willem Crijnsz., predicant in Den Briel, waermede versocht wierden de copiën van de sententiën tegens Gerardum Velsium, Petrum Burchvliet, Nannium Geisteranum etc.

De vergadering heeft hierop geleth ende den voornoomde Cornelis Ottensz. op sijn versouck geantwoort, so mondeling als bij missive medegegeven.

In de classe van Buren

Albertus Huttenus predicant tot Buren, gesuspendeert.

Theodorus Bomius predicant tot Beusecom, de remonstrantschen kerckenraet tot Buren, gedeporteert.

Nicolaus Hartsouckerus predicant tot Iselsteijn, zal verplaetst worden.

De Staten van Hollant ende Westvrieslant gehoort hebbende ’t rapport van de gedeputeerden politijcquen, die neffens de ecclesiastijcquen gedeputeert uijte sijnode van Zuijthollant geweest waren in verscheijden classen tot bevredinge van de kerckelicke differenten ende gesien de sententiën bij deselve met kennisse van saecken ingestelt jegens Johannes Galenus predicant tot Schoonhoven, Jeremias Tijckmaker predicant tot Nieupoort, Arnoldus neomagus predicant tot Berchambocht onde de classe van der Goude, Petrus Cupus predicant tot Wourden, Wouter Cornelisz. predicant tot Nieucoop ende Assuerus Pollio predicant tot Sluijpijck onder den classe van Over Rijnlant, hebben alle deselve sententiën so die leggen geapprobeert ende geaggreert. Ordonnerende dat deselve effect hebben ende sorteren sullen naer behoren met sulcken verstande dat elcken van de voorseijde kerckendienaren (Petrus Cupus, die alleen absoluijt gedeporteert is, vuijtgesundert) heur volle stipendium als kerckendienaren noch voor den tijt van drie maenden sullen blijven genieten ende heure plaetsen bij de respective classen daerentusschen bij andere vuijten classen sullen worden bedient sonder vordere beswaernissen van den lande. Ende aengaende de versoucken van Petrus Bricqueni predicant tot Woerden, Cornelis Drongelius predicant tot Veen ende Henricus Tammerus predicant tot Douveren ende Genderen die heure diensten gewillichlicken affstaen, dat deselve bij provisie heure volle stipendium voor gelijcke drie maenden mede sullen blijven gecontinueert ende daernae so op d’eene als d’anders saken ende comportementen naerder worden geleth ende gedaen nae behooren. Alle ‘twelcke de voornoomde heeren gedeputeerden politijcquen ende ecclesiastijcquen de voornoomde personen in name van Heure Edel Mogenden hebben te advijseren end bevelen naer te commen.

Gedaen in Den Hage den 30en januarij anno 1619. Onderstont: Ter ordonnantie van den Staten ende was onderteijckent, A. Duijck.

[folio 215-276]

Summarisch verhael van de visitatie der classe resorterende onder Leijden.

De vergaderinge gearriveert sijnde tot Leijden heeft haer eerste sessie gehouden opten 2en februari 1619.

Van beijde zijden des classis zijn sommige binnengestaen. Is haerlieden angeseijt d’oorsaecke van d’aencompste deser vergadering alsoock hare commissie. Dan also het saterdach was ende iegelijck op sijne predicatiën te dencken hadde, sijn vermaent om tegen ’s-maendaechs sich alle veerdich te houden, dat men eerst beginnen soude van de verste geseten.

Die van de zijde der contraremonstranten hebben angehouden dat de remonstranten hun nader souden verclaren of se eenige beschuldigingen tegens haer hadden, want sij wel in ’t gros hadden overgelevert mit dese woorden dat se wel veele tegens haer hadden, maer dattet nu den tijt niet en was om ‘tselve voor te stellen maer niets in ’t bijsonder.

De remonstranten seijden weijnich in ’t getall te sijn die tegenwoordich waren, daeromme alsnu daerop niet te kunnen resolveren alsoe het communij nomine der geheler vergaderinge moste geschieden.

Sijn daerop gescheijden, dat die van de zijde der contraremonstranten verclaerden wel getroost te sijn om den remonstranten noch tijt te verlenen den toecomenden maendach om van heurluijden t’ontfangen so se eenige beschuldingen tegens haer wilden inbrengen.

Den 4en februarij is de twede sessie gehouden. Twee uijt den edele magistraet van Leijden hebben mede bij der vergaderinge hare sitplaetsen genomen ende sijn hun geëxhibeert de credentiën ende instructiën beijde van ecclesiastijcquen ende politijcken.

D. Daniël Colonius mit twee ouderlingen binnengestaen sijnde hebben angedient dat haren kerckenraet eenige gravamina hebben tegens de remonstrantsche predicanten tot Leijden, maer mits absentie haerer predicanten dat sij se hun niet hadden ter hant gestelt. Versochten dat haer geoorloft mochte wesen die alsnoch over te leveren.

De vergaedering antwoorde dattet wel behoort hadde nu al overgelevert te sijn, dan in anmercking van haer geallegeerde redenen alsoock omdat de kercke van Leijden de laetste soude geviseert worden ende also de remonstranten noch tijts genoech hadden om hunne verantwoording te bedencken, dat zij souden noch maecken van dage hun de accusatiën in handen te stellen.

Beijde deelen des classis binnengestaen sijnde om tot verhandelinge der saecken te comen, hebben van de sijden der remonstranten begonnen te excipiëren op de rechters, mondelick ende schriftelick. Voorwendende dat se wel gereet waren voor de politijcken apart als gecommitteert van hare hoge overheijt hare saken te laten oordelen, maer niet voor de gedeputeerde des sinoij als die sij erkenden voor partijdich omdat se gedeputeert waren van de sijnode van Delff die ten meestendeel bestont uijt hare partije etc., alles blijckende bij hare schriftelicke exceptie, luijdende als volcht.

Mijn heeren.

Het is van allen tijden geoorloft geweest wanneer men voor eenige vergaderinge wordt geroepen tot sijne verantwoording ende dat men eenich merckelick nadencken heeft op de peronen van deselve rechters dat men hetselvige voor den anvangh der handeling vrijelick mach voorstellen.

Wij sijn nu tegenwoordich voor dese vergadering tot onse verantwoordinge geropen, het sal ons dan geoorloft sijn het nadencken dat wij op ’t meestedeel van d’selve hebben voor den anvanck van voordere handeling mit bescheijdenheijt te proponeren.

Dese vergaderinge bestaet uijt tweederleij personen: 1. uijt gedeputeerde des Suijthollantschen sinodi; 2. uijt gecommitteerde van de Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant. De gedeputeerde des sinodi maken het principaelste corpus, de h.h. gecommitteerde van de Staten sijn daer alleenlick bijgevoecht tot meerder achtbaerheijt.

Wat nu de gecommitteerde van de h.h. Staten belangt, gelijck wij de h.h. Staten erkennen voor onse hoge overicheijt also erkennen wij oock haere Edel Mogenden gecommitteerde in hare qualiteijt, wesende bereijt ende volveerdich voor deselve sonder eenige exceptie onse saecken te verhandelen.

Maer aengaende de gedeputeerde des sijnodi d’selve sullen ons gelieven ten besten te houden dat wij nadencken van haer hebben dat haer de principaelste qualiteijt die in een rechter behoort gevonden te worden mancqueert, namentlick onpartijdicheijt, welck nadencken niet uijt de locht en is geschept maer berust op consideratie van gewichte.

Wij gaen voorbij dat se gestelt sijn bij de sijnode van Delff, die ten meestendeel bestont uijt onse partijen, hebbende hare deputatie mede geholpen de gecommitteerde van de contraremonstranten deses classis, welcke contraremonstranten van haer bij hare brieven weder gestelt sijn tot onse beschuldigers. Wij sullen hier allegeren redenen die verder zien.

  1. Wij en connen anders niet verstaen ofte dese gedeputeerde hebben helpen aenstellen ofte ten minsten helpen voeden ende foveren openbare scheuringe tegens ons ende dat (na ons gevoelen) buijten ordre ende genoechsaem fondament.
  2. Also de acte van confederatie onder den contraremonstrantsgesinde gemaect tot Amsterdam, ’s-Gravenhage ende Schiedam daertoe sijn angestelt om (naer haer concept) te onderkennen de predicanten die suijver in gevoelen waren ende mit dewelcke men voortaen soude mogen verseeckerde correspondentie houden ende dat d’selve door alle classen in Suijthollant ende Noorthollant sijn gepasseert ende overal toegstemt ende dese gedeputeerde des sinodi oock van ’t gevoelen der contraremonstranten sijn, so en isser geen reden om te twijfelen off d’selve actiën sijn oock bij haerluijden toegestemt ende geadvoijeert. Gemerct nu de remonstranten daerinne werden verclaert voor valsche leraers ende haer gevoelen over all ende elck der bekende vijff articulen voor sodanich dat de glorie Gods nadelich sijende de ware gerusticheijt der consciëntie troblere ende omstote etc., zo geven wij een ijdereen te bedencken off sulck oordeel over ons ende onse gevoelen in de harten van degenen die ‘tselve strijcken niet mit hen trect affkericheijt van ons ende toehelling van tot onse partijen voornamentlick in saecken die die materie raken ofte daeraen dependeren.
  3. Hierbij comt dat men wel verneemt dat in verscheijden plaetsen bij dese gedeputeerde eenige remonstranten so bij suspentie als andersints opentlick sijn gecensureert, maer nergens hoort van kerckelicke censure over contraremonstranten alhoewel wel eenige van grove wercken des vleesch niet sonder reden beschuldicht sijn.

Dit angemerct can elck een wel bevroeden hoe becommerlick ende beswaerlick het ons vallen sal ende hoe prejudiciabel voor onse saken ons voor sulcke vierschare te moeten verantwoorden.

Versoucken daeromme sulcx in achting genomen sijnde ons daerop mach werden gegeven eenich redelick contentement eer wij comen in vordere handeling. Ende was onderteijckent Adrianus van der Borre, Wilhelmus Lomannus, Jan Jansz. Bors, Christianus Sopingius, Reinerus Walenburch, A.F.[25] Winsum, Joannes van Schoten, Petrus Engelraven, Simon Hugius, Henricus Osterharen, Lucas Molanus.

Is besloten hun hierop te antwoorden dat men sulcken exceptie hout voor ongerijmt ende nergens in andere classen is voorgecomen, angesien de sijnode die dese heeft gedeputeert is geauctoriseert geweest bij de Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant alsoock hare besoignen geapprobeert. Van gelijcke dat oock dese vergaderinge bij Hare Edel Mogenden is geauctoriseert.

Doch indien sij meenen dese vergadering mit recht suspect te houden ende te konnen beschuldigen ende te konnen waermaken ‘tgunt sij tot laste deser vergaderinge hebben geproponeert angaende hare voorgaende actiën ende resolutiën in andere classen genomen, dat hun den wech openstaet tot het sinode nationael, alwaer dese vergadering gehouden is rekenschap te geven van hare besoignen.

De remonstranten hebben sich met dese antwoorde niet gecontenteert (ondertusschen oock gevraecht sijnde na bewijs van ‘tgene sij geseijt hadden dat dese vergaderinge in andere classen de grove fouten der contraremonstranten soude oversien hebben en hebben niets connen bijbrengen dan dat Adrianus Borrius toonde eenen particulieren brieff geschreven bij Paschier de Fijne).

Ende also de remonstranten noch weijgerich bleven tot de sake te comen, heeft de heere burgermeester Bolleman, doentertijt alleen tegenwoordich sijnde, hun belast uijt name der hoge overheijt sowel d’eene als d’andere pertije om te gehoorsamen ende te antwoorden op ‘tgene bij dese vergadering sal voorgestelt worden. Daerop D. Borrius vanwegen de remonstranten begeert heeft de credentie van de heeren commissarissen te sien. d’Welcke hem getoont sijnde, heeft se gelesen.

Eijntelick hebben versocht eens t’samen uijt te staen ende daerop beraet te nemen. Daerna weder ingestaen sijnde hebben geseijt, hoewel sij in ’t harte bevonden dat hare overgeleverde redenen genouchsaem waren om dese gedeputeerde niet te behouve voor rechters t’erkennen, nochtans omdat het haer van de hoge overheijt belast wiert dat sij sich tot hunne verantwoordinge soude inlaten.

Is wederom geproponeert waerom dat de remonstranten hare beschuldingen die se seggen te hebben tegen de contraremonstranten niet in specie overleveren, alleenlick dat sijn in genere seggen dat se vele tegens hun hebben, aengesien dat sij behoorde ofte geheelick te swijgen ofte oprechtelick te handelen ende te openbaren ‘tgene dat dat sij hadden. Daerop de remonstranten antwoorden dat se redenen hadden om in genere also te spreecken, dat se vele hadden tegen de contraremonstranten omdat se mit waerheijt niet conden seggen dat se niets hadden ofte gehelick swijgen. Dat se oock redenen gehadt hebben om niet in specie die dingen over te leveren uijt oorsaecke van de absentie van de van de twee predicanten van Leijden, die in sijnode nationali waren, als welcke de saken meest bekent waren. Dat sij ’t oock achteden inpertinent terwijlen sijnodus nationalis gehouden wort sulcx te doen. Dewijle oock hun meeste beschuldingen angaede scheuringen die gerefereert wordt tot het sijnode nationael etc. De principale reden seggen sij te wesen omdatter preparatie gemaect wort om hun de voet te lichten ende dat de constellatie sulcx is dat hare tegenpartie so sterck is, dat se die niet connen wederstaen. Dat hun niet gelust heeft in accusatorio te studeren, maer om te dencken hoe sij, als sij affgeset sullen sijn, sullen in stillicheijt onder de gehoorsaemheijt van hare overheijt connen bevorderen ‘tgene sij meenen de waerheijt te wesen.

Hiertegens de contraremonstranten insteren dat de remonstranten bij dese vergaderinge sullen geconstringeert worden om te openbaren ende over te leveren de beschuldiginge die se seggen tegen haer te hebben ofte soo se dat weijgerich blijven te doen, dat dese vergadering haer verlene acte van t’onderrechten bij de remonstranten ende alleen in genere geaccuseert te sijn.

De remonstranten sijn eijndelick vermaent om ten lancxten tegens ’s-anderdaechs ’s-middaechs de beschuldingen in specie over te leveren ofte bij gebreke van dien dat den contraremonstranten verleent sal worden acte volgens hunne begeren.

Doch hebben evenwel de remonstranten geen beschuldingen in specie ingebrocht, maer overgelevert twee schriften inhoudende haere redenen van weijgering seer picq. gestelt, luijdende als volcht.

Also ondergeschreven vanwegen de H.H. Staten onse hoge overheijt belast in handelinge te treden mitte broederen contraremonstranten onder desen classe ende dat voor de gedeputeerde des Zuijthollantschen sijnodi nietjegenstaende onse geallegeerde exceptie, dat d’selve gedeputeerde (onses erachtens) niet vrij en sijn van affkericheijt van ons ende toeheling tot onse partijen, so is ’t dat wij ons bedencken van deselve gedeputeerde bij ons behoudende gelijck wij meijnen ‘tselve gefondeert te sijn, ons evenwel gevoecht hebben om de voorseijde handeling te anvaerden ende dat tot betooch van onse gehoorsaemheijt.

Alle de besoignen die tusschen ons ende de contraremonstrantsche broeders ons classis valt is gefondeert op de missive van de gedeputeerde sijnodi an ons overgesonden. D’selve missive hout in, soverre wij tegens de voorseijde contraremonstranten eenige beschuldingen hebben dat wij de capita ende hooftpuncten daervan hairluijden souden behandigen. Hierop hebben wij ofte moeten antwoorden ofte swijgen. Swijgen hebben wij niet vmogen, want sulcx onwaerdichlick bij de gedeputeerde soude sijn genomen, soe hebben wij dan moeten antwoorden. Den last der gedeputeerde vervaet twee leden: Eerst dat wij moeten verclaren ofte wij ijet hebben tot beschuldinge te allegeren, ten tweden hoedanich dese beschuldinge sijn. Te seggen dat wij niet hebben was tegens waerheijt ende tegen ons gemoet, want wij merckelicke gravamina hebben ende verscheijden dingen weten daerin wij oordelen dat de contraremonstranten haer hebben vergrepen. Nademael wij evenwel ons beswaert hebben deselve gravamina in ’t speciael uijt te drucken ende wij daerover gesommeert sijn te verclaren wat ons verhindert daerin te treden, so is ’t dat wij hier schriftelick presenteren de redenen ende motiven vandien.

  1. Omdat alle de beschuldingen die wij tegen malcanderen hebben ten principale uijt het different van de leere rijsen hetwelck nu tegenwoordelick in de sijnode nationaell wert verhandelt, hetwelcke affgedaen sijnde alle d’andere mindere saecken off vanselffs sullen vallen off in mindere saecken ordinarisse vergaderinge lichtelick sullen connen affgedaen worden, waeromme ons ongevoechlick dunct dat men deselve onder ’t houden des sinodi nu tegen malcanderen voor een extraordinaris vierschaer sal gaen moveren;
  2. Omdat onse beswaernisse tegen de contraremonstranten meest de scheuringe betreffen die bij henluijden buijten ordre ende reden sijn angestelt ende gevoet, welcker kennisse bij dese gedeputeerde des sinodi verstaen wort tot de sinode nationael te behoren;
  3. Omdat ons dunct dat het tegen de lieffde strijt ende niet tot vrede, maer tot meer ontsteltheijt ende verbittering der gemoederen strecken sal dat wij nu elckanders ‘tsij personele ‘tsij kerckelicke fauten sullen gaen opsoucken ende ophalen, daer wij alleenlick de patiëntie nemende voor een seven ofte acht weecken het eijnde des sinodi door Gods genade sullen sien ende alsdan alle onse differenten lichtelick ende sonder moeijten sullen connen beslechten;
  4. Omdat wij houden dat men al schoon willende elckanderen beschuldigen behoort te gaen per viam ordinaciam bij perticuliere anspraecken, vermaningen in de kerckenraden ende classen ende niet per saltum tot een vergadering extraordinair om daer malcanderen in ’t haer te sitten ende te traduceren even alsoff men beholpen ware mit malcanders onere ende smaet;
  5. De aldervoornaemste reden ende die ons meest heeft verhindert hierin te treden is dat wij, siende de saecke so geschapen dat wij corts na alle apparentie uijt onse diensten ende de publijcke kercken alleen door meerderheijt van stemmen sullen worden geworpen, den lust niet hebben gehadt om na anderluijden handel ende dingen omme te sien, maer enckelick mit onse gedachten besich sijn geweest hoe wij na onse destitucie uijt den publijcken dienst de waerheijt die wij geleert hebben ende in consciëntie houden de rechte suijvere waerheijt te sijn, sullen mogen (tensij dan dat wij anders worden onderrecht) vorenstaen ende verbreijden ende de gemeijnten die ons sijn vertrout stichten in toeversicht tot God ende in behoorlicke respect tot de overicheijt, niet connende bemercken waertoe ons, die (als ’t al ten besten gaet) ten hoochsten voor een acht off negen weecken in den publijcken dienst gestelt sijn te sullen bliven, dat sal dienen dat wij onse goede uren sullen gaen besteden om informatiën te beleijden tegen diegenen die alrede over lange tijt van ons gescheijden sijn ende ons alle kerckelicke gemeenschap mit haer hebben affgesneden.

Om dese ende diergelijcke redenen meer hebben wij niet geraden gevonden speciale beschuldingen voor te stellen.

  1. Hierbij compt noch dit, dat off wij al geraden vonden in accusatorio te gaen voor dese vergaderinge, so en is ons doch niet mogelick onse beswaernissen te stellen gelijck de sake soude vereijsschen, overmits twee van onse collegie, die de memorie van meest alle de saken hebben gehouden ende mitsdien ons hierinne principalick soude connen dienen, van ons absent sijn ende wel negen weecken absent sijn geweest.

Alhoewel nu dese redenen ons genouchsaem duncken waeromme wij niet behooren te comen tot speciale beschuldingen evenwel dewijle wij ten hoochsten werden gesommeert dat wij daertoe souden comen om te thonen dat wij niet sonder reden hebben geseijt merckelicke gravamina tegens de contraremonstranten te hebben, soe erbieden wij ons mits desen dat soeverre onse twee medebroeders die te Dordrecht in besoigne sijn alleen voor den tijt van drie dagen ons mogen bijgevoecht werden, dat wij de begeerte der contraremonstranten meer dan volcomentlick sullen vergenoegen, waertoe wij de intercessie so van de gecommitteerde H.H. als van de gedeputeerde des sinodi bij de Hoochmogende Heeren Staten-Generael gedienstelick versoucken. Hetwelcke indien wij niet connen becomen so can elck een sien dat de partije te geweldich inegael is, hebbende de contraremonstranten bij de wercke alle hare medebroeders selffs, oock Festium ende Colonium die tot dien eijnde van Dordrecht (als blijct) herwaerts gecomen sijn om met d’selve na believen te consulteren ende derselver behulp te genieten ende wij ter contrarie gedestitueert van twee der ervarenste ende geleerste van onse compagnije. Ende was onderteijckent Adrianus van Borre, Christianus Sopingius, Reijnerus Walenburch, Joannes van Schooten, Wilhelmus Lomannus, Simon Hugius, Petrus Engelravius, Andries Volckertsz., Henricus Osterhaern, Lucas Molanus, Jan Jansz. Bors.

Het ander geschrift.

