Nieuw boek over NH Kerk Ootmarsum

Dit jaar is het tweehonderd jaar geleden dat de rooms-katholieken in Ootmarsum dankzij koning Lodewijk Napoleon hun aloude H. Simon enootmarsum Judaskerk terugkregen. Twee eeuwen lang was de kerk gebruikt door de kleine minderheid van protestanten in het Twentse stadje, terwijl de katholieken hun heil moesten zoeken in schuur- en schuilkerken. De protestanten werden niet in de steek gelaten door de koning. Zij mochten een eigen (waterstaats)kerk bouwen, die in 1810 werd gerealiseerd. Op zondag 15 november 2009 werd in deze NK Kerk aan de Ganzenmarkt een boek gepresenteerd, waarin de geschiedenis van deze gemeente uitvoerig uit de doeken wordt gedaan. Het is veelzeggend dat dit boek, uitgegeven door BMS, is geschreven door drie rooms-katholieke auteurs (Bern Morshuis, Hennie Oude Elbrink en Hans Bolscher) en in ontvangst werd genomen door de praeses van de kerkenraad. Ook de burgemeester van Dinkelland (Ootmarsum en Denekamp), Frans Backhuijs, kreeg een exemplaar, alsmede Paul Abels, die het auteurscollectief met advies terzijde had gestaan.

In zijn voorwoord op het boek schrijft Abels: 2009 is het  Calvijnjaar, omdat deze belangrijkste grondlegger van de reformatie in Nederland vijf eeuwen geleden werd geboren. Calvijn en Ootmarsum lijken op het eerste gezicht weinig met elkaar te hebben. Een stad waar de bevolking elk jaar met Pasen zingend en drinkend door de straten trekt om blijk te geven van haar vreugde over de opstanding van de Heer voldoet allesbehalve aan de soberheid en ingetogenheid die de zestiende-eeuwse reformator voorstond. Toch was Calvijn de afgelopen vierhonderd jaar altijd dichtbij in de Siepelstad. De reformatie kon hier pas wortel te schieten, nadat de kogel dankzij prins Maurits in 1597 letterlijk door de kerk was gegaan. Adolf van Besten was een jaar later de eerste gereformeerde dominee die in de oude Simon en Judaskerk de kansel mocht bestijgen. Hij en de tientallen predikanten die in de eeuwen daarna in zijn voetsporen traden, konden echter maar een zeer klein deel van de bevolking bekoren met hun preken. De Ootmarsummer bleef in al zijn vezels katholiek. De Reformatie bleef vooral een zaak van (Breckelenkampse) boeren en buitenlui.

Lang leefden de katholieke meerderheid en de protestantse minderheid langs elkaar heen, hoe klein de stadsgemeenschap ook was. Wel was sprake van een zekere omgangsoecumene, die werd ingegeven door praktische overwegingen. Men kon als boer of ‘ambtenaar’ soms simpelweg niet om elkaar heen. Misschien kregen beide groepen hierdoor zelfs wel een sputter van elkaar mee. Maar onderhuids bleef het ongenoegen knagen. De protestanten moesten tot hun verdriet vaststellen dat hun boodschap maar niet wilde aanslaan. De katholieken morden omdat zij zich moest behelpen met schuurkerken, terwijl de kleine groep gereformeerden (later hervormden geheten) in de veel te royale parochiekerk bijeen mocht komen. Soms kwamen de ongenoegens daarover aan de oppervlakte, bijvoorbeeld toen de legers van ‘Bommenberend, de bisschop van Münster, tot twee keer toe (in 1665 en 1672) de stad in bezit namen en de grote kerk teruggaven aan de katholieken. De bisschoppelijke soldaten verdwenen echter weer net zo snel als zij kwamen, waarna de oude verhoudingen prompt werden hersteld.

Met het verstrijken van de jaren en de opkomst van nieuwe ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap werd het langzaam duidelijk dat de ongelijkheid niet lang meer kon blijven bestaan. In 1795 was ook voor de Ootmarsumse katholieken de lucht zwanger van optimisme. Nadat de Fransen de stad waren binnengetrokken durfden zij met Pasen van dat jaar met veel lawaai de sleutels van de oude kerk op te eisen. Hand in hand zingend gaven zij uiting aan hun vreugde over de nakende vrijheid. Het feest van de opstanding viel hier samen met de wederopstanding van het katholicisme. Ligt hier niet de oorsprong van het vlöggeln?, zo heb ik 25 jaar geleden al eens stoutmoedig durven opperen. Als dat zo zou zijn, dan danken de Ootmarsummers hun inmiddels wereldberoemde Paastraditie niet aan heidense vruchtbaarheidsriten of flaggelerende monniken, maar indirect aan hun hervormde stadgenoten.

Hoe het ook zij, de feestvierders van 1795 waren uiteindelijk toch te voorbarig, omdat de vreemde troepen snel weer wegtrokken. Toch zou het wel een Fransman zijn, in de gedaante van Koning van Holland, die de kerk uiteindelijk teruggaf aan de meerderheid. Het was Lodewijk Napoleon, de broer van de grote keizer, die dit jaar precies twee eeuwen geleden hoogstpersoonlijk naar Ootmarsum kwam om een Salomonsoordeel te vellen. De hervormden werden, zij het luid tegensputterend, gedwongen de oude Simon en Judaskerk terug te geven aan de katholieken. De kleine groep protestanten werd echter niet in de steek gelaten. Zij mocht van de koning een nieuwe kerk bouwen, die meer op maat was voor de kleine kudde. Met deze kerk verwierf de hervorming zich uiteindelijk een eigen en onbetwiste plek in de Ootmarsumse gemeenschap. De verhoudingen tussen hervormden en rooms-katholieken zijn in de twee eeuwen daarna volledig ontdaan van hun scherpe kantjes. Tegenwoordig staan ze niet meer tegenover elkaar, maar zij aan zij in hun streven Gods Woord ook in de toekomst te laten klinken en beide kerkgebouwen voor het nage-slacht te bewaren.

Dit bericht is geplaatst in Nieuws. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.