Gouda: Laat Erasmus aan Rotterdam en palm Coornhert in!

Lezing uitgesproken op zaterdag 28 oktober 2006 ter gelegenheid van Erasmusdag in de Sint-Janskerk te Gouda

Dames en heren,

Wat heeft ons hier vandaag heengebracht? Alles lijkt af te hangen van die omslagmijderwijk2ene, schijnbaar zo onbetekenende vraag: waar is de grote Erasmus geboren? Blijkbaar hangt het louter van het antwoord op deze vraag af, of Gouda met enig recht van spreken een claim kan leggen op de geestelijke nalatenschap van deze grote geleerde. Ik hoor u al zuchten: wie maakt zich nou druk over zo iets pietluttigs als de vraag waar de wieg van Erasmus heeft gestaan?

Of vergissen wij ons en is het toch niet zo’n onbelangrijke kwestie? De Erasmiaanse geboortestrijd tussen Gouda en Rotterdam bracht bij mij het allereerste werkcollege in herinnering dat ik mocht volgen bij de Nijmeegse professor Poelhekke: groot kenner van de 17de eeuw. Het was een eerbiedwaardige grijze man, die als het ware leefde en dacht in het verleden. Hij sprak over prins Frederik Hendrik, zoon van Willem van Oranje, bij u misschien beter bekend onder zijn bijnaam de Stedendwinger. Over hem was Poelhekke een boek aan het schrijven. De professor begon zijn college met deze merkwaardige vraag: Waar is Frederik Hendrik niet geboren? Hij stelde de vraag zo’n dreigende toon, alsof alle aanwezige eerstejaars studenten die een verkeerd antwoord hierop zouden geven maar beter meteen een andere studie konden kiezen. Slechts schoorvoetend en zachtjes opperden sommigen onder ons dat het misschien Den Haag was. Nee, luidde zijn bitse antwoord. Amsterdam misschien? Neee. Utrecht dan? Neeee! Zoveel domheid in één collegezaal verzameld, de wanhoop viel van zijn gelaat af te lezen. En hij gaf ten langen leste zelf maar het antwoord: Frederik Hendrik was niet geboren in Antwerpen. Hij had daar wel ter wereld moeten komen maar dat ging niet door omdat de stad dreigde te worden ingenomen door de Spanjaarden. Zijn hoogzwangere moeder zag zich genoodzaakt naar het Noorden vluchten, waardoor Frederik Hendrik niet werd geboren in Antwerpen maar in Delft.

Volgens professor Poelhekke zou de prins zijn hele leven lang door dit gegeven geobsedeerd blijven. Als legeraanvoerder zou hij niets liever hebben willen doen dan deze fout uit de geschiedenis rechtzetten door Antwerpen te heroveren. Steeds weer werd dit voornemen echter gedwarsboomd door met name de Amsterdamse regenten. Zij gaven er de voorkeur aan dat hun grote concurrent Antwerpen buiten de Republiek bleef en lamgelegd zou worden door een blokkade van de Schelde. Poelhekke heeft zijn magistrale biografie van Frederik Hendrik geheel gebouwd rond deze geboorteplaatspsychologie van zijn held.

Het gegeven van iemands geboorteplaats, zo leert ons dit verhaal, kan dus wel degelijk van cruciaal belang zijn. Ik heb de indruk dat dit ook geldt voor Erasmus. In navolging van Poelhekke zou ik de vraag aan u kunnen stellen: waar werd Erasmus niet geboren? Sommige Gouwenaren onder u zouden ondeugend of overmoedig zeggen: hij werd niet in Rotterdam geboren. Erasmus daarentegen zou, als hij het zelf mocht zeggen of bij monde van zijn Rotterdamse vrienden van nu, stoïcijns betogen dat hij nou net niet in Gouda werd geboren. Zowel de Gouwenaars, als Erasmus en zijn Rotterdamse fans hebben daarvoor hun eigen beweegredenen.