De remonstranten onderschreven overwegende de ordre in ’t verhandelen van hare saecken tegens hare pertie over ‘tgene haer te laste geleijt wort van de gedeputeerden door hare citatiebrieven voorgestelt, lettende mit een opte poincten van beschuldinge door den contraremonstranten heur behandicht, vinden ende bemercken eenige swaricheden die zij niet en connen nalaten den gedeputeerden tot voorbereijdingh van hare wettelicke defensie te vertonen. Het is kennelick dat tot een wettelicke verantwoordinge ten aensien van dengenen die beschuldicht is niet en voldoet dat ijemant in ’t gros wort aengeclaecht, maer wort vereijst dat hij kennisse hebbe niet alleen van sijne partie, maer oock pertinente ende speciale anwising van eenich feijt ofte misdaet daervan hij wort angeclaecht documenten sie ende verificatiën van het quaet dat hem wort te laste geleijt, want andersints den beschuldichden onbewust sijnde, onbereijt is ende niet genouchsaem geïnstrueert om hemselven te defenderen. En is kennelick dat de beschuldingen jegens den remonstranten ingebracht meest so generael ende so ruim sijn ingestelt, dat haer niet mogelick en is geweest meer dan op gissingen ende naer haer eijgen vermoeden haer te connen bereijden. De beschuldingen sijn twederhande: eenige gaen an de beroepinge, andere ijet dat de remonstranten mochten met woorden hebben misseijt. Angaende de beroepingen, daervan wort alleen in generalibus terminus geseijt dat se ofte onwettelick ofte onordentelick sijn geschiet, sonder spetiatum aen te wijsen waerin ofte waerom, dat nochtans diende uijtgedruct. Hetgene geseijt ofte gesproocken is wort noch veel laxser ende ruijmer voorgestelt, eenich dat se onsuijver sijn in de leere die so wijt ende ruijm haerselven uijtbreijt, andere beschuldicht ende wel aengewesen dese ofte dat hooftpunct, maer niet vermaent off sij in predicatiën offte t’samenspreeckingen sulcx hebben voogestelt, off het lange tijt is geleden offte nu onlancx geschiet, in wat termen ende manieren hetselve is gebeurt ofte ijetwes diergelijcken dat tot wettelicke preparatie ende voorbereijding dient.

Waeruijt dan dit ontstaet dat de remonstranten verclaren tot dese handeling haer als onwettelick van hare beschuldigingen geïnsinueert te comen gansch onbereijt. De gedeputeerden hierentusschen hebben belast in haren brieff dat men sich tegens haer comste sal prepareren om mondeling te defenderen.

Versoucken derhalven de remonstranten.

Eerstelick dat punctuelicken ende in specie de beschuldigingen mogen werden uijtgedruct, de documenten vertoont ende so ijemant hem beswaert vint datelick in de handeling te treden, dat hem vergunt mach worden tijt van beraet om behoorlicken ‘tgeen sijn pertie inbrengt te examineren ende daerna in maniere als hij gerade vint te purgeren.

Ten tweden dat dese verantwoordinge wel mondeling sal werden gedaen, maer so ijemant geraden vind ‘tselve van gelijcken te doen schriftelicken, sulcx vrij sal staen ende ongeweijgert blijven.

Ten derden dat als de beschuldigingen tegens ijemants persoon in specie wort gedaen, alle de remonstranten sullen mogen sijn present insonderheijt in over het stuck van beroepingen: 1. omdat dese niet alleen angaet dengenen die beroepen is, maer oock dengenen die dese beroepingen hebben geadvoijeert ende geapporbeert; 2. omdat de remonstranten onses classis lancxst in dienst geweest sijnde nauwer kennisse hebben ende beter menichmael van de maniere ende ordre die onderhouden is sijn onderrecht als diegenen die beroepen sijn; 3. omdat dickwils diegenen die voor sichselven instaet ende verantwoort niet al te veel mit sijne gedachten is present ende dienvolgens van een ander een weijnich dient vervangen ‘twelck, also het tot meerder opening dient van sake daervan de gedeputeerden dienen geïnformeert, meijnen ‘tselvige sal sijn ongeweijgert.

Versoucken derhalven de remonstranten hierop te mogen hebben antwoort om alsdan vorder ende met meerder ordre in de angevangene handelinge te mogen voortgaen ende was onderteijckent Adrianus van den Borre, Wilhelmus Lomannus, R. Walenburch, Henricus Osterhaern, Joannes van Schoten, Christianus Sopingius, Simon Hugius, Lucas Molanus.

De predicanten die beschuldicht waren sijn dese:

Joannes Scotanus, predicant in Haserswoude;

Christianus Sopingius in Warmont;

Wilhelmus Lomannus in Noortwijck;

Henricus Osterhaern in Hillegom;

Petrus Engelravius in Boscop;

Simon Hugius in Oostgeest;

Reijnerus Andrea in Sassenhem;

Lucas Molanus te Woubrugge;

Jan Janszoon Bors tot Leijderdorp;

Andries Volckertszoon in Benthuijsen;

Adrianus Borrius tot Leijden;

Johannes Arnoldij ende Barnardus Dwingelo absentes tot Leijden.

Van Joannes Scoteno tot Haserswoude.

Den 5en februarij, naedat D. Festus Hommius uijt name der contraremonstrantsgesinde des classis eene corte voorrede gedaen hadde, dat hare meninge in ’t voorstellen der beschuldingen niet en was om perticuliere querellen op te soucken, maer alleen gravamina voor te stellen waerdeur de kercken in ’t gemeen waren onrustet, opdat daerinne mochte versien worden, sijn de beschuldingen tegens Joannem Scotenum verhandelt aengaende dat hij in Haserswoude onwettelicken beroepen is, dat hij is onsuver in de leere, sijne lasterlicke predicatiën ende propoosten.

Als Scotenus hem soude verantwoorden, hebben eenige onder hun swaricheijt gemaect dat de beschulding niet claer genoech waren gestelt. Hij versochte oock schriftelicken te mogen antwoorden, dat sij oock gesamentlick malcanderen mochten bijstaen.

Is geantwoort dat sij ten eersten als de poincten overgelevert wierden zij hun beclach hadden behoren te doen, dat de vergadering verwondert is over alle de omwegen die se soecken. Doch tot hun gerieff heeft men de capita eens overlesen ende den contraremonstranten bevolen om eenige die wat duijster waren ende generaell wat nader te specificeren.

De beschuldingen jegens Scotenum sijn gededuceert, de documenten tot bewijs dienende geëxamineert ende sijne verantwoording daertegen gehoort ende overleijt, de getuijgen in sijne presentie gerecoleert, soe op den voorseijde 5en februarij als den 6en daeran.

Nadat vanwegen dese vergaderinge aen mevrouwe van Haserswoude, Anna van Lochorst, geschreven was of ’t haer gelieffde present te wesen ofte ijemant te committeren, soe is den 7 februarij binnengestaen uijt hare edele name Henricus Florentius doctor medicinae met credentie, versouckende dat alle censuren souden opgeschort worden, totdat staetsgewijse daerinne soude versien sijn, daeronder sijne vrouwe haer sal vougen, also door censure van deportement ofte suspensie grote discontement der gemeente in Haserswoude soude ontstaen.

Hem is geantwoort datter eenige saecken sijn voorgevallen die noch eerst dienen geëxamineert, daerna als de sake ten principale sal dienen dewijle hij hierbinnen woont, dat men hem daerbij sal ontbieden ende doen daerinne volgens onse instructie.

Den 8en februarij voormiddach hebben sijne sake wederom gedient ende de getugen sijn gerecoleert.

De vergaderinge, angehoort hebbende de beschuldingen jegens d’voornoomde Scottenum ingebracht alsoock sijne verantwoording daerjegens gedaen, alles wel ende rijpelick overwegende, verstaet dat het incomen Johannes Scoteni in den kerckendienst tot Haserswoude onwettelick ende onordentelick is geweest als beroepen sijnde bij eenen kerckenraet die van Samuel Nerano, den voorgaenden oock onwettelick predicant, buijten ordre opgewurpen was voorbijgaende den ouden kerckenraet, die overmits hij Samuel tegen hunnen danck ingedrongen ende sijne leering hun tegen de borst was sich van hem hielden affgesondert evenwel van haren dienst niet waren ontslagen, ende aleer Scotenus daer gekent was ofte oijt geleert hadde is met onderteijckening der gereformeerde gemeente beroepinge gestemt geweest op D. Arnoldum Zinderens sonder van dat voornemen verandert te sijn, blijckende bij ’t geschrift van ’t meestendeel der litmaten in maniere van request overgelevert an den heere van Hasertswoude. Dit nietjegenstaende heeft Joannes Scotenus sonder voorweten des classis ende sonder sijn testimonia te tonen an den classes, sonder oock volgens kerckenordre der gemeente voorgestelt ende bevesticht te worden, aldaer possessie genomen ende daerom oock eenen geruimen tijt naderhande hem bij de classe verthonende de voorseijde classe hem niet heeft willen erkennen ende tot een lid ontfangen, uijt welcke oorsake de drovige separatie die ten tijden Nerani in de gemeente van Haserswoude begost hadde om deses Scotenij wille niet alleene heeft gecontinueert, maer oock (God betert) seer toegenomen, also een goet deel der gemeente van sijnen persoon ende leere affkerich waren ende bliven. Gelijck oock bij de vergaderingh oock bevonden is dat hij in sommige puncten der leere gaende buijten de vijff articulen ofte onsuiver ofte ongestadich is als in ’t stuck van de verdiensten der erffsonde ende van de volcomen onderhouding der geboden Gods in desen leven. Maer voornaemelick heeft hij hem seer partijdich gedragen in de predicatiën ende gemene propoosten als onder andere van de predickstoel scheldende ende lasterende de leraers der gereformeerde kercke, hun lere te sijn dat God sommige menschen tot de verdoemenisse geschapen heeft sonder eenich aensien van sonden, ja dat God volgens hunner lere de onnosele in de doot ende verdoemenisse werpt ende dat alle die Christo door het ware gelooff ingelijft sijn niet van de genade en connen afvallen in hoe grote grove sonden zij voortgingen ende volherden ende diergelijcke lasteringen meer. Oock hem niet ontsien op den stoel te nomen ende te traduceren seeckere leraers hier te lande in kerckendienst sijnde als D.D. Plantium ende Festum. Oock in particuliere propoosten bitterlick uijtgevaren tegens de voornoomde leere ende leraers der gereformeerde kercke selffs voor dese vergadering als hem onder andere bij een seecker persoon, lidmate der gemeente, te laste geleijt wiert iets ‘twelck hij ontkende ende seijde dat het leugen was ende vouchde daerbij seggende haer predestinatie die vermach het all. Heeft oock genouchsaem doen blijcken der gereformeerde religie niet toegedaen te sijn, mits hij bekende den catechismum der kercke deser landen niet te leeren, jae seijde op sulcken conditie beroepen te sijn dat hij hem niet soude binden an menschelijcke schriften, gelijck off diegene die in hunne gemeente den catechismum leren hun daermede bonden an menschelicke schriften. Heeft oock lichtveerdelick (zo hij seijde volgende den ouden sluur gelijck hij in ’t Gesticht van Utrecht daer hij te voren gestaen heeft gewent was) naegelaten de gebruijckelicke vragen, die men in ’t dopen der kinderen d’ouders ende getuijgen voorhout.

Op ‘twelcke alle ende diergelijcke dese vergaderinge lettende in de vrese des Heeren oordeelt dat Joannes Scotenus voor geenen wettelicken beroepen predicant in Haserswoude can erkent worden ende bovendien hem swaerlick ende grouelick verlopen hebbende tegen de gereformeerde kercke in ’t gemeen, alsoock perticuliere leraers derselver in ’t bijsonder, behoort van nu voortaen gesuspendeert te werden, gelijck zij hem suspendeert bij desen van alle kerckelicke diensten ende oock van ’t gebruijck des heijligen avontmaels ter tijt toe van ’t uijteijnde des sijnodi nationalis, dat hij midlertijt hem sal met de kercke, classe ende sinode ende oock de perticuliere leraers die hij geledeert heeft, mits behoorlicke schultbekenninge, hebben te reconciliëren omme daerna, so hij ’t besluijt des sijnodi nationalis hem onderwerpt, vercrijgende van dese vergaderinge goede attestatie, te mogen op een ander plaetse beroepelick wesen.

Vorders wat angaet de kerckenraet Scotenij, also die buijten ende tegen ordre door Samuelem Neranum sijn opgeworpen ende hun als instrumenten van de nagevolchde kerckelicke onordentelickheijt hebben laten gebruijcken, verstaet de vergaderinge dat sij van nu voortaen van hare kerckelicke diensten sullen affstant doen ende niet anders als voor gemene litmaten erkent worden. Ende sal middelertijt de classe die plaetse versorgen tot sijnen proffijte voor den tijt van drie maenden, welcken tijt geëxpireert sijnde sal den ouden kerckenraet belast sijn omme mit advijs des classis ende approbatie der overicheijt een ander bequaem leraer totten kerckendienst aldaer te beroepen.

Aldus gedaen ende besloten in Leijden den 12en februarij anno 1619.

Christianus Sopingius in Warmont.

Den 5 februarij na den middach sijn voor d’eerste reijse voor de vergaderinge geopent de articule Christiano Sopingio te laste geleijt als voornamentlick dat hij t’Amsterdam d’oorsake van periculeuse commotie geweest is door sijne besonder angestelde twee predicatiën op verscheijden reijse gedaen, sonder consent van de heere regierders, sonder dat oock iemant van consciëntiewegen aldaer sulcke gesepareerde predicatiën vereijschte.

Daerover in ’t lange ende brede an wedersijden is gedebatteert, sijn oock opgelesen den brieff der kerckendienaers tot Amsterdam daerinne het feit Sopingij verhaelt wordt ende sich dies seer beclagen, oock de acte des Leijtschen classis tot getuijchenisse dat vele leden des classis hun beste gedaen hebben om dat stuck t’ondersoecken ende na verdienste te censureren, maer door andere sijn beleth geweest.

Geduijrende de debatten seijde Borrius uijt name der remonstranten aldaer in substantie, dat ghij meent dat wij sullen stil wesen als dese saken afgedaen sullen sijn, wij sullen lijff ende leven daerbij op setten om de waerheijt voort te planten in stilheijt gelijck christenen betaemt.

Also oock geschreven wiert uijt name deser vergaderinge aen mevrouwe van Warmont off haer gelieffden ijemant te committeren om over de handeling angaende Sopingium mede te zitten.

Sijn den 12en februarij van haer tot dese vergaderinge gecommitteert geweest mr. Adriaen van Zell, licentiaet, Cornelis Camerlinx, Gijsbert Jacobsz. van Cod.

Sijn hun voorgehouden de poincten waervan Sopingius overtuijcht was, namentlick van dat oproerich feijt tot Amsterdam alleen voortgecomen uijt moetwillige particulariteijt ende noch eenige andere puncten. Den catechismum, die met stichting tevoren tot Warmont geleert was, nagelaten te predicken, hem laten gebruijcken om te beletten de ordre des classis angaende ’t predicken op vacerende plaetsen, heeft oock tot de laetste gehoudene sijnode tot Delff niet willen committeren.

Datter oock niet weijnich ingesetenen van Warmont an dese vergaderinge versocht hadden om te mogen hebben een predicant die conform leerde d’oude gereformeerde leere, ‘twelcke sij belooft hebben om mevrouwe te sullen rapporteren ende oock eenige puncten in geschriften medegenomen.

De vergaderinge angehoort hebbende d’voorseijde beschuldingen ende daerjegens sijne verantwoordinge alsoock gesien de documenten daerbeneffens overgeleijt, heeft bevonden dat hij Christianus tot Amsterdam sonder kennisse van sijnen classe ende respective magistraet, sonder weten veel min bewilginge van de edele magistraet, kerckendienaren ofte kerckenraet derselver stadt, sonder mede noch te connen ofte willen noemen die personen (uijtgenomen twijffelachtich één) die hem tot sulcx versocht hadden, mit verlating van sijnen kerckendienst ijterativelicken tot twee sondagen nae malcanderen, eerst in een huijs ende daerna in een spijcker gepredict heeft ende dat in een stadt die in ruste ende vrede was ende daer sedert de reformatie herwaerts noijt eenige verandering in de lere was voorgevallen ende daer die van ’t contraremonstrantsche gevoelen hen niet in consciëntie beswaert vonden ende hen oock niet (nae ’t oordeel der remonstranten selve) behooffden in consciëntie beswaert te vinden om gemeijnschap in predicatiën, sacramenten ende gebeden mit d’andere te houden gelijck contrarie van sulcx wel in andere plaetsen voorgevallen was. Waermede hij t’onrechte gesocht heeft sijnen daet (d’welcke hij merckelick heeft doen blijcken gedaen te hebben uijt encle partijdicheijt in wederwrake om ’t stuck der remonstranten te stijven) t’excuseren, door welcke sijne daet niet alleen apparent was dat de gerustige ende florerende staet der kercke tot Amsterdam voornoomt soude getrubleert worden, maer oock datelick onder de burgerie aldaer groote moeijten, oproer ende swaricheden veroorsaect sijn ende noch meerder (ten ware dat het God genadelick hadde verhoet) soude veroorsaect sijn geweest. Is mede daerenboven gebleken dat hij in den voorseijde dorpe beroupen sijnde niet na ordre der kercke die gemeijnte aldaer is voorgestelt, noch in sijnen dienst bevesticht. Dat hij oock tegens d’selve ordre der kercke heeft nagelaten te predicken in sijne kercke den christelicken catechismum, hoewel d’selve bij sijne predecessours daer tevooren gepredict was, daermede merckelicke suspitie gevende dat hij de leere der gereformeerde kercke daerin sommierlick vervaet niet in allen toe en staet. Dat hij verscheijden hevige propoosten een dienaer Jesus Christi onbetamelick gebruijct heeft, gelijck oock hij ofte een uijt sijne ende haerder aller name voor dese vergadering heeft dorven seggen dat alwaer ’t hen ’t predicken wierde verboden, dat sij daervan niet en soude ophouden al soude het hen lijff ende leven costen. Dat hij neffens die sijne (hoewel hen sulcx bij de voorengemelte Mogende Staten ijterativelicken belast was) hare Edel Mogenden bevelen wederhorich sijnde, hoewel ‘tselffde de consciëntie niet en raecte, niet en hebben willen tot den voorseijde Suijthollantschen sinodum deputeren ende hebben oock tegenwoordelick mondelick ende door hare ingegeven schriften rondelick verclaert dat ‘tselve sinodus, mitsgaders hare gedeputeerde waren hare pertije ende daeromme niet gequalificeert om haere beschuldingen t’hooren ende t’oordelen. Sijn eijndelick voor dese vergadering vele personen van sijne voorseijde kercke ende dorpe verschenen, versoeckende bij monde ende requeste dat sij in stede van hem mit een vroom, gesont ende getrou dienaer Jesu Christi mochten worden versorcht.

De voorseijde vergadering op alle ‘tgunt voorseijd es ende ‘twelck noch mede behoort geconsidereert te worden in de vrese des Heeren lettende, heeft ter oorsaecke vandien d’voorseijde Christianum Sopingium van nu an tot den eersten meij naestvolgende deses lopenden jaers van alle kerckelicke diensten gesuspendeert ende heeft voorts gelast ende opgeleijt, lastet ende oplecht bij desen, den classe van de contraremonstranten sijde van Leijden ende Rhijnlant sorge te dragen, dat na d’expiratie van dien tijt de kercke aldaer na de kerckenordening van den jare 1586 eerst mit eenen goeden kerckenraet ende daerna met een vroom, gesont ende getrou kerckendienaer mit approbatie ende goet believen van de heere ofte vrouwe, mitsgaders van de respective magistraten van den voorseijde dorpe sonder prejuditie van ijemants recht ofte gerechticheijt weder mach versorcht worden. Ende so hierentusschen de voorseijde Sopingius hem over de voorgemelte sijne faulten met d’voorseijde kercke ende classe, mitsgaders mitten Suijthollantschen sijnode ofte hare gedeputeerde, quame te reconciliëren, willende daerbij de resolutie des sijnodi nationalis tegenwoordich gehouden tot Dordrecht nopende de leer ende ordre der kercken naercomen, sal ten overstaen ende mit goetvinden van deselve gedeputeerde in een ander plaetse den kerckendienst wederom mogen betreden, daer hij wettelicken beroupen sal worden. Maer in gevalle hij ’t voorseijde binnen den voorseijde tijt niet en wilde doen ofte naercomen, sal hem daerna oock door ’t oordeel van dese vergadering van alle kerckelicken diensten houden t’eenemael gedeporteert. Sal mede den kerckendienst tot Warmont voorseijd tot den voorgemelde tijt toe ten behouve van hem bij alle kerckendienaren uijt den classe van Leijden, sonder regard te nemen op remonstrant ofte contraremonstrant bij beurte so sij in denselven classe na malcanderen sitten ofte plachten te sitten, waergenomen ende bedient worden, mits dat de voorseijde Sopingius gehouden sal sijn hem te gedragen in alle modestie ende vrietsaemheijt. Aldus gedaen ende geresolveert binnen der stede Leijden den 12en februarij anno 1619.

Wilhelmus Lomannus in Noortwijck.

Op denselffden 5en februarij sijn oock bij der hant genomen de beschuldingen ingebracht tegen Wilhelmum Lomannum, predicant in Noortwijck, als namentlick angaende eenige onordentelicheijt gepleecht in ’t beroep sijns persoons tot den kerckendienst in Noortwijck ende eenige onschriftmatige manieren van spreecken bij hem gebruijckt gaende buijten de vijff articulen.

Dese beschuldingen gededuceert sijnde ende de documenten daertoe dienende geëxamineert, alsoock sijne verantwoordinge angehoort ende overleijt, is sonderlinge daer niet schuldich an bevonden dan dat hij oock den catechismum nagelaten heeft te leeren ende neffens d’andere remonstranten sijnes classis oock niet gecommitteert tot den sinodo van Delff.

D’uijtspraecke is noch gehouden in advijs.

Henricus Oosterharn in Hillegom.

Op den 6 februarij heeft men gehandelt van de beschuldingen ingebracht jegens Henricum Oosterharn, predicant in Hillegom, aengaende dat hij buijten alle behoorlicke ordre daer soude beroepen sijn ende driven de perfectie in desen leven ende oock sijnen dienst sorgeloosselick versuijmen, datter oock over de geringe gaven clachten vallen.

Welcke articulen sijn gededuceert ende ’t bewijs daertoe dienende voortgebracht, daertegens sijne verantwoording op elck poinct ten vollen is aengehoort.

Ende also de vergaderinge gebleken is dat sijne beroeping tot den kerckendienst aldaer niet wettelick is toegegaen uijt oorsaecke dat de gemeente niet toegelaten is geweest om volgens de gemeene ordre noch ijemant neffens hem te hooren ende daerna met vrije elextie tot beroepinge te procederen, gelijck den kerckenraet selve an dese vergaderinge getoont heeft dat sij dat garen gesien hadden. Ende claecht wijders dat hij hun mit ijl ende haest is opgedrongen, mits door eeniger aensienlicker personen instantelick anporren overijlt ende tot onderteeckeninge gebracht sijnde ende te meer over hem clachtich vallen omdat de leere der remonstranten die hij leert hun tegens de borst is. Ende wijders om sijn soberheijt van gaven ende nalaticheijt, als onder andere bij exempel dat hij van huijs treckende eenen student bij hen onbekent sijnde op de straet ontmoetede belastede om op toecomende sondach voor hem te predicken ende also den dienst onversorcht bleeff. Gelijck oock dat hij in ’t drijven der perfectie ’t gemene gevoelen der gereformeerde kercke te buijten gaet. Verclaren also van hem geabalioneert ende vervreemt te sijn, dat so hij daer in bediening des predickampts soude blijven de gemeente gans staet te vervallen ende tot niet te loopen. Is mede desen Oosterhaern neffens de andere remonstranten weijgerich geweest om volgens ’t beveel der Edel Mogende Heeren Staten twee uijt het midden van haer te deputeren totte provinciale sinode laest gehouden tot Delff ende diergelijcke.

