Franca Treur schrijft integer boek over Zeeuwse gereformeerden

Wie een poging wil doen iets meer te begrijpen van de denk- en leefwereld van ‘zware’  gereformeerden kon al terecht bij Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. Deze schrijver van formaat heeft onlangs zijn vrouwelijke pendant gekregen in Franca Treur, die met haar debuut-roman Een dorsvloer vol confetti een integer portret schetst van het gereformeerde plattelandsmilieu in Zeeland in de jaren zestig en zeventig. Zij doet dit door de ogen van de 12-jarige Katelijne, het enige meisje en de middelste in een gezin met zes jongens.

Hoewel de roman de diepgang en dramatiek mist van Siebelinks meesterwerk, slaagt zij er toch uitstekend in de beklemmende sfeer te schetsen van een familie die dagdagelijks leeft in de vreze des Heeren en met de beknellende onzekerheid van de uitverkiezing. Het verhaal vertoont grote overeenkomsten met het eigen levensverhaal van de schrijfster en mag dan ook in hoge mate als autobiografisch gekenschetst worden. In de – met name protestantse – media wordt vooral aandacht besteed aan haar verklaring dat ze gebroken heeft met de kerk en niet meer in God gelooft. Het breken met de strenge God van haar jeugd leidt voor haar onvermijdelijk tot de conclusie dat God en religie menselijke constructies zijn. Elke poging om zich een mildere God voor ogen te halen is namelijk niet anders dan een constructie in haar hoofd. Het is jammer dat de aandacht van de media zich concentreert op haar apostasie, want Franca Treur verdient op basis van haar integere boek een even integere literair-kritische beschouwing.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.