Verzuiling in het Gouda van de jaren ’50

Lezing gehouden op 7 september 2007 in de Sint-Jozefkerk te Gouda t.g.v. het Open Monumentendagthema ‘Nieuwe bouwkunst’

P.H.A.M. Abels

Welkom in deze kerk, die op het eerste gezicht eerder oogt als een jozeffabriekshal dan als een godshuis. Deze kerk is gebouwd in 1963 en een jaar later ingewijd. Dit gebouw is overduidelijk geen product meer van de verzuilde jaren vijftig, waarover ik vandaag kort iets moet gaan zeggen. Deze architectuur laat zien hoe in de kritische jaren 60 getracht werd de sporen van de verzuiling razendsnel ook letterlijk weg te werken. Deze kerk heeft geen zuilen meer waarachter de kerkganger veilig kan wegkruipen. Hij bevindt zich onbeschut in een grote open ruimte, die weinig meer heeft van de eeuwenoude kerken en ook weinig katholiciteit meer uitstraalt. De protestantse kerken die in die dagen gebouwd werden zagen er niet veel anders uit. Fabriekshallen overigens evenmin.

Hoe anders was dat nog tien jaar eerder. In 1954 werd in alle Nederlandse katholieke kerken een brief voorgelezen van de bisschoppen. Volgens dit zogeheten Mandement werd katholieken ten strengste verboden om naar andere televisie- en radiozenders te luisteren dan de KRO, mochten zij geen lid worden van andere vakbonden dan de katholieke NKV en dienden zij allen te stemmen op de Katholieke Volkspartij. Deze bisschoppelijke brief kan achteraf getypeerd worden als zowel het hoogtepunt als het eindpunt van de verzuiling in Nederland. De meesten van u zijn al redelijk op leeftijd en zullen wel weten wat er bedoeld wordt met verzuiling. Maar dat zal niet lang meer zo blijven, want in de Nederlandse geschiedeniscanon heeft dit begrip, ook na vurige pleidooien van vele historici, helaas geen plek gekregen. Dat is jammer, want de verzuiling heeft ongeveer anderhalve eeuw lang het maatschappelijk leven in Nederland bepaald. Vanaf de gelijkstelling van alle religies in de Franse tijd heeft zich in ons land een proces voltrokken, waarbij de verschillende geloofsrichtingen en levensovertuigingen zoveel mogelijk eigen voorzieningen en instellingen in het leven riepen. Daarmee moest vooral worden voorkomen dat de eigen achterban besmet werd met andere ideeën. Vanaf de scheiding met België in 1840 vormde het Koninkrijk Nederland weliswaar één land, maar tussen de verschillende bevolkingsgroepen liepen diepe scheidslijnen die zoveel mogelijk in stand werden gehouden. Op sommige punten werd daarvoor fel gestreden en geredetwist. Het bekendste in dit verband is de Schoolstrijd. Verschillende religies eisten aan het eind van de negentiende eeuw het recht op om niet alleen eigen scholen te stichten, maar ook om net zoveel geld daarvoor van de staat te krijgen als de openbare scholen. Dit verzuilingsspoor is tot op de dag van vandaag zichtbaar gebleven in onze grondwet, die in artikel 23 de vrijheid van onderwijs garandeert.

In Gouda was de stedelijke samenleving zeker niet minder verzuild dan de rest van Nederland. Ook hier was een duidelijke katholieke zuil aan te wijzen, een protestantse, een socialistische, een liberale en enkele kleinere zuiltjes, zoals de joodse. Goudse katholieken kochten bijvoorbeeld hun brood uitsluitend bij katholieke bakkers en hun melk bij katholieke melkboeren. Zij stemden KVP en keken zij alleen naar de KRO, althans dat bezwoeren zij de pastoor in de biechtstoel. Katholieke werkgevers en werknemers kwamen bijeen in het St.-Aloysiuspatronaat. Ontspanning vond men in de St-Josephvereniging, gezongen werd in zangvereniging Kolping, gebiljart werd bij Excelcior en geturnd bij DOS, etcetera etcetera. Of er in Gouda ook op katholieke wijze geiten gefokt werden heeft de historicus Jan Kompagnie voor zijn bijdrage aan de stadsgeschiedenis niet kunnen achterhalen. Hij, maar ook ik, zijn niet in Gouda opgegroeid, en verschillende van u zullen waarschijnlijk nog veel meer voorbeelden kunnen noemen. Ik zal niettemin proberen enkele terreinen nader te beschrijven, waarop de verzuiling in Gouda sterk zichtbaar was.