So is ’t dat de voorseijde vergadering alles in de vrese des Heeren overwogen hebbende, geoordeelt heeft ende oordeelt bij desen dat tot Hillegom tot gerijff der clagende gemeente bij beurte gepredict sal worden bij den contraremonstrantsgesinde leraers ende hij Oosterhaern sijn beurte sal waernemen tot het uijteijnde des sinodi nationalis in modestie ende gerusticheijt omme alsdan, so hij hem mit de kercke, classe ende sinodo behoorlicken comt te reconciliëren ende hem ’t sinodo nationali onderwerpt, met goede attestatie op een ander te mogen verplaets worden ten ware hij hem midlertijt also quam te dragen dat hij tot contentement van de pertiën soude mogen blijven, ‘twelcke sal staen ter judicature van dese vergadering.

Aldus gedaen ende besloten tot Leijden op huden den 12en februarij anno 1619.

Petrus Engelravius in Boscoop.

Den 6 februarij is oock gehandelt van de beschuldingen ingebracht tegen Petrus Engelravius, predicant in Boscoop angaende sijn onbehoorlick incomen in den dienst tot Boscoop mit verstotinge van eenen anderen die wettelick was beroepen, so van mevrouwe van Reijnsburch als van de gemeente etc. Dat hij oock ongesont is in de leere, in predicatiën seer heeft uijtgevaren in ’t lasteren ende bijnamen in eene predicatie gedaen tot Leijden den 23 januarij 1619, seggende onder andere tot den volcke dat hij ende andere met hem sullen gedeporteert worden alleenlick ofte meest daerom omdat sij niet leeren willen dat de gelovige door geene sonde soude van de liefde Gods connen gescheijden worden etc.

Dese beschuldingen neffens d’andere generale die hij mit de andere remonstranten gemeen hadde, sijn gededuceert punctelick ende de documenten vertoont, daertegens sijne verantwoording wijt ende breet heeft gedaen.

‘tWelck alles an beijde sijden wel overleijt sijnde ende gecommuniceert mit mevrouwe van Reijnsburch tot Leijden ende daerna oock mit den edele heere, den heere van Duvenvoorde in ’s-Gravenhage. De[26] vergadering verstaet dat sijne incomste in den kerckendienst aldaer tegen alle goede kerckenordre geweest is, doordien die van de gereformeerde gemeente op sijnen persoon eijgentlick geen beroep gestelt beroup gestelt hebben. Gelijck alsnoch tegenwoordelick ’t meestendeel der litmaten hun van hem houden affgesondert want als met dreijgementen (gelijck wij verstaen datter geseijt wiert dat so wie tot sijn beroup niet soude willen bewilligen bij den cop soude gevat worden) tewegen gebracht was, dat die van de gemeente haer in dese saecke submitteerden in ‘tgene de E.E. vrouwe van Reijnsborch daerinne soude doen, doch mit duijdelicke woorden bedingende in hunne onderteeckening bij aldien ’t gebeurde dat de E.E. vrouwe van Reijnsburch soude willen beroupen een remonstrantsgesinde predicant, dat sij in sulcken gevalle de onderteeckeninge hielden voor nul ende van geender weerden. Ende nadien dan de E.E. vrouwe latende vallen haer eerst woort ende beroep door ’t versoeck der gemeente gedaen op den persoon van Hermanni Kuchlini overstemt is geweest consent te dragen tot Engelravium, verclaren die van de dolerende kerckenraet ende gemeente dat sij hem niet hebben beroepen, gemerct hij niet alleen remonstrantsgesint is, maer[27] oock sonderlinge hevicheijt ende partijdicheijt getoont heeft in de predicatiën, scheldende de gediscontenteerde gemeente voor oproermakers ende meuijtmakers, dat men de sturicheijt uijt haer wesen can sien etc. Maer[28] uijtnemelick hevich ende oproerich gepredict binnen de stadt Leijden, bijname op den 23 januarij 1618, onder[29] andere voorgevende de leere der contraremonstranten te wesen dat de geloovige door de aldergrootste sonde van de lieffde Gods niet connen gescheijden. Ende[30] dat overmits hij neffens andere remonstranten sulcx niet leeren wil, sij daerom van den dienst sullen gedeporteert worden etc. In[31] ’t stuck der leere oock betoont aff te wijcken van ’t gevoelen der gereformeerde kercke als in particuliere propoosten sustinerende op[32] ’t poinct van de perfectie in desen leven, dat God soude onrechtvaerdich wesen indien hij ijetwes van de menschen soude eijschen dat hij niet doen en conde, gelijck[33] oock het poinct van de erffsonde oft ontkent oft verdonckert. Betoont oock mitter daet niet behoorlicke toegedaen te sijn der gereformeerde leere, doordien[34] hij den christelicken catechismum, die aldaer bij sijnen predecesseur met goede stichting geleert is geweest, heeft nagelaten. Gelijck[35] hij oock neffens d’andere remonstranten des Leijtschen classis geweijgert heeft op ’t bevel van Haere Hooch Mogenden te deputeren tot het sinode laetste gehouden tot Delff etc.

Op ‘twelcke alle dese vergaderinge in de vrese des Heeren lettende heeft geoordeelt ende oordeelt bij desen, dat hij tot den eersten meij toe sal gesuspendeert sijn van alle kerckelicke diensten, hemselven ondertusschen gerust ende vreetsaem dragende om na expiratie van dien tijt, mits voorgaende behoorlicke schultbekenninge ende reconciliatie mit de kercke, classe ende sinode ende hem ’t sinode nationali onderwerpende, mit goede attestatie op een ander plaetse tot den kerckendienst te mogen bevordert worden. Ende sal de classe van de sijde der contraremonstranten arbeijden dat dien tijt geëijndicht sijnde mit approbatie der overheijt een bequaem ende rechtgesinde predicant tot den kerckendienst in Boscoop worde beroepen.

Belastende ondertusschen de classi van Leijden in ’t gemeen om den dienst aldaer ringswijse waer te nemen, mits volgende de ordre gelijck sij in de vergadering haeres classis gewoon sijn haer sitplaetsen te nemen.

Aldus gedaen ende besloten ter vergadering voornoomt binnen Leijden op huijden den 12en februarij anno 1619.

Simon Huigius, predicant in Oostgeest.

Den 7 februarij sijn voor dese vergaderinge gebracht de beschuldingen tegens Simonem Hugium, predicant in Oostgeest, aengaende sijn incomen in den dienst aldaer mit violatie van de ordre des classis ende kerckelick gebruijck ende dat hij in examine vele leden des classis niet voldoende, eensdeels omdat hij onebequaem ende anderdeels omdat hij onsuver in sommige articulen der leere gaende buijten de vijff articulen bevonden wiert, evenwel tegen hunnen danck mit overstemminge der remonstranten is geadmitteert.

Op welcke dingen sijne verantwoordinge punctuelick angehoort ende daerna overwogen sijnde, is bij dese vergaderinge goetgevonden dat hij sich aldaer in den dienst stil ende modest sal hebben te dragen tot den eijnde toe des sinodi nationalis ende so hij hem alsdan gesint is te vougen volgens ’t besluijt des sinodi, dat hij sal gehouden sijn te gedogen dat de classis mit hem op een nieu in conferentie trede om te sien off hij haerlieden voldoen sal in die articulen in dewelcke hij haeres oordeels ofte in sufficant ofte onsuver is bevonden omme mit advijs deser vergadering voorts daerinne gedaen te worden naer behooren.

Reijnerus Andrea in Sassenhem.

Op denselven 7 februarij is oock gehandelt van seeckere beschuldinge ingebracht tegen Reijnerum Andrea, predicant in Sassenhem, angaende dat hij t’sijnent in huijse ’t sinode nationael leelick soude gelastert hebben, getuijcht bij twee getuijgen, daerop sijne verantwoording gehoort sijnde. Is d’uijtsprake noch in advijs gehouden.

Lucas Molanus tot Woubrugge.

Den 7 februarij heeft men bij de hant genomen de beschuldiginge jegens Lucam Molanum in Woubrugge angaende grote onordentlicheijt ontrent sijn beroup als mit violatie van de ordre des classis, sonder dat de gereformeerde gemeente tot Woubrugge oock daerom gemoeijt sijn. Dat de stemmen des beroeps bij de husen ende bij luijden van allerleij gesintheijden affgebedelt sijn. Dat hij noch in Collegio woonende ende sijne tafel behoudende evenwel als predicant tot Woubrugge hem uijtgeeft etc.

Ende also de vergaderinge gebleecken was, dat[36] sijn beroep tot den kerckendienst in Woubrugge voor eenige maenden onordentelick is bevordert, doordien ontijdelick ende noch gedurende den tijt denwelcken volgens de ordonnantie der E.E. Mogende Heeren Staten tot proffijte der weduen de plaetse bij de classe behoort versorcht te werden, sijnen persoon alleen der gemeente alleen is voorgestelt ende datelick tot de beroeping is geprocedeert sonder ordentlicke toestemming der gemeente, maer ter contrarie ’t voornaemste ende gequalificeertste deel der litmaten daertegen sijnde ende ootmoedelick versouckende behoorelick uijtstel ende om oock andere te mogen hooren om mit ordentelicke verkiesinge ter bequamer tijt tot beroeping van d’een off d’ander te comen. Dies nietjegenstaende is de saecke verhaestet bij de sijde der remonstranten sulcx, dat[37] hij alsnoch tegenwoordelick sijn woonplaetsen ende onderhout (alsnoch geene gagie genietende) heeft binnen Leijden in ’t Collegie der Edel Mogende Heeren Staten, alhoewel ter tijt als men hem tot Woubrugge invoerde onder andere redenen dese gebruijct wiert, dat se daerinne behoorden te haesten omdat se also ten eersten eenen eijgenen predicant in loco souden hebben, daeruijt blijct sulcx maer eenen ijdelen pretext geweest te sijn. Heeft[38] oock denselven Molanus neffens d’andere remonstranten sijnes classis weijgerich geweest om volgens ’t bevel der Edel Mogende Heeren Staten te deputeren tot het sijnode laetst gehouden tot Delff ende diergelijcke.

So is ’t dat de vergaderinge dit alles in consideratie nemende ende daerop lettende, dat[39] hij tot noch toe in maniere als een student in ’t Collegie woonende alleenlick tot Woubrugge aff ende an gaende eenige maenden daer gepredict heeft ende uijt oorsake van de voorseijde onordentelicke verhaesting des beroeps voornoemt op sijn persoon ende affblivinge van dier plaetse tot noch toe eenichsints de name, maer niet eijgentlick de daet gehadt heeft van predicant tot Woubrugge, dat zij oock in ervarentheijt gecomen is, dat[40] hij niet lange geleden Conradij Vorsti discipel ende dienaer geweest zij, heeft goetgevonden dat hij noch eenen tijtlang (gelijck tot noch toe geschiet is) in Collegio sal blijven ende daeromme bij … … tot welckers opsicht ’t Collegie staet bij dese vergaderinge angehouden zal werden om te beter in de suijvere leere onderwesen te werden ende dat men mittertijt van sijn gevoelen verseeckert sijnde, hem te vrijmoediger op een ander plaetse bequaemlick mach bevorderen.

Ende dat de gereformeerde gemeente der contraremonstranten in Woubrugge mit advijs hares classes arbeijden sall omme mit toestemmingh van de overicheijt dier plaetse (den tijt der weduen geëxpireert sijnde) eenen anderen bequaemen predicant eendrachtelick totten kerckendienst aldaer te beroepen.

Aldus gedaen ende gearresteeert ter voorseijder vergaderinge op huijden den 12 februarij anno 1619.

Jan Janszoon Borsch tot Leijderdorp.

Op den 7 februarij voorseijd is oock gesproocken mit Jan Jansz. Borsch, predicant tot Leijderdorp, angaende dat hij catechismum oock nagelaten heeft te leeren, dat hij oock niet en heeft gecommitteert totte Delffsche sinodo, mitsgaders noch van een andere beschuldiging. Namentlick, dat hij seeckere belofte eertijts gedaen angaende ’t stuck der leere van de predestinatie soude hebben verbroken ende overtreden. Waerop hij hem heeft verantwoort, sulcx dat die belofte niet conde blijcken. Is vermaent van ‘tgene de vergaderinge goetvont hem an te seggen. ‘tWelck hij oock angenomen heeft.

Andries Volckerts tot Benthuijsen.

Den 7en februarij heeft de saecke van Andries Volckerts, predicant in Benthuijsen, gedient. De beschuldigingen waren angaende sijn beroep dattet onwettelick soude sijn, van sijne uijtvarende ende lasterlicke predicatiën, van te wenschen dat den catechismus verbrant ware, dat hij in ’t doopen achterlaet de gewoonlicke affvraginge ende in plaetse vandien wat anders seijt etc.

Op welcke beschuldingen wijt ende breet deductie ende bewijs gedaen is, sulcx nochtans dat hem op elck punct sijne verantwoording vrijgelaten is te doen so vele als ’t hem belieffde.

Alles an beijden sijden tegen malcanderen gestelt ende overwogen ende an den heere van Benthuijsen een missive gesonden sijnde off ’t hem belieffde over dese saecke mede te staen ofte ijemant daertoe te committeren. Dan is geen antwoort daerop becomen.

De vergaderinge hebbende angehoort de anclachten tegens den voornoomden Andries Volckerts ingebracht, sijne verantwoording op deselve ende op alles wes ter sake diende, ripelick ende in de vrese des Heeren geleth, heeft bevonden dat sijn beroup gantsch onordentelick ende onwettelick is toegegaen, als sijnde besloten ende gearresteert niet ter behoorlicker plaetse in den tempel des Heeren, maer in een herberge, noch oock met toestemming van alle degene die het angingh. Want eenen ouderling mit het meestendeel der communicanten tegens hetselve sich hebben geopposeert, eenige hem oock gewaerschout dat hij doch sulcken onordentelicken ende onwettelicken beroep niet anneme ende daerdoor de ruste harer gemeente niet verstoren wilde. Gelijck sij mede door onderteijckende requesten, so an de edele heere van Benthuijsen als an den classe van Leijden hebben versocht, dat Andries Volckertszoon haer doch niet tegens haer gemoet over den hals gedrongen en werde, maer dat haer een van de vier voorgeslagene ofte eenen andere die de gemeente aengenaem zij, niet alleen goet van leven maer oock suver in de leere, blijvende bij ’t eendrachtich gevoelen der gereformeerde kercke (namentlick der contraremonstranten also genaempt) gelijck haren voorgaenden predicant geweest ware, mochte worden toegevoucht. Welcken alle nietjegenstaende, Andreas Volckertsz. evenwel tot Benthuijsen gecomen is ende den dienst aldaer angenomen ende betreden heeft sonder attestatie van sijne kercke daer hij vandaen quam, alsmede sonder proclamatiën ende bevestinge in de kercke tot Benthuijsen, oock buijten consent des classis van Leijden, welcke in dit beroup niet gekent en is.

Voorts dat hij onbescheijdelicken van de christelicke catechismus heeft gesproocken, seggende liever te willen dat die verbrant was als dat hij die voor een concordiebouck wilde erkennen, sodat hij den catechismum oock niet en predict. Slaet over in ’t voorlesen van ’t formulier des heijligen doops de vragen an de ouderen ende getuijgen. In ’t stuck der leere heeft hij sich seer hard ende bitter gestelt, so in openbare predicatiën den contraremonstranten te laste leggende dat sij de verkiesinge driven uijt vreese dat den hemel niet groot genouch soude wesen om alle menschen te ontfangen flagellerende oock opentlick D.D. Ruardum Acronium ende Reginaldum Donteclock, als in particuliere proopoosten nomende degene die de leere der gereformeerde kercke na het gevoelen der contraremonstranten leeren predestinateurs ende daerover bestraft sijnde dat die naem alleen God toecomt, heeft sulcx noch willen justificeren mit het exempel der apostolischer kercke in dewelcke de gelovige na Christum wierden christenen genoompt ende diergelijcke. Hoewel nu de voorverhaelde dingen wel swaerder censure meriteerden, so heeft nochtans de vergadering om seeckere redenen ende insichten haer daertoe bewegende, verstaen ende geresolveert, gelijck zij verstaet ende geresolveert bij desen, dat Andreas Volckertszoon voornoomt den kerckendienst in Benthuijsen bij beurte sal blijven betreden, welverstaende niet als wettelick beroepen predicant maeer als bij leeninge. Welcken tijt gedurende hij oock gehouden sal wesen den catachismum naer gewoonheijt der gereformeerde kercke te leeren ende in alle stilheijt ende moedestie sich te dragen, oock hem te wachten dat hij noch op den predickstoel noch in particuliere propoosten de suivere leere ende leraers der waerheijt, die men noompt der contraremonstranten, en lastere ofte ijemant tegens deselve op te en hitse ofte anders dat hij datelick van sijnen dienst sal werden gedeporteert. Ende den tijt van meij gecomen sijnde sal de classe der contraremonstranten belast wesen om te arbeijden mit die van de gemeente dat mit d’approbatie van de edele heere van Benthuijsen aldaer eenen anderen suiveren, godsaligen ende vreetsamen predicant beroepen worde. Ende wat sijn persoon aengaet sal de vergadering op sijn comportement letten ende so hij hem compt over sijne begane fouten te reconciliëren mitte kercke, classe ende sinode daerinne wijders doen na behooren.

Aldus gedaen ter vergadering voorseijd in Leijden op huijden den 16en februarij anno 1619.

Adrianus Borrius, predicant tot Leijden.

Den 8 ende 9 februarij hebben voor dese vergaderinge gedient de saecken Borrij, predicant tot Leijden. De beschuldingen tegens hem waren verscheijden, als dat hij den eersten ende principaelsten auctheur was der beroerte in de gemeente tot Leijden, dat hij tegens sijn belofte de verschilpoincten die hij belooft hadde niet op stoel noch in ’t bijsonder onder de gemeente te sullen brengen, maer refereren tot het sinode nationael, d’selve heeft onder de luijden gemeen gemaect. Dat hij eene bijsondere opinie heeft niet mit d’andere remonstranten gemeen van eene algemene wederoprechtinge aller menschen in den eersten Adam. Dat hij tot bevordering van de sijde der remonstranten bijsondere ende periculeuse conventiculen gehouden heeft. Dat hij oproerige predicatiën gedaen heeft, bij namen op den lesten biddach ende oock den 18 januarij 1619 etc.

Dese beschuldingen sijn gededuceert ende de documenten geëxamineert, heeft op igelick in ’t besonder sijne verantwoordinge gedaen. Dan heeft hemselven daervan niet connen suveren.

De vergaderinge, angehoort hebbende d’voorseide clachten, alsoock sijne verantwoording ende de debatten an wedersijden daerover gevallen ende op alles wel gelettet hebbende, verstaet dat gelijck als dese drovige kerckelicke verschillen daermede dese kercke ende landen in nu een tijt lanck sijn beroert geworden, heuren oorspronck genomen hebben uijt de universiteijt tot Leijden, also oock Borrius in den kerckendienst tot Leijden gecomen sijnde allereerst in de kercke aldaer d’selve op de bane ende onder de gemeente gebracht heeft. Sulcx dat eerst den kerckenraet, daerna oock de classe daerover mit hem gehandelt hebben om ’t gevoelen dat hij soude mogen hebben verschillende van ‘tgene daer publijckelick geleert wiert, bij hemselven te behouden ende te refereren tot eene wettelicke sinodale vergaderinge sonderc ‘tselve door predicatiën ofte t’samenspreeckingen gemeen te maecken. Doch hij dat niet doende groote beroerte ende twedracht heeft veroorsaect, sich nu alleenlick daerop beroepende dat hij (so hij seijt overmits oock de remonstranten hun gevoelen pogen mit confessie ende catechismo te bevestigen) niet geleert heeft stridich tegens confessie ende catechismum. Dat hij oock niet op en hout op ’t hevichste alsnoch de dissenssiën te strecken ende te voeden, mits in openbare predicatiën ’t sijnode nationael dat tegenwoordich tot Dordrecht gehouden wort verdacht ende veracht makende ende ‘tselve blamerende, gelijck onder andere geschiet is den 18en januarij 1619 predickende dat de sijnode partijdich is, dat den remonstranten in den sijnode niet vrijheijt genoech gelaten wort om haer sake te verantwoorden, dat die van de sijnode hun gevoelen niet willen bekent staen ende diergelijcke. Heeft desgelijcx oock niet ontsien te predicken selffs op den laetstgehouden vast- ende biddach ingestelt sijnde bij de Hooch Mogende Heeren Staten-Generael om God vierichlick te bidden voor het goede succes desselven sinodi, als doen onder andere voorgevende dat gene sijnoden absolutelick nodich sijn, allegerende oock (zoe hij seijt) uijt Hilario dat het concilie te Nicea deur den christelicken keijser Constantinum Magnum geconvoceert, vele disputen heeft veroorsaect. Dat de sinode partijdich soude sijn, dat ’t sijnode consisterende bij vele personen, door vijff ofte ses hooffden (gelijck in de politiën) wort gedirigeert ende dat den remonstranten ten opsiene vandien bij pluraliteijt van stemmen niet en behoorden gecondemneert te worden, regard nemende dat één persoon na de waerheijt leerende sovele gelooffs soude meriteren als ’t gehele sijnode ende dat het gehele sijnode sowel conde doolen als één persoon, dat men daer niet en verschijnt mit den Heijligen Geest gelijck als in de politie mit sijn schriften in de sack etc. Heeft oock in voorgaende tijt tot stijvinge van ‘tgeen hij mitten sijnen dreeff eene nieuwe ende sorgelijcke maniere van visitatiën begost, anrechtende op avonttijden conventiculen in particuliere huijsen van een tamelick antal personen niet sonder opspraecke van de luijden daerontrent wonende, sulcx datter oock waertgelders voor dat huijs daer conventiculen gehouden wierden gesonden sijn geweest, heeft daer op ’t allerhaetelixste van ’t gevoelen der contraremonstranten tot den volcke gediscureert. Vorders sijne bitterheijt ende partijdicheijt oock in andere verscheijden saecken doen blijcken, als dat hij medeplichtich is aen een fameus libel genaemt Monster van de Amsterdamse predicanten etc., selffs voor dese vergaderinge heeft dorven seggen van hem ende de sijne dat als zij souden van den publijcken dienst afgeseth sijn, sij evenwel soude predicken al souden se lijff ende leven daer om wagen, gelijck hij neffens d’andere remonstranten sijns classis mede geweijgert heeft op ’t bevel van Hare Edel Mogenden twee uijten haren te deputeren tot de sijnode laetstgehouden tot Delff ende diergelijcke. Behalven dat in hem noch bevonden worden eenige sonderlinge opiniën niet overeencomende mit het gemene gevoelen der gereformeerde kercken, oock niet den anderen remonstranten gemeen, gelijck te sien is in ’t bouck Arminij genaemt Orationes itemque Tractatus insigmorum aliquot, daer bekent wort dat Borrius een perticulier gevoelen heeft dat alle ende iegelick mensche in den eersten Adam wederomme in ’t verbont der genaden is opgenomen etc.