Feitelijk hebben wij het hier over een bekend fenomeen uit de mentaliteitsgeschiedenis, namelijk processen van toe-eigening en van ont-eigening. Over Erasmus’ beweegredenen om Gouda te ont-eigenen en zichzelf steevast Roterodamus te noemen wil ik hier kort zijn: de geleerde had alle reden om zijn afkomst als onwettig kind van een pastoor en diens huishoudster te verdonkeremanen. Het was een schandvlek op hem en zijn familie, waaraan hij absoluut niet herinnerd wilde worden. Natuurlijk heeft hij dat nooit zo opgeschreven. Zoals Frederik Hendrik ook nooit letterlijk heeft opgeschreven of verklaard dat hij Antwerpen wilde heroveren omdat zijn moeder deze stad ooit hoogzwanger had moeten ontvluchten. Maar zoals Poelhekke rond dit gegeven durfde te psychologiseren, zo zouden historici toch iets meer lef moeten hebben om ook rond Erasmus te psychologiseren. Het kan toch geen toeval geweest zijn dat de grote Erasmus zich nog op zijn 29ste levensjaar een extra voornaam meende te moeten aanmeten: Desiderius, de

gewenste. Dat geeft toch wel aan hoezeer zijn ‘smuikgeboorte’, zoals Walvis het treffend noemt, hem bezighield.

Reliëf van keramiek

Reliëf van keramiek, met als randschrift de aanduiding dat Erasmus in Gouda is verwekt en in Rotterdam is geboren

Ook zijn moedwillige gegoochel met zijn geboortejaar doet vermoeden dat hij opzettelijk bezig is geweest met het uitwissen of vernevelen van zijn verleden. Waarom zou eenzelfde strategie rond zijn geboorteplaats dan niet geloofwaardig zijn? We hoeven hier echt geen grote, Davinci Code-achtige complotten achter te zoeken. Uitgaan van een gewone, diepmenselijke tragedie op grond waarvan Erasmus er alles aangelegen was om Gouda te ont-eigenen als zijn geboorteplaats, zou volstaan.

De grote geleerde mag dan alles in het werk hebben gesteld om Gouda te ont-eigenen, de Gouwenaren waren niet van zins hem los te laten. Zoveel is de afgelopen eeuwen ook wel duidelijk geworden. Dat blijkt ook vandaag weer. Want niets is immers zo aantrekkelijk voor een stad dan goede sier te kunnen maken met de naam en faam van een beroemdheid. En een beroemdheid was Erasmus; al bij zijn leven, maar ook in de vijf eeuwen die sedertdien verstreken zijn. Gouda heeft in al die tijd diverse pogingen gedaan om zich Erasmus toe te eigen. In mijn bijdrage aan het boek dat straks zal worden aangeboden aan een andere Rotterdamse geleerde van formaat, Jan van Herwaarden (ik zeg dat overigens zonder een zweem van ironie) laat ik zien dat daarbij wel sprake is geweest van golfbewegingen. Niet altijd was de stad even dol op hem. Er waren momenten van innige verbondenheid, die afgewisseld werden met lange periodes van grote afstandelijkheid. De oorzaken daarvoor zijn verschillend.

– Allereerst, zo heb ik net al aangegeven, was Erasmus dus geen gemakkelijke held om toe te eigenen, aangezien hij zelf aangaf niets met Gouda te maken te willen hebben.

– Daar kwam bij dat er een andere, heel slagvaardige kaper op de kust was: Rotterdam. Al heel vroeg wist de Maasstad Erasmus toe te eigenen door een standbeeld voor hem op te richten. Tot op de dag van gisteren werd zijn naam in de Rotterdam gekoesterd. Zo dragen een ziekenhuis, een universiteit, een kroeg, een brug en wat al dies meer zij zijn naam en soms zelfs zijn handtekening. Goudse toe-eigening wordt dan wel erg moeilijk. Maar misschien is er hoop: gisteren kozen de Rotterdammers de bokser Bep van Klaveren boven Erasmus als grootste Rotterdammer: blijkbaar bereidt de Maasstad zich toch voor op een gevecht met Gouda.

– Maar Gouda was evenmin eenduidig in zijn keus voor Erasmus. In ideologisch opzicht gaapte er bij tijden ook een kloof tussen de geleerde en de inwoners van deze stad. Toen de stad nog braaf katholiek was hadden sommige vooraanstaande Gouwenaars problemen met zijn harde kritiek op de Roomse kerk. Toen de stad daarna calvinistisch-gereformeerd was voelden de machthebbers van toen evenmin verwantschap met hun stadgenoot van weleer, omdat hij weliswaar kritisch was op de katholieke kerk, maar deze kerk wel trouw was gebleven.