Het eerste voorbeeld dat ik wil noemen is mijn geliefde voetbalsport. De oudste voetbalvereniging van Gouda is Olympia, dat met haar oprichtingsjaar 1886 zelfs behoort tot de oudste clubs van Nederland. Deze vereniging is van oorsprong niet verbonden met enige levensovertuiging. Daarmee zou je hem min of meer kunnen rekenen tot de liberale zuil en denk maar niet dat veel protestanten of katholieken hier lid van werden. En socialisten al helemaal niet, want Olympia stond bekend als een eliteclub. Niet voor niets werd er naast voetbal ook cricket gespeeld. Arbeiders hadden vanaf 1919 in Gouda hun eigen voetbalclub, die toepasselijk ONA werd genoemd (Ontspanning na Arbeid). De ligging in het midden van Gouda’s eerste arbeiderswijk, Korte Akkeren, onderstreepte dit volkse karakter – in de goede betekenis van het woord – van de club nog eens extra. Katholieke en protestantse voetballiefhebbers konden uiteraard niet achterblijven. Nog geen jaar later, in 1920, richtte pater A. van den Donk een voetbalclub op die ter ere van hem DONK werd genoemd. Met de letters van zijn naam werd, in iewat gekunsteld Nederlands, een acroniem gevormd dat staat voor Doelt Onversaagd Naar Kampioen. Als laatste richting kregen ook de protestanten in 1934 hun eigen voetbalclub, waarvan de merkwaardige naam Jodan Boys ook weer subtiel verwijst naar de confessionele kleur van de club. Jodan is namelijk een afkorting van Christelijke Jongemannenvereniging Daniël. Zo kon de Goudse jeugd van diverse kerkelijke, politieke en sociale achtergrond met geestverwanten sporten, zonder intensief met andersdenkenden om te hoeven gaan. Katholieken en protestanten kwamen elkaar zelfs als tegenstanders niet op het veld tegen, aangezien de een op zaterdag en de ander op zondag speelde.

In Gouda werd niet alleen gescheiden gevoetbald, maar bijvoorbeeld ook gescheiden gemusiceerd. Van interreligieuze of interculturele harmonie was tot in de jaren vijftig dan ook geen sprake. Protestanten bliezen op hun toeters in Per Aspera ad Astra, katholieken in Sint-Caecilia en socialisten in de arbeidersmuziekvereniging De Pionier. Als illustratie dat de verzuiling eind jaren vijftig in snel tempo afbrokkelde wil ik wijzen op het besluit van het bestuur van De Pionier om in 1957 alle banden met de socialistische beweging te verbreken.

Op twee terreinen heeft de verzuiling in Gouda nog veel langer dan de jaren vijftig diepe voren getrokken in het maatschappelijke landschap: onderwijs en ziekenzorg. Zoals ik al aangaf in het begin is de hardste strijd voor de verzuiling gestreden in het onderwijsveld. Nog steeds hebben de meeste scholen in Gouda een duidelijke confessionele kleur. Nog geen jaar nadat Nederland in 1853 weer eigen bisschoppen kreeg en de organisatie van het katholieke maatschappelijke leven nieuwe vorm en inhoud kreeg, trokken de eerste nonnen naar Gouda om er scholen te stichten. Het waren de zusters Franciscanessen van Oudenbosch die hier aan de Westhaven daartoe een RK Inrichting van Liefdadigheid oprichtten. Tot op de dag van vandaag zijn er banden van het Goudse Rooms-Katholieke Schoolbestuur met Oudenbosch. Vroeger kon je uit de namen van de scholen al afleiden dat het om katholieke scholen ging. Zo waren er hier de Roncalli-school, genoemd naar paus Johannes de 23ste, de Regina Mundi, de St.-Franciscusschool, de Mariaschool en de kardinaal Alfrinkschool. Het is kenmerkend voor de ontzuiling dat katholieke scholen zich tegenwoordig hoofdzakelijk tooien met nietszeggende namen als de Bijenkorf, de Goudsbloem en ’t Carillon. Wel heeft het katholiek middelbaar onderwijs in Gouda met Sint-Anthonius zijn oorspronkelijke naam behouden. Een voor Gouda unieke ontzuilingsstap in het onderwijs werd gezet in 1993 toen twee katholieke en één protestants-christelijke basisschool fuseerden tot de interconfessionele basisschool De Triangel.

Een dergelijke toenadering is voor Gouda des te opmerkelijker, aangezien de meeste scholen altijd strak hebben vastgehouden aan hun confessionele kleur. In het bijzonder ging en gaat dit op voor het gereformeerde Driestarcollege, dat Gouda heeft gemaakt tot een van de belangrijkste onderwijscentra in de uiterst behoudende spectrum van het protestantisme. De komst van deze school naar Gouda voltrok zich uitgerekend in die verzuilde jaren vijftig, toen de gereformeerde gemeenten zich als gevolg van de Watersnoodramp in Zeeland gedwongen zagen om te zien naar een locatie elders. Voor leerlingen van een wat minder orthodoxe protestantse signatuur was en is er in Gouda het Christelijk Lyceum de Goudse Waarden. Voor socialisten en liberalen waren er de Goudse Scholengemeeschap en het Coornhert Gymnasium. Tussen beide scholen liep echter wel weer een sociale scheidslijn, die enkele jaren geleden nog scherp genoeg was om een beoogde fusie af te wenden en het elitaire karakter van het Coornhert te behouden.