‘tWelcke alles dese vergaderinge in de vrese des Heeren overwegende, oordeelt dat Adrianus Borrius een schadelick instrument in de kercke Gods is ende solange hij hem so draecht van hem niet dan oneenicheijt ende verstoringe te verwachten is, dat hij derhalve van alle kerckelicke diensten sal wesen gesuspendeert tot het uijteijnde toe des sinodi nationalis om, midelertijt hem gerust ende stil dragende so hij hem compt met de kercke, classe ende sijnode te reconciliëren ende hem sijnodo nationali onderwerpt, wederom tot den dienst geadmitteert te worden, maer bij gebreecke vandien sa t’eenemael van den kerckendienst sijn gedeporteert.

Aldus gedaen ende besloten ter vergaderinge voorseijd binnen Leijden op huijden den 12en februarij anno 1619.

Incidenten voorgevallen terwijle men de classe van Leijden was visiterende.

Lamuijden [i.m.]

Also men klachten gehoort hadde angaende dat Jan Corneliszoon, predicant tot Lamijen, sich niet stille soude dragen, de luijden affhoudende van het gehoor der contraremonstranten, hun oock mit sijn exempel als der contraremonstranten beurte is t’sijnen te leeren tot andere plaetsen voorgaende ende leijdende ten gehoor etc. Ende men verstont dat den schout van Lamuijen tegenwoordich binnen Leijden was, is dien schout binnen de vergaderinge ontboden ende eenen brieff van citatie medegegeven an Jan Cornelisz. voorseijd om tegen maendach voor dese vergaderinge te compareren. Den schout is oock vermaent om de hant daeran te houden tot gerusticheijt in die plaetse ende dat ‘tgene bij dese vergaderinge diesangaende besloten is mogen geëffectueert worden, ‘twelcke bij belooft heeft.

’s-Maendachs daeran wesende den 4en februarij is Jan Cornelisz. voor dese vergaderinge gecompareert. Is hem angeseijt ‘tgene men van hem vernomen heeft. Dan ontkent ijemant aafgehouden ofte affgeraden te hebben van ’t gehoor der contraremonstranten. Dan bekent den catechismum noch niet te leeren ende oock noch beswaert te sijn dat te doen so lange de bedenckingen niet affgedaen sijn. Bekent oock als de contraremonstranten t’sijnen gepredict hebben, dat hij in eijgener persone buijten na Rijnsaterwou is ten gehoor gegaen ende dat van sijn volck hem volchden dien ’t geliefde. Voorts van de moetwille die eenen van den sijnen, een cleermaker sijnde, bedreven hadde mit slaen en stooten ende glaesbreecken an twee van de litmaten der contraremonstranten t’samen onderwech gaende, seijde hij onschuldich te sijn ende dien cleermaker daerover angesproocken te hebben etc. Noch van eenen anderen van Jan Corneliszoons volck, die eenen van de sijde der contraremonstranten hadde uijt de kercke willen smijten, daer seijt hij niet van te weten.

Is goetgevonden hem te seggen dat de vergaderinge verstaet dat hij qualicken gedaen heeft achtergelaten hebbende den catechismum te leren op sijn eijgen hant ende dat hij een van de eerste is die sulcx hebben gedaen. Dat men in bedencken hout wat censure hij daerdoor, alsoock door andere saecken, verdient heeft. Dat hem belast wort voortan catechismum te leeren ende so hij sulcx niet na komt dat men daerinne doen sal na behooren. Dan hij soude noch geerne eenige weecken uijtstel gehadt hebben, siende meest so hij seijde op sijne tegenpartie dat die hem tot schande mochten duijden. De vergaderinge heeft hem belast, dewijle sondach toecomende sijne beurte soude wesen te predicken, dat hij alsdan na de middach den catechismum soude beginnen. Hij seijde dattet al te streng was. Is also gedimitteert.

Briel [i.m.]

Den 2 februarij is gesproocken van D. Cornelis Borchvliet in Den Briell, die versocht hadde interpretatie over de sententie tegen hem gegaen.

  1. Angaende ’t stipendium off de meninge is dat hij gedurende den tijt der suspensie de gaige soude genieten.
  2. Off de meninge is dat den tijt der suspensie geëxpireert sijnde, hij in Den Briel niet soude beroepelick wesen.

Op ‘t 1 is geantwoort dat dese vergaderinge verstaet dat hij de gaige genieten sal den tijt der suspensie, dat is solange als de Edel Mogende Heeren Staten verstaen dien tijt te duren.

Op ‘t 2 dat het soude connen gebeuren dat hij hem so droege, dat hij daer soude beroupelick wesen, waervan de vergaderinge de judicatuijre aen haer behout. ‘tWelck hem geschreven is door den scribam.

Woerden [i.m.]

Petrus Bricquignij is binnengestaen, seijde van dese vergaderinge ontfangen te hebben de acte hem toegesonden angaende de verwurvene alimentatie voor hem op sijn voorgaende versouck om van den dienst te desisteren. Ende alsoe hem in de acte belast was in wat vouge hij zijne afscheijtpredicatie soude doen, seijde dat hij daerinne beswaert was, overmits groote weemoedicheijt ende droeffheijt des volcx die daeruijt ontstaen soude, gelijck hij seijde bevonden te hebben doen hij op den Nieuwejaersdach sijn affscheijt nam. Versouct daerop ’t goetvinden deser vergaderinge.

Hem is afscheet gegeven dat men ’t in sijn believen stelde d’afscheijtpredicatie te doen ofte niet, alleenlick dat hij hem heeft te reguleren naer ’t inhout van de acte der Heeren Staten om niet te verliesen de gunst die hem gedaen is, gelijck d’selve op conditie berust, ende soo ’t mogelick ware dat het goet ware solange hij daer is mit sijn exempel voor te gaen ten gehoor van de bij de contraremonstranten. Doch seijt sich daerin beswaert te vinden.

Hij zeijde dat niements te Woerden de borgerie beter can houden in gehoorsaemheijt van de Heeren Staten ende van Sijne Excellencie als hij, waerom dat men ’t dan so op hem heeft. Heeft oock verclaert gesint te sijn om mit der wone haest van daer te vertrecken. Heeft begeert d’apostille der Heeren Saten angaende sijne alimentatie te sien. Die is hem getoont ende vermaent sijnde om tot vrede te arbeijden, is also gedimitteert.

Dan anderhant heeft men vernomen dat hij eene afscheijtpredicatie gedaen heeft ende zeer is uijtgevaren om ’t volck van de contraremonstranten aff te houden.

Rotterdam [i.m.]

Den 7en februarij is D. Colonius binnengestaen ende vanwegen de Fransche kercke voorgestelt also D. Henricus Niellius tot Rotterdam sich weijgert te sisteren voor de Fransche, allegerende dat hij onder de Duijtsche kercke staet, off de vaergaderinge tot hare laste wil nemen om tegens hem te procederen.

Is goetgevonden daerop te antwoorden, dat de vergaderinge verstaet dat Niellius staet onder de Fransche kercke ende daeromme bij hunluijden sijne saecken behooren affgedaen te worden, dat ’t beste middel waere bij de Edel Mogende Heeren Staten ofte den edele magistraet van Rotterdam an te houden dat hij tot comparitie voor de Fransche gedeputeerde mochte geconstringeert worden.

Universiteijt tot Leijden [i.m.]

Den 9en februarij, also de heeren curateurs der academie, namentlick de heeren d’heer Duvenvoorde, den raetsheer Van den Honaert ende pensionaris Paeu tegenwoordelick tot Leijden waren, hebben de gedeputeerde des sijnodi omme haer commissiën te verichten sich geaddresseert bij de voornoomde heeren, versouckende dat de professie der heijlige theologie in de universiteijt tot Leijden mit noch eenen rechtsgesinde professore mocht becleet worden ende ’t Collegium mit bequame regenten.

Daerop de heeren voor antwoort gaven dat zij vast besich hadden geweest om daerop te dencken ende oock van sins waren terwijle de twee professoren absent waren in de sinode tot Dordrecht bij provisie ijemant te ordonneren om voor de studenten theologiae lessen te doen ende dat als bij lening sonder dat de mening soude sijn dien hope te geven tot de ordinarie professie. Vraechden oock off de gedeputeerde niet particuliers tot openinge wisten an te dienen. Hierop de gedeputeerde onderling eerst t’samen gesproken hebbende, hebben geantwoort dat dese sake niet haer alleen maer oock de gedeputeerde des Noorthollantschen sinodi anging, baden dat de heeren curateuren gelieven souden in dat stuck communicatie te houden mit de gedeputeerden van beijde de sinoden. Doch hebben daerop gene antwoort ontfangen, alleenlick datter wijders gesproken is van de twee regenten des Collegij ende dat de gedeputeerde verhaelt hebben ‘tgene sij meenden hen diesangaende bekent was waeromme sij meenden dat het Collegie behoorde mit andere versien te worden. Ende den heere curateurs de saecke gerecommandeert hebbende, sijn also gescheijden.

Nieuwetonge [i.m.]

Sijn gecompareert uijt den classe van Voorn ende Putten Gosuinus Buijtendijck ende Cornelis Ottensz., ouderling, mit credentie van den classe, onderteijckent Willem Crijnsz. Verthonende dat de remonstranten hares classis hun qualick hieleden over seeckere lijste bij den classe gemaect angaende de ordre van ’t predicken in de Nieuwetonge. Hebben oock getoont certificatie van d’oproerige predicatie bij Joannes de Vries gedaen voorleden sondach acht dagen in de Nieuwetonge.

Voorts dat Abraham la Faillie de luijden in ’t particulier heeft ophitst ende hem in de classe hadde laten vinden om de saecke der remonstranten te stijven.

Eijndelick dat de incompsten der diaconije, namentlicken de seeckere, alleen wierden gehouden bij de sijde der remonstranten. Versouckende goet advijs tot weringe van de voorseijde incommoditeijten.

Is geresolveert een acte te concipiëren ende te seijnden an den classe van Den Briell daerinne haer gesamentlick belast worde de gemaecte lijste te volgen.

Ten 2 aen die van de Nieuwe Tongen beijde deelen bekent te maecken, dat ijegelick deel haere collecten die se in de kercke vergaderen voor haerselven sal houden ende distribueren, maer de seeckere incomsten dat die sullen gaen halff ende halff.

Ten 3 dat die classe haer sal informeren op de predicatie gedaen bij Joannem de Vries ende sijne verantwoordinge daerop hooren ende ons schriftelick laten toecomen, omme daerinne te doen na behooren.

Ten laetsten dat men an Abrahamum la Faillie sal schrijven van ‘tgene men van hem hoort ende dat men hem ten overvloet noch eens waerschout om sulcx niet meer te doen off dat men anders daerinne sal versien.

Goutse classe [i.m.]

D.D. Joannes Lijdius ende Taijus sijn binnengestaen den 15en februarij in ’s-Gravanhage mit drie van Schoonhoven, klagende dat Galenus ’t huijs niet wilde ruijmen voor den nieuberoepenen predicant, nietjegenstaende hem vijftich gulde daervoor belooft was so hij dat doen wilde.

Hebben oock vertoont dat de geordineerde bevestinge Radei in Stolwijck noch niet voltogen was uijt oorsake van nieuwe geresene crackelen, dat d’eene partije d’ander hadde schultbekenninge verweten etc.

Versoucken oock dat het oortgensgelt in Moordrecht moge volgen de helfte voor de diaconije der contraremonstranten.

Dat oock eenen brieff van dese vergaderinge worde affgevaerdicht, daerinne de luijden belast wierden sich tevreden te houden die daerop murmureren dat hare predicanten op de vacante plaetsen, die nu vele sijn, gaen predicken.

Op 1en is haerlieden geadviseert dattet beter vallen soude dat se de nieuberoepenen predicant induceerden om in een ander huijs te trecken, mits hem belovende d’selve somme.

Op ‘t 2 sijn Lijdius ende Taijus van dese vergaderinge geauctoriseert mit seeckere acte om in Stolwijck hun te vervoegen ende de nieuwe krackelen ter neder te leggen, mitsgaders een concept gestelt om van Radaeus van de stoel affgecondicht te werden angaende nader verclaringe van ‘tgene hij eenige sondagen te voren van de stoel hadde affgecondicht, daerinne hij geseijt hadde in leere niet verandert te sijn, opdat men dat niet en duijde gelijck off hij hadde willen seggen remonstrants geweest te sijn. ‘tWelck gedaen sijnde sal de bevestinge volbracht worden.

Op ‘t 3 dat se ’t oortgensgelt noch wat laten berusten.

Op ‘t 4 uijt te sien om sich mit proponenten te behelpen.

Woerden [i.m.]

Borgermeester Van der Mijlen tot Woerden binnengestaende heeft angedient dat Bricquigni scheen teretracteren sijnen willigen affstant van den kerckendienst, also hij voor den edele magistraet aldaer verclaert hadde dat hij den dienst wilde continueren ten ware het hem van de Heeren Staten geïnterdiceert wierde.

Daerop is geresolveert een acte te concipiëren ende den edele burgermeester medegegeven daerinne gestelt worden dat Bricquigni voor dese vergaderinge tevreden is geweest willichlick van den dienst te desisteren ende dat volcomentlick angenomen heeft op de verworvene alimentatie.

Dat derhalven dese vergaderinge verstaet dat hij t’eenemael van den dienst ontslagen is ende hem dies geheel sal ontslaen.

Rotterdam [i.m.]

Op denselffden 15 februarij sijn binnengestaen twee uijten kerckenraet van Rotterdam, gecommitteert van den kerckenraet alsoock vanwegen des edele heeren burgermeesters aldaer, versouckende dat als dese vergaderinge soude comen visiteren de classe resorterende onder Rotterdam, zij tot Rotterdam maer in geen andere plaetse daerontrent hare vergaderinge soude willen leggen, hun houdende verseeckert dat daer geen perijckel soude wesen. Is geantwoort dat men ’t in advijs hout ende mit den prince daervan sal spreecken.

In de Leijtsche classe

Joannes Schotenus in haserswoude, gesuspendeert;

Christianus Sopingius in Warmont, gesuspendeert;

Petrus Engelravius in Boscoop, gesuspendeert;

Adrianus Borrius tot Leijden, gesuspendeert;

Henricus Oosterhaern in Hillegom, bij beurte te predicken tot uijteijnde des sinodi;

Reijnerus Andrea in sassenheim, in advijs gehouden;

Lucas Molanus in Woubrugge, sal noch in ’t Collegie blijven;

Andries Volckertsz. in Benthuijsen, sal als geleent predicant predicken tot uijteijnde van ’t sinode.

[folio 279-347 / 336-347 ongenummerd]

Summarisch verhael van de visitatie des classis resorterende onder Rotterdam.

D. Beijerus heeft hem alhier uijt de vergaderinge mit consent geabsenteert als houdende de partije der protesterende broeders in dien classe. Ende is in sijne plaetse voor dien tijt gesubstitueert D. Gedeon Sonneveldius, predicant tot Delff.

Den 19 februarij heeft men de eerste vergaderinge gehouden binnen Rotterdam.

Sijn voor dien tijt alleenlick verschenen van de sijde der contraremonstranten D. Eleasar Swalmius, predicant tot Schiedam, ende Samuel Gruterus, predicant tot Delfshaven.

Adrianus Joannes, predicant tot IJselmonde.

Alsoe D. Adrianus Joannes, predicant tot IJselmonde, tegenwoordich was ende versocht binnen te staen, heeft men sijne sake bij de hant genomen ende sijn door D.D. Swalmius ende Gruterum de poincten verhaelt die hem wierden te laste geleijt, als namentlick.

Eerst angaende eenige onbehoorlicke ende confuse handelingen die de gehele classe der remonstranten angingen bij hun gepleecht tot bevordering van de saken der remonstranten, als onwettelicke bevorderinge Episcopij totten kerckendienst in Bleiswijck, beroering der gemeente in Hilligersberch etc., tot ses articulen toe.

Daerna wort hem in ’t bijsonder te laste geleijt een boucxken genaemt Spiegel, als daerinne in de prefatie genouchsaem prisende de voorgaende harde proceduren der voriger magistraten, oock in ’t boucxken tot merckelicke blame van treffelicke lerars eenige dingen schrivende. Dewelcke articulen sijn gededuceert ende sijne verantwoording daerop gehoort.

Doch also hij verclaerde wat de leere angaet noijt mit de remonstranten eens geweest te sijn ende oock in ’t boucxken in sommige dingen hem vergrepen te hebben, daerinne hij tevreden is hem ’t oordeel deser vergaderinge t’onderwerpen ende sijne schult te bekennen, ende sijnen kerckenraet oock voor hem intercedeerde, is sijne sake uijtgestelt tot op ’t eijnde.

Daerna den 5 martij de vergadering sijnde tot Schiedam is Adrianus Joannes aldaer ontboden ende gecompareert. Ende also hij noch tevreden was hem der vergaderinge te submitteren, is een concept van schultbekenning gestelt, die ‘twelck hij voor dese vergadering onderteijckent heeft ende heeft geconsenteert dat ‘tselve der gemeente tot Rotterdam opentlick na de predicatie affgecondicht sal werden om te voldoen dengenen die door hem ende door sijn boucken onstichtet waren. Welcke acte luijt als volcht:

Gelieffde toehoorders.

Wij hebben u aen te dienen hoe dat Adriaen Jansz., kerckendienaer tot Iselmonde, in druck heeft laten uijtgaen seecker boucxken geïntituleert Spiegel ende sonderling exempel van christelijcke verdrachtsaemheijt tusschen den wijtberoemden Johan Calvijn ende den seer geleerden Philippum Melanthonem etc., mit een dedicatie aen die edele magistraet van Rotterdam ende een onpartidige vermaning an de affgescheijdene broeders. Ende dat hij hem daerin uijt onvoorsichticheijt in eenige materiën ende maniere van spreecken tegens de goede saecke ende goede broeders vrij wat heeft verloopen ende dat hij van sulcx, alsoock van dat hij staende in ’t gesonde gevoelen der contraremonstranten hem heeft mit wille ende uijt last sijns kerckenraets gehouden bij de vergaderinge der remonstranten ende verscheijden onbehoorlicheden niet genoech tegengestaen, bij de gedeputeerden des sijnodi ten overstaen van die gecommitteerde der Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant ernstelick vermaent ende gecensureert sijnde, sijnde schult daerover heeft bekent. Biddende eenen igelicken die hij daermede ‘tsij oock in ofte buijten dese stadt mach geërgert hebben, dat sij hem sulcx om Christi wille ten goede willen houden. Hij heeft belooft dat hij hem voorts sal vervoegen tot de vergaderinge der gesonde leraers ende daerbij door de genade Gods volstandichlick volherden. Ende tot meerder verseeckertheijt heeft hij desen mit sijnen name in de vergaderinge van de voorseijde gecommitteerde ende gedeputeerde onderteijckent. Ende sal een igelick hem vermaent houden den voorseijden Adriaen Jansz. op dese sijne schulbekenning voor een versoent broeder ende kerckendienaer te erkennen.

Aldus gedaen tot Schiedam in de bovengemelte vergadering opten 5en martij anno 1619. Ende was onderteijckent Adrianus Joannes.

Den 11en aprilis anno voorseijd sijn ter vergaderinge gecompareert D.D. Beijerus ende Gruterus andienende als door ’t verleggen der acte van recfonciliatie deselve op den gestemden dach tot Rotterdam niet en was afgelesen, dat Adrianus Joannes sulcx vernomen hebbende den 25 martij eenen brieff an D. Petrum Nieuwenrodium gesonden heeft, versouckende mettet publiceren van de acte te supersederen also hij hem naerder hadde bedocht. Ende dat D. Nieurodius desen brieff den classis doen tot Rotterdam vergadert sijnde heeft gecommuniceert ende hem uijt name des classis is geantwoort, dat de classis op sijn bloot versoeck niet en vermocht den last haer bij de gedeputeerde des sinodi gegeven na te laten, oversulcx indien hij bij sijn schriven persisteerde, dat hij hem mocht beroupen op de vergaderinge voorseijd ende soo ’t hem goetdochte tegen de vercondinge der voorseijde acte protesteren, gelijck hij oock naderhant gedaen heeft. De vergaderinge hierover raet gevraecht sijnde heeft den classe voor antwoort gegeven dat se hem souden anporren tot voldoeninge van ’t contract ende in cas van weijgering dat se classicaliter tegen  hem  soude procederen na behoren tot meeste stichtinge der kercke, alwaer ’t oock tot suspensie van sijnen dienst.

Den 20 februarius is de vergaderinge geleijt tot Rotterdam op ’t stadthuijs, omdat in de kercke te grooten toeloop van volck was.

Sijn oock bijgecomen vier gecommitteerde uijt den edele magistraet van Rotterdam om mit haer presentie te adsisteren ende kennisse van saecken te hebben.

Casparus Caprarius, predicant in Pernis.

Op denselffden dach heeft men de saken Caspari Caprarij bij der hant genomen ende hebben D.D. Petrus Wassenburgius ende Gruterus de poincten der beschuldinge tegens hem ingestelt, neffens de generalia voornamentlick een boucxken bij hem gemaect, genaemt Cort ende grondich bericht etc., daerinne eenige dingen staen tot nadeel van de protesterende broeders des classis van Rotterdam ende in gevoelen overeencomende mit den contraremonstranten, dat hij hem evenwel gevoucht heeft in de classe mit den remonstranten.