Al met al was het voor Gouda dus niet eenvoudig om Erasmus toe te eigenen. Toch is het diverse keren geprobeerd:

– al bij zijn leven bestond hier grote waardering voor hem. Op voorspraak van het stadsbestuur schonken de Staten van Holland de toen al in Zwitserland wonende geleerde een juweel, in de vorm van een groot geldbedrag; in zijn klooster Stein bij Haastrecht werden zijn geschriften driftig gekopieerd en een deel van de Goudse Glazen zijn geïnspireerd op zijn gedachtegoed.

– De stadgeschiedschrijver Walvis deed in diens Beschryvinge van die Goude uit 1714 de eerste serieuze poging tot toe-eigening. Walvis en zijn medegeestelijken van de Bisschoppelijke Cleresie lagen overhoop met Rome en het is tegen die achtergrond niet verwonderlijk dat hij grote verwantschap voelde met van iemand die ook zware kritiek had op de kerk maar niet wilde breken. Walvis putte zich uit in argumenten om Erasmus tot Gouwenaar te maken en schreef letterlijk: Die Goude eigend haar den grooten Erasmus toe.

– Walvis verloor zijn strijd met Rome en Gouda haar belangstelling voor Erasmus. Een eeuw later schreef de Goudse regent De Lange van Wijngaerden zijn stadsgeschiedenis, maar hij doet niet meer dan een schuchtere poging toe toe-eigening van Erasmus.

– Zoals zo vaak moest Erasmus het hier niet hebben van stadsbestuurders maar van burgers. Het was dominee Vorstman die met de publicatie van een in ons boek veelvuldig aangehaalde en integraal vertaalde notitie uit het Goudse archief, in 1845 de Goudse aanspraken opnieuw uit de kast haalde. In deze notitie wordt beweerd dat de Goudse arts Reinier Snoy gezegd zou hebben dat het hem veel geld waard was geweest als Erasmus de waarheid had gezegd over zijn Goudse afkomst.

– Het duurde echter nog tot 1936 voor Gouda weer serieuze avances maakte in de richting van Erasmus. Maar met de liefde was het toen echt goed raak. Hij werd nu niet genaast als icoon van geleerdheid, maar als een symbool van vrede en verdraagzaamheid. Tegen de pikdonkere achtergrond van een naderende wereldoorlog putte Gouda zich uit zijn tegenstribbelende zoon in de schijnwerpers te zetten met een expositie, een speciale huis-aan-huis verspreide krant, een toneelstuk en zelfs een ministeriële steenlegging in de kloosterboerderij van Stein, op de plek waar ooit het klooster stond.

– Toen kwam de oorlog en leek Gouda Erasmus definitief aan Rotterdam te laten. Bij de grote expositie in Boymans van Beuningen in 1969 lieten politici en geleerden uit Gouda geen enkele tegengeluid meer horen, maar werkten zelfs braaf mee aan het welslagen van het evenement.

– En dan plotseling is het 2005 en zijn er drie lekenbroeders, Maurits Tompot, Bud Oostrom en Nico Habermehl, die de kat de bel aanbonden. Erasmus wordt weer toege-eigend. Maar als wat: niet als symbool van geleerdheid of symbool van verdraagzaamheid. Als uithangbord voor stedelijke roem misschien? Als toeristische trekker misschien? Of als romanheld van een fantasierijke koster?

Dames en heren,

Voor mijzelf ben ik er wel uit. Erasmus is in Gouda geboren maar wil hier niets van weten. Laten we daarom Erasmus’ eigen wens respecteren en hem aan Rotterdam gunnen. We hebben er in elk geval voor gezorgd dat hij wederom in het blikpunt van de belangstelling is komen te staan. Maar laten we ons vooral niet blindstaren op hem. Gouda heeft meer grootheden binnen haar poorten gehad die het toe-eigenen meer dan waard zijn. Voor mij staat daarbij één persoon met stip bovenaan: iemand die zijn volkstaal trouw bleef, Gouda wel zeer toegenegen was en hier naar toekwam om er in volledige vrijheid te werken en dood te gaan. Ik doel hier op Dirck Volckertszoon Coornhert. Hij werd geboren in 1522, dus we hebben nog zestien jaar om een volgende speciale Tidinge over deze grote Gouwenaar voor te bereiden.

Dank u voor uw aandacht

Dit bericht is geplaatst in Lezingen met de tags , . Bookmark de permalink.

Reacties zijn gesloten.