Fusies zijn in Gouda vaker stukgelopen of ernstig vertraagd door de zeer sterke verzuiling in deze stad. Het meest duidelijk komt dit naar voren op het terrein van de ziekenzorg. Dat Gouda als een van de weinige middelgrote steden van Nederland nog geen modern en goed uitgerust ziekenhuis heeft, is hier een direct gevolg van. Gouda telde in de afgelopen eeuw verschillende ziekenhuizen. Hervormden lieten zich vanaf 1902 bij voorkeur verplegen in het Diaconessenhuis De Wijk. Speciaal voor de mindervermogenden werd daarnaast in 1910 het Van Ittersonziekenhuis opgericht aan de De La Reylaan. Dat kon dankzij een legaat van twee dochters van directeuren van de Goudse kaarsenfabriek. Dit ziekenhuis werd in 1971 afgebroken ten behoeve van het Bleulandziekenhuis, waar vooral protestants-christelijke en onkerkelijke patiënten verpleegd werden. Katholieken hadden uiteraard hun eigen verpleeginrichting. Stel je voor dat je op het ziekenhuisbed naast een protestant belandde! Het gezegde ‘Twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen’, gold dus zelfs voor in het ziekenhuis. Daarom werd in 1927 het St-Josephziekenhuis gesticht door de Kleine Zusters van de H. Joseph uit Zuid-Limburg. Deze orde, die gesticht was door pater Petrus Joseph Savelberg maakte zich in Nederland zeer verdienstelijk in de ziekenzorg. De zusters, met bruin habijt en zwarte kap en hun kousen en sandalen waren ook in Gouda in de jaren vijftig nog zichtbaar aanwezig in het straatbeeld. Het Paviljoen aan de Graaf Florisweg werd ingericht voor de verzorging van zieken en de opvang van bejaarden. In 1971 werden bejaardenzorg en ziekenopvang gesplitst, toen de ouderen hun intrek namen in een bejaardentehuis hier vlakbij, dat toepasselijk Huize Savelberg werd genoemd.

Over de fusie van de twee grote ziekenhuizen werd al in de jaren zeventig gesproken, maar plannen stuitten steeds weer op veel verzet. Een actiegroep met de niets aan duidelijkheid overlatende naam ‘Tegen de fusie’ deed er alles aan om een samengaan te verhinderen. Beide bloedgroepen bleken bijzonder moeilijk samen te brengen. Pas in 1992 kon de eerste stap gezet worden met de creatie van het Groene Hartziekenhuis, zij het dat de stad anno 2007 nog steeds – maar hopelijk niet lang meer – opgezadeld zit met twee locaties.

Het voorbeeld van de Goudse ziekenhuizen is een fraaie illustratie dat verzuiling diepe wortels kan hebben en desastreus kan uitpakken als dit systeem niet functioneerde op een wijze waarop het levensvatbaar is gebleken. Belangrijk was namelijk dat bij alle scheidslijnen aan de basis er aan de top een vorm van onderling begrip, communicatie en samenwerking was, op basis van gedeelde belangen. Dat dit systeem op andere terreinen in Gouda wel degelijk gefunctioneerd heeft wil ik tot slot illustreren aan de hand van een vereniging die dit jaar haar 75-jarig bestaan viert en waarvan ik al bijna een kwart eeuw lid ben, de Historische Vereniging Die Gouda. Zij werd opgericht in 1932, toen de verzuiling nog volop bloeide. Toch kwamen in dat jaar mannen – en een enkele vrouw – van zeer diverse achtergrond bijeen in café Het Schaekbord aan de Kleiweg om zo’n vereniging voor oudheidliefhebbers op te richten. Zij aan zij aan de toog zaten daar mensen als de streng-gereformeerde zakenman Muijlwijk, de bruin gepijde pater Dalmatius van Heel en de liberale advocaat Smit. Zij vonden elkaar in een gedeeld belang en een gedeelde interesse, waardoor het mogelijk was iets nieuws te beginnen. Katholiek, gereformeerd en liberaal getinte artikelen werden probleemloos gebundeld in uitgaven van Die Goude, zonder dat de redactieleden elkaar naar het leven stonden.

Dit voorbeeld geeft aan dat verzuiling in Nederland lange tijd op veel terreinen een beproefde methode is geweest om met inachtneming van fundamentele verschillen een samenleving ordelijk te laten functioneren. Alleen al daarom blijf ik erbij dat het begrip Verzuiling een plek verdient in de canon.

Hartelijk dank voor uw aandacht

Dit bericht is geplaatst in Lezingen. Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.