Hierover sijn an wedersijden debatten gevallen. Eijndelicken also hij sich der vergaderinge submitteerde, bekennende dat hij door menschelicke insichte daerinne gefeijlt hadde.

Is bij dese vergaderinge een acte van schultbekenninge geconcipieert die hij onderteijckent heeft, nopende dat hij mit het uijtgeven van dat boecxken qualicken gedaen heeft als streckende tot voordeel van de factie der remonstranten. Ende dat hij tegens sijne vorige beloften ende onderteijckeninge hem hadde gaen vougen bij de classe der remonstranten.

Wort belast om voortaen hem te houden aen ’t anderdeel des classis ende in toecomende tijt hem mannelicker te dragen tot voorstant der waerheijt ende dat dese acte sijnen kerckenraet sal bekent gemaect worden.

Is daerop van de tegenwoordige broeders houdende de sijde der contraremonstranten mit hanttastinge wederom tot een lid opgenomen.

Mattheus Burgius, predicant tot Sevenhuijsen.

Mattheus Adriani Burgius, predicant tot Sevenhuijsen, is voor de eerste reijse binnengestaen den 20en februarij, seijde niet gesint te sijn te antwoorden ten ware dan hij sijnen kerckenraet bij hem tegenwoordich hadde.

Is hem angeseijt dat hij dadelick hem sal hebben te verantwoorden, dattet hem react ende niet sijnen kerckenraet, doch daer ’t van node sal wesen dat men daer sijnen kerckenraet oock op sal hooren, dat men hem dat ten vollen sal vergunnen. Dat hem oock vrij sal staen eenen uijt de remonstrantsche predicanten tot sijne assistentie mede bij sich te hebben.

Heeft niettemin gedifficulteert, eijntelick gevraecht off hij antwoorden wilde off niet, seijde in sulcker vouge niet van meninge sijn te beginnen ende is wechgegaen.

Op dienselven dach sijn D.D. Christophorus Hellerus, predicant tot Rotterdam, ende Adriaen Sijmonsz., predicant in Charloijs, binnengestaen, hebben gevraecht also sij ’t op ’t anschrijven deser vergaderinge de remonstrantsgesinde predicanten van buijten ontboden hadden die nu al een dach ofte twee hadde gewacht ende op costen daer lagen, off sij noch soude moeten wachten ende ten tweden off sij met hun ouderlingen soude mogen verschijnen.

Is geantwoort op ‘t 1 dat men nu verhindert geweest sijnde door seecker incident op morgen van hunne saecken sal handelen.

Op ‘t 2 dat ijgelick die ’t begeerde geoorlooft sal sijn twee ouderlingen met hem te brengen.

Doch dat voorgepasseerde weijgering Burgij daermede niet sal geëxcuseert sijn.

Den 21 februarij is Matheus Burgius mit een deel volcx die hij tot sijnder assistentie medebrachte binnengestaen mit credentie van den kerckenraet ende gerechte. d’Welcke gelesen sijn ende waren vrij trotselick ofte pro aucthorisatie gestelt.

Burgius bekende de credentie van de kerckenraet selffs gestelt te hebben.

Den schoutet seijde dat men ’t der eenvoudicheijt der huijsluijden souden ten besten houden.

Doch is Burgio maer toegelaten geweest twee uijten kerckenraet ende twee uijten gerechte bij hem te hebben.

De credentie van de gerechte luijd als volcht:

Also schout, amabachtsbewaerders, gesworens ende gemene regenten tot Zevenhuijsen hebben verstaen dat seeckere missive van Christoffel Hellerius soude geschreven ende gesonden sijn den 18en deser an Matheum Adriani Burgium onsen ende der geheler gemeenten wettelicken beroepen predicant van Sevenhuijsen voorseijd, onder andere vervatende dat de predicanten tot Rotterdam van de edele gedeputeerde des sinodi schrijvens hadde ontfangen om de broeders des classis te convoceren tegens dinsdach den 19en februarij 1619 ende daerbij verwitticht om hem alsdan bij den broederen des classis te vervoegen, oock gesien ende geleth op den inhouden van seeckere propoosten poincten uijt last des protesterende classis van Rotterdam gestelt ende denselven Matheo toegesonden (sonder dat deselve poincten na behoren van ijemant sijn geteijckent ende mitsdien niet en weten wat het voor persoonen sijn die hem mit d’selve soude willen beschuldigen ende daerop partie voegen), mitsgaders ‘tgene in ’t verhandelen van deselve poincten mit haren predicant soude mogen voorvallen. So is ’t dat d’voornoomde regenten naer verscheijden gehouden communicatiën ende deliberatiën eijndelicken eenstemmelicken goetgevonden, geresolveert ende gearresteert hebben, dat denselven haren predicant op de voorseijde anschriving an hem gedaen tot Rotterdam niet soude gaen ofte elders voor eenige gedeputeerde des particulieren Suijthollantschen sinodi te compareren ofte binnen te staen, ten ware geadsisteert mit eenige van de voornoomde regenten ofte die sij daertoe sullen committeren omme beneffens den predicant ende eenige gedeputeerde des kerckenraets mede te mogen horen ende te sien, hoe ende in wat vouge de beschuldigingen den beschuldichden worde te laste geleijt ende mit wat redenen van defensie hij d’selve weet te voorcomen. Ende is ’t noot hem in alle voorvallende swaricheden te helpen ende in alle manieren sien te verhoeden dat toch geen onwarachtige beschuldigingen en werden ingebracht, noch ijets geattenteert dat tot onrecht ende merckelicke prejuditie so van den predicant als onse gemeente voorseijd en werde gedaen. Waertoe de voornoomde regenten om sulcx te doen hebben genomineert, gecommitteert ende gedeputeert, sulcx sij doen bij desen, d’eersame Claes Jansz. van Alphen, schout, Claes Michielsz. Bontenbal, secretaris, Jacob Ariensz. Maet Roes, ambachtsbewaerder, ende Jan Jansz. de Vormer, gesworen, in den ambachte van Sevenhuijsen voorseijd, die al t’samen off elck in’t bijsonder thoonder deses, gevende denselven oock volcomen macht, auctoriteijt ende bevel tot alle ‘tgene voorseijd staet. Ende versoucken dat die desen sal dienen vertoont, d’selve hare gedeputeerde te willen ontfangen volle gehoor ende gelooff te geven, belovende oock van waerde te houden alle ‘tgene d’selve neffens den predicant ende kerckenraet instaende uijt onsen name in alle billicheijt ende na rechten bevinden te behooren gesproken ende gedaen te worden. Actum ende bij ons collegialiter vergadert sijnde (behalven Arien van Capelle, gesworen) desen geteijckent opten 20en februarij anno 1619. Ende was onderteijckent bij mij Jan Claesz. van de Wadding, bij mij Pieter Jaspersz., bij mij Sijmon Anderijens Vermeer, bij mij Willem Louwerijsz.

De credentie van den kerckenraet luijt als volcht:

Also den kerckenraet der gemeijnte Jesu Christi tot Sevenhuijsen heeft gesien ende horen lesen den brieff van Christophoro Hellero geschreven ende gesonden den 18 deser an Matheum Adriani Burgium, haeren wettelicken beroepen ende getrouwen dienaer des godlicke Woorts in de gemeijnte voorseijd, inhoudende dat de predicanten tot Rotterdam van de edele gedeputeerde des sijnodi schrivens hadden ontfangen om de broeders des classis te convoceren tegens dijnsdach den 19en februarij 1619, dienvolgens verwitticht om hem alsdan bij den broeders des classis te vervoegen. Oock mede geleth op den inhouden van seeckere poincten uijt last des protesterende classis van Rotterdam gestelt ende den voornoomde Mattheo toegesonden (sonder dat deselve poincten nae behooren van ijemanden waren geteijckent om te mogen weten wat het voor persoonen sijn die hem mitte selve souden willen beschuldigen ende daerop partije voegen), mitsgaders ‘tgene in ’t verhandelen van deselve mit heuren predicant soude voorvallen. So is ’t dat den kerckenraet voornoomt eenstemmelicken goetgevonden heeft dat den voornoomde Matheus haren predicant op d’aenschrijvinge an hem gedaen tot Rotterdam niet soude gaen om voor eenige gedeputeerde des provincialen perticulieren Suijthollantschen sijnodi te compareren ofte binnen te staen, ten ware geadviseert vanwegen den voornoomde kerckenraet ende dat mit soodanige persoonen als bij denselven kerckenraet daertoe sijn genomineert mit namen Gerrit Jacobsz., Arien Pietersz., Cornelis Willemsz. ende Maerten Jan Vincenten ofte ten minsten mit eenige van dien thoonderen deses om niet alleen op alle voorvallende saecken naerstelicken acht te nemen, neffens den predicant te spreecken ende te versoucken, ‘twelck in alle billicheijt soude dienen gesproocken ende versocht te worden, maer oock in aller gevoechelickheijt te helpen verhoeden dat niets tot prejuditie van haren predicant ende dienvolgens de gemeijnte en worde geattenteert ofte gedaen. Waertoe den voornoomde kerckenraet den thoonderen dese mit dese hare credentie volle last heeft gegeven ende geeft, versouckende an allen dengenen die dese onse credentie sal dienen vertoont deselve hare gedeputeerden te ontfangen, volle gehoor ende gelooff te geven, belovende van waerden te houden alle ‘tgene de gedeputeerde neffens ende mit den predicant instaende uijt onsen name in alles wat te verhandelen soude mogen voorvallen in consciëntie sullen bevinden mit den regel van Gods Heijlig Woort overeen te comen ende na rechten te connen bestaen. Actum in onse vergaderinge desen 18en februarij anno 1619 ende ten waerheijden bij ons geteijckent. Ende was onderteijckent bij mij Dijrck Pietersz. ouderdlijn[41], Cornelis Gerritsz., bij mij Crijn Coermelis ouderling tot 7huijsen, met drie dusdanige mercken [… … …], bij het eerste stont geschreven dit merck stelt Dirck Meeus, ouderling, bij tweede stont dit merck stelt Cornelis Jansz. ouderling ende bij het derde Aderijaen Cornelis Tas ouderling.

Daerna als men tot de saecke meende te comen dat Burgius soude antwoorden op de beschuldigingen, heeft wederom geëxcipieert dat de articulen hem schriftelick toegesonden daermede hij beschuldicht wiert niet waren onderteeckent, wilde sijne beschuldigers weten ende als twee uijten name des classis, namentlick D. Nieurodius ende Gruterus, hunselven als aenclagers presenteerden, en was daer niet mede tevreden ende wiert bij sijn assistenten daerinne gestijft.

Begerende oock dubbelt van alle documenten ende attestatiën die tegen hem overgelevert waren ende tijt van ses dagen om d’selve vals ende onwarachtich te maecken.

Daerop hem geantwoort is dat men hem geven soude, gelijck oock geschiet is, extract uijte voorseijde attestatiën van woort tot woort nopende de puncten ofte saken hem te laste geleijt met expressie van de namen der getuijgen, hem vergunnende tijt van 4 off 5 dagen omme hem midlertijt daerop te bedencken ende contrarie getuijchenisse te becomen sulcx hij hem beroempt hadde.

Heeft evenwel dies nietjegenstaende, omdat men sijn begeerte niet precijs en voldede, overgelevert ’t navolgende protest, luijdende als volcht:

Also mij ondergeschreven voor eenigen tijt sijn toegesonden geweest seeckere poincten van beschuldingen tegen mij ingebracht vanwegen de protesterende classis tot Rotterdam sonder dat mij oijt lecture en kennisse gedaen is van de documenten, bewijsredenen ende getuijchenissen waerop de beschuldiginge gefondeert sijn, ja dat oock op gisteren eerst van nieus mij voorgelesen sijn geworden verscheiden nieuwe beschuldigingen ende beswarenissen boven de voorgaende die mij toegesonden waren. So is ’t dat ick ondergeschreven neffens de gedeputeerde van den magistraet ende kerckenraet van Sevenhuijsen op gisteren ernstelicken ende instantelicken versocht ende gebeden hebbe, gelijck ick oock alsnoch in dese vergaderinge op huijden wederom versocht ende gebeden, om copie van de documenten, bewijsredenen ende getuijchenissen voorschreve, mitsgaders den corten tijt alleen van vijff off ses dagen om mijnselven tot verantwoordinge tegen deselve te prepareren, sijnde mijns achtens een versouck hetwelcke in alle goddelicke, natuijrlicken, kerckelijcke ende wereltlijcke rechten gegrondet is, ende het contrarie vandien anders nergens toe strecken en can dan om mij te precipiteren ende te overvallen tot verdruckinge van mij onnoselheijt mit tijt ende copie voorschreve soude doen blijcken door documenten, bewijsredenen ende getuijchenissen ter contrarie te beleggen, alsoock om eenige getuijgen die tegen mij geproduceert sijn van notore partijschap, infamen ende ongeloooffwaerdicheijt te overwinnen, waertoe so weijnich tijts mij immers ten minsten behoorde vergunt te worden in so gewichtige ende menichfuldige poincten van beschuldigingen. Ende mij soodanigen ernstigen, menichfuldigen ende billick versouck bij de edele heeren gedeputeerden des sijnodi plat is affgeslagen ende geweijgert geworden, so verclare ick ondergeschreven persisterende bij de verclaringe op gisteren van mij mondelinge gedaen, dat ick om redenen voorseijd mijnselven in handelingen ende verantwoordinge vooralsnoch niet en hebbe connen inlaten totdat mij ’t voorseijde vergunt sij sonder mijselven in mijne onschult ende eere, ja oock mijnen dienst ende gansche gemeente die ick tot noch toe onbesproocken door Godes genade bedient hebbe, willens wetens tecort te doen. Protesterende derhalven van onrecht over alles hetgene ‘twelcke tegen mij op de beschuldigingen ende documenten van deselve voorseijd sal mogen werden gestatueert ende mij beroepende op God ende Jesum Christum, den rechter des werelts, die rechtveerdelicken alles rechten sal. Actum ende bij mij geteijkent desen 22en februarij anno 1619 ende was onderteijckent Mattheus Adriani Burgius, minister in 7huijsen.

Is daerop een acte geconcipieert bij dese vergaderinge daerinne zij getuijchde dat de voorseijde twee broeders diegene waren die hun uijt name des protesterende classis de beschuldingen te laste leijden, die is hem ende den sijnen voorgelesen.

Hebben evenwel al noch getergiverseert, ten laetsten mits hem belooft wiert dat men hem copie van die acte soude laten volgen, heeft hij sich ingelaten om tot de sake te comen.

De beschuldingen tegens hem waren veelderhande ende onder andere van de martelaers geseijt datter in ’t martelaerbouck stonden die ’t niet waerdich waren dien naem te dragen. Item geseijt dat hij liever soude staen onder ’t jock van de Spaensche inquisitie als onder diegeene die de leere Calvini voorstaen.

Lastert doorgaens in sijne predicatiën de gereformeerde leere ende leraers, heeft gesustineert het angeplecte lasterschrift Slatij te connen waertmaken, een faemrovich boucxken helpen uijtgeven genaemt Joannes Calvini tijranniën, geseijt dat hij catechismum ende confessie niet voor goet hielt, spottelicken daervan brieven geschreven, die in de vergaderinge vertoont ende gelesen sijn etc. Behalven noch de generalia die de classe der remonstranten gesamentlick aengingen.

De documenten tot bewijs dienende, sijn punctuelijcken geëxamineert, sijne verantwoordingh daertegens is oock ten vollen angehoort.

Is oock onder andere aengaende de leere gevraecht off hij niet hadde toegestaen seecker gevoelen in ’t stuck van de rechtveerdichmaking, seijde neen.

Ende wert nochtans dadelick getoont sijn eijgen hant daer hij die eijgen woorden die hem gevraecht waren ende hij ontkent hadde, selffs geschreven ende onderteijckent hadde. ‘tWelck hij gesien hebbende, heeft gepoocht ’t gevoelen daerinne begrepen ende hem tevoren te laste geleijt te verdedigen.

Heeft op de attestatiën ende certificatiën tegens hem ingebracht versocht copie ende dach ende als men alleenlick recolement in sijne presentie toestont, heeft geprotesteert van cracht ende gewelt.

Den 22 februarij sijn de getuijgen in sijne presentie gerecoleert nadat hem op sijn versouck extract was gegunt mit anteeckening der namen van de getuijgen, doch heeft die niet connen van ongelooffweerdicheijt overtugen, gelijck hij nochtans geroemt hadde dat hij soude doen.

De vergaderinge angehoort hebbende de voorseijde beschuldiginge, de verantwoording daerjegens, mitsgaders de debatten an wedersijden daerover in verscheijden sessiën wijtloopich gevallen ende op alles wes ter saecke dienende rijpelick lettende, heeft bevonden so uijt sijn eijgen confessie als uijt sijne schriften, gelijck mede uijt attestatiën van verscheijden gelooffwaerdige getuijgen ter presentie Burgij voornoomt gerecolleert, dat den gemelten Burgius boven sommige grove faulten an dewelcke hij beneffens eenige remonstrantsche predicanten des Rotterdamschen classis mede schuldich is, niet en is gebleven bij de suijverheijt der gereformeerde leere. Als eenige jaren herwaerts niet geleert hebbende den christelicken catechismum nader gewoonte der gereformeerde kercke deser Nederlanden, maer ter contrarie nomende deselve een vleijschelicken arm ende schrijvende in eenen seeckeren brieff dat de contraremonstranten die den predicanten in den mont steecken om te beter de tonge voor den dach te halen ende te sien off daer geen gorte achterop en leijt. Seggende oock dat in de Nederlantsche confessie sommige poincten sijn daer hij niet aff en hout ende indien hij deselve so wel hadde oversien doen hij predicant worde, hij soude daerjegen geoposeert hebben, gelijck hij voor dese vergaderinge van de 14en articul des confessie seijde dat die haerselven tegenspreect. Dat hij hem bovenmatich partijdich ende bitter heeft vertoont in ’t schelden ende lasteren der contraremonstranten, haer te laste leggende ende annemende te bewijsen dat zij so leeren ende gevoelen als Henricus Slatius in sijn gedruct ende openbaerlick angeplacte lasterschrift sustineert, ja noch al erger ende op een ander tijt in een schuijte als daer van Calvini leere gesproocken worde gantsch onchristelick ende onbetamelick uijtvarende ende seggende Calvini leer ick segge ende betuijge voor u allen die hier in de schuijt sijn (daeronder eenen Antwerpenaer was, diewelcke an dese reden seer geargert wert ende Burgium daerover noch bestrafte) dat ick veel liever soude staen onder ’t jock van de Spaensche inquisitie als van degenen die de leere Calvini voorstaen ofte onder diegenen die seggen dat se predicanten van de gereformeerde religie sijn ende dat de Spaense inquisitie veel genadiger was als de inquisitie is van Calvinus ende de sijne. Item op een ander reijse seggende ende meermalen repeterende dat de predicanten van Amsterdam niet waerdich waren om christenen genaemt te worden ende dat hij alsulcke leraers voor sijn broeders niet en hielde gelijck hij plach te doen, dat hij mede eenen grouwel hadde aen sulck eene leere als men t’Amsterdam leert. Schrivende oock in eenen scherpen ende hevigen brieff aen een seecker persoon onder andere dat de leere van de contraremonstranten van de predestinatie, bekeringe, volherdinge etc. onder de luijden het spel maect, dat de predicanten van Dordrecht Godes Woort houden voor een schuijlwinckel van alle ketteriën ende voor alle ketters, dat de contraremonstranten den lang verwachteden sijnodum hebben verhindert. Oock niet verschonende de vrome martelaren, maer van de sommige irreverentelick spreeckende ende seggende dat se niet waerdich en waren om in ’t martelaerbouck te staen ofte den naem van martelaren te dragen. Maer voornamentlick doende drucken, beneffens Henricum Slatium ende Jacobum Bontebal, een seer vileijn ende faemrovich boecxken geïntituleert Joannis Calvini Tirannie, scheldingen ende leugenen etc., sijnde mede schuldich an de schandelicke ende lasterlicke prefatie voor datselve boexken gestelt, waerin onder andere Conradus Vorstius wort genaemt een vroem ende hoochgeleert man, maer Johannem Clavinum ende die het met hem houden leelick gescholden voor lasteraers, bloetgierige menschen die met hare rancken ende cijclopische tijrannie een tijrannige consci ende die het met hem houden leelick gescholden voor lasteraers, bloetgierige menschen die met hare rancken ende cijclopische tijrannie een tijrannige consciëntiedwanck soecken in te voeren ende het kettermoorden in ’t werck te stellen. Dat hij sich mede vergrepen heeft an dese vergaderinge, mits ingestelt hebbende so hijselver bekende een onbeleeffde ende magistrale credentie bij sijn kerckenraet onderteeckent ende van hare gedeputeerde an dese vergaderinge overgelevert, oock tergiverserende om te comen tot verhandeling van sijne sake ende vilipenderende mit grote onbescheijdenheijt ende partinacie alle billicke presentatiën, vruntlicke vermaningen ende ernstelicke belastingen, niet alleen van de gedeputeerde des sinodi, maer oock van der edele heeren commissarissen uijten name van de Edel Mogende Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslant meermalen gedaen an hem ende oock an de gecommitteerde van sijnen magistraet ende kerckenraet waermede hij was geadsisteert. Eijndelicken protesterende over dese vergadering dat d’selve jegens alle godlijcke, natuijrlicke, kerckelicke ende wereltlicke rechten (gelijck hij seijt) in sijne sake procedeert. Hierbij comt noch sijn lichtveerdicheijt ende onbeschaemheijt dat hij eenige dingen voor dese vergadering heeft eerst gelochent, die hij daerna heeft moeten bekennen, oock een seeckere sake ontkent daervan hij nochtans mit sijn eijgen hant werde overtuijcht. Dat hij mede sich heeft vermeten te sullen doen blijcken dat eenige getuijchenissen tegens hem ingebracht so valsch waren als het valsch soude sijn te seggen datter geen God in den hemel is, maer is daervan in ’t recoleren der getuijgen in gebreke gebleven ende te cort gecomen.

De vergadering dit alles in des Heeren vrese overwegende heeft geoordeelt ende geresolveert, gelijck zij oordeelt ende resolveert bij desen, dat de voorseijde faulten ende sonden in een litmaet der gemeijnte Christi veel meer in een leraer derselver onverdraechlick sijn. Daeromme sij oock ten regarde van deselve Matheum Burgium voornoomt datelick deporteert van alle kerckelicke diensten ende suspendeert van het gebruijck des heijligen avontmaels des Heeren ter tijt ende wijle toe hij van sijne grove voorseijde sonden behoorlick sal hebben gepeniteert, de kercke Godes die hij leelicken heeft geledeert ende geïniurieert genoech gedaen ende hem mit den sijnode ofte hare gedeputeerden gereconcilieert.

Ende also sijnen kerckenraet volgens haer ampt de voorseijde faulten Burgij niet en heeft gesocht te corrigeren maer veel meer deselve geapprobeert, oock in de voornoomde credentie verclaert eenstemmelicken goetgevonden te hebben dat Mathaeus Burgius haren predicant op de anschrijvinge aen hem gedaen tot Rotterdam niet en soude gaen om voor eenige gedeputeerde des particulieren Suijthollantschen sijnodi te compareren ofte binnen te staen ten ware haer gepresteert wierden seeckere ongefondeerde conditiën, welcke sij stipuleren ende dese vergaderinge voorschriven om te verhoeden dat niets tot nadeel (gelijck sij seggen) van haren predicant ende dienvolgens van de gemeente worde geattenteert ende gedaen. Soe is ’t dat de vergaderinge denselven kerckenraet, te weeten ouderlingen ende diaconen, mede ontslaet van hare respective bedieningen ende belast de qualiteijt ende name van ouderlingen ende diaconen datelick aff te leggen ende stelt in hare plaetse den kerckenraet der contraremonstranten deselve last ende opsicht der kercken van Sevenhuijsen, bevelende, approberende mede hetgene dat bij haer ende de classe der contraremonstranten van Schielant in ’t beroup haerer predicants is gedaen, verstaende dat hetselve sal stad grijpen.

Aldus geresolveert ende gearresteert ter vergadering voorseijd in Rotterdam desen 28en februarij anno 1619.

Franciscus Junius, predicant in Hillegersberch.

Den 22en februarij is Franciscus Junius, predicant in Hilgersberch, ontboden sijnde, binnengestaen ende sijn de beschuldigingen hem te laste geleijt voorgedragen door de broeders des protesterende classis, als van de onwettelickheijt sijns beroeps op Hillegersberch, van neffens de andere remonstranten niet behoorlicke hem gestelt te hebben tegen confusie, lasteringen, als bij namen tegen de lasteringen Slatij, die hij oock gedoocht heeft dat in sijnen dorpe te koop sijn omgeroepen etc.

De vergaderinge angehoort hebbende de voorseijde clachte ende de verantwoording Junij daerjegens, mitsgaders de mondelinge debatten over d’selve sake bij partijen an wedersijden gevallen, heeft bevonden dat sijn beroep niet ordentelick en is toegegaen als ingestelt wesende van eenen kerckenraet die selffs onwettelick was is, gelijck  oock uijt sijne redenen voor dese vergadering heeft gebleken dat hij ’t stuck van beroeping licht achtede. Dat hij mede sijn debvoir niet gedaen heeft om naer behooren te helpen censureren ende weren de schandelicke lasteringen ende gans quade proceduren Henrici Slatij gedeporteerde kerckendienaer tot Bleijswijck ende andere van gelijcke stoffe in de classe van Rotterdam voorgevallen. Hetwelcke dese vergaderinge in de vrese des Heeren overwegende ende hem van de voorseijde sijne faulte vermaent hebbende, heeft geoordeelt ende geresolveert, gelijck sij oordeelt ende resolveert bij desen, dat den gemelten Franciscus Junius tot Hillegersberch voortaen tot het voleijnden toe van de sijnodo nationael in manieren van geleent predicant sijnen dienst sal continueren, mits dat hij ondertusschen stille ende vreedsaem sich drage. ‘tWelck doende ende d’uijtspraecke des nationalen sijnodi sich onderwerpende, sal na behoorlicke reconciliatie mitte kercke, classe ende sijnode sal beroepelick wesen, ‘tsij in Hillegersberch in gevalle den ouden ende rechten kerckenraet daertoe sal verstaen, so niet op een ander plaetse mits satisfaciërende den classis in examine alsdan op ’t nieuwe an hem te doen.

Belangende sijnen kerckenraet so ouderlingen als diaconen, nadien d’selve onwettelick is gestelt in de plaetse van den ouden ende noijt wettelick affgesettene kerckenraet, verstaet de vergaderinge dat d’selve oock tot het uijteijnde des nationalen sijnodi noch sal werden getollereert, maer dien tijt geëxpireert wesende van haren gepretendeerden dienst datelicken desisteren ende daerna sal den ouden kerckenraet alsnoch wettelick sijnde worden gecontinueert ende haer de regiering der kercke van Hillegersberch in ’t geheel alleen toebetrout ende opgeleijt werden. Ende wort bij desen de classe der contraremonstranten van Schielant belast om sorge te dragen dat dit alles te werck gestelt ende geëffectueert moge worden.

Aldus gedaen ende besloten ter voorseijder vergadering op huijden den 22en februarij anno 1619.

Reijnerus Borremans, predicant in Roon.

Den 22 ende 23 februarij ‘s-voormiddaechs hebben de saecken van Reijnerus Borreman, predicant in Roon, gedient. Denwelcken seeckere beschuldingen wierden te laste geleijt als van dat hij lichtveerdicheijt getoont heeft. Eerst seer urgerende d’afsonderinge der protesterende van de remonstrantsche classe van Rotterdam, daerna selve lichtveerdiche daertoe wederkerende. Item een seker cartabelle van hem in druck uijtgegeven tegen D. Petrum Wassenburgium, predicant in Portugael, noch particuliere mishandelingen tegen denselven Wassenburgium, dat hij oock de kercke in Portugael soude hebben gesocht te beroeren, gesproocken soude hebben tot nadeel van de catechismus, oock van de sijnode nationael etc.

Dese beschuldigingen sijn gededuceert de documenten daertoe dienende geëxamineert ende sijne mondelicke verantwoordingen daertegen punctuelick angehoort.

In de saecken Borremans is op den 1en martij besloten also men hoort dat hij geen stichting doet ter plaetse daer hij staet, dat men sich sal informeren van de gelegentheijt sijner kercke ende sijn tot dien eijnde twee uijt des vergaderinge gecommitteert namentlick D.D. Hogius ende Edsardus, die sondaechs daeran geweest hebben in Roon ende sijne predicatie gehoort ende rapport gedaen an dese vergaderinge van ‘tgene sij gehoort ende gesien hadden.

De vergaderinge te Schiedam sijnde den 5 martij is Reijnerus ontboden ende daer gecompareert, alsoock D. Petrus Wassenburgius.

Reijnerus Borreman gevraecht sijnde off hij bereijt was sijne faulten te bekennen die men verstont bij hem gecommitteert te sijn, seijde daertoe bereijt te sijn daer hij faulte mochte hebben die te bekennen. Voorts viant te sijn van degenen die buijten de vijff articulen gaen ende mit Nicolao Caspari geen gemeenschap te willen hebben, dan de vijff articulen prout iacut toe te staen, evenwel oock bereijt te sijn ’t gevoelen der contraremonstranten te verdragen.

Sijn daerna wederom perticuliere debatten gevallen tusschen hem ende Wassenburgium angaende wie den oorsprong van hen tween geweest is van de disputen tusschen hen beijde gevallen ende van ‘tselve door den druck geopenbaert te hebben ende noch van tusschen gevallene injurieuse propoosten van den eenen tegen den anderen etc.

Is eijndelick bij de vergaderinge geoordeelt dat Borreman Petrum Wassenburgium in eene sake angaende de kercke in ’t gemeen heeft geoffendeert ende daeran gelijck oock aen eenige andere faulten schuldich is. Nochtans also dat men an d’andersijde oock verstaet dat D. Wassenburgium tegen Borreman oock te scherp geweest is ende is bij dese vergaderinge daerover vermaent.

Ende wat Reinerus angaet, hem is angeseijt dat men sijne sake hout in advijs ende midlertijt hem sal hebben te wachten van ophitsing, lasteringen ende clappernijen (also men verstaetont dat hij seer genegen was om in ’t particulier bij de huijsen te gaen praten ende dat seer onvoorsichtelick ende tot nadeel van de politijcke ende kerckelicke regiering deses lants) op peijne so hij contrarie bevonden wiert te doen dat men met hem sal procederen na behooren, dat hij hem ondertusschen disponeren om sich te reconciliëren mit de kercke.

Ende wat angaet de dispute tusschen hem ende Wassenburch gevallen gevraecht sijnde off hij tegenwoordelick bereijt was mit hem te versoenen, heeft verclaert hem leet te sijn dat hij in dispute met hem gecomen was ende dat hij God badt om hem in toecomenden tijt voor sulcx te bewaren. An d’ander sijde D. Wassenburgius verclaerde oock van sijner sijde noode tot dat schriven gecomen te sijn ende dat hij niet dan als ten hoochsten getercht sijnde, daertoe was gecomen.

Sijn beijde vermaent tot goede nabuijrschap. Daerop hebben sij d’een den anderen de hant gegeven ende beijde belooft tot vrede te arbeijden ende malcanderen in vrundschap te bejegenen.

Adriaen Sijmonszoon in Charloijs.

Den 23en februarij heeft men gehandelt van de saecken angaende Adriaen Sijmonsz. in Charloijs. De beschuldingen tegens hem, behalven de generalen hem mit de classe der remonstranten gemeen, waren insonderheijt eenige gedructe boucxkens ende een gedructe cartabelle bij hem uijtgegeven tegen Petrum Wassenburgium, daerinne hij de leraers der gereformeerde kercke diet met de remonstranten en houden ten hoochsten traduceert ende seer schandelick injurieert, gelijck een register van extracten uijt deselffve boucxkens hem voorgehouden is. Daerop men punctuelick sijne verantwoording heeft angehoort ende om beter hem te bedencken is hem uijtstel gegeven tot den eersten martij ende anteeckening der passagiën behandicht.

Den 1en martij is Adriaen Sijmonsz. wederom binnengestaen ende heeft op de passagiën uijt sijne eijgene boucxkens getrocken die hem den 24en februarij waren angewesen sijne verclaringe gedaen, principalick daerop lopende dat hij ’t alleenlick op Wassenburgium hadde geschreven, dat de sake selve in sijnodo nationali wort gedisputeert, dat hij bekende dat de penne te scherp geloopen hadde etc.

Doch also Adriaen Sijmonsz. hemselven niet rechtuijt verclaerde om sijne faulte te willen bekennen ende behoorlicke satisfactie te doen, daerop dese vergaderinge (doch tevergeeffs) gewacht heeft tot op den 4en martij.

So is verstaen dat men met de saecke voorts gevaren is soude ende angehoort hebbende de beschuldinge tegens hem ingebracht, mitsgaders tot verscheijden male sijne verantwoordinge daerjegens in ’t lange ende brede gedaen. Is seeckerlick bevonden dat hij sijne seeckere schriftelicke conferentie nopende de leere tusschen Reijnerum Borremans ende Petrum Wassenburgium, respectivelick predicanten in Roon ende Portugael, sonder weten ende wille van Wassenburgio ende tegens wille van Borremans in druck heeft verveerdicht ende daervooren een voorrede gemaect, waerin hij de voorstanders van de contraremonstrantsche leere t’onrechte traduceert. Namentlick dat sij hun beroepen op de outheijt ende dat sij daerentusschen voortcomen mit een nieu ende vreemt gevoelen, dat sij romen doorgaens dat de ware leere an hare sijde is ende soucken daerentusschen een valsche leere voort te planten, ja dat sij die so wonderlick braveren mit een suver gevoelen, driven nochtans sulcke stucken die grotelicx strecken tot onere Godes, afbreke van eenen christelicken wandel etc. Dat hij hierdoor tegen Wassenburgium hem in contentie geholpen hebbende tegen denselven twee onstichtelicke boucken in druck heeft uijtgegeven (gevult mit vele calumniën ende lasteringen tegen de gesonde leere ende leraers als onder andere.

Dat den doop gelijck die in de gereformeerde kercke mit affvraginge van seeckere vraghen bedient wort bij henluijden anders niet en is dan een timmering sonder fondament ende een gemaecte schaduwe sonder waerheijt, daerdeur het simpel volck jammerlicken wort misleijt en bedrogen mit dat men een leugen doet verclaren.

Item dat eenige gereformeerde leeraers hebben gesustineert dat men de kinderkens niet en behoort te doopen dan onder dese conditie so sij sijn vercoren.

Dat de dienaers dese conditie daerbij moeten doen ende binnensmonts seggen so het is vercoren, wetende niemant anders bij te brengen dan den hoochgeleerden D. Sanchium daerbij vougende.

Ende doen zij dit in ’t bedienen van ’t sacrament des doopsels, ‘twelck naer ’t gemeen gevoelen als een segel des verbonts aen de leere is gehangen, wat wonder is ’t dan, dat sij om de schrickelickheijt van haer gevoelen te verbergen in de leere bedriechelicke handelen mit anders te gevoelen ende schriven, dan sij het volck van de predickstoel voordragen etc.

Ende dat noch meer te verwonderen is, de luijden roepen doorgaens dat haer de remonstranten niet rondelick verclaren ende datter wat achter steect, maer verclaren zij haer rondelick? Voorwaer nee zij en steect hier niet achter? Gewisselick jae, want in haer voorstel so vertonen zij haer alsoff sij alle kinderkens in den staet der onnoselheijt voor salich hielden ende de luijden affvraechden off sij niet en geloven dat se in ’t bloet Christi sijn gereijnicht ende daerom als gereijnichde litmaten sijner kercke behooren gedoopt te werden, maer inwendich gevoelen sij ende houden ’t daervoor dat God van eewicheijt door een onveranderlick decreet het meerendeel der kinderen oock selffs der gelovigen so ten verderve heeft verworpen dat sij niet en connen salich worden, maer wat is dit anders dan die ouders te bedriegen etc.

Item dat God na de leere van eenige onse leraers de kinderkens, oock der gelovige, d’onnosele schaepkens in ’t lichaem haers moeders den duvel tot een proije soude voorwerpen om van hem eewichlick gepijnicht te worden. Item dat God den eenen tot verdoemenisse den anderen ter salicheijt heeft geschapen ende dat die ter verdoemenisse geschapen sijn geen goet doen can helpen ende den anderen geen quaet doen en can schaden.

Item dat de sonde nootsakelicken geschiet ende dat ter eeren Godts, waeruijt hij dan sulcken een besluijt maect dat men niet moet nalaten te sondigen oock mede hem over de sonde niet bedroven maer verblijden omdat se ter eeren Gods geschieden. Mit sulcke ende diergelicke calumniën sijn doorgaens deselve sijne boeckens gestoffeert.

Is mede gebleken dat de voorseijde Adriaen Sijmonsz. magistrum Episcopium tegen wille ende protest van vele leden des classis van Rotterdam ende tegen ’t goetvinden van de gedeputeerde des sinodi heeft helpen beroepen, examineren ende in den kerckendienst van Bleijswijck intruderen. Dat hij Henrici Slatij, gesuccedeert in de voorseijde plaetse Episcopij, onbehoorlicke proceduren ende handelingen niet heeft helpen weren, noch censureren nair behooren.

Omme alle ‘twelcke ende diergelijcke faulte meer tot sijner belastinge ingebracht, d’voorseijde vergaderinge daerop geleth hebbende den voorseijde Adriaen Sijmonsz. van nu aen totten eersten junij naestcomende van alle kerckelicke diensten gesuspendeert heeft ende hem geïniungeert dat hij hem hierentussche bedencke ende door eenige goede broeders des classis beter late onderrechten, opdat hij geduijrende den voorgemelden tijt den classis ende de gedeputeerde des sijnodi behoorlicke satisfactie over sijne begane faulten oock mit openbare wederroepinge van sijne gedructe boucken gedaen hebbende, stichtelicken den kerckendienst wederom sal mogen betreden. Ende in gevalle hij ’t voorgemelde weijgerde te doen ende de resolutie des sinodi nationalis gehouden wordende tot Dordrecht nopende de leere ende kerckenordre niet wilde naercomen, sal hem door ’t oordeel van dese vergaderinge na den eersten junij voorschreven van alle kerckelicke diensten t’eenemael houden gedeporteert. Ende sal gedurende sijne suspentie sijne kercke van Charlois bij de broeders van de protesterende classe van Rotterdam worden bedient.

Aldus gedaen ende geresolveert binnen RotterSchiedam opten 204en martij anno 1619.

Christophorus Hellerus, predicant tot Rotterdam.

Den 25en februarij is Christophorus Hellerus, predicant tot Rotterdam ontboden ende gecompareert.

De beschuldingen tegens hem in ’t bijsonder (behalven de generale) waren insonderheijt van seecker boucxken genaemt Voorloper, daerinne eenige dingen schamperlick ende oock bitterlick geschreven sijn rakende de leere in ’t gemeen alsoock eenige andere propoosten hem te laste geleijt, gelijck oock sijne lichtveerdige veranderinge dat hij als geëxamineert wiert betoonde sich vrij te wesen van de opiniën Armini (want oock doen den kerckenraet van tot Rotterdam sulcke niet en socht ende oordelende dat so eenen sulcken daer quam een pest soude wesen voor de kercke) ende corts daeraen lichtveerdelick hem veranderde.

Doch aleer D. Hellerus tot sijner verantwoordinge gecomen is, hebben de drie predicanten van de stadt versocht gelijckelick binnen te staen mit hun ouderlingen omme an te hooren. ‘tSelve is haerlieden vergunt, doch alleen te mogen comen mit drie ouderlingen.

Die van de zijde der contraremonstranten hebben versocht ’t gebruijck te hebben van ’t classebouck, ‘twelck haer so wel toecomende was als den remonstranten tot noch toe alleenlick in handen van den remonstranten was geweest sedert de scheijdinge. ‘tSelve is hun geaccordeert mits dat die dingen die na de scheijdinge achter waren ingeschreven souden versegelt worden.

Aldus is dan D. Hellerus gecomen tot sijner verantwoordinge ende sijn hem oock extracten uijt sijn bouxken voorgehouden daerop hij sijne verclaringe dede. Meest daerop lopende dat het boucxken corts wederom is ingetrocken, dat hij het niet op de gemene leere der kercke gehadt heeft, maer op Smoutium, dat hij hem in dat boecxken stelde als vermaender tusschen de remonstranten ende Smoutium ende als verhalende maer niet als approberende de woorden der remonstranten.

De vergaderinge, anhoort hebbende d’voorseijde particuliere ende oock generale beschuldingen hierna geroert ingebracht tot laste Christophorij Helleri ende sijne verantwoordinge daerjegens ende op alles ripelicke lettende, heeft bevonden dat hij een onstichtelick boecxken gemaect ende in druck uijtgegeven heeft geïntituleert Voorloper, waerinne niet alleen begrepen sijn seeckere calumniën ende hatelicke consequentiën tot becladdingen der waerheijt, maer oock doorgaens bittere, vilaine ende picante propoosten ofte manieren van spreecken tegens sijnen naesten, oversulcx dat de Edel Mogende Heeren Staten deser landen daerdeur ver…denoorsaect sijn geweest ‘tselve boecxken te verbieden ende te doen intrecken. Dat hij Sijmonem Episcopium tegens wille ende protest van vele leden des classis tegen ’t goetvinden van de gedeputeerde des sinodi in dier tijt (die opgestaen ende wechgegaen sijn) heeft helpen examineren ende tot Bleijswijck in den kerckendienst indringen. Dat hij d’ongesonde leere, d’onbehoorlicke proceduren, handelingen ende lelicke lasteringen Henrici Slatij in de voorseijde plaetse Episcopi gesuccedeert sijnde niet kerckelickerwijse heeft helpen censureren ende na vermogen weren, dair hem niet conde onbewust sijn dat hij tot oorsaecke van sijne sociniaensche gevoelen stonde onder de censure des sinodi van Gelderlant, mitsdien dat sulcx D. Festus op ’t stadthuijs in harer aller tegenwoordicheijt wijtlopich hadde te kennen gegeven ende D. Cloppenburch in een openbare disputatie in tegenwoordicheijt van eenige uijt de magistraet van Rotterdam van Nicolao Grevinchovio ende veel hondert menschen den voorseijde Slatio hadde angeseijt ende gepresenteert datelicken te willen bewijsen. Mitsgaders Smoutius in sijn gedructe bouck, tegens denwelcken hij sijne voorseijde Voorloper gemaect hadde, hadde geopenbaert dat hij tegens kerckenordre ende wille van den kerckenraet van Hillegersberch, niet jegenstaende zij sulcx hem ongeoorloft te wesen mit d’extracten uijt de resolutie des nationalen sinodi naectelick vertoochden, tot verstoringe van de kercke aldaer deur auctoriteijt van de magistraet van Rotterdam, waermede alsoock mit hare dienaers hij vergeselschapt was gecomen, op den predickstoel is geclommen ende de predicatie gedaen heeft, daer de coster ofte schoolmeester hem in sulcke gelegentheijt beswaert vindende de clocke te luijen, men ‘tselve heeft laten doen deur de voorseijde medegebrachte dienaers ende daer Conradus Merkhinius, predicant tot Capelle ten versoucke van de kerckenraet gecomen was om den dienst der kercke in die plaetse waer te nemen. Dat mede uijt sijnen naem seeckere remonstrantiën aen de Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende heeren vroetschappen der stede Schiedam sijn overgegeven, streckende tot belastinge der protesterende classe ende dolerende kercke van Rotterdam ende omme meerder swaricheijt tegen hen te veroorsaecken. Dat hij de harde proceduren bij de magistraet tegens Geselium sijne mededienaer ende tegen de dolerende broeders angeheven niet door goede vermaningen, gelijck hem behoort hadde, heeft helpen weeren. Dat hij oock mede desgelijcx mede niet gesocht heeft te weren de comploterijen ende onderteijckeningen die bij de diaconen opentlick in de kercke aldaer laestmael tot grote beroerte onder ’t volck wierde geprocureert, noch hen daerover niet en heeft helpen naer behooren censureren. De vergadering op dese ende diergelijcke fouten meer tot sijner belastinge ingebracht geleth hebbende, heeft ter oorseacke vandien d’voorseijde Christophorum Hellerum van nu aen tot den eersten junij toe van alle kerckelicke diensten gesuspendeert, ten eijnde hij hem hierentusschen bedencke ende mit de kercke, classe ende sinodo over sijne begane foulten reconciliëre, opdat hij daerna mit meerder stichtinge ende contentement der kercke Christi weder in sulcken plaetse den kerckendienst sal mogen bedienen daer sulcx goet ende dienstelick sal worden bevonden. Ende in gevalle hij gedurende den voorseijde tijt ’t voorgemelde weijgerde te doen, noch de resolutie des sinodi nationalis jegenwoordich gehouden wordende tot Dordrecht nopende de leere ende kerckenordre niet soude willen naercomen ende hem daerna reguleren, sal hem oock door ’t oordeel van dese vergadering na den eersten junij toecomende van alle kerckelicke diensten t’eenemael houden gedeporteert.

Aldus gedaen ende geresolveert tot RotterSchiedam opten 4en martij 1619.

Samuel Lansbergius, predicant tot Rotterdam.

Den 25en februarij na den middach is gebesoigneert in de saecken D. Samuelis Lansbergijus, predicant tot Rotterdam.

De bijsondere beschuldigingen tegen hem waren eerst een boecxken bij hem uijtgegeven genaemt Christelicke anleijdinge tot verdraechsaemheijt, dat hij in de prefatie schrivende an de edele magistraet van Schiedam den gerusten staet der kercke aldaer sochte te troubleren ende in dat boucxken Bullingero t’onrechte nageeft dat hij soude remonstrantsgesint geweest sijn. Wort hem oock noch een ander lasterboucxken sonder naem te laste geleijt, noch dat hij een nieu concept van eendracht gesocht heeft bij verscheijden predicanten in ’t lant te doen onderteijckenen. Dat hij oproerige predicatiën gedaen hadde, tot dien eijnde D. Telingij boeck op den predickstoel gebracht ende daeruijt voor den volcke gelesen dat hij geseijt soude hebben te willen staende houden ende dat de gereformeerde leere nieuwe, grouwelick ende valsch soude sijn.

Item aen een vroupersone behandicht eenich schrift in maniere van extract uijt onse leraers sonder de passagiën an te teeckenen, dienende om den eenvoudigen wijs te maecken hare leere te wesen dat God de onnosele kinderen der gelovigen verdoemen soude etc.

Dese beschuldingen sijn in ’t lange gededuceert ende ’t bewijs daertoe dienende voortgebracht, daerop Samuel Lantsbergius sijne verantwoording puntuelick gedaen heeft.

De vergaderinge angehoort hebbende de voorseijde particuliere ende oock generale beschuldingen hierna geroert ingebracht tot laste van den voorseijde Lantsbergius ende sijne verantwoording daerjegens ende op alles rijpelick lettende, hebben uijt alle omstandicheden ende andere vaste documenten waerachtich bevonden dat hij seecker bouxcken geïntituleert Christelicke anleijding tot vrede ende onderlinge verdrachtsaemheijt heeft gemaect, indruck uijtgegeven ende de E.E. magistraet van Schiedam gedediceert, waerinne hij t’onrechte de leser souct wijs te maecken dat d’eerweerdige ende hoochgeleerde Henricus Bullingerus soude gestaen hebben angaende de vijff questieuse poincten in ’t gevoelen der remonstranten, ‘twelck apparentlick nergens anders toe heeft connen dienen dan om degene die hen nopende ’t voorseijde gevoelen in consciëntie beswaert vonden noch meer te beswaren, hetwelcke oock bij den edele magistraet ontwijffelick angemerct sijnde, hebben hem ’t voorgemelde bouck sonder ‘tselve te willen accepteren weder thuijs gesonden. Dat hij seecker condept van moderatie bij hem ende den sijnen sonder last van de gemene kercken geconcipieert gesocht heeft tegen alle kerckelicke ordre in te voeren ende is daermede tot twemalen toe in de classe van Gorrichem ommegetrocken ende heeft bij den kerckendienaren onder denselven classe parsuasiën gebruijct dat sij ‘tselve soude willen onderteijckenen, ‘twelcke oock nergens anders toe heeft connen dienen dan om de kerckendienaren van de gemene formulieren in de leere aff te leijden ende meerder verwerring in de kercke te veroorsaecken. Dat hij seecker bouxcken Wilhelmi Teeling  doen ter tijt als d’selve de kercke van Rotterdam bij leninge bediende op den predickstoel gebracht heeft ende daeruijt voor de gemeijnten eenige dingen gelesen omme also na alle apparentie de leere van de perseverantie der heijligen lelick ende den dienst van den goeden man aldaer vruchteloos te maecken, mitsgaders meerder beroerten onder ’t volck te causeren. Dat hij Sijmonem Episcopium tegens wille ende protest van vele leden des classis tegens ’t goetvinden van de gedeputeerde des sinodi in dier tijt (die opgestaen ende wechgegaen sijn) heeft helpen examineren ende tot Bleijswijck in den kerckendienst indringen. Dat hij d’ongesonde leere, d’onbehoorlicke proceduren, handelinge ende lelicke lasteringen Henrici Slatij in de voorseijde plaetse Episcopij gesuccedeert sijnde niet kerckelicker wijse heeft helpen censureren ende na vermogen weren. Dat hem niet conde onbewust sijn, dat hij uijt oorsake van sijn sociniaensche gevoelen stont onder de censure des sinodi van Gelderlant, mitsdien dat sulcx Festus op ’t stadthuijs in haerer aller tegenwoordicheijt wijtlopich hadde te kennen gegeven ende D. Cloppenburch in een openbare disputatie in jegenwoordicheijt van eenige uijt de magistraet van Rotterdam, van Nicolao Grevinckhovio ende veel hondert menschen den voorseijde Slatio hadde angeseijt ende gepresenteert datelick te willen bewijsen, mitsgaders Smoutius in sijn gedruct bouck geïntituleert Ja ende Neen hadde geopenbaert.

Dat mede uijt sijnen naem seeckere remonstranten an de Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant ende de heere vroetschappen der stede Schiedam sijn overgegeven, streckende tot belastinge der protesterende classe ende de dolerende kercke tot Rotterdam ende om meerder swaricheijt tegen hen te veroorsaken. Dat hij de harde proceduren bij de magistraet so tegens Cornelius Geselium sijnen medehulper alsoock tegens de dolerende litmaten angeheven niet door goede vermaningen ende intercessiën, gelijck hem toebehoort hadde, gesocht heeft te verhinderen. Dat hij oock desgelijcx niet gepoocht heeft te beletten die comploteriën ende onderteijckeningen die laestmael bij de diaconen opentlick in de kercke aldaer tot grote beroerte onder ’t volck wierden geprocureert, noch hen daerover ende over andere gelijcke onbehoorlickheden niet en heeft na behooren gecensureert. Dat hij om frivole ende beuselachtige oorsaecken tot den voorschreven Suijthollantschen sijnodum, nietjegenstaende hem sulcx door de hoge overicheijt deser lande iterativelicken belast was, niet en heeft willen committeren.

De vergaderinge op dese ende diergelijcke faulten meer tot sijnder belastinge ingebracht geleth hebbende, heeft ter oorsake vandien den voorseijde Samuelem Lansbergium van nu aen tot den eersten junij toe van alle kerckelicke diensten gesuspendeert ten eijnde hij hem hierentusschen bedencke ende mit de kercke, classe ende sijnodo over sijne begane foulte reconciliëre, opdat hij daerna mit meerder stichting ende contentement der kercke Christi wederom in sulcken plaetse den kerckendienst sal mogen bedienen, daer sulc goet ende dienstelick sal worden bevonden. Ende in gevalle hij gedurende den voorseijde tijt ’t voorgemelde weijgerde te doen, noch hem na de resolutie des sinodi nationalis tegenwoordich gehouden wordende tot Dordrecht nopende de leere ende kerckenordre niet soude willen reguleren, sal hem oock door ’t oordeel van dese vergaderinge na den eersten junij toecomende van alle kerckelicke diensten t’eenemael houden gedeporteert.

Aldus gedaen ende geresolveert tot Rotterdam Schiedam opten 4 martij anno 1619.

Franciscus Lansbergius, predicant tot Rotterdam.

Den 26en februarij sijn D. Francisco Lantsbergio, predicant tot Rotterdam in ’t bijsonder te laste geleijt seeckere beschuldingen.

Als een boucxken van hem gemaect, genaemt Examen, dat hij in de dedicatie an de edele magistraet van Delff bedectelick soect den predicant van Delfshaven soect in swaricheijt te brengen.

Dat hij in dat Examen den contraremonstranten toeschrijft de questie van de volhardinge mit soodanige woorden te stellen die sij plat ontkennen ende tot hun beswaernisse eenige dingen seer hatelick stelt ende haerluijden nageeft.

Van sijn ongestadicheijt ende lichtveerdicheijt op een tijt seggende dat Nicolaus vol ketterijen was, op ander tijt dat hij sijn gevoelen voor beter hielt als ’t sijne.

Dat hij t’Amsterdam in de vergadering der predicanten ginck onwaerheijt verhalen van D. Smoutio ende naderhant te Rotterdam daerna gevraecht sijnde, ‘tselve wederom ontkende.

Oock van de litmaten der dolerende kercke tot Rotterdam nageseijt angaende dat se iet souden driven ‘twelck sij nochtans niet conde waermaken.

Dat hij geseijt heeft dat in de Confessie wat staet dat pelagiaensch is.

Dat het gevolen D. Gomarij ende Smoutij duivels is.

Dat hij op den biddach tegen de sijnode uijtgevaren is.

Dat hij ende sijnen sone ad sijnodum particularem niet hebben gecommitteert.

Dat hij tot eenen van degene die van Rotterdam te Schiedam ten heijligen avontmale gingen geseijt heeft dat het broot te Schiedam beter moste sijn etc.

De vergaderinge aengehoort hebbende de voorseijde particuliere ende generale beschuldigingen hierna geroert ingebracht tegens den voorseijden Lantsbergium ende sijne verantwoording daerjegens mitte debatten ten wedersijde gevallen ende op alles rijpelicken lettende, hebben uijt alle omstandicheden ende andere vaste documenten waerachtich bevonden, dat hij mit sijne lichtveerdige veranderinge in leere ende verscheijden andere handelingen een grote oorsake is geweest van de swaricheden, drovigen separatiën ende onheijlen in de kercke van Rotterdam voorgevallen. Als bij exempel dat hij op d’eene tijt van Nicolao Grevinckhovio getuijcht heeft dat hij so vol ketterie was als een eij vol suvels ende een padde vol fenijns ende van seeckere sijne predicatie in dewelcke hij Nicolaus gedreven hadde de vrije wille, dat hij wel wilde om een lit van sijn cleijnste vinger dat d’selve predicatie van hem niet gedaen en ware. Op een ander tijt wederom dat hij ’t gevoelen Nicolai (soveel ‘tselve hem bekent was) wel wilde onderteijckenen, dattet selve beter was ende stichtelicker de gemeijnte voor te dragen als ’t sijne. Dat hij Nicolaum solange wederstaen hadde totdat hij in consciëntie van hem overwonnen sijnde niet langer en mochte. Item dat hij op d’eene tijt D. Adrianum Smoutium tot Amsterdam in de vergaderinge des kerckenraets over eenich punct der leere grotelicx beschuldicht heeft ende op een ander tijt sulcx geseijt te hebben wederom ontkent, daerna bekent, maer mits quade onderrechting ende vergetelheijt sijner memorie (so hij seijde) geëxcuseert heeft.

Item dat hij op d’eene tijt onbehoorlicke van de confessie der Nederlantsche kercke heeft gesproken, seggende datter ijets in stonde dat ketters ende pelagiaens was ende nu genoemt den 14en articul in deselve, maer daerbij voegende dat hij door ’t lesen van een onser doctoren mit namen Rudolphus Gualterus daerinne was gecontenteert.

Dat hij de litmaten van de dolerende kercke binnen der voorseijde stede Rotterdam heeft t’Amsterdam ende elders mit calumniën beswaert als dat sij dreven schriftelick ende mondelick dat de sonde door aenporringen ende andringingen van den eeuwigen raet Gods moeten geschieden haer t’onrechte impingerende oock met onderteijckening sijns hants dat uijt hare leere volcht dat God een autheur zij van de sonde. dat hij van ’t gevoelen D. Gommari ende Smoutij nopende de godlijcke predestinatie geseijt heeft ende noch seijde dat mach de droes leeren. Dat hij seer spottelicken van ’t broot des heijligen avontmaels heeft gesproocken tot de lidmaten die hare communie hielden tot Schiedam, als namentlick dat hij den backer soude belasten haer beter broot te backen opdat men niet soude behouven om broot na Schiedam te loopen. Dat hij in sijne gemaecte ende gedructe boecken geïntituleert Examen ’t gevoelen der contraremonstranten uijt de conferentie niet getrouwelick verhelt ende ’t verschil so vercleijnt heeft dattet niet soude meriteren ’t schrappel van een nagel, welck boeck oock nergens anders toe gedient en heeft dan om ’t gevoelen der remonstranten in de kercke in te voeren ende vele eenvoudige daermede te besmetten.

Is oock bevonden dat hij Sijmonem Episcopium tegens wille ende protest van vele leden des classis tegen ’t goetvinden van de gedeputeerde des sinodi in dier tijt (die opgestaen ende wechgegaen sijn) heeft helpen examineren ende tot Bleijswijck in den kerckendienst indringen. Dat hij d’ongesonde leere ende onbehoorlicke proceduren, handelingen ende leelicke lasteringen Henrici Slatij, in de voorseijde plaetse Episcopij gesuccedeert sijnde, niet kerckelickerwijse heeft helpen censureren ende na vermogen weeren, daer hem niet conde onbewust sijn dat hij uijt oorsaecke van sijne sociniaensche gevoelen stonde onder de censure des sinodi van Gelderlant, mitsdien dat sulcx D. Festus op ’t stadthuijs in haer aller tegenwoordicheijt wijtlopich hadde te kennen gegeven ende D. Cloppenburch in een openbare disputatie in tegenwoordicheijt van eenen uijt den magistraet van Rotterdam, van Nicolao Groovichovio ende veel hondert menschen den voorseijde Slatio hadde angeseijt ende gepresenteert datelicken te willen bewijsen, mitsgaders Smoutius in sijn gedruct boeck geïntituleert Ja ende Neen hadde geopenbaert. Dat mede uijt sijnen naem seeckere remonstrantiën an de Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant ende heere vroetschappen der stede van Schiedam sijn overgegeven streckende tot belasting der protesterende classe ende dolerende kercke van Rotterdam ende omme meerder swaricheijt tegen hen te veroorsaecken. Dat hij de harde proceduren bij de magistraet soe tegens Cornelium Geselium sijne medehulper alsoock tegens de dolerende litmaten angeheven niet door goede vermaningen ende intercessiën (gelijck hem toebehoort hadde) gesocht heeft te verhinderen.

Dat hij oock desgelicx niet gepoocht heeft te beletten die comploterijen ende onderteijckeningen die laetstmael bij de diaconen opentlick in de kercke aldaer tot grote beroerten onder ’t volck wierden geprocureert, noch hen daerover ende over andere gelijcke onbehoorlicheden niet en heeft na behoren gecensureert.

Dat hij om frivole ende beuselachtige oorsaken tot den voorseijde Suijthollantschen sijnodum. niettegenstaende hem sulcx door de hoge overicheijt deserc lande iterativelicken belast was. niet en heeft willen committeren.

De vergaderinge op alle dese ende diergelijcke saken meer tot sijner belastinge ingebracht in de vrese des Heeren geleth hebbende, heeft ter oorsaecken vandien verstaen ende geoordeelt dat d’voorseijde Franciscus Lansbergius ten minsten gemeriteert heeft van alle kerckelicke diensten gesuspendeert te worden ende dat van nu an totdat bij den sijnodum nationalem tot Dordrecht over de vijff questieuse poincten sal geoordeelt ende uijtspraecke gedaen wesen. Maer indien bij de Edel Mogende Heeren Staten van dese landen ende de respective magistraten derselver stede om seeckere politijcke insichte tegen ’t voorseijde kerckelick oordeel soude gevonden worden, dat noch bij provisie één van de remonstrantsche predicanten voor seeckeren tijt in den kerckendienst aldaer soude continueren. So vind dese vergadering bij de meeste stemmen om seeckere consideratiën op ’t believen van Hare Edel Mogenden ende d’voorschreve respective magistraten goet, dat met surchantie van dese sententie voor eenen tijt ‘tselve gedaen worde bij de voorschreve Franciscum Lansbergium ende dat in sulcken plaetse als daertoe bij deselve magistraet sal worden gedestineert, mits dat hij geen veranderinge doen sal in de tegenwoordige sijne kerckenraet, noch niemant in sijne stede sal laten predicken dan mit consent van de voorseijde magistraet.

Aldus gedaen ende geresolveert binnen der stede RotterSchiedam opten 4en martij anno 1619.

Na de voorschreve beschuldingen tegens elcx in ’t particulier sijn oock voorgestelt de navolgende generale beschuldingen jegens de voorseijde drie predicanten binnen Rotterdam, mitsgaders jegens eenige van buten voornamelick Mattheum Borgium, predicant in Sevenhuijsen, ende Adriaen Sijmonszoon, predicant in Charloijs, die oock doen ter tijt binnegestaen sijn om hun neffens d’andere daerinne te verantwoorden.

Generale beschuldinghen.

D’welcke hun gelijckelicken sijn voorgedragen uijt name des protesterende classis.

Als dat se tegens alle wettelicke ordre m. Sijmonem Episcopium eertijts in den dienst hebben ingedrongen.

Dat sij tegens alle ordre de kercke in Hillegersberch hebben beroert bij namen dat D. Hellerus vergeselschapt mit den officier ende sijne dienaers als bij violentie tegens danck des kerckenraets de classicale ordre heeft gaen verbreken ende den stoel occuperen.

Dat Henricus Slatius staende onder censure van de sijnode in Gelderlant bij henluijden tot den kerckendienst in Bleijswijck is ingevordert.

Dat sij twee remonstrantiën hebben overgelevert, eene an de Edele Heeren staten, d’andere an de edele magistraet tot Schiedam tot merckelicke beswaringe dergener die mit hen niet conden vergaderen.

Dat sij classicale vergaderinge hebben bliven houden mit lasteraers der gereformeerde leere.

Dat zij hun debvoir niet gedaen hebben om door intercessie de harde proceduren tegen Geselium ende andere gepleecht voor te comen.

Dese beschuldinge sijn in ’t lange ende brede gededuceert, de documenten geëxamineert ende heurluijder verantwoordich[42] op elck punct is oock angehoort.

Ende eijntelick daerover gesententieert sulcx medebrengt in ’t brede elcx heure particuliere sententie gestelt hiervooren achter elcx particuliere beschuldigingen.

Naedat d’voorseijde beschuldigingen ende verantwoordingen daerjegens affgehoort waren.

Sijn op den eersten martij binnengestaen drie ouderlingen der remonstranten, seggende last te hebben van heuren kerckenraet om te versoucken an dese vergaderinge dat hunne predicanten mochten gelaten worden ten minsten tot het eijnde toe des sijnodi nationalis, alsoe sij daervan oock hebben ’t woort van Sijne Excellencie, dat zij seer vele litmaten ende toegedane hebben, dat de predicanten hun oock vroom ende stil gedragen hebben ende de gemeente tot gehoorsaemheijt der overheijt vermaent.

Daerop is haerlieden geantwoort dat men de predicanten gehoort heeft ende nu oock heurlieder versouck dat men op ’t een sowel als op ’t ander sal letten ende daerinne handelen mit aller voorsichticheijt ende in alles letten op de eere Gods ende stichting der kercken.

Robartus Audert, predicant tot in Capelle.

Robertus Audart, predicant tot Capelle, geciteert sijnde is voor dese vergaderinge gecompareert.

Gevraecht na sijn beroep toonde attestatie van burgemeesteren van Rotterdam van anno 1613 den 6 december datter een beroep was geweest gestelt den ambachtsheer, gerechte ende kerckenraet, maer dat het op ’t stadthuijs was verleijt ende niet te vinden.

Gevraecht off hij op ’t sijnodum tot Delff heeft gecommitteert, segt neen.

Is opgelesen den brieff ad sijnodum die hij mit Nicolao, Slatio, Burgio ende noch eenen onderteijckent hadde, daerin stont dat sij sich niet wilden moeijen noch met de nootwendicheijt van de Delffsche articulen noch mit de onverdragelicheijt van de tegenstellinge derselver.

Verclaren oock de sijnode hare formele partije.

Hij segt den brieff onderteijckent te hebben maer niet te weten wie hem gemaect hadde, dan heeft hem horen lesen. In den brieff beroepen sij sich op de bedenckinge des classis van leijden, nochtans die noijt gelesen te hebben. Dan na de middach seijde hem bedacht te hebben, dat hij se immers hadde horen lesen.

Is hem daerover aengeseijt dat hij censure verdient heeft deur dien brieff, evenwel dat de vergaderinge dese sake vooralsnoch in bedencken houd. Is daerop gedimmitteert ende vermaent hem stille te dragen, vriendelick te confereren mit den contraremonstranten ende hem sijnodo nationali t’onderwerpen.

Twee huijslieden, sijne assistenten sijnde, gaven hem getuijchenisse van modestie.

Is oock den remonstranten affgevraecht off sij ijet hadden inne te brengen tegen de contraremonstranten ende haer angeseijt dat de vergadering daerop so wel soude letten als op de beschuldigingen tegens de remonstranten. Doch is niets ingebrocht tegen den contraremonstranten, alhoewel de vergaderinge interativelicken den remonstranten vermaenden so se ijet hadden dat sij ’t behoorden inne te brengen opdat alle ergernissen mochten naer behoren wechgenomen worden.

In dese classe van Schielant

Matheus Adriani predicant tot Sevenhuijsen, gedeporteert met sijnen kerckenraet;

Adriaen Sijmonsz. in Charlois, gesuspendeert;

Franchoijs Lansbergius, die predicken sal tot uijteijnde des sinodi nationalis, Christophorus Hellerus, Samuel Lansbergius, predicanten tot Rotterdam, gesuspendeert;

Adriaen Jansz. tot IJselmonde, heeft angenomen schultbekentenisse te doen;

Casparus Caprarius in Pernis, wederom tot een lid des classis aengenomen;

Franchiscus Junius in Hillegersberch, sal dienen als een geleent predicant en sijnen kerckenraet na 1en junij van de dienst affstaen.

Incidenten voorgevallen terwijle men de classe van Rotterdam was visiterende.

Schravenhage ende Schiedam [i.m.]

Sijn binnengestaen vanwegen der gemeente in ’s-Gravenhage D.D. Lamotius ende den advocaet Glarges ende vanwegen der gemeente in Schiedam D. Eleasar Swalmius mit twee uijten kerckenraet ende twee uijt den magistraet aldaer.

Die van Den Hage hebben verhaelt hoeverde zij geprocedeert waren in ’t beroup D. hugonis Beijerij tegenwoordich predicant tot Schiedam totten kerckendienst in ’s-Gravenhage. Dat dat beroep op goede reden gefondeert was ende van Beijero geaccepteert ende dat zij nu lange angehouden hadden dat Beijerus van Schiedam mochte gedimitteert worden. Dat den kerckenraet tot Schiedam alrede daertoe hadde geconsenteert. Dat nu alleen resteerde om te hebben ’t consent van den edele magistraet aldaer. dat zij an dese vergaderinge versochten te willen de dimissie D. Beijeri tewege brengen also bij ’t lange uijtstel de kercke van Den Hage seer was geïnteresseert.

Die van Schiedam, sowel van den kerckenraet als van de magistraet, antwoorden dat als die van Delff beroep op D. Beijerum gedaen hadden, de sijnode tot Delff geoordeelt heeft dat hij alsnoch t’Schiedam sal blijven, uijtwisende de acte daervan sijnde, beroepen sich daerop dat die acte niet en is voldaen. Daerjegens excipueerde partije dat den kerckenraet als hun woort wechgegeven hebbende, nu geen seggens meer daerin en hadden ende wat angaet die acte, dat daerinne simpelick stont dat Beijerus vooralsnu daer noch soude blijven sonder tijt uijt te drucken hoe lange.

Dat den kerckenraet seijde hem geadmitteert te hebben op ’t goetvinden des magistraets, nu dewijle den magistraet reden hadde om niet te consenteren dat sij daermede wederom op hun geheel waren, so is de dispute gebleven off die acte voldaen was ofte niet.

Na den middach beijde sijden binnengestaen sijnde sijn gevraecht off sij de saecke deser vergaderinge wilden submitteren. Die van Schiedam hebben wel willen submitteren voor soeveel angaet de verclaringe off de acte voldaen is off niet, maer niet de sake ten principale als niet sijnde daertoe gelastet.

De partijen wederom uijtgestaen sijnde, is bij de vergaderinge daerover beraetslaecht ende D. Beijerus daerop gehoort, die seijde redenen te hebben waerom hij de beroepinge hadde angenomen dan so hij daerinne misdaen heeft dat den tijt wat cort was na d’uijtspraecke des Delfschen sinodi doen hij ’t beoep annam, dat hij daerover bereijt is sijne censure te dragen. Hij seijt de gelegentheijt tegenwoordich sulcx te wesen, dat so hij wijslick wilde handelen liever hem in vruntschap soude dimitteren als op eenige manieren langer te houden.

Is hierop eijndelick beijden pertijen angeseijt dewijle de gecommitteerde van Schiedam geen volle machte hadden om de sake ten principalen te handelen, alleenlick om te hebben declaratie off de acte voldaen was ofte niet, dat tegenwoordichlick daervan geen eijnde can gemaect worden. Dan als hare besoignen te Rotterdam souden affgedaen sijn dat sij over Schiedam souden reijsen, dat die van Schiedam souden gelieven tegens dien tijt volcomen last te procureren om de sake ten principale te laten dienen.

Bleijswijck [i.m.]

Is binnengestaen op den 22en februarij eenen ouderling der kercke van Bleijswijck vertonende dat den kerckenraet Slatij in Bleijswijck hem noch droech als kerckenraet, datter seeckere accusatiën tegens haer sijn, heeft gevraecht hoe men daerinne soude handelen. Is goetgevonden dat de beschuldingen sullen van de classe in ’t net gestelt worden ende an dien kerckenraet gesonden mit eene missive van dese vergaderinge daermede sij ofte haren gecommitteerde geciteert sullen worden om tegen dingsdach voor dese vergaderinge te compareren.

Den 26en februarij sijn binnengestaen beijde kerckenrade tot Bleijswijck ende is van de classe der contraremonstranten wegen tegen Slatij kerckenraet ingebracht der beschuldingen tegens haer tot ses articulen toe. Als dat sij Slatio hebben toegestaen de abuijsen ende quade feijten Slatij, dat sij gewaerschout sijnde dat Slatius gesuspendeert ende eenen sociniaen was, daer niet tegens hebben gedaen, dat sij op hun eijgen hant nadat Slatius wech was de lidmaten hebben versocht ende vermaent tot Rotterdam ten avontmael te gaen etc. Daerop hunnen verantwoordinge angehoort sijnde, heeft men haer gevraecht off sij willichlick wilden desisteren, dan off sij liever hadden d’uijtspraecke te verwachten. Hebben geseijt liever d’uijtspraecke te verwachten.

Aldus de vergaderinge op alle ‘tgene an wedersijden verhaelt was geleth hebbende, heeft geoordeelt dat dien kerckenraet Slatij noijt wettelicken kerckenraet geweest hebben, noch oock voor sodanige mogen erkent worden ende derhalven voortaen sowel diaconen als ouderlingen van alle kerckelicke diensten sullen desisteren ende de kerckelicke instrumenten an den anderen kerckenraet overgeven ende die diaconen ten eersten reeckeninge doen ‘tgene der diaconije toebehoort an d’andere diaconen overleverende. Ende sijn vermaent naerstelick ten gehoor te comen ende sich mit de kercke te versoenen.

Berckel [i.m.]

Sijn binnengestaen op den 27en februarij D.D. Cornelius Joannis, predicant in De Ketel, ende Gregorius Adriani, predicant in Overschie, mit twee uten kerckenraet ende vier lidmaten van Berckel. Verhalende van seeckere nieuwe contentie te Berckel geresen tusschen Swanium ende die van de kerckenraet over de acte der schultbekenning bij dese vergaderinge D. Swanio, predicant in Berckel, opgeleijt, welcke den kerckenraet begeerde dat in ’t kerckenbouck geregistreert soude worden, maer Swanius daerinne gedifficulteert, onder andere geseijt dat de acte so se daer lach vals was. dat die van den classe sulcx verstaende hebben twee daer gesonden, die ’t oock also hebben bevonden geschiet te sijn, hebben daervan oock notariale certificatie beleijt. Sij vragen wat men daerinne doen sal.

Is hun geantwoort dat dese vergaderinge tot allen tijden de acte sal maincteneren ende middelertijt den classe belast wort om beijde partijen te hooren ende te sien of se de saecke connen beslechten. So niet, dat dese vergaderinge het hare daerinne sal doen.

Stangerus [i.m.]

Is oock geclaecht over Stangerum dat hij in Schipluij het kerckenbouck weijgert over te leveren ende pretendeert dat hij ’t den heere van Genenburch heeft behandicht.

De vergaderinge stelt het uijt om eerst informatie daervan te nemen.

Blijvenburgius [i.m.]

Is den 4en martij binnengestaen Henricus Blijvenburgius, gesuspendeert predicant van Soetermeer, versouckende dat sijne suspensie soude mogen geprolongeert worden om eerst de resolutie des sinodi te mogen sien ende hem daerop te bedencken om tot reconciliatie te nucomen.

Daerop hem geantwoort is dat men dat niet raetsaem vind, selffs ten aensien van sijn totelick proffijt, ende oock niet wel doenlick is, dat men meent dat het sijnode mationael haest eijndigen sal.

Hage ende Schiedam [i.m.]

Den 2en martij, also de vergadering tot Schiedam geleijt was, zijn daer gecompareert den kerckenraet van Schiedam ende eenige uijt den magistraet. Ende sijn binnengestaen vanwegen der gemeente van ’s-Gravenhage de heeren advocaet Glarges ende N. Hondius, oude-ouderlingen mit credentie des kerckenraets aldaer, onderteijckent Roseus. Hebben verclaert nu wederom te verschijnen om eijndelick te verwerven de dimissie D. Beijeri dien sij tot haren kerckendienaer beroepen hadden.

Nadat aen wedersijden debatten gevallen waren off den kerckenraet die al van tevoren tot de dimissie Beijeri op ’t believen des edelen magistraets hadden geconsenteert noch daerinne te spreecken hadden, is bij die van den magistraet geseijt dat het D. Hugonem raect ende niet die van Den Hage. Namentlick off hij de sijnodale acte voldaen heeft dan niet. D’acte is opgelesen gedateert 1618 den 27 octobris ende den brieff van beroep was gedateert den 17 november daeran, sulcx dat de spatie tusschen beijden maer was ontrent drie weecken. Dan die van Den Hage allegeren dat in de acte staet vooralsnu, dat dat juijst geen langen tijt beteijckent dat hij noch tot Schiedam soude moeten blijven.

D. Beijerus heeft tot sijnder verantwoording geseijt dat den kerckenraet tot Schiedam doen ’t beroep wierde getoont hem niet eens hebben vermaent van dat hij de acte niet soude voldaen hebben. Soe sij dat doen ter tijt gedaen hadden dat hij hem daerop hadde mogen bedencken. Dat het hem vreemt dunckt dat sij nu sulcx voor de classe ende voor dese vergaderinge inbrengen. Dat sijne intentie het bedingen van die acte anders niet geweest is, dan dat hem t’allen tijden simpelick vrij soude staen een ander beroep an te nemen. Dat hij oock wel den edele magistraet gevraecht heeft hoevele tijts daer noch aen ontbrack om de acte te voldoen, doch hem noijt tijt genoemt te sijn, meent dat de acte behoort verclaert te worden als voldaen. Dat hij alsnoch vraecht hoeveel tijts datter aen ontbreect.

Die van Den Hage seijde d’exceptie ongefondeert ye sijn, begeren vuijtspraecke off de acte voldaen is ofte niet.

Hierop de vergaderinge delibererende heeft beijde pertijen aengeseijt, also die van Schiedam selve geseijt hadden dar de acte D. Beijerum alleen raecte ende dese vergaderinge nu hadde te spreecken niet van ‘tgene D. Beijerum alleen aengaet maer van ’t beroep ‘twelck die van Den Hage op sijnen persoon gedaen hadden, dat men verstaet dat die exceptie nopende de acte de sake ten principalen niet behoort terugge te houden maer dat men an wedersijden de redenen ten principalen sal voorstellen ende wat de acte aengaet dat daerna daerop sal achtinge genomen werden na behooren. Is uijtgestelt tot ’s-anderendaechs.

Den 3en martij beijde pertien binnengestaen, hebben die van Schiedam eijndelick hare redenen geproponeert waeromme sij weijgeren D. Beijerum te dimitteren, als dat het groot schandael soude geven over de eenvoudige gemeente. Sijnde henluijden best bekent dat hij hier goede stichtinge gedaen heeft ende noch doet ende wederom door sijn vertreck so vele onstichtinge soude geven. Dat niemant in de gehele stadt hem oijt een quaet opslach gegeven heeft ende noch so seer als oijt tot hem genegen is. Dat dese gemeente vast so groot is dat se die van Den Hage niet en wijct. Dat dese saecke verscheijden predicanten gecommuniceert sijnde, hebben geoordeelt dat D. Beijerus behoort te blijven. Dat als de kercke van Delff, sijnde een van de principaelste ende die van Den Hage in getal overtreffende, op hem beroep hadde gedaen evenwel de sijnode tot Delff gehoude oordeelde dat hij tot Schiedam soude blijven. Dat sulcken oordeel nu vele meer behoorde plaets te grijpen. Dat de acte van de sijnode daerhenen gesien heeft om de gemeente van Schiedam te accomoderen, nu in gevalle hij so haest soude vertrecken en soude d’intentie van de acte geen effect hebben. Eijndelicken dat als hij van Hillegersberch tot Schiedam beroepen wiert dat de gemeente van Schiedam wel op sijn gaven gesien heeft, nochtans oock beneffens dien omdat hij daer als op een schop sat, dagelicx d’een of d’andere swaricheijt van de magistraet tot Rotterdam verwachtende als hem affgesondert hebbende van de classe der remonstranten ende daerom D. Beijerus te meer verplicht is te blijven.

Daertegens die van Den Hage hunne reden hebben verhaelt waeromme sij meenen dat D. Beijerus tot den kerckendienst in Den Hage, daer hij toe beroepen is, behoorde gedimiteert te worden. Als dat een kerckendienaer toegeëijgent der gemeente Christi in ’t gemeen ende daerom behoort tot sulcke plaetse gedimiteert te worden daer men voor de hant siet dat hij meerder vruchten doen sal. Dat ’t getal der toehoorders in Den Hage alsoock communicanten vrij meerder is als tot Schiedam. Dat de qualiteijt der toehoorders in Den Hage oock moet in consideratie comen de heeren regenten des lants ende voornamentlick den persoon van Sijn Princelicke Excellencie, die als gouverneur generael sonder twijffel oock sorge draecht voor ’t welvaren van Schiedam ende niettemin dese verplaetsinge D. Beijeri goetgevonden heeft ende oock ernstelick begeert, dattet niet wel voegen soude hem sulcx te weijgeren. Insgelijcx beijde de hoven die oock ’t beroep hebben geapprobeert ende geoordeelt dat D. Beijerus in Den Hage meer vrucht soude connen doen als tot Schiedam. Dat een grote oorsake deser droviger beroerte geweest gecomen is van Den Hage ende daerom deselve plaetse behoort mit bequame kerckendienaers versien te worden. Dat als D. Beijerus van Schiedam na Den hage vertrect, daerom Schiedam sijnen dienst niet t’eenemael en verliest, want hij in Den Hage sijnde tot dienst van alle heren gecommitteerde uijt de steden sal wesen, maer tot Schiedam sijnde dat sijnen dienst niet verder uijtstrect als binnen de muijren. Dat in Den Hage meer oogst is ten aensiene van de grote confluentie des volcx. Dat D.D. Udemans, Treglandius, Festus ende Latius geoordeelt hebben dat hij in Den Hage meer vrucht soude doen. Dat men oock behoort te letten op de genegentheijt D. Beijeri die tot dat beroep van Den Hage wel gesint is. Hebben oock de voorverhaelde redenen bij die van Schiedam geallegeert, gepoocht te refuteren ende sijn daerover an wedersijden debatten gevallen.

D. Beijerus daerna alleen binnengestaen sijnde ende gevraecht hoe hij gesint is ende wat redenen hij heeft. Hij seijt eer hij ’t beroup aennam eerst gecommuniceert te hebben met andere voornamelijcke predicanten van ’t lant, die verclaerde ‘tselve oock stichtelick te vinden. Dat hij gesien heeft op de wettelickheijt des beroeps ende also alle reden ende omstandicheden overleggende resolveerde dat an te nemen ende daerna oock tweemalen acte van sijne hant verleent. Dat hij daerbij persisteerde dat hij wel geen onlust tot sijne gemeente van Schiedam heeft, alleenlick door redenen hem heeft laten bewegen tot het vertrecken, so de reden ongefondeert souden sijn dat men hem ende die van Den hage dat soude moeten te verstaen — geven. Dat het beter geweest hadde dat se hem met vruntschap hadden gedimiteert, dat door het lange anlopen veelehande gepraets onder ’t volck door ontstaet. Doch dat hij hem de vergaderinge onderwierp te bliven ofte te vertrecken.

Eijndelicken is de saecke van d’een en d’andere partije, alsoock van D. Beijero, gerefereert tot de judicature derser vergaderinge die daerover uijtspraecke gedaen heeft in deser vouge.

De vergaderinge op alles in de vrese des Heeren geleth hebbende, heeft goetgevonden een soodanige uijtspraecke daerover te doen. Namentlick dat sij gesien hebbende ’t beroep van de kercke in ’s-Gravenhage gedaen op den persoon D. Hugonis Beijeri, tegenwoordich predicant in Schiedam gedateert den 17en november 1618, ende verstaende dat D. Beijerus ‘tselve beroup datelicken aengenomen ende naderhant hem met acte van sijn hant iterativelick verclaert daerinne te persisteren. Welcke aenneminge des beroeps niet langer als drie weecken gevolcht is na de acte des sijnodi van Delff uijtgesproocken over D. Beijerum angaende dat hij ’t beroep der kercke op hem van Delft op hem gedaen latende varen vooralsnoch soude blijven bij die van Schiedam.

Oordeelt dat sulcke anneminge des beroeps tot den kerckendienst in Den Hage al vrij wat haestich is in ’t werck gegaen. Ende dat D. Beijerus behoort hadde noch den tijt wat in te sien. Niettemin aenmerckende de gelegentheijt van Den Hage daer hij beroepen is ende van de persoonen die ’t beroup gedoen, als dat insonderheijt nodich is ende vele daeran gelegen is dat deselve plaetse mit bequame predicanten worden versien, te meer omdat de christelicke gemeente aldaer niet weijnich uijtgestaen heeft om de suijverheijt der leere te behouden ende daerom alle plaetsen eenichsints gehouden sijn haer de hant te bieden. An d’andere sijde oock de onveranderlicke genegentheijt D. Beijeri tot ‘tselve beroep. Sulcx dat uijt alle omstandicheden niet anders te presumeren is dan dat D. Beijerus voorseijd in toecomenden tijde meer stichtinge ende dinest sal doen in de kercke van ’s-Gravenhage als tot Schiedam ende om andere insichten meer, besluijten de vergaderinge dat die van Schiedam D. Beijerum met vruntscvhappe sullen dimitteren tot den kerckendienst in Den Hage, mits dat tot meerder voldoeninge van de acte des sijnodi Beijerus gehouden sal sijn de kercke van Schiedam noch te bedienen tot den eersten meij toe opdat sij hun midlertijt met een anderen bequamen predicant mogen versien.

Aldus gedaen, besloten ende uijtgesproocken den vierden martij 1619.

[folio 347-348 / ongenummerd]

Acte van approbatie

Den 21en martij 1619.

Op ’t rapport van de politicquen ende ecclesiasticquen uijte sijnode van Suijthollandt nader geleth sijnde, hoewel heure schriftelicke verbael noch niet en was gesien, naer lecturen gedaen van de respective sententiën daerop men gelooft wel te sijn gelet, wort geen swaricheijt gemaect in deselve sententiën ende verstaen dat men de voorseijde gedeputeerde ‘tselve sal mogen aenseggen, gelijcken dat oock is gedaen, ende dat men alle deselve sententiën sal stellen in handen van den collegie van de Gecommitteerde Raden om die mit alle discretie ter executie te leggen ende sunderlinge te letten dat degene aengaende de predicanten ten plattelande mitten eersten mogen worden uijtgegeven ende gedaen effectueren, mits den tijt in de sententie gestelt in plaetse van den eersten meije sal wesen den eersten junij. Maer wat angaet de predicanten in de steden van Leijden ende Rotterdam, dat daerinne niet en soude gedaen worden dan mit voorgaende communicatie ende goetvinden van Sijne Furstelijcke Genade ende van de magistraten van elcx van de voorseijde twee respective steden van Leijden ende Rotterdam mit alle circumspectiën. Wordende mede de voorseijde gedeputeerde vermaent ende bevolen mitten aldereersten heure verbael over te doen leveren.

Lager stont uijtgegeven voor extract auctentijck opten 27en martij anno voorseijd ende was onderteijckent A. Duijck.

[folio 148-149 / ongenummerd]

Alle welcke voorgaende besoignen in den name ende vrese des Heeren begonst ende voltrocken sijnde deur ordre ende commissie sie in ’t hooft van desen uijtgedruct. Is daervan gemaect ende overgelevert dit jegenwoordige verbael in conformiteijt van de voorseijde resolutie van de Edel Mogende Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant hiervooren gestelt.

In oirconden geteijckent den 12en april anno 1619.

Uijt den name van de voirseijde vergaderinge onderteeckent:

Abrahamus Muusholius, praeses;

Michael Hogius, scriba.


[1] Ook bekend als de Kloosterkerk.

[2] Ook bekend als de Grote Kerk.

[3] Bedoeld wordt “procederen”.

[4] “Ante meridiem”.

[5] Bedoeld wordt Mattheus Adriani Burgius, de nog dienstdoende remonstrantsgezinde predikant van Zevenhuizen. Zie hierna …

[6] Terwijl de tekst doorloopt is in margine het cijfer 1 geplaatst.

[7] In margine het cijfer 2.

[8] In margine het cijfer 3.

[9] In margine het cijfer 4.

[10] In margine het cijfer 5.

[11] In margine het cijfer 6.

[12] In margine het cijfer 7.

[13] ‘Wie de Naam des Heren lastert, zal zeker ter dood gebracht worden: de gehele vergadering zal hem stenigen: zowel een vreemdeling als een geboren Israëliet, zal, wanneer hij de Naam lastert, ter dood gebracht worden.’

[14] In margine het cijfer i (romeins).

[15] In margine het cijfer 1.

[16] In margine het cijfer 2.

[17] In margine het cijfer 3.

[18] In margine het cijfer ii (romeins).

[19] In margine het cijfer iii (romeins).

[20] In margine het cijfer iv (romeins).

[21] In margine het cijfer v (romeins).

[22] In margine het cijfer vi (romeins).

[23] In margine het cijfer vii (romeins).

[24] De hele zin is onderlijnd.

[25] ‘A.F.’ staat voor Andries (Andreas) Folckertsz. (Volckertsz.), predikant te Benthuizen.

[26] In margine het (grote) cijfer 1.

[27] In margine het (grote) cijfer 2.

[28] In margine het (grote) cijfer 3.

[29] In margine het (kleine) cijfer 1 (subindeling van het grote cijfer 3).

[30] In margine het (kleine) cijfer 2 (subindeling van het grote cijfer 3).

[31] In margine het (grote) cijfer 4.

[32] In margine het (kleine) cijfer 1 (subindeling van het grote cijfer 4).

[33] In margine het (kleine) cijfer 2 (subindeling van het grote cijfer 4).

[34] In margine het (grote) cijfer 5.

[35] In margine het (grote) cijfer 6.

[36] In margine het cijfer 1.

[37] In margine het cijfer 2.

[38] In margine het cijfer 3.

[39] In margine het cijfer 1.

[40] In margine het cijfer 2.

[41] Bedoeld wordt hier waarschijnlijk ‘ouderling’.

[42] Waarschijnlijk verschrijving voor ‘verantwoording’.

Dit bericht is geplaatst in Bronnen. